5-867/1

5-867/1

Belgische Senaat

ZITTING 2010-2011

18 MAART 2011


Voorstel van resolutie voor een gendervriendelijk beleid in de buitencarrières van de FOD Buitenlandse Zaken

(Ingediend door mevrouw Sabine de Bethune c.s.)


TOELICHTING


Deze resolutie beoogt gendergelijkheid en een gezinsvriendelijker personeelsbeleid in de drie buitencarrières van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken (FOD BZ), zowel voor de personeelsleden van de drie statutaire buitencarrières (diplomaten, consuls en attachés voor ontwikkelingssamenwerking) als die van de uitgezonden contractuele personeelsleden.

Op enkele uitzonderingen na hebben vrouwen in de internationale diplomatie vóór WO II amper een rol gespeeld. Een Brits rapport in opdracht van het ministerie van Buitenlandse Zaken van eind jaren '30 van vorige eeuw waarbij nagegaan werd of het opportuun was om vrouwen in de diplomatie in te schakelen, kwam tot de volgende conclusie : « But women are already working for the Corps as wives and daughters free, so why pay them ? » Dergelijke uitspraak geeft voldoende de tijdsgeest van toen weer. Hoewel er de afgelopen zestig jaar een hele weg werd afgelegd, blijft in vele landen de rol van de vrouw in de diplomatie nog steeds te beperkt. Ook in België.

Recente cijfers van de federale overheidsdienst Buitenlandse Zaken tonen de geringe aanwezigheid van vrouwen binnen de Belgische diplomatie aan. Verschillende oorzaken liggen aan de basis hiervan. Vooreerst is de aantrekkingskracht die rond het beroep en de carrière van diplomaat hangt wellicht geringer geworden. Vaak krijgen de kandidaat-diplomaten te weinig informatie over de loopbaan, de arbeidsomstandigheden en de doorgroeimogelijkheden. Ook het genderaspect komt tijdens de infosessies nog te weinig aan bod. De oorzaken van familiale aard schrikken heel wat vrouwen én ook mannen af. Een buitencarrière bij de FOD BZ heeft immers een grote impact op het privéleven van de betrokkenen. Bovendien is het rotatiesysteem over de verschillende posten niet echt bevorderlijk voor het familiale leven. De dag van vandaag hebben beide partners vaak een opleiding genoten waardoor de partner van een diplomaat niet zomaar bereid is zich weg te cijferen en de eigen beroepsambities op te geven. De angst voor de geringe standvastigheid in de opvoeding en opleiding van de kinderen weerhouden ook velen om de stap naar de diplomatie te zetten. Door dit alles is de aantrekkingskracht van een diplomatieke carrière bij vrouwen in het bijzonder vrij gering.

Enkele cijfers bevestigen deze vaststellingen. Op 23 november 2010 bedroeg de verhouding 78,63 % mannen tegenover 21,37 % vrouwen in de statutaire buitencarrières. Achter deze globale percentages gaan natuurlijk grote verschillen schuil. Niet alleen in absolute cijfers maar ook tussen de verschillende groepen binnen de statutaire buitencarrière. Bij de diplomatieke carrières zijn er slechts zevenzeventig vrouwen (17,74 %) op een totaal van vierhonderdvierendertig diplomaten. Van de honderdnegentien ambassadeurs en consuls-generaal zijn er slechts elf vrouwen. Bij de carrière attaché ontwikkelingssamenwerking (OS) ligt hun aantal nog lager : tien vrouwen (14,49 %) op een totaal van negenenzestig. Enkel bij de consulaire carrière ligt het aandeel vrouwen iets hoger : 53 vrouwen (34,87 %) op een totaal van honderdtweeënvijftig. Bij de contractuele ambtenaren ligt de verhouding totaal anders : 51,23 % zijn vrouwen tegenover 48,67 % mannen. Indien men zowel de statutaire als de contractuele ambtenaren in de buitencarrières van de FOD BZ samentelt, dan komt men tot de volgende verhouding : 73 % mannen tegenover 27 % vrouwen.

