BELGISCHE SENAAT
________
Zitting 2012-2013
________
22 november 2012
________
SENAAT Schriftelijke vraag nr. 5-7305

de Cindy Franssen (CD&V)

aan de staatssecretaris voor Sociale Zaken, Gezinnen en Personen met een handicap, belast met Beroepsrisico's, toegevoegd aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid
________
Automatische toekenning van rechten - Opvragen van informatie
________
armoede
sociale rechten
sociale uitkering
gereduceerde prijs
sociaal achtergestelde groep
________
22/11/2012Verzending vraag
14/11/2013Antwoord
________
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-7291
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-7292
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-7293
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-7294
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-7295
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-7296
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-7297
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-7298
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-7299
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-7300
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-7301
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-7302
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-7303
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-7304
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-7306
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-7307
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-7308
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-7309
________
SENAAT Schriftelijke vraag nr. 5-7305 d.d. 22 november 2012 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Heel wat rechten van burgers worden pas toegekend na een administratieve procedure waarbij het inkomen en/of het vermogen van de burgers wordt berekend en onderzocht. Dat betekent voor de burger heel wat administratieve beslommeringen en vaak brengt het ook heel wat emoties met zich: schaamte, schuld, onbegrip… Door rechten automatisch toe te kennen kunnen die administratieve procedures eenvoudiger en aangenamer worden voor de burger.

De federale regering engageert zich in het federale regeerakkoord 2011-2014 om, inzake de strijd tegen sociale uitsluiting en voor maatschappelijke integratie, "overal waar mogelijk de automatische opening van sociale rechten van het type "sociaal tarief" voor personen die aan de voorwaarden voldoen (onder meer energie, water, communicatie, NMBS) te versnellen. Zij zal de uitwisseling van informatie terzake aanmoedigen en voldoende communiceren over de sociale rechten toegekend aan de begunstigden." Staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke integratie en Armoedebestrijding, Maggie De Block bevestigde dit engagement eveneens in haar Algemene Beleidsnota van 12 januari 2012.

Ook in het Federaal Plan Armoedebestrijding (FPA) lezen we dat de federale regering bereid is om de overheidsdiensten toegankelijker te maken voor de burgers: "De overheidsdiensten toegankelijk maken voor alle burgers houdt dus in dat de meest kwetsbare burgers worden geïdentificeerd en dat de rechten waarop ze aanspraak kunnen maken automatisch worden toegekend." Uit verschillende acties van het FPA blijkt dat die automatische toekenning van rechten op verschillende domeinen een plaats zal krijgen: een sociaal tarief voor energieleveringen (actie 32), efficiëntere informatieverwerving bij de werking van de DAVO (actie 50), snellere en eenvoudige toekenning van de verhoogde tegemoetkoming van ziekteverzekering (actie 78)…

De Vlaamse regering gelast alle Vlaamse ministers om hun betrokken administraties op te dragen om waar nodig voorstellen tot aanpassing uit te werken om de automatische toekenning van rechten op hun respectieve beleidsdomein te verwezenlijken. Via deze maatregel wordt verzekerd dat elk departement toegankelijk is voor alle burgers en dat de rechten automatisch worden toegekend aan elke burger die er recht op heeft. Er wordt met andere woorden voor een integrale aanpak geopteerd. Binnen de federale regering is een dergelijke maatregel echter nog niet terug te vinden.

Graag had ik van de minister/staatssecretaris vernomen:

1) Wat wordt binnen het federale beleid specifiek verstaan onder een "automatische toekenning van rechten"? Uit welke verschillende maatregelen en aspecten bestaat die automatische toekenning?

2) Op welke manier wordt momenteel verzekerd dat elke federale minister of staatssecretaris erover waakt dat de rechten binnen zijn beleidsdomein automatisch worden toegekend? Indien hierrond nog geen maatregel bestaat, zal zo'n maatregel worden genomen? Waarom wel/niet?

3) Op welke beleidsdomeinen worden rechten automatisch toegekend? Graag een overzicht van alle rechten die automatisch worden toegekend per beleidsdomein onder de bevoegdheid van de betreffende minister/staatssecretaris.

