5-1752/5

5-1752/5

Belgische Senaat

ZITTING 2013-2014

26 NOVEMBER 2013


Voorstel tot herziening van artikel 118, § 2, van de Grondwet


AMENDEMENT ingediend na de goedkeuring van het verslag


Nr. 7 VAN DE HEER LAEREMANS

Enig artikel

Dit artikel vervangen door wat volgt :

« Artikel 118, § 2, van de Grondwet wordt vervangen als volgt :

« § 2. In afwijking van het bepaalde in paragraaf 1 wordt de verkiezing, met inbegrip van de duur van zijn legislatuur en de datum van zijn verkiezing, de samenstelling en de werking van het Parlement van de Vlaamse Gemeenschap door dit Parlement bij decreet geregeld. Dat decreet wordt aangenomen volgens de meerderheidsregels die door dit Parlement bij decreet worden bepaald.

Een wet, aangenomen met de meerderheid bepaald in artikel 4, laatste lid, duidt de aangelegenheden aan betreffende de verkiezing, de samenstelling en de werking van het Parlement van de Franse Gemeenschap en het Parlement van het Waalse Gewest, welke door de Parlementen, ieder wat hem betreft, bij decreet of bij een in artikel 134 bedoelde regel worden geregeld, naar gelang van het geval. Dat decreet en die in artikel 134 bedoelde regel moeten worden aangenomen met een meerderheid van twee derden van de uitgebrachte stemmen, op voorwaarde dat de meerderheid van de leden van het betrokken Parlement aanwezig is.

Een wet duidt de aangelegenheden aan betreffende de verkiezing, de samenstelling en de werking van het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap, welke door dit Parlement bij decreet worden geregeld. Dat decreet moet worden aangenomen met een meerderheid van twee derden van de uitgebrachte stemmen, op voorwaarde dat de meerderheid van de leden van het parlement aanwezig is.

De in het tweede of in het derde lid bedoelde wet, naar gelang het geval, kan de Gemeenschaps- en Gewestparlementen de bevoegdheid toevertrouwen om elk voor zich, bij decreet of bij een in artikel 134 bedoelde regel, naargelang het geval, de duur van hun legislatuur en de datum van de verkiezing van hun parlementen te regelen. Dat decreet en die in artikel 134 bedoelde regel moeten worden aangenomen met de meerderheden bedoeld in het eerste tot en met derde lid. » »

Verantwoording

Het toekennen van constitutieve autonomie aan het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is in de communautaire strijd die in en om Brussel wordt gevoerd vanuit Vlaams perspectief een onvergeeflijke fout en een strategische blunder van formaat.

Dat is ook altijd het standpunt geweest van de Vlaamse beleidsverantwoordelijken en van een ruime democratische meerderheid in Vlaanderen.

Het is daarom ook volkomen onbegrijpelijk dat de huidige Vlaamse meerderheidspartijen (en de N-VA) in de federale regering deze eis tijdens de onderhandelingen omtrent de zesde staatshervorming zonder meer hebben overgenomen en aanvaard. Het is immers sinds jaar en dag een vast standpunt van de Vlaamse meerderheidspartijen én van de Vlaamse oppositie dat Brussel in de Belgische staatsorde niet kan worden gelijkgesteld met de deelstaten Vlaanderen en Wallonië en bijgevolg niet in aanmerking komt om begiftigd te worden met het statuut van een volwaardig gewest.

Vlaanderen is er integendeel steeds van uitgegaan dat Brussel als hoofdstad een afzonderlijk statuut moest krijgen. Daarvoor kan verwezen worden naar de vijf resoluties van het Vlaams Parlement uit 1999 die nagenoeg unaniem werden aangenomen. Van deze resoluties is er één die integraal handelt over « Brussel in de volgende staatshervorming » (Vlaams Parlement, stuk 1341 (1998-1999)), wat onderstreept hoe belangrijk de rol en de toekomst van Brussel werd beschouwd in het institutionele kader dat Vlaanderen voor ogen staat. In deze resolutie wordt gesteld dat « als principieel uitgangspunt de tweeledigheid van het federale staatsbestel voorop [staat] met daarnaast een specifiek statuut voor Brussel dat door Vlamingen en Franstaligen op voet van gelijkheid moet worden bestuurd ». Over het al dan niet verlenen van constitutieve autonomie is er in dit document geen sprake omdat niemand er in de verste verte ook maar aan dacht dat deze aan het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zou kunnen en mogen worden toegekend. Het is dan ook duidelijk dat het door de Vlaamse partijen principieel ingenomen uitgangspunt impliceert dat er van constitutieve autonomie voor Brussel in hoofde van Vlaanderen geen sprake kon en kan zijn.

Deze visie werd door de Vlaamse beleidsverantwoordelijken en democratisch verkozen organen daarna meermaals hernomen en herbevestigd. Dat gebeurde onder meer nog in de toespraak van 1 februari 2008 van Vlaams minister-president Kris Peeters naar aanleiding van de afronding van het zogenaamde Octopusoverleg dat door de Vlaamse meerderheidspartijen was gehouden. Daarin benadrukte de minister-president : « Onze visie op Brussel wordt bepaald vanuit onze visie op de staatkundige evolutie van België. Die visie gaat uit van een fundamentele tweeledigheid op basis van twee deelstaten met daarnaast een specifiek statuut voor Brussel én een Duitstalige Gemeenschap. » Deze uitspraak ligt volledig in het verlengde van de resoluties van 1999 en ook zij sluit heel duidelijk constitutieve autonomie voor Brussel uit. Vermits deze verklaring werd opgenomen als bijlage bij het Vlaams regeerakkoord van 13 juli 2009, maakt zij er integraal deel van uit en is dit het standpunt van de huidige Vlaamse regering.

Ter voorbereiding van de zesde staatshervorming werden door de Vlaamse administratie in opdracht van de Vlaamse regering een aantal fiches opgemaakt. In één van deze fiches (nr. 19) werd de overdracht naar de gewesten gevraagd van de bevoegdheid om de verkiezingen voor de regionale parlementen te organiseren.

De institutionele meerderheid is slechts in zeer beperkte mate tegemoet gekomen aan de wensen van de Vlaamse overheid. De doorgevoerde aanpassingen zijn ruimschoots onvoldoende, vermits de Vlaamse administratie voorstelt om deze bevoegdheid integraal en rechtstreeks via artikel 118, § 1, van de Grondwet aan de Vlaamse Gemeenschap toe te vertrouwen.

Paragraaf 1 van artikel 118 van de Grondwet werd evenwel niet voor herziening vatbaar verklaard en kan bijgevolg momenteel niet in die zin worden gewijzigd. Paragraaf 2 van dit artikel is evenwel wel voor herziening vatbaar. Het is dan ook via deze weg dat dit amendement aan de verzuchtingen van de Vlaamse regering wil tegemoetkomen. Aangezien de andere deelstaatparlementen geen blijk van belangstelling hebben gegeven om volledige zeggenschap over hun eigen verkiezing te bekomen, worden zij in dit voorstel verder ongemoeid gelaten. Wel wordt in dit amendement constitutieve autonomie toegekend aan de Duitstalige Gemeenschap. Aangezien toekenning van constitutieve autonomie aan het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, zoals hiervoor uiteengezet, ongewenst is, wordt deze vanzelfsprekend in dit amendement niet hernomen.

Bart LAEREMANS.