De genderongelijkheid is niet enkel een historisch probleem. Als we de instroom van de jongste decennia bekijken, dan blijft het probleem acuut. In de periode 1982 tot 2001 werden geregeld diplomatieke examens uitgeschreven. Uit een vergelijking van de cijfers van de kandidaten voor deze examens blijken gemiddeld 31,33 % vrouwen deel te nemen. Gemiddeld haalde slechts 15,2 % van de vrouwen de eindstreep. Niet alleen slaagden vele vrouwen niet maar velen haakten ook af in de loop van de examens. Sinds 2007 zijn er vierenzeventig stagiairs-diplomaten in dienst getreden waarvan slechts tweeëntwintig vrouwen. Onder de achttien nieuw aangeworven diplomaten in 2009 bevonden zich slechts zes vrouwen.

De afgelopen jaren werden er verscheidene stappen gezet om de diplomatieke carrières aantrekkelijker te maken. Zo wordt er gestreefd naar een personeelsbeleid dat gericht is op een beter evenwicht tussen arbeid en gezin. Daartoe werd in 2005 de functie van « Family Officer » in het leven geroepen. In een antwoord op een parlementaire vraag omschreef de toenmalige minister van Buitenlandse Zaken de taak van de Family Officer als volgt : « In nauwe samenwerking met de personeelsdienst van de drie buitenlandse carrières en met de andere bevoegde diensten van het departement is de Family Officer de bevoorrechte contactpersoon voor personeelsleden van de buitencarrières en hun familieleden op post en bij het hoofdbestuur. Zij neemt actief deel aan vergaderingen. Zij zorgt voor een bijzondere bijdrage op de informatiedagen die voor het uitgezonden personeel georganiseerd worden en organiseert zelf contactdagen voor de partners van het uitgezonden personeel. Zij wordt ook rechtstreeks benaderd en geraadpleegd door individuele personeelsleden en hun partners. Op die manier neemt zij kennis van de problemen van het gezin en kan zij hen begeleiden bij het zoeken naar oplossingen (1)  ».

Teneinde de carrière van diplomaat te verzoenen met het gezinsleven werden in 2009 een reeks bijkomende maatregelen genomen. Zo werd op elke post een contactpersoon « Familiezaken » aangewezen. Sinds 15 september 2009 is de nieuwe omzendbrief betreffende de tegemoetkoming in de schoolkosten van de medewerkers op post in het buitenland van kracht. Helemaal nieuw is de tussenkomst in de voorschoolse opvang tot een maximum van 1 000 euro per kind per jaar. Door de goede samenwerking van verschillende diensten binnen de FOD Buitenlandse Zaken, FOD Binnenlandse Zaken en de dienst Vreemdelingenzaken is sinds eind 2009 een gentlemen's agreement van kracht waardoor niet-Belgische partners op post zich kunnen inschrijven in een Belgische gemeente. Het departement BZ en de Dienst Vreemdelingenzaken stelden vast dat deze niet-Belgische partners heel wat administratieve moeilijkheden kenden bij de inschrijving in de bevolkingsregisters van een Belgische gemeente.

Dit zijn vooral ondersteunende maatregelen. Evenwel blijft de nood bestaan aan meer structurele maatregelen zoals dit in sommige andere landen het geval is. Zo heeft Zwitserland een wet aangenomen waardoor voorzien wordt in een groepsverzekering voor de partner van elke ambtenaar die op post vertrekt. Finland en Nederland hebben een wettelijke regeling waardoor elke partner van een ambtenaar in het buitenland aanspraak kan maken op een effectief pensioen. Finland voorziet daarnaast nog in de mogelijkheid tot loopbaanonderbreking voor de partner tijdens alle jaren van expatriatie. In Denemarken werd een wet aangenomen waardoor de partner de mogelijkheid heeft om ingeschreven te blijven als werkzoekende tijdens het verblijf in het buitenland waarbij automatisch de pensioenrechten gevrijwaard blijven en een terugkeer naar de arbeidsmarkt gemakkelijker wordt gemaakt.

