5-1123/1 | 5-1123/1 |
28 JUNI 2011
In Nederland kwamen de afgelopen vijf jaar meer dan één miljoen dieren in de vee-industrie om het leven bij stalbranden. In België beschikt men over geen concrete cijfers, maar de toestand is zeker niet rooskleuriger. Uit de media weet men dat er in het eerste kwartaal van 2011 alleen al op 7 januari een stalbrand was in Moerkerke, op 15 januari in Alveringem, op 19 januari in Lo-Reninge, op 6 februari brandde er een paardenstal af in Wuustwezel, op 4 maart kwamen er zeven pasgeboren kalfjes om het leven bij een stalbrand en op 1 april kostte een uitslaande brand in Diksmuide het leven aan maar liefst 1 200 varkens. Ook van vorig jaar kan een soortgelijk overzicht worden samengesteld, maar noch de minister van Binnenlandse Zaken, verantwoordelijk voor de brandweer, noch de minister van Volksgezondheid, verantwoordelijk voor dierenwelzijn beschikken over de volledige gegevens omdat deze getallen niet in de brandweerverslagen worden geregistreerd.
Binnen de huidige bouwregelgeving valt een stal onder lichte industrie. Daardoor wordt een kip, koe, varken of paard in een stal « niet beter beveiligd dan stapels wc-rollen in een opslagloods » zoals het op de website van « Wakker Dier » wordt verwoord. In principe gelden voor stallen dezelfde voorschriften als voor industriële gebouwen. Sinds 2009 moet volgens het koninklijk besluit van 18 december 1997 tot vaststelling van de basisnormen voor de preventie van brand en ontploffing waaraan nieuwe gebouwen moeten voldoen, bij een nieuwbouw van stallen wel het advies van de brandweer worden ingewonnen. Het koninklijk besluit van 27 april 2007 betreffende de erkenningsvoorwaarden voor de inrichtingen voor dieren neemt dat principe ook over, maar dan ook weer voor nieuwe erkenningen.
Naargelang van de oppervlakte en de brandbelasting worden diverse brandveiligheidsmaatregelen opgelegd, maar deze reglementering is alleen van toepassing op nieuwe gebouwen en bovendien gaat het hier niet om specifieke voorschriften voor stallen, maar om algemene voorschriften voor alle industriegebouwen. Deze voorschriften zijn duidelijk onvoldoende gezien het aantal stalbranden en het hiermee gepaard gaande dierenleed dat zich in het eerste kwartaal van dit jaar al voordeed. Stallen hebben vaak geen nooduitgangen en geen brandcompartimenten. In varkens-, kippen-, en koeienstallen waar brand uitbreekt, zitten de dieren als ratten in de val. De brandweer pleit er dan ook voor stallen verplicht in compartimenten op te delen. Vooral de brandveiligheid van oude stallen laat vaak te wensen over. Veehouders moeten worden gestimuleerd door de verzekering, door bijvoorbeeld een bonusmalus systeem in overeenstemming met de veiligheid van hun stallen, maar ook door de overheid. In Nederland gaan vanaf eind vorig jaar keurmeesters op pad om de stallen te controleren en samen met de landbouworganisaties trekt de brandweer door het platteland om de veehouders te adviseren over het onderhoud van elektrische installaties en het gebruik van brandveilig en brandvertragend materiaal, dat de bouwkosten nauwelijks opdrijft. Indien er hoge, niet onmiddellijk betaalbare kosten zouden gepaard gaan met de noodzakelijk brandbeveiliging moeten er middelen worden vrijgemaakt om rentevrije leningen te kunnen toestaan en door middel van fiscale maatregelen de investeringskosten te verlichten.
