SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2008-2009 Zitting 2008-2009
________________
26 aôut 2009 26 augustus 2009
________________
Question écrite n° 4-4226 Schriftelijke vraag nr. 4-4226

de Paul Wille (Open Vld)

van Paul Wille (Open Vld)

à la ministre des PME, des Indépendants, de l'Agriculture et de la Politique scientifique

aan de minister van KMO's, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid
________________
Agriculture et horticulture - Brevets - Monopole - Approvisionnement alimentaire Land- en tuinbouw - Octrooien - Monopolie - Voedselvoorziening 
________________
secteur agricole
horticulture
biotechnologie
semence
brevet
monopole
indépendance alimentaire
obtention végétale
reproduction végétale
landbouwsector
tuinbouw
biotechnologie
zaad
octrooi
monopolie
onafhankelijkheid van voedselhulp
kwekersrecht
plantaardige reproductie
________ ________
26/8/2009Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 24/9/2009)
28/8/2009Dossier gesloten
26/8/2009Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 24/9/2009)
28/8/2009Dossier gesloten
________ ________
Question n° 4-4226 du 26 aôut 2009 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 4-4226 d.d. 26 augustus 2009 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Les entreprises de semences craignent une pénurie alimentaire si les multinationales de biotechnologie renforcent leur mainmise sur l’agriculture et l’horticulture par le biais de brevets. De tels monopoles entraveraient le renouvellement nécessaire de végétaux.

Les entreprises de semences ont pu autrefois mener librement des expériences avec les végétaux de concurrents, mais les entreprises de biotechnologie s’y opposent à présent en invoquant leurs brevets. Le droit des brevets est en vigueur depuis peu dans l’agriculture et l’horticulture. Auparavant, la propriété intellectuelle était réglée par le biais du droit d’obtention végétale, plus étendu.

Aux Pays-Bas, des acteurs de la biotechnologie, comme Monsanto (États-Unis) et Syngenta (Suisse) ont demandé par écrit au gouvernement néerlandais de rejeter la demande des cultivateurs de maintenir leur droit habituel de développer de nouvelles variétés avec leurs végétaux respectifs.

Selon le Centrum Genetische Bronnen néerlandais de la Wageningse Universiteit, il est essentiel que les entreprises de semences continuent à développer de nouvelles variétés. Les champignons, les maladies et les insectes s’adaptent aux nouveaux végétaux qui ont de ce fait une durée de vie limitée. Le développement de nouvelles variétés est donc une course permanente contre la montre.

Les entreprises de biotechnologie utilisent depuis les années 80 des brevets pour protéger leur technique d’amélioration. En raison de l’importante lutte de consolidation dans le secteur de la semence depuis l’arrivée de la biotechnologie, dix entreprises seulement maîtrisent les deux tiers du marché des « semences de marque ».

J’aimerais obtenir une réponse aux questions suivantes :

1) La ministre est-elle au courant des problèmes éventuels en matière de possibilité de développement de nouvelles semences et de nouveaux végétaux à la suite du monopole exercé par les titulaires de brevets de semences et de végétaux ? Dans la négative, va-t-elle s'informer et peut-elle donner des précisions ? Dans l’affirmative, comment réagit-elle à ces problèmes ?

2) Un problème se pose-t-il aussi dans notre pays à la suite de l’interprétation et/ou de la réglementation trop rigides en ce qui concerne les brevets sur les semences et les végétaux, ainsi que les possibilités pour les entreprises de semences de développer de nouvelles variétés ?

3) Les acteurs de la biotechnologie ont-ils déjà écrit à la ministre ou pris contact avec elle pour empêcher les entreprises de semences de développer de nouvelles variétés à partir des semences existantes sans l’autorisation des titulaires de brevets ? Dans l’affirmative, quelles entreprises ont-elles contacté la ministre, qu’ont-elles demandé et comment a-t-elle réagi à leurs demandes ?

