5-1945/1

5-1945/1

Belgische Senaat

ZITTING 2012-2013

24 JANUARI 2013


Wetsvoorstel tot aanvulling van het Wetboek van strafvordering betreffende de bescherming van de anonimiteit van bepaalde leden van de politiediensten

(Ingediend door mevrouw Vanessa Matz)


TOELICHTING


Na de gijzeling op de Olympische Spelen in Munchen in 1972, werd het Speciaal Interventie-eskadron (SIE) opgericht, dat vandaag onder de directie van de Speciale Eenheden van de federale politie (CGSU) valt, met als benaming « interventiedienst ».

De taken van de leden van die dienst en van de arrestatiedienst van de speciale eenheden van de federale politie behelzen onder andere ingrepen bij gijzelingen, transfers van bijzonder gevaarlijke gedetineerden, bescherming van belangrijke getuigen, het overmeesteren van mensen die door het lint gaan, enz.

De specifieke aard van de taken van de leden van beide diensten vereist de bescherming van hun identiteit. Hun anonimiteit is evenwel niet geregeld wanneer tegen betrokkenen gerechtelijke procedures worden ingesteld.

Het Wetboek van strafvordering voorziet slechts in anonimiteitsregels bij observatie en gerechtelijk onderzoek, of naar aanleiding van een getuigenis.

De wet van 6 januari 2003 betreffende de bijzondere opsporingsmethoden en enige andere onderzoeksmethoden bepaalt dat het verslag van de officier van gerechtelijke politie over observatie en infiltratie onder het beroepsgeheim valt en geen enkel gegeven mag vermelden dat het waarborgen van de veiligheid en de anonimiteit van de ambtenaren die met de observatie of de infiltratie belast zijn, in het gedrang kan brengen. Wanneer de kamer van inbeschuldigingstelling de toepassing van de bijzondere opsporingsmethoden controleert, kan ze de onderzoeksrechter gelasten de betrokken politieambtenaren te horen onder de regeling van de anonieme getuigenis.

De wet van 8 april 2002 betreffende de anonimiteit van de getuigen beschermt de politieambtenaar alleen in het raam van het onderzoek en niet wanneer tegen hemzelf klacht wordt ingediend. Tijdens het onderzoek is voorzien in gedeeltelijke of volledige anonimiteit, omdat represailles mogelijk zijn doordat de identiteit en het adres van de onderzoeker in het strafdossier worden vermeld.

Wanneer evenwel tegen politiemensen klacht met burgerlijke partijstelling wordt ingediend bij de procureur des Konings of bij de onderzoeksrechter, zijn er geen specifieke regels.

Wanneer er een klacht wordt ingediend tegen een onderzoeker of een lid van de politiediensten om de hand te leggen op zijn persoonsgegevens met het oog op wraak, kan de procureur des Konings of de onderzoeksrechter in bepaalde gevallen inzage in het dossier weigeren.

Dat is evenwel geen geschikte oplossing, omdat het niet altijd makkelijk is de werkelijke bedoelingen van de eiser te achterhalen.

Daarom is het aangewezen als algemene regel voorop te stellen dat men de identiteit beschermt van de leden van de interventie- en arrestatiediensten van de bijzondere eenheden van de federale politie tegen wie klacht wordt ingediend met burgerlijke partijstelling.

Hiertoe moet de procureur des Konings of de onderzoeksrechter alle maatregelen nemen die redelijkerwijze nodig zijn om de identiteit te beschermen van de leden van de interventie- en arrestatiediensten van de bijzondere eenheden van de federale politie tegen wie klacht wordt ingediend met burgerlijke partijstelling.

Met « alle maatregelen die redelijkerwijze nodig zijn » wordt onder andere bedoeld dat de identiteit van de vervolgde politiemensen in de eerste stadia van het opsporingsonderzoek of het gerechtelijk onderzoek wordt beschermd, en dat de woonplaats van de betrokken politiemensen slechts beperkt wordt bekendgemaakt, terwijl ook de rechten van de verdediging in acht worden genomen. Tevens kan de rechter in de latere fasen van de strafrechtspleging overwegen een gekozen woonplaats toe te kennen in plaats van de werkelijke woonplaats van de vervolgde personen.

Tot slot strekt dit voorstel er ook toe een antwoord te bieden op de wens van de parketten om de identiteit van de leden van de politiediensten in het raam van de gerechtelijke onderzoeken voortaan met wetsbepalingen te beschermen.

Vanessa MATZ.

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2

In het Wetboek van strafvordering wordt een artikel 64bis ingevoegd, luidende :

« Art. 64bis. De procureur des Konings en de onderzoeksrechter nemen elk voor zich alle maatregelen die redelijkerwijze nodig zijn om de identiteit te beschermen van de leden van de interventiedienst en de arrestatiedienst van de bijzondere eenheden van de federale politie tegen wie klacht wordt ingediend met burgerlijke partijstelling. »

17 januari 2013.

Vanessa MATZ.