SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2009-2010 Zitting 2009-2010
________________
13 octobre 2009 13 oktober 2009
________________
Question écrite n° 4-4756 Schriftelijke vraag nr. 4-4756

de Nele Jansegers (Vlaams Belang)

van Nele Jansegers (Vlaams Belang)

à la ministre des PME, des Indépendants, de l'Agriculture et de la Politique scientifique

aan de minister van KMO's, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid
________________
Service public fédéraux - Cellules stratégiques - Port d'un foulard Federale overheidsdiensten - Beleidscellen - Dragen van een hoofddoek 
________________
ministère
fonction publique
fonctionnaire
personnel contractuel
islam
vêtement
devoirs du fonctionnaire
relation Église-État
symbole religieux
ministerie
overheidsapparaat
ambtenaar
personeel op contractbasis
islam
kledingstuk
plichten van de ambtenaar
verhouding kerk-staat
religieus symbool
________ ________
13/10/2009Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 13/11/2009)
16/11/2009Antwoord
13/10/2009Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 13/11/2009)
16/11/2009Antwoord
________ ________
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-4747
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-4748
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-4749
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-4750
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-4751
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-4752
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-4753
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-4754
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-4755
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-4757
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-4758
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-4759
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-4760
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-4761
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-4762
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-4763
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-4764
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-4765
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-4766
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-4767
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-4768
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-4747
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-4748
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-4749
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-4750
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-4751
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-4752
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-4753
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-4754
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-4755
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-4757
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-4758
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-4759
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-4760
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-4761
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-4762
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-4763
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-4764
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-4765
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-4766
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-4767
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-4768
________ ________
Question n° 4-4756 du 13 octobre 2009 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 4-4756 d.d. 13 oktober 2009 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Début juillet 2009, je vous ai posé une question à propos de votre position concernant le port d'un foulard dans votre cellule stratégique et dans les services et instituts qui relèvent de votre compétence (questions écrites n°s 4-3727 à 4-3748). Par lettre du 6 juillet 2009, la Chancellerie du Premier ministre vous a fait savoir qu'il revenait au seul ministre de la Fonction publique de répondre à ce sujet et que dans votre réaction, vous ne pouviez renvoyer qu'à la réponse dudit ministre.

J'ai entre-temps reçu la réponse du ministre de la Fonction publique (question n° 4-3731). Elle est encore très imprécise sur le fait de savoir si les fonctionnaires sont autorisés ou non à porter un foulard. Le ministre concerné refuse en effet de se prononcer et reporte la prise de décision en cette matière sur les présidents du comité de direction et les autres fonctionnaires dirigeants. Sa conclusion est en tout cas la suivante: Laissons donc les présidents de comité de direction et autres fonctionnaires dirigeants assumer leurs responsabilités, dans le cadre de la réglementation actuelle.

Afin d'obtenir une réponse à mes questions concrètes, je m'adresse par conséquent de nouveau aux ministres et secrétaires d'État compétents.

D'où les questions suivantes:

1. Pouvez-vous me dire, pour chaque service qui relève de votre responsabilité/compétence ou pour votre cellule stratégique comment “les présidents de comité et autres fonctionnaires dirigeant ont pris leurs responsabilités dans le cadre de la réglementation actuelle en ce qui concerne la question du port d'un foulard par des fonctionnaires durant les heures de service ?

a. A-t-on déjà été confronté au problème du port d'un foulard ? En d'autres termes, y a-t-il ou y a-t-il eu dans ces services des musulmanes qui portent un foulard ou ont souhaité en porter un ?

b. Quelles décisions ont-elles déjà été prises à ce sujet ? Le port d'un foulard est-il autorisé et dans l'affirmative, dans quelles circonstances ? Quels critères ont-ils été pris en considération à cet égard ?

c. Si aucune décision n'a encore été prise, des instructions ont-elles été rédigées en la matière, compte tenu du fait que ce problème se posera vraisemblablement, tôt ou tard ?

2. Des décisions ont-elles déjà été contestées en la matière devant un tribunal ou auprès du Centre pour l'égalité des chances et la lutte contre le racisme ?

 

Begin juli 2009 stelde ik u een vraag omtrent uw standpunt inzake het dragen van het hoofddoek in uw beleidscel en in de diensten en instellingen die onder uw voogdij staan (schriftelijke vragen nrs. 4-3727 tot 4-3748). Bij brief van 6 juli 2009 deelde de Kanselarij van de eerste minister u mee dat het enkel aan de minister van Ambtenarenzaken was hierop een antwoord te verstrekken en mocht u in uw antwoord enkel verwijzen naar het antwoord van deze minister.