4) La ministre est-elle favorable à la liberté des cultivateurs concurrents de développer de nouvelles variétés avec leurs végétaux respectifs ? Dans la négative, pourquoi ? Peut-elle expliquer cela dans le détail ? Dans l’affirmative, comment compte-t-elle l'imposer ?

5) La ministre ne craint-elle pas que l’attitude de certaines entreprises de biotechnologie ne mette en danger l’approvisionnement alimentaire puisque les champignons, les maladies et les insectes s’adaptent aux nouveaux végétaux qui ont ainsi une durée de vie limitée et que les cultivateurs ne peuvent développer suffisamment de nouvelles variétés en raison du comportement rigide de certaines entreprises de biotechnologie ?

 

Zaadbedrijven vrezen gebrek aan voedsel als biotechnologie-multinationals via octrooien hun greep op de land- en tuinbouw versterken. Zulke monopolies zouden de noodzakelijke vernieuwing van gewassen belemmeren.

Zaadbedrijven mochten vroeger vrij experimenteren met de gewassen van concurrenten, maar biotechbedrijven verhinderen dat nu met een beroep op hun octrooien. Het octrooirecht geldt sinds kort in de land- en tuinbouw. Vroeger werd intellectueel eigendom geregeld via het ruimere ‘kwekersrecht’.

In Nederland hebben biotechnologische spelers als Monsanto (Verenigde Staten) en Syngenta (Zwitserland) de Nederlandse regering schriftelijk gevraagd niet in te gaan op de vraag van de kwekers om zoals vanouds de vrijheid te behouden die concurrerende kwekers het recht gaf om met elkaars gewassen nieuwe rassen te ontwikkelen.

Luidens het Nederlandse Centrum Genetische Bronnen van de Wageningse universiteit is het essentieel dat zaadbedrijven nieuwe variëteiten blijven ontwikkelen. Schimmels, ziekten en insecten passen zich aan nieuwe gewassen aan, die daardoor een beperkte levensduur hebben. Het ontwikkelen van nieuwe variëteiten is dus een permanente race tegen de klok.

Biotechnologische bedrijven gebruiken sinds de jaren tachtig octrooien om hun veredelingstechniek af te schermen. Door de grote consolidatieslag in de wereld van het zaad sinds de opkomst van biotechnologie beheersen slechts tien bedrijven twee derde van de markt voor ‘merkzaden’.

Graag kreeg ik een antwoord op de volgende vragen:

1) Is de geachte minister op de hoogte van mogelijke problemen inzake de mogelijkheid om nieuwe zaden en gewassen te ontwikkelen tengevolge monopolievorming bij de octrooihouders van zaden en gewassen? Zo neen, gaat zij zich informeren en kan zij dit toelichten? Zo ja, hoe reageert zij op deze problemen?

2) Is er ook in ons land een probleem tengevolge te rigide interpretatie en/of te rigide regelgeving wat betreft de octrooien op zaden en gewassen en mogelijkheden voor zaaibedrijven om nieuwe variëteiten te ontwikkelen?

3) Werd zij reeds aangeschreven of gecontacteerd door biotechnologische bedrijven om de te voorkomen dat zaadbedrijven nieuwe variëteiten uit bestaande zaden zouden ontwikkelen zonder de toestemming van de octrooihouders? Zo ja, welke bedrijven contacteerden haar en wat werd er gevraagd en hoe reageerde zij op hun aanvragen?

4) Is zij voorstander van de vrijheid voor concurrerende kwekers om met elkaars gewassen nieuwe rassen te ontwikkelen? Zo neen, waarom niet en kan zij dit toelichten? Zo ja, hoe gaat zij dit afdwingbaar maken?

5) Vreest zij niet dat de houding van bepaalde biotechnologische bedrijven de voedselvoorziening in gevaar brengen doordat schimmels, ziekten en insecten zich aanpassen aan nieuwe gewassen die daardoor een beperkte levensduur en kwekers onvoldoende nieuwe variëteiten kunnen ontwikkelen door de rigide houding van bepaalde biotechbedrijven?