4) Wordt bij de beleidsdomeinen waarbij de automatische toekenning van rechten reeds wordt gehanteerd een evaluatie uitgevoerd inzake de toegankelijkheid van administratieve procedures, de tevredenheid van de burger en de efficiëntie van de automatische toekenning?

Zo ja, wanneer wordt ze uitgevoerd? Hoe krijgt de evaluatie vorm en hoe wordt ze georganiseerd? Wat zijn de resultaten van de evaluatie?

Zo neen, waarom niet? Zal een evaluatie worden gepland? Wanneer?

5) Op welke manier geeft de minister/staatssecretaris de diensten onder zijn/haar bevoegdheid de mogelijkheid om de nodige informatie voor de administratieve procedure te verkrijgen zonder dat zij dit moeten opvragen aan de burger? Op welke manier worden de kwetsbare burgers en/of de burgers die aanspraak kunnen maken op een bepaald recht geïdentificeerd?

Antwoord ontvangen op 14 november 2013 :

Als antwoord op uw vragen betreffende de automatische toekenning van rechten van burgers , kan ik u voor de Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers (RKW), de Directie-generaal Personen met een handicap (DGHan), het Fonds voor de beroepsziekten (FBZ), , het Fonds voor arbeidsongevallen (FAO) en het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering (RIZIV) de volgende informatie meedelen.

• Wat betreft de RKW:

1. Voor de kinderbijslagsector is wettelijk niet voorzien in automatische toekenning van het recht. Bovendien maken de verschillende wetgevingen (voor het recht op kinderbijslag zijn er vier regelingen) met hun complexiteit, specifieke kenmerken en verschillende schalen die automatische toekenning structureel ondoenbaar zonder compleet kadaster waarin alle sociale actoren, werknemers en zelfstandigen, opgenomen zijn.

Maar afgezien van de sector van de zelfstandigen is een automatisch onderzoek naar het recht ingevoerd om de gezinnen, en vooral de minst draagkrachtige onder hen, mogelijk te maken hun kinderbijslag te ontvangen met een minimum aan zelf te ondernemen administratieve stappen. Dat automatisch onderzoek naar het recht op kinderbijslag bestaat erin dat een kinderbijslaginstelling het dossier van de sociaal verzekerde onderzoekt zodra ze om het even welke informatie ontvangt waaruit afgeleid kan worden dat die sociaal verzekerde mogelijk recht heeft op kinderbijslag. Elke betaalinstelling kan het recht onderzoeken, zelfs als ze niet bevoegd is omdat de sociaal verzekerde in kwestie niet voor een van haar aangeslotenen werkt. Die informatie kan afkomstig zijn van een papieren bron, zoals een aanvraag van de verzekerde zelf of van gelijk welke andere persoon die betrokken is bij het recht op kinderbijslag voor een rechtgevend kind (ouders, OCMW, ziekenfonds, werkloosheids-dienst, enz.) of via een elektronisch bericht over een socio-professionele of gezinssituatie. Een kinderbijslaginstelling die een dergelijk bericht ontvangt, moet dan onmiddellijk beginnen met het onderzoek naar het recht op kinderbijslag. Voor dat automatische onderzoek naar het recht zijn werkinstrumenten ingevoerd en schikkingen getroffen, en de reglementering is dienovereenkomstig aangepast (cf. punt 3). Het automatische onderzoek naar het recht en de schikkingen om het toe te passen, betekenen een aanzienlijke verlichting van de administratieve lasten voor de gezinnen.

2. Als Staatssecretaris voor Sociale Zaken, kan ik nagaan of de kinderbijslagfondsen die verplichting om automatisch het recht te onderzoeken naleven, via het jaarlijks algemeen verslag over het administratief beheer van de kinderbijslagfondsen. Dat verslag bevat de vaststellingen gedaan door de RKW bij de kwaliteitscontrole op de correcte toepassing van de wetgeving door de kinderbijslagfondsen in het kader van zijn algemene bevoegdheid. Het verslag wordt voorgesteld aan het Beheerscomité van de Rijksdienst, waarvan de regeringscommissaris die de staatssecretaris vertegenwoordigt, lid is.

Sinds 2012 gebeurt een dergelijke controle ook bij de overheidsinstellingen die zelf de kinderbijslag toekennen aan hun personeel. Bovendien heeft de Rijksdienst zich er in zijn nieuwe bestuursovereenkomst toe verbonden ook de RKW als betaalinstelling te controleren.