Estland is een typevoorbeeld van gendergelijkheid in de diplomatie. Deze jonge natie moest vanaf 1990 een volledig nieuw diplomatiek korps opbouwen. Voorrang werd gegeven aan jonge mensen waardoor de gemiddelde leeftijd bij de start lager dan dertig jaar was. Hierbij streefde men meteen naar een zo groot mogelijk evenwicht tussen mannen en vrouwen. In 2004 maakten vrouwen 61 % van de het diplomatiek korps uit. Spijtig genoeg vertaalde dit zich niet altijd in de hoogste niveaus binnen de Estse diplomatie wat eens temeer wijst op de aanwezigheid van het glazen plafond.

Ten slotte heeft ons land het moeilijk om tegemoet te komen aan de internationale verplichtingen van resolutie 1325 teneinde een grotere aanwezigheid van vrouwen in vredesmissies te garanderen. Zo blijkt uit gegevens van Buitenlandse Zaken dat er momenteel honderdvijfentachtig Belgen als stafpersoneel actief zijn in VN-vredesmissies waarvan slechts zes vrouwen. In een antwoord op een parlementaire vraag aan de minister van Buitenlandse Zaken meldt die dat er in 2009 voor EVDB- en VN-missies 1 666 Belgische militairen werden uitgezonden waarvan slechts honderdnegentwintig vrouwen (2) . Ons land heeft zich in het kader van het Belgisch Nationaal Actieplan voor de implementatie van VN-Veiligheidsraadresolutie 1325 (2009-2012) nochtans geëngageerd om « meer vrouwen in te schakelen bij vredesmissies, zowel civiel als militair, onder meer in hogere functies en in de commandoketen (3) . » Daarnaast zal België : « Posten identificeren waar vrouwen niet of weinig aanwezig zijn, analyseren wat de oorzaken zijn en oplossingen voorstellen om tot een betere vertegenwoordiging van vrouwen te komen (4) . »

Ook hier dient de Belgische overheid concrete maatregelen te nemen waarbij het buitenland als voorbeeld kan dienen. Zo verzoekt het Zweedse ministerie van buitenlandse zaken haar ambassades bijzondere aandacht voor gender, vrede en veiligheid en moedigt haar diplomaten aan lokale resolutie 1325-netwerken te creëren. Het Noorse Nationaal Actieplan 1325 stelt duidelijk dat Noorse officiële delegaties die optreden bij conflictpreventie, conflictbemiddeling en vredesopbouw altijd zullen bestaan uit zowel mannen als vrouwen.

Sabine de BETHUNE
Olga ZRIHEN
Dominique TILMANS
Marleen TEMMERMAN
Zakia KHATTABI
Vanessa MATZ.

VOORSTEL VAN RESOLUTIE


De Senaat,

A. gelet op de Pekingverklaring en het Peking Actieplatform naar aanleiding van de Wereldvrouwenconferentie van de Verenigde Naties in Peking in 1995 waarbij de lidstaten zich ertoe verbonden actie te ondernemen om de gelijkheid tussen mannen en vrouwen te bevorderen op twaalf domeinen;

B. verwijzende naar het rapport van de VN-secretaris-generaal (december 2009) over de toepassing van de Verklaring en het Actieprogramma van Peking (1995), opgesteld naar aanleiding van de 54e sessie van de Commissie Status van de Vrouw in maart 2010, waarbij het lage aantal vrouwen op diplomatieke posten in het kader van vredesbehoud en vredesopbouw als een groot probleem blijft gezien worden als gevolg van hardnekkige vooroordelen, een gebrek aan vorming, de moeilijke en gevaarlijke werkomstandigheden;