Brandveiligheid van stallen komt niet enkel het dierenwelzijn ten goede, maar ook de brandverzekeringen, de landbouwindustrie en het welzijn en de gemoedsrust van zowel de boeren als de brandweerlui die bij stalbranden worden betrokken. Tevens moeten er voor de brandweer specifieke protocollen voor stalbranden worden voorzien. Er komen niet alleen veel dieren om tijdens de brand, maar ook na de brand, omdat er geen protocol is voor de evacuatie van de dieren. Als het dierenleed blijft aanhouden zit er vaak niets anders op dan de dieren te euthanaseren, wat zowel voor de brandweerlui als voor de veehouders extra traumatiserend is.
Alles moet in het werk worden gesteld om stalbranden zoveel als mogelijk te voorkomen. Verzekeringen kunnen hierbij helpen door een voorgenomen verhoging van de premie niet door te voeren of een reductie op de bestaande brandpremie door te voeren voor veehouders die de brandpreventie goed voor elkaar hebben. De overheid kan hierbij helpen met fiscale maatregelen en door ook bedrijven die vroeger reeds een vergunning hebben gekregen op brandveiligheid te laten controleren en adviseren. De vakorganisaties en dierenwelzijnsorganisaties kunnen hierbij helpen door een algemene informatie en sensibilisatiecampagne te starten.
Stalbranden, zoals wij er de laatste jaren veel te veel hebben gezien, zijn een Westerse beschaving onwaardig.
Anke VAN DERMEERSCH Yves BUYSSE Filip DEWINTER. |
De Senaat,
A. gelet op het grote aantal stalbranden en het dierenleed dat hiermee gepaard gaat;
B. gelet op het ontbreken van concrete gegevens over stalbranden in België;
C. overwegende dat stallen stapelplaatsen zijn voor « levende » organismen en er hiervoor geen specifieke basisnormen bestaan voor de preventie van brand;
D. overwegende dat de basisnormen voor preventie van brand en ontploffing enkel betrekking hebben op nieuwe industriële gebouwen en nieuwe erkenningen voor de inrichtingen voor dieren;
E. overwegende dat vooral de brandveiligheid van oude gebouwen ontoereikend is;
F. overwegende dat de brandweer over geen specifieke protocollen beschikt voor stalbranden of het evacueren van dieren;
G. overwegende dat stalbranden hoge kosten met zich brengen voor zowel de veehouders als hun verzekeraar;
H. gelet op het feit dat de verschrikkelijke omstandigheden waarin dieren bij of na een stalbrand om het leven komen een westerse beschaving onwaardig zijn,
Vraagt de regering :
1. dringend de nodige concrete gegevens te verzamelen om de omvang van het probleem te kunnen in kaart brengen en in overleg met de sector en de deelstaten de gepaste maatregelen te kunnen treffen;
2. specifieke normen en veiligheidsvoorschriften op te stellen voor de preventie van brand en ontploffing voor inrichtingen voor dieren, waaronder stallen;
3. er bij de deelstaten op aan te dringen deze specifieke normen en veiligheidsvoorschriften te hanteren voor de erkenning van nieuwe inrichtingen voor dieren, waaronder stallen;
4. in overleg met de deelstaten ervoor te zorgen dat ook oude gebouwen zouden kunnen worden getoetst aan deze specifieke nieuwe normen en voorschriften;
5. er bij de verzekeringen op aan te dringen bij de berekening van de brandpremie rekening te houden met de mate waarin aan brandpreventie werd gedaan;
6. financiële of fiscale steun te bieden aan bedrijven die met hoge kosten worden geconfronteerd om hun stallen te beveiligen;
7. voor de brandweer overal specifieke protocollen te ontwerpen voor het bestrijden van stalbranden, het evacueren van dieren en het informeren van veehouders;
8. samen met de brandweer, de deelstaten, de sector en de dierenwelzijnsorganisaties het nodige studiewerk te verrichten en de nodige informatie en sensibilisatiecampagnes tot stand te brengen.
22 juni 2011.
Anke VAN DERMEERSCH Yves BUYSSE Filip DEWINTER. |