3. De kinderbijslaginstellingen en de RKW onderzoeken automatisch het recht op kinderbijslag sinds 2004 en de overheidsinstellingen doen dat sinds 2008. Er moet wel een opmerking gemaakt worden in verband met de gewaarborgde gezinsbijslag. In die sector gebeurt het onderzoek wegens het zeer specifieke karakter van die regeling door de dienst gewaarborgde gezinsbijslag van de RKW en niet door een andere kinderbijslaginstelling.

Om het recht op kinderbijslag te kunnen vaststellen hebben de kinderbijslaginstellingen heel wat informatie nodig over de socio-professionele situatie van alle gezinsleden van het rechtgevend kind. Het recht op kinderbijslag is namelijk een afgeleid recht, d.w.z. het is afhankelijk van gekwalificeerde gegevens afkomstig van de RSZ, de RVA en het RIZIV. Die gegevens zijn onmisbaar om een recht op kinderbijslag toe te kennen voor kinderen van actieve, zieke of werkloze werknemers. Vóór de invoering van het automatische onderzoek naar het recht dienden de sociaal verzekerden om hun recht te doen gelden niet alleen een formele aanvraag in te dienen maar ook zelf al die gegevens te bezorgen.

Dus zijn in het kader van de administratieve vereenvoudiging en om het automatische onderzoek naar het recht mogelijk te maken nieuwe schikkingen getroffen en nieuwe instrumenten uitgewerkt om gegevens te verkrijgen die beschikbaar zijn bij de authentieke bron om die niet langer aan te gezinnen te moeten vragen. Het gaat om de volgende schikkingen en instrumenten:

a. de ingebruikneming van het kadaster van de kinderbijslag,

b. de invoering van de actoren in het kadaster,

c. de verspreiding van de gegevensstromen,

d. het versturen van brevetten tussen kinderbijslaginstellingen.

a. Het kadaster

Het kadaster van de kinderbijslag is een database die sinds juli 2004 operationeel is. Het bevat alle relevante gegevens over de actoren van de kinderbijslagdossiers en via dat kadaster kunnen de gegevens veilig uitgewisseld worden tussen de erbij betrokken kinderbijslaginstellingen.

b. De invoering van de actoren in het kadaster

In dat kadaster moeten door de RKW en de kinderbijslaginstellingen alle actoren van de dossiers (rechthebbende, bijslagtrekkende, rechtgevend kind en derde actoren) ingevoerd worden die door hun werk of omdat ze in een socio-professionele situatie zijn die bedoeld is in het kader van een wettelijke regeling voor sociale uitkeringen (bijvoorbeeld werkloosheid), een recht op kinderbijslag doen ontstaan. Op die manier worden de kinderbijslaginstellingen of de RKW via elektronische berichten op de hoogte gebracht van alle situaties die het recht op kinderbijslag kunnen wijzigen (ontstaan of vervallen van een recht, recht op een toeslag, enz.). Dat is bijzonder belangrijk in het kader van de toepassing van de wet van 20 juli 1971 tot instelling van gewaarborgde gezinsbijslag, die bepaalt dat de uitkeringen in kwestie een restkarakter hebben en dat dus alle mogelijke andere rechten prioritair toegekend moeten worden.

c. De gegevensstromen

De Rijksdienst heeft elektronische gegevensstromen in gebruik genomen afkomstig van externe leveranciers zoals het Rijksregister, het register van de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid, de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening, het algemeen repertorium van de zelfstandigen, het Fonds voor Arbeidsongevallen, de Hulpkas voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering, de OCMW's, de directie-generaal personen met een handicap van de FOD Sociale Zekerheid en de Vlaamse Gemeenschap.

De gegevens die de kinderbijslagsector via die gegevensstromen ontvangt zijn gekwalificeerd en dus moeten de kinderbijslaginstellingen zich daarop baseren om zonder verdere verificatie een recht vast te stellen. Ook vergemakkelijkt de ontvangst van die gegevens de vaststelling van het recht op gewaarborgde gezinsbijslag.

d. De gegevensoverdracht via het brevet van rechthebbende

Het brevet is ontworpen om relevante gegevens voor het recht op kinderbijslag over te dragen van een kinderbijslaginstelling die erover beschikt naar een andere kinderbijslaginstelling die ze nodig heeft om de betaling van de kinderbijslag over te nemen. Door die gegevensuitwisseling tussen instellingen wordt voorkomen dat de bevoegd geworden instelling het dossier opnieuw moet onderzoeken met het risico dat de betaling van de kinderbijslag bij een verandering van de socio-professionele of gezinssituatie onderbroken wordt.