C. gelet op het feit dat er een brede (internationale) consensus bestaat over de noodzaak van meer vrouwen in de diplomatie, niet alleen omdat dit een zaak van fundamentele gelijkheid betreft, maar ook omdat gemengde diplomatieke ploegen efficiënter zijn en een bredere visie hanteren, en omdat vrouwen de helft van het potentieel van de samenleving vormen waardoor dit talent ook binnen het diplomatiek korps niet mag ontbreken;

D. gelet op de ondervertegenwoordiging van vrouwen in het Belgische diplomatiek korps. Zo bevinden er zich slechts zevenenzeventig vrouwen op vierhonderdvierendertig ambtenaren binnen de diplomatieke carrière. Binnen de carrière van de attachés OS zijn er dat tien op een totaal van negenenzestig terwijl dit binnen de consulaire carrière opgelopen is tot drieënvijftig vrouwen op honderdtweeënvijftig ambtenaren. Uit de weinige cijfers blijkt overigens dat de vrouwelijke aanwezigheid zich overwegend situeert in de tweede en derde klasse en dat de doorstroom naar de top een probleem blijft wat wijst op het bestaan van een glazen plafond;

E. verwijzende naar de « Concluding observations of the Committee on the Elimination of Discrimination against Women : Belgium » van 7 november 2008 en meer bepaald de punten 21 en 22 waarbij de bijzonder lage vertegenwoordiging van vrouwen in de Belgische diplomatie (13,5 %) wordt betreurd en ons land wordt opgeroepen ter zake tijdelijke bijzondere maatregelen te treffen;

F. verwijzende naar de Belgische ratificatie op 10 juli 1985 van het VN-Vrouwenrechtenverdrag van 1979, dat onder andere pleit voor een grotere vertegenwoordiging van vrouwen in de diplomatie, waardoor België verplicht is ook in deze sector gelijke kansen voor vrouwen te realiseren;

G. verwijzende naar de Belgische Grondwet en meer bepaald naar artikel 10 waarin staat dat alle Belgen gelijk zijn voor de wet en dat de gelijkheid van vrouwen en mannen is gewaarborgd, en naar de artikelen 11 en 11bis die geen discriminatie op grond van geslacht toelaten;

H. rekening houdende met de Belgische wet van 12 januari 2007 strekkende tot controle op de toepassing van de resoluties van de Wereldvrouwenconferentie die in september 1995 in Peking heeft plaatsgehad en tot integratie van de genderdimensie in het geheel van de federale beleidslijnen en die erop gericht is de gelijkheid tussen mannen en vrouwen te bevorderen in alle beleidsdomeinen, bijgevolg ook in het Belgische buitenlandse beleid;

I. gelet op het advies nr. 55 van 13 september 2002 van de Raad van de Gelijke Kansen voor mannen en vrouwen betreffende vrouwen in de Belgische diplomatie;

J. gelet op het verslag « Samengevoegde vijfde en zesde periodieke verslagen van België ingediend bij het Committee on the Elimination of Discrimination against Women (CEDAW) (stuk. nr. 4-1073/1) van het Adviescomité voor Gelijke Kansen voor Vrouwen en Mannen van de Senaat (14 juli 2009) waar in punt 3 van de aanbevelingen gepleit wordt voor een verhoging van het aantal vrouwen in verantwoordelijke functies binnen alle sectoren van de samenleving en in de diplomatie;