Ik heb intussen dit antwoord van de minister van Ambtenarenzaken (vraag nr. 4-3731) ontvangen. Het laat alvast nog veel onduidelijkheid bestaan over het al dan niet toegelaten zijn van het dragen van een hoofddoek door ambtenaren. De bevoegde minister weigert immers zelf kleur te bekennen en schuift het nemen van een beslissing in deze aangelegenheid in feite af op de schouders van de voorzitters van het Directiecomité en andere leidinggevende ambtenaren. Zijn conclusie is immers: " De voorzitters van het Directiecomité en andere leidinggevende ambtenaren dienen dus hun verantwoordelijkheden op te nemen in het kader van de huidige reglementering. "

Om een antwoord op mijn concrete vragen te krijgen kom ik bijgevolg terug uit bij de bevoegde ministers en staatssecretarissen.

Vandaar de volgende vragen:

1. Kan u mij voor uw beleidscel en elke dienst of instelling die onder uw verantwoordelijkheid / voogdij staan meedelen hoe " de voorzitters van het Directiecomité en andere leidinggevende ambtenaren hun verantwoordelijkheden hebben opgenomen in het kader van de huidige reglementering " met betrekking tot de problematiek van het al dan niet toelaten van het dragen van een hoofddoek door ambtenaren tijdens de diensturen?

a. Heeft de problematiek van het dragen van een hoofddoek zich al voorgedaan, zijn er met andere woorden in deze diensten moslima's (geweest) die een hoofddoek dragen of wensten te dragen?

b. Welke beslissingen werden in dat verband al genomen? Is het dragen van een hoofddoek toegelaten en zo ja, in welke omstandigheden wel en in welke niet? Welke criteria werden er daarbij in ogenschouw genomen?

c. Indien er nog geen beslissingen werden genomen, worden hierover dan instructies opgesteld, gelet op het feit dat deze problematiek zich vroeg of laat wellicht toch eens zal voordoen?

2. Werden beslissingen dienaangaande ooit al aangevochten voor een rechtbank of bij het Centrum voor gelijkheid van kansen en racismebestrijding? Zo ja, wat was de uitslag daarvan?

 
Réponse reçue le 16 novembre 2009 : Antwoord ontvangen op 16 november 2009 :

En ce qui concerne l’AFSCA :

1. Le Comité de Direction de l’Agence fédérale pour la Sécurité de la Chaîne alimentaire ne s’est jamais prononcé sur ce sujet.

1.a Il n’y a pas encore eu de personne musulmane dans le personnel qui ait déclaré vouloir porter le foulard.

1.b Le sujet n’a donc jamais pu être porté à l’ordre du jour.

1.c Aucune instruction n’a été donnée, même dans une optique future où le cas ci-dessus évoqué se présenterait.

2. Rien n’a été porté concernant ce sujet devant le Tribunal ou le Centre d’Égalité des Chances.

En ce qui concerne le CERVA

1.a. Oui

1.b. Le règlement de travail du CERVA ne présente aucun article concernant le port de signes religieux dans les sites du CERVA. Le port du voile n’est donc pas interdit au CERVA.

1.c. Tant que le port du voile ne compromet pas le travail, par exemple pour des raisons de (bio)sécurité, celui-ci n’est pas interdit.

2. Non

En ce qui concerne BIRB :

Point 1. a) Non.

b) Le BIRB n’a aucune règle interne relative au port du foulard.

c) La direction générale du BIRB estime qu’un problème éventuel qui pourrait surgir devrait pouvoir être réglé amiablement. Cela explique l’absence de règlementation interne à ce sujet.

Point 2. Non

En ce qui concerne l’Institut national d'assurances sociales pour travailleurs indépendants (INASTI) :

1.a. Quelques personnes voilées travaillent à l'INASTI. Ces personnes n'entrent pas en contact avec le public.

1.b. Le port du voile n'est pas interdit. Comme tous les agents de l'État, les membres du personnel de l'INASTI sont cependant soumis aux dispositions de l'article 8 de l'arrêté royal du 2 octobre 1937, qui stipule que lorsqu'il est, dans le cadre de ses fonctions, en contact avec le public, l'agent de l'État évite toute attitude, toute présentation qui pourraient être de nature à ébranler la confiance du public en sa totale neutralité.

1.c. L'INASTI n'a, jusqu'à présent, rédigé aucune instruction à ce sujet.