Naast die onmisbare instrumenten voor het automatisch onderzoek naar het recht was er ook de wijziging van de reglementering inzake de provisionele betaling. Via de provisionele betaling wordt de kinderbijslag bij een eerste recht toegekend van zodra een kinderbijslaginstelling in het bezit is van een aanvraag en van een uittreksel uit het bevolkings- of het vreemdelingenregister waaruit de samenstelling blijkt van het gezin waartoe de kinderen behoren.

Ook de gewaarborgde gezinsbijslag kan in de vorm van voorschotten betaald worden, zelfs als nog niet vaststaat dat alle voorwaarden vervuld zijn.

Opmerking: elk document of gegeven afkomstig van een betrouwbare bron kan als een aanvraag beschouwd worden. De kinderbijslaginstelling moet dus niet over een formele aanvraag beschikken.

Bij een voortgezet recht wordt via de provisionele betaling de continuïteit van de betalingen verzekerd niettegenstaande wijzigingen in de socio-professionele of –gezinssituatie die de verdere betaling van de kinderbijslag uit hoofde van dezelfde rechthebbende in de weg kunnen staan.

De verplichting om de kinderbijslag verder provisioneel te betalen blijft bestaan zolang er een recht is in de werknemersregeling, hetzij bij de vroegere voorrangsgerechtigde rechthebbende, hetzij bij de nieuwe voorrangsgerechtigde rechthebbende. Maar het is duidelijk dat het recht achteraf gevalideerd moet worden aan de hand van de gekwalificeerde gegevens over de socio-professionele situatie van de nieuwe voorrangsgerechtigde rechthebbende. Er wordt daarentegen weinig provisioneel betaald in de regeling van de gewaarborgde gezinsbijslag. Dat gebeurt echter wel als een voorrangsrecht op basis van een activiteit als werknemer een einde stelt aan het recht op gewaarborgde gezinsbijslag.

Kortom: het recht kan automatisch onderzocht worden dankzij het kadaster van de kinderbijslag, de invoering van alle betrokken actoren in dat kadaster, de verspreiding van gegevensstromen die de kinderbijslaginstellingen informeren over alle wijzigingen in de socio-professionele of de gezinssituatie, de overdracht van het dossier van de oorspronkelijke naar de volgende instelling via het brevet en ten slotte dankzij de provisionele betaling waardoor onmiddellijk betaald kan worden bij een nieuwe aanvraag of verder betaald kan worden bij een wijziging in de socioprofessionele of de gezinssituatie.

Via het automatische onderzoek naar het recht kan zowel het recht op de basiskinderbijslag als het recht op een sociale toeslag vastgesteld worden. Als een kinderbijslaginstelling bericht krijgt dat een gezin een hoger bedrag zou kunnen krijgen, hetzij via de voorrangsgerechtigde rechthebbende, hetzij via bijvoorbeeld een ander gezinslid omdat de voorrangsgerechtigde rechthebbende of een ander gezinslid werkloos wordt (of ziek of gepensioneerd wordt, of in geval van overlijden) onderzoekt zij ambtshalve het recht op de toeslag. En ook als een kinderbijslaginstelling vaststelt dat er geen recht meer is in de werknemers- of de overheidssector, stuurt ze uit eigen beweging het dossier ofwel naar de sector van de zelfstandigen ofwel naar de dienst gewaarborgde gezinsbijslag van de RKW. De dienst gewaarborgde gezinsbijslag onderzoekt dus onmiddellijk of er recht is op die uitkeringen zonder dat het gezin daartoe een aanvraag moet doen.

Maar ook al moet het gezin in dat geval geen aanvraag doen, het kan wel gecontacteerd worden om alle informatie te geven die dienstig kan zijn voor de vaststelling van het recht en die niet ingewonnen kan worden via de gegevensstromen, met name over de bestaansmiddelen (als de aanvrager geen sociale bijstand ontvangt) of over het eventueel bestaan van met de kinderen verwante personen, hun adres en hun socio-professionele situatie, om na te gaan of er mogelijk een voorrangsrecht bestaat buiten het gezin waartoe de kinderen behoren.