K. gelet op het verslag van het Zweeds Europees voorzitterschap voor de 54e CSW van maart 2010, ter evaluatie van vijftien jaar vooruitgang na de 4de Wereldvrouwenconferentie te Peking, aantoont dat de ondervertegenwoordiging van vrouwen in diplomatieke loopbanen niet alleen een Belgisch, maar ook een Europees gegeven is. Op basis van het antwoord van tweeëntwintig EU-lidstaten blijkt dat er slechts 38 % vrouwelijke diplomaten zijn. Dit cijfer moet wel genuanceerd worden omdat enerzijds de kloof tussen de individuele lidstaten groot is (Italië heeft slechts 14 % vrouwen binnen de diplomatie terwijl Litouwen 67 % vrouwen heeft) en anderzijds het glazen plafond nog steeds bestaat aangezien het EU-gemiddelde van vrouwelijke ambassadeurs strandt op 13,5 %. Ook dit laatste cijfer varieert sterk tussen de individuele lidstaten aangezien Duitsland en Portugal slechts 4,5 % vrouwelijke ambassadeurs hebben terwijl dit voor Litouwen oploopt tot 20 %. Wat het aantal vrouwelijke EU-ambassadeurs betreft stellen we ook daar een ondervertegenwoordiging vast, met name elf van de honderdvijftien zijn vrouwen;

L. gelet op resolutie 1325 van de VN-Veiligheidsraad (unaniem goedgekeurd op 31 oktober 2000) betreffende de participatie van vrouwen in vredesonderhandelingen, de bescherming van meisjes en vrouwen tegen geweld en de rol van vrouwen in de preventie van conflicten. Gelet op de opvolgingsresoluties 1820 (erkenning van verkrachting als oorlogswapen, juni 2008), 1888 (vredesmissies moeten vrouwen en kinderen beschermen tegen seksueel geweld en de Veiligheidsraad creëert het mandaat van Speciaal Vertegenwoordiger Seksueel Geweld tegen Vrouwen, oktober 2009) en 1889 (het versterken van de rol van vrouwen in vredesprocessen, oktober 2009) van de VN-Veiligheidsraad;

M. gelet op het rapport van de VN-secretaris-generaal (28 september 2010, S/2010/498) betreffende « Women, peace and security » dat indicatoren bevat ter implementatie van resolutie 1325;

N. gelet op de conclusies van de VN-debatten in de VN-Veiligheidsraad en de aangenomen indicatoren op 26 oktober 2010 tijdens de herdenking van tien jaar VN-Veiligheidsraadresolutie 1325 waardoor passende sancties en doelstellingen kunnen worden uitgewerkt en resolutie 1325 beter kan worden opgevolgd;

O. gelet op de voortrekkersrol die België heeft gespeeld als voorzitter van de Europese Raad in de herdenking van tien jaar Resolutie 1325 door het organiseren van conferenties in Brussel, Genève en New York. Deze conferenties hebben bijgedragen tot het onderbouwen van een sterk EU-standpunt;

P. gelet op de indicatoren die door de EU werden ontwikkeld om de door de EU-lidstaten geboekte vooruitgang te meten inzake « Vrouwen en gewapende Conflicten »;

Q. gelet op de « EU strategie voor de gelijkheid van vrouwen en mannen 2010-2015 » die voortbouwt op de « Europese routekaart voor de gelijkheid van vrouwen en mannen (2006-2010) » en die vijf prioritaire actiegebieden beschrijft om gendergelijkheid te verwezenlijken. In het kader van haar externe acties zal de EU zich inzetten voor een volwaardige deelname van vrouwen aan conflictpreventie, vredesopbouw en wederopbouwprocessen (actie 5);

R. gelet op het Belgisch Nationaal Actieplan (2009 — 2012) dat werk maakt van de uitvoering van Resolutie 1325 en dat tussentijds geëvalueerd zou worden in 2010 en waarbij de volgende streefdoelen specifiek betrekking hebben op genderevenwicht in het personeel BZ met name :

— middelen ter beschikking te stellen om trainingen te organiseren met betrekking tot mensenrechten voor diplomaten en ander overheidspersoneel en voor Belgen die deelnemen aan internationale civiele missies (ambtenaren, experts, politie, ...);

— te rapporteren over genderaspecten als onderdeel van het mission statement van de ambassades;

— posten te identificeren waar vrouwen niet of weinig aanwezig zijn, analyseren wat de oorzaken zijn en oplossingen voorstellen om tot een betere vertegenwoordiging van vrouwen te komen;