2. Non.

En ce qui concerne la DG Indépendants :

Je ne dispose pas des données demandées pour la DG Indépendants du Service public fédéral (SPF) Sécurité Sociale. En effet, je ne suis compétente que sur le plan de la matière.

Pour toutes les autres questions (personnel, logistique, etc.) relatives au SPF Sécurité Sociale, et donc aussi pour la DG Indépendants, c’est la Ministre des Affaires Sociales qui est compétente.

En ce qui concerne le SPF Économie

J’ai l’honneur de référer à la réponse qui sera donnée par mon collègue le Ministre pour l’Entreprise et la Simplification, M. Vincent Van Quickenborne.

En ce qui concerne la Politique scientifique fédérale :

1. La Politique scientifique fédérale n’a pas établi de règles en ce qui concerne le port de signes religieux par les membres du personnel (en contact ou non avec le public). Il y a quelques membres féminins du personnel qui portent un foulard. Ces personnes ne sont pas en contact direct avec le public.

2. Aucune décision à ce sujet n’a été portée devant un tribunal ou devant le Centre pour l’égalité des chances et la lutte contre le racisme.

Wat het FAVV betreft :

1. Het Directiecomité van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen heeft zich hierover nooit uitgesproken.

1.a Er is nog nooit een moslima onder ons personeel geweest die te kennen gaf dat zij de hoofddoek wenste te dragen.

1.b Het onderwerp is nog nooit aan de orde geweest.

1.c Er werd geen enkele instructie gegeven, ook niet met het oog op de mogelijkheid dat dit geval zich in de toekomst zou voordoen.

2. Er werd dienaangaande niets aangevochten voor een rechtbank of het Centrum voor gelijkheid van kansen.

Wat het CODA betreft :

1.a. Ja

1.b. Het arbeidsreglement van het CODA omvat geen artikel omtrent het dragen van religieuze tekens in de sites van het CODA. Het dragen van het hoofddoek is dus niet verboden bij het CODA.

1.c. Zolang het dragen van het hoofddoek het werk niet belemmert, bij voorbeeld voor redenen van (bio)veiligheid, is het niet verboden.

2. Nee

Wat de BIRB betreft :

Punt 1. a) Neen.

b) Het BIRB heeft geen interne regels die handelen over het dragen van een hoofddoek.

c) De leiding van het BIRB is van mening dat mogelijke problemen hieromtrent in der minne zouden moeten worden opgelost. Dit verklaart eveneens waarom hierover geen interne regels bestaan.

Punt 2. Neen.

Wat betreft het Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen (RSVZ) :

1.a. Bij het RSVZ werken enkele personen die een hoofddoek dragen. Deze personen komen niet in contact met het publiek.

1.b. Het dragen van een hoofddoek wordt niet verboden. Zoals alle rijksambtenaren, zijn de personeelsleden van het RSVZ echter gehouden aan de bepalingen van het artikel 8 van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937, dat bepaalt dat de rijksambtenaar, wanneer hij bij zijn ambtsuitoefening in contact komt met het publiek, elke houding en elk voorkomen vermijdt die van die aard zouden kunnen zijn dat ze het vertrouwen van het publiek in zijn volledige neutraliteit in het gedrang zouden kunnen brengen.

1.c. Tot nu toe heeft het RSVZ hierover geen instructies opgesteld.

2. Neen.

Wat de DG Zelfstandigen betreft :

Aangezien ik enkel inhoudelijk bevoegd ben voor de DG Zelfstandigen van de Federale Overheidsdienst (FOD) Sociale Zekerheid, beschik ik niet over de gevraagde gegevens. Voor alle andere onderwerpen (personeel, logistiek, enz.) met betrekking tot de FOD Sociale Zekerheid, en dus ook tot de DG Zelfstandigen, is het de minister van Sociale Zaken die bevoegd is.

Ik heb de eer te verwijzen naar het antwoord dat door mijn collega de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen, de heer Vincent Van Quickenborne, zal verstrekt worden.

Wat het Federaal Wetenschapsbeleid betreft :

1. Het Federaal Wetenschapsbeleid heeft geen specifieke regels rond het dragen van religieuze tekens door personeelsleden (in contact of niet met het publiek), en gaat zeer tolerant in dit opzicht. Er zijn enkele vrouwelijke personeelsleden die een hoofddoek dragen. Deze personen hebben geen rechtstreeks contact met het publiek.

2. Geen van beslissingen dienaangaande werd aangevochten voor een rechtbank of bij het Centrum voor gelijkheid van kasen en racismebestrijding.