Hoewel gesteld kan worden dat het automatische onderzoek naar het recht dank zij al die schikkingen in de grote meerderheid van de gevallen correct functioneert, zijn er twee minpunten:

1°) de zelfstandigen zijn nog niet in het kadaster opgenomen Daardoor is geen automatisch onderzoek mogelijk als een recht in de werknemersregeling overgaat naar de zelfstandigenregeling en

2°) er worden sociale toeslagen toegekend op basis van het statuut van de rechthebbende en het gezinsinkomen. De sociale situatie is bekend via de gegevensstromen. Maar er is nog geen gegevensstroom ontwikkeld met de inkomensgegevens van de sociaal verzekerden. Die informatie moet dus nog altijd rechtstreeks aan de sociaal verzekerden gevraagd worden.

Om daarin te voorzien heeft de Rijksdienst zich er echter in zijn bestuursovereenkomst toe verbonden een 'inkomensflux' op te zetten, de bestaande gegevensstromen over bestaansmiddelen aan te vullen en te verbeteren en een synergie tot stand te brengen met de zelfstandigensector om die de mogelijkheid te bieden zijn actoren in te voeren in het kadaster van de kinderbijslag.

4. De evaluatie van de correcte toepassing van het onderzoek naar het recht gebeurt door de controle op de kinderbijslaginstellingen en via de jaarlijkse evaluatie van de behoeften aan informatie op elektronische en papieren drager.

1°) De kinderbijslaginstellingen worden gecontroleerd door de controledienst van het departement Controle van de Rijksdienst.

De RKW controleert jaarlijks het administratief beheer van de kinderbijslaginstellingen om toezicht te houden op de kwaliteit van het dossierbeheer en van de dienstverlening aan de gezinnen, en onder meer de correcte toepassing van het automatisch onderzoek naar het recht. Wij wijzen erop dat het beheer van de kinderbijslagfondsen jaarlijks gesubsidieerd wordt, om die fondsen te responsabiliseren en daardoor hun werking te optimaliseren.

2°) De behoeften aan informatie op elektronische en papieren drager worden jaarlijks geëvalueerd.

Het doel van die jaarlijkse evaluatie is de formulieren aan te passen en ze te vervangen door elektronische gegevens en consultatie van gegevensbanken, altijd om de administratieve lasten voor de sociaal verzekerde te verminderen en zijn recht ambtshalve te onderzoeken.

5. De RKW informeert de gezinnen proactief over hun recht op gezinsbijslag zodat ze hun rechten volledig kunnen uitoefenen zonder enige voorafgaande kennis van de kinderbijslagreglementering.

De RKW voert dus een transparant en efficiënt informatie- en communicatiebeleid door:

• de gezinnen actuele en gemakkelijk toegankelijke informatie te bieden via de website van de RKW en door regelmatig informatiebulletins en persberichten te publiceren over actuele thema's of bij belangrijke wijzigingen in de regelgeving;

• via e-mail de bijgewerkte kinderbijslagschalen te verspreiden bij elke wijziging;

• folders te publiceren waarin de grote thema's van de kinderbijslagregle-mentering uitgelegd worden voor het grote publiek. Die folders worden gepubliceerd op de website.

Naast die algemene informatie levert de RKW ook individuele informatie. Met standaardbrieven worden de beslissingen in de kinderbijslagdossiers op consistente en begrijpelijke manier gemotiveerd. De gezinnen en de eerstelijnsvoorzieningen van de sociale sector kunnen ook per brief, telefonisch (gratis nummer) of per e-mail terecht bij de dienst Bemiddeling van de RKW om informatie te verkrijgen. Daarnaast worden de gezinnen persoonlijk ontvangen aan de frontdesk en in de regionale bureaus voor professionele sociale hulpverlening.

De RKW stelt ook modelformulieren ter beschikking om in heldere en begrijpelijke taal aan de gezinnen de informatie te vragen die alleen bij hen verkrijgbaar is. Daartoe vereenvoudigt, actualiseert en uniformeert de RKW voortdurend de bestaande formulieren om alleen de relevante informatie te vragen.