— een genderadvisor aan te duiden ter ondersteuning van de uitgezonden gender focal points;

S. gelet op het werk in de Senaat, meer specifiek verwijzende naar de op 17 februari 2005 unaniem aangenomen resolutie over vrouwen, vrede en veiligheid (stuk 3-902/4) en het verslag van 14 juli 2009 van de hoorzitting inzake de implementatie van resolutie 1325 georganiseerd door de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en het Adviescomité voor gelijke kansen voor vrouwen en mannen (stuk 4-1388/1);

T. rekening houdende met de bijzondere situatie van mensen die in het buitenland werken waardoor de combinatie van gezin en werk een andere dimensie krijgt en met de maatschappelijke veranderingen in de gezinsstructuren waar twee-inkomensgezinnen standaard is geworden en een eigen loopbaan en financiële onafhankelijkheid de norm is;

U. verwijzende naar de aanbevelingen van « Alloquium », de belangengroep van partners van statutair uitgezonden personeel, met name diplomaten, consuls en attachés voor ontwikkelingssamenwerking;

V. gelet op het feit dat een gezinsvriendelijker personeelsbeleid één van de pijlers is om tot gendergelijkheid te komen in de buitencarrières van de FOD Buitenlandse Zaken waarbij dit niet alleen de vrouwelijke instroom moet bevorderen, maar ook de uitstroom moet tegengaan en de doorstroming naar de hoogste klassen voor vrouwen effectief haalbaar moet maken;

W. gelet op het steunplan 2008 van de Stafdirectie P&O van de FOD Buitenlandse Zaken met de operationele doelstelling 7.4 gericht op een goed werkklimaat waarin een maximaal aantal werknemers zich thuis voelt en op een beleid waar plaats is voor initiatieven die de combinatie van gezin en arbeid bevorderen, en met de operationele doelstelling 7.5 die een hervorming van het federale ambt in de buitenlandse carrière wil doorvoeren waardoor de werk- en levensomstandigheden verbeterd kunnen worden;

X. gelet op de instelling van de nieuwe functie van « Family Officer » binnen de FOD Buitenlandse Zaken op 16 juni 2005 met onder andere de opdracht als vertrouwenspersoon een brug te slaan tussen de statutaire en contractuele personeelsleden van de buitencarrière van de FOD Buitenlandse Zaken, hun partners en gezinsleden enerzijds, en het departement anderzijds;

Y. rekening houdende met het Actieplan « Familiebeleid 2009-2010 » voor de statutaire en contractuele buitencarrières van de FOD Buitenlandse Zaken (23 januari 2009) waarbij een structurele ondersteuning aan de Family Officer werd gecreëerd door binnen de stafdirectie P&O de dienst Familiezaken (P&O — 0.2) op te richten;

Z. verwijzende naar doorgevoerde regelingen van andere Europese landen om het sociaal statuut en de financiële situatie van de partner te verbeteren,

Verzoekt de regering :

Voor meer vrouwen in de buitencarrières van de FOD BZ :

1.  stapsgewijs een evenwichtige aanwezigheid van vrouwen en mannen in de diplomatieke vertegenwoordiging van ons land te realiseren aan de hand van streefcijfers en van een positief actieplan dat sleutelt aan de verschillende fasen van de loopbaan;

2. onderzoek te verrichten naar de aantrekkingskracht die de statutaire diplomatieke buitencarrières van diplomaat, consul en attachés voor ontwikkelingssamenwerking uitstralen en in welke mate deze genderneutraal is, alsook naar de organisatie van de diplomatie in andere landen zodat ons land kan leren uit de goede praktijken;

3. de instroom van vrouwen in de diplomatieke loopbaan te bevorderen via een aantal randvoorwaarden zoals een afschaffing van de instapleeftijd, de mogelijkheid om tijdelijk over te stappen naar de privé (zoals in Groot-Brittannië), ...;

4. de nodige sensibiliseringsacties op te