BELGISCHE SENAAT
________
Zitting 2009-2010
________
13 oktober 2009
________
SENAAT Schriftelijke vraag nr. 4-4756

de Nele Jansegers (Vlaams Belang)

aan de minister van KMO's, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid
________
Federale overheidsdiensten - Beleidscellen - Dragen van een hoofddoek
________
ministerie
overheidsapparaat
ambtenaar
personeel op contractbasis
islam
kledingstuk
plichten van de ambtenaar
verhouding kerk-staat
religieus symbool
________
13/10/2009Verzending vraag
16/11/2009Antwoord
________
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-4747
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-4748
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-4749
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-4750
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-4751
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-4752
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-4753
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-4754
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-4755
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-4757
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-4758
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-4759
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-4760
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-4761
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-4762
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-4763
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-4764
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-4765
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-4766
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-4767
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-4768
________
SENAAT Schriftelijke vraag nr. 4-4756 d.d. 13 oktober 2009 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Begin juli 2009 stelde ik u een vraag omtrent uw standpunt inzake het dragen van het hoofddoek in uw beleidscel en in de diensten en instellingen die onder uw voogdij staan (schriftelijke vragen nrs. 4-3727 tot 4-3748). Bij brief van 6 juli 2009 deelde de Kanselarij van de eerste minister u mee dat het enkel aan de minister van Ambtenarenzaken was hierop een antwoord te verstrekken en mocht u in uw antwoord enkel verwijzen naar het antwoord van deze minister.

Ik heb intussen dit antwoord van de minister van Ambtenarenzaken (vraag nr. 4-3731) ontvangen. Het laat alvast nog veel onduidelijkheid bestaan over het al dan niet toegelaten zijn van het dragen van een hoofddoek door ambtenaren. De bevoegde minister weigert immers zelf kleur te bekennen en schuift het nemen van een beslissing in deze aangelegenheid in feite af op de schouders van de voorzitters van het Directiecomité en andere leidinggevende ambtenaren. Zijn conclusie is immers: " De voorzitters van het Directiecomité en andere leidinggevende ambtenaren dienen dus hun verantwoordelijkheden op te nemen in het kader van de huidige reglementering. "

Om een antwoord op mijn concrete vragen te krijgen kom ik bijgevolg terug uit bij de bevoegde ministers en staatssecretarissen.

Vandaar de volgende vragen:

1. Kan u mij voor uw beleidscel en elke dienst of instelling die onder uw verantwoordelijkheid / voogdij staan meedelen hoe " de voorzitters van het Directiecomité en andere leidinggevende ambtenaren hun verantwoordelijkheden hebben opgenomen in het kader van de huidige reglementering " met betrekking tot de problematiek van het al dan niet toelaten van het dragen van een hoofddoek door ambtenaren tijdens de diensturen?

a. Heeft de problematiek van het dragen van een hoofddoek zich al voorgedaan, zijn er met andere woorden in deze diensten moslima's (geweest) die een hoofddoek dragen of wensten te dragen?

b. Welke beslissingen werden in dat verband al genomen? Is het dragen van een hoofddoek toegelaten en zo ja, in welke omstandigheden wel en in welke niet? Welke criteria werden er daarbij in ogenschouw genomen?

c. Indien er nog geen beslissingen werden genomen, worden hierover dan instructies opgesteld, gelet op het feit dat deze problematiek zich vroeg of laat wellicht toch eens zal voordoen?

2. Werden beslissingen dienaangaande ooit al aangevochten voor een rechtbank of bij het Centrum voor gelijkheid van kansen en racismebestrijding? Zo ja, wat was de uitslag daarvan?

Antwoord ontvangen op 16 november 2009 :

Wat het FAVV betreft :

1. Het Directiecomité van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen heeft zich hierover nooit uitgesproken.

1.a Er is nog nooit een moslima onder ons personeel geweest die te kennen gaf dat zij de hoofddoek wenste te dragen.

1.b Het onderwerp is nog nooit aan de orde geweest.

1.c Er werd geen enkele instructie gegeven, ook niet met het oog op de mogelijkheid dat dit geval zich in de toekomst zou voordoen.

2. Er werd dienaangaande niets aangevochten voor een rechtbank of het Centrum voor gelijkheid van kansen.

Wat het CODA betreft :

1.a. Ja

1.b. Het arbeidsreglement van het CODA omvat geen artikel omtrent het dragen van religieuze tekens in de sites van het CODA. Het dragen van het hoofddoek is dus niet verboden bij het CODA.

1.c. Zolang het dragen van het hoofddoek het werk niet belemmert, bij voorbeeld voor redenen van (bio)veiligheid, is het niet verboden.

2. Nee

Wat de BIRB betreft :

Punt 1. a) Neen.

b) Het BIRB heeft geen interne regels die handelen over het dragen van een hoofddoek.

c) De leiding van het BIRB is van mening dat mogelijke problemen hieromtrent in der minne zouden moeten worden opgelost. Dit verklaart eveneens waarom hierover geen interne regels bestaan.

Punt 2. Neen.

Wat betreft het Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen (RSVZ) :

1.a. Bij het RSVZ werken enkele personen die een hoofddoek dragen. Deze personen komen niet in contact met het publiek.

1.b. Het dragen van een hoofddoek wordt niet verboden. Zoals alle rijksambtenaren, zijn de personeelsleden van het RSVZ echter gehouden aan de bepalingen van het artikel 8 van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937, dat bepaalt dat de rijksambtenaar, wanneer hij bij zijn ambtsuitoefening in contact komt met het publiek, elke houding en elk voorkomen vermijdt die van die aard zouden kunnen zijn dat ze het vertrouwen van het publiek in zijn volledige neutraliteit in het gedrang zouden kunnen brengen.

1.c. Tot nu toe heeft het RSVZ hierover geen instructies opgesteld.

2. Neen.

Wat de DG Zelfstandigen betreft :

Aangezien ik enkel inhoudelijk bevoegd ben voor de DG Zelfstandigen van de Federale Overheidsdienst (FOD) Sociale Zekerheid, beschik ik niet over de gevraagde gegevens. Voor alle andere onderwerpen (personeel, logistiek, enz.) met betrekking tot de FOD Sociale Zekerheid, en dus ook tot de DG Zelfstandigen, is het de minister van Sociale Zaken die bevoegd is.

Ik heb de eer te verwijzen naar het antwoord dat door mijn collega de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen, de heer Vincent Van Quickenborne, zal verstrekt worden.

Wat het Federaal Wetenschapsbeleid betreft :

1. Het Federaal Wetenschapsbeleid heeft geen specifieke regels rond het dragen van religieuze tekens door personeelsleden (in contact of niet met het publiek), en gaat zeer tolerant in dit opzicht. Er zijn enkele vrouwelijke personeelsleden die een hoofddoek dragen. Deze personen hebben geen rechtstreeks contact met het publiek.

2. Geen van beslissingen dienaangaande werd aangevochten voor een rechtbank of bij het Centrum voor gelijkheid van kasen en racismebestrijding.