Ten slotte worden er controles aan huis gedaan om de gezinnen te controleren maar ook om door achtergestelde gezinnen op formulieren informatie te laten invullen die nog niet via de elektronische gegevensstromen verkregen kan worden.

• Wat betreft het FBZ

In principe is het fonds captief. Het FBZ moet gevat worden met een aanvraag, uitgaande van de betrokkene (of de rechthebbende), teneinde een dossier te kunnen openen.

Toch ijvert het FBZ ervoor om de betrokkenen in te lichten van al hun rechten, en wel op volgende concrete punten:

1. Conform art. 61 van de wetgeving moet de arbeidsgeneesheer aangifte doen van de gevallen van beroepsziekte of zelfs van een “vermoede” beroepsziekte. Meestal dient de betrokkene gelijktijdig of enkele dagen nadien een aanvraag in.

Bij het uitblijven van een aanvraag zal het Fonds voor de beroepsziekten zelf het initiatief nemen om de betrokkene aan te schrijven om hem aan zijn rechten te herinneren, hem uitnodigend om desgewenst een aanvraag in te dienen.

2. Indien het FBZ iemand vergoedt voor blijvende arbeidsongeschiktheid en het overlijden van betrokkene verneemt, zal het, indien de instelling aan de hand van de gegevens waarover ze beschikt van mening is dat de kans bestaat dat het overlijden mede door de beroepsziekte werd veroorzaakt, de gerechtigden aanschrijven en uitnodigen een aanvraag “overlijden” in te dienen.

3. Indien het FBZ een aanvraag ingevolge asbestblootstelling ontvangt en vaststelt dat betrokkene eveneens de voorwaarden vervult om een vergoeding vanuit het Asbestfonds te ontvangen.

4. Indien het Asbestfonds een aanvraag ontvangt en vaststelt dat betrokkene waarschijnlijk ook professioneel aan asbest werd blootgesteld.

• Wat betreft de DGhan

1. Stand van zaken van automatisering

a. De Directie-generaal personen met handicap werkt aan automatisering sinds

2005.

1) Automatisering ten aanzien van de producten van de Directie-generaal

Personen met een handicap (gerealiseerd) :

TEGEMOETKOMINGEN VOOR PERSONEN MET EEN HANDICAP :

• elektronische gegevensstromen

 afleiding gezinssamenstelling volgens wetgeving tegemoetkoming op basis van input van rijksregister van de natuurlijke personen (voor alle tegemoetkomingen),

 belastbare inkomsten (Taxi-As, voor inkomensvervangende tegemoetkoming en integratietegemoetkoming),

 arbeidsinkomsten en vervangingsinkomsten (Taxi-As, voor tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden),

 pensioenen (pensioenkadaster voor tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden),

 uitkeringen oorlogsslachtoffers (voor tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden).

• vereenvoudiging inlichtingenformulieren (“verklaringen voor het verkrijgen van de inkomensvervangende tegemoetkoming en integratietegemoetkoming”; “verklaring voor het verkrijgen van de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden”),

• verdere vereenvoudiging inlichtingenformulieren via communicatie (wie een aanvraag inkomensvervangende tegemoetkoming en integratietegemoetkoming indient en geen perspectief heeft om ten minste 7 punten vermindering zelfredzaamheid te halen voor moeilijkheden bij de dagelijkse activiteiten ingevolge de handicap, hoeft niet meer deel II van het formulier “evaluatie van de handicap” in te vullen). Hierdoor krijgt de DGhan een betere aansturing voor het proces van toekenning van de inkomensvervangende tegemoetkoming. “Anders inwinnen van inlichtingen”, dat is één van de grote werven die de DGhan voor de komende jaren op het oog heeft.

VOOR PARKEERKAART ( gerealiseerd).

• ophalen van pasfoto uit rijksregister van de natuurlijke personen, waardoor aanvragen voor een parkeerkaart waarvoor geen proces van erkenning van de handicap nodig is, eenvoudiger verlopen (telefonische aanvraag, aanvraag per e-mail).

• vereenvoudiging inlichtingenformulieren via communicatie:

 wie geen proces erkenning van de handicap nodig heeft, krijgt niet langer formulier “evaluatie van de handicap”

 wie proces erkenning van de handicap nodig heeft, maar vanwege de handicap geen grote moeilijkheden heeft in de algemene dagelijkse activiteiten of voor het verwerven van een arbeidsinkomen, hoeft niet deel I van het inlichtingenformulier “evaluatie van de handicap” in te vullen en, wat deel II betreft, enkel het gedeelte over de verplaatsingsmoeilijkheden.

2) Bijdrage voor automatisering sociale, fiscale en tarifaire maatregelen

• al bestaande elektronische gegevensuitwisselingen:

http://www.handicap.fgov.be/sites/5030.fedimbo.belgium.be/files/explorer/nl/bijlage-automatisch-toegekende-maatregelen-volwassenen.pdf

• Handiflux: www.handicap.fgov.be/nl/voor-professionals/handiflux

b. De ondervonden moeilijkheden bij automatisering.

De wetgeving van het sociaal gas- en elektriciteitstarief is niet voldoende afgestemd op ingangsdatum recht op tegemoetkoming aan personen met een handicap; de elektronische gegevensuitwisseling staat nog niet volledig op punt.

3) Projecten op korte, middellange of lange termijn

OP KORTE TERMIJN

• Communit-e (plus) light

 mogelijkheid om een aanvraag tegemoetkoming aan personen met een handicap ook te laten indienen bij het ziekenfonds (project “Communit-e (plus) light”). Hierdoor verlaagt de drempel voor het indienen van een aanvraag. Het proces hiervoor (wijziging van het koninklijk besluit houdende procedure tegemoetkomingen aan personen met een handicap) is lopende. Mogelijke realisatie rond april 2013.

 ook de OCMW’s zullen kunnen instappen in Communit-e (plus) light als ze erom vragen.

• wijziging van inkomen: een gerechtigde op een tegemoetkoming zal nog slechts één maal een wijziging van inkomen moeten melden. DGhan zal automatisch verhogingen van de tegemoetkoming toekennen, zo de wijziging van het inkomen daar aanleiding toe geeft. Zo wordt we een mogelijke “non take up” van rechten vermeden.

• verbetering van de aansturing wanneer een aanvraag voor een product wordt ingediend op het ogenblik dat er al een ander product van DGhan in afhandeling is: de aanvrager zal nog enkel de inlichtingenformulieren krijgen die nog bijkomend nodig zouden zijn. Zo wordt vermeden dat mensen hun rechten niet opnemen omdat ze de weg niet vinden in de inlichtingenformulieren.

OP MIDDELLANGE TERMIJN:

• vereenvoudiging van de wetgeving tegemoetkoming personen met een handicap, vervat in de grondige hervorming van het stelsel van de tegemoetkomingen. Met onder meer: het actief beheer door de DGhan van bestaande dossiers, waardoor de burger niet telkens opnieuw een nieuwe aanvraag moet indienen voor een verhoging van de tegemoetkoming aan personen met een handicap.

OP LANGE TERMIJN:

• mogelijke detectie van personen die in aanmerking kunnen komen voor een tegemoetkoming aan personen met een handicap door het samenbrengen en exploiteren van gegevens over moeilijkheden voor de dagelijkse activiteiten ingevolge de handicap, moeilijkheden inzake inkomsten uit arbeid ingevolge de handicap én/of inkomstengegevens.

• Wat betreft het FAO.

1.3.5.Binnen de sector arbeidsongevallen wordt gesproken over “automatische toekenning van rechten” indien de betrokkene zelf geen specifieke aanvraag moet indienen, maar het FAO of de wetsverzekeraar op basis van wettelijke criteria de rechthebbenden detecteert en het recht ambtshalve toekent.

Binnen de arbeidsongevallensector worden de volgende rechten ambtshalve toegekend:

- de aanpassingsbijslag

- de herwaarderingsbijslag

- de aanvullende bijslag

Slachtoffers van een arbeidsongeval hebben recht op de terugbetaling van gemaakte verplaatsingskosten. Aanverwanten hebben recht op terugbetaling van bezoekkosten. De voorwaarden tot terugbetaling zijn bepaald bij KB (21.12.1971). Om de terugbetaling van deze kosten te vereenvoudigen werd in overleg met de wetsverzekeraars een procedure uitgewerkt die de (semi-)automatische terugbetaling van deze kosten mogelijk maakt. De resultaten van dit overleg werden reeds in 2002 vastgelegd in de ministeriële aanschrijvingen 257 en 258.

Daarnaast legt de arbeidsongevallenreglementering op bepaalde scharniermomenten in de regeling van een arbeidsongeval, een informatieverplichting op aan het FAO of de verzekeringsondernemingen, zodat de betrokkenen expliciet en duidelijk van hun rechten op de hoogte zijn.

- De ministeriële aanschrijving 216 van 20 juni 1986 bepaalt dat de verzekeringsondernemingen 6 maanden vóór het verstrijken van de herzieningstermijn de getroffenen schriftelijk moeten informeren over de mogelijkheden die ze nog hebben om een eis tot herziening in te stellen.

- De verzekeringsondernemingen zijn ertoe gehouden alle getroffenen die in de mogelijkheid zijn om maximaal een derde van de waarde van de rente in kapitaal op te vragen hiervan na het verstrijken van de herzieningstermijn schriftelijk te informeren.

Eén van de opdrachten van de dienst voor sociale bijstand van het FAO is het informeren van slachtoffers en rechthebbenden naar aanleiding van een arbeidsongeval. In deze context worden huisbezoeken afgelegd en zitdagen georganiseerd.

De dienst voor sociale bijstand van het FAO deed onderzoek naar indicatoren die de maatschappelijke kwetsbaarheid van slachtoffers van arbeidsongevallen verhogen en ging na welke indicatoren in de gegevensbank van het Fonds zelf of in bestanden van andere diensten/organisaties terug te vinden zijn. De dienst voor sociale bijstand exploiteert voornamelijk de informatie uit eigen gegevensbank bij de creatie van de dossiers en ontwikkelt nieuwe werkwijzen (onder andere project “laaggeschoolden”) om de exploitatie van indicatoren van maatschappelijke kwetsbaarheid verder te optimaliseren en te integreren in de eigen aanpak.

Zo leggen de sociaal assistenten van het FAO spontaan huisbezoeken af bij slachtoffers van zware arbeidsongevallen. Bijkomende factoren zoals de leeftijd, de scholingsgraad en de aard van de letsels die de kwetsbaarheid van de getroffene nog verhogen, worden opgenomen in het dossier en laten de sociaal assistenten toe “informatie op maat” te verstrekken tijdens het huisbezoek. De meest kwetsbare slachtoffers worden prioritair bezocht. Ook de nabestaanden van slachtoffers van dodelijke arbeidsongevallen worden bezocht. Het Fonds gaat dus actief op zoek naar maatschappelijk kwetsbaren om hen van hun rechten op de hoogte te brengen en aldus een laagdrempelige dienstverlening te realiseren.

Daarnaast verzekert de dienst voor sociale bijstand zitdagen gespreid over het hele land. Alle slachtoffers of geïnteresseerden kunnen er terecht voor gratis, vlot bereikbare en laagdrempelige dienstverlening. De sociaal assistenten beantwoorden er alle vragen en brengen de gebruikers op de hoogte van hun rechten binnen de arbeidsongevallensector, aanverwante diensten en andere sectoren van de sociale zekerheid.

4. De dienst voor sociale bijstand organiseert zitdagen gespreid over het hele land. In uitvoering van de beheersovereenkomst van 2012 werd een tevredenheidsonderzoek bij de gebruikers van de zitdagen uitgevoerd. Er werd zowel gepeild naar de tevredenheid in verband met de gebruikte infrastructuur als naar de tevredenheid over de kwaliteit van de geleverde dienstverlening. De resultaten van deze bevraging waren zeer positief.

In de loop van 2015 zal een nieuwe bevraging gebeuren om de kwaliteit van de dienstverlening te handhaven. Indien nodig wordt de output van deze bevraging teruggekoppeld naar de andere diensten van het Fonds.

Sedert geruime tijd voert het Fonds twee maal per jaar een tevredenheidsonderzoek uit naar de kwaliteit van de telefonische dienstverlening. Uit de resultaten blijkt een grote tevredenheid van de gebruikers over de telefonische contacten met de diensten.

• Voor wat betreft het RIZIV wordt de nodige informatie omtrent uw vragen nog verzameld. Deze wordt u later overgemaakt.