BELGISCHE SENAAT
________
Zitting 2010-2011
________
22 juni 2011
________
SENAAT Schriftelijke vraag nr. 5-2597

de Yves Buysse (Vlaams Belang)

aan de vice-eersteminister en minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid
________
Sociale Inspectie - Cellen Mensenhandel en Risicosectoren (MERI) - Activiteiten
________
mensenhandel
arbeidsinspectie
zwartwerk
illegale werknemer
________
22/6/2011Verzending vraag
11/7/2011Antwoord
________
________
SENAAT Schriftelijke vraag nr. 5-2597 d.d. 22 juni 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

In de werkgroep " Mensenhandel " van de commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden van de Senaat werden in de eerste maanden van 2010 hoorzittingen gehouden, onder meer met vertegenwoordigers van de Sociale Inspectie.

Uit die hoorzittingen bleek dat in de Sociale Inspectie sinds tien tot vijftien jaar cellen Mensenhandel en Risicosectoren (MERI) bestaan in elke regio. Die cellen doen gerichte controles op de tewerkstelling van buitenlandse arbeidskrachten.

Het aandeel van de activiteit van de cellen MERI, lag in 2009 op 12 % van de afgehandelde dossiers en op 13 % van de bestede arbeidstijd.

In 2006 was de bestede arbeidstijd nog 20 %, in 2007 16 % en in 2008 13 %. Volgens de spreker had dat " ongetwijfeld te maken met de andere, eerder financiële prioriteiten die sinds 2007 aan de dienst zijn opgelegd ".

Graag kreeg ik een antwoord op de volgende vragen:

1) Wat waren die " andere, eerder financiële prioriteiten die sinds 2007 aan de dienst zijn opgelegd "? Wat was de reden voor die koerswijziging?

2) Wie nam die beslissing?

3) Wat was in 2010 het aandeel van de activiteit van de cellen MERI in percentage van de afgehandelde dossiers en van de bestede tijd?

4) Graag kreeg ik deze cijfers ook opgesplitst per regio.

Antwoord ontvangen op 11 juli 2011 :

De cellen Mensenhandel en Risicosectoren werden opgericht in de schoot van de sociale inspectie van de Federale Overheidsdienst (FOD) Sociale Zekerheid.

Derhalve verzoek ik u om deze vraag te stellen aan mijn collega, mevrouw Onkelinx, minister van Sociale Zaken, die bevoegd is voor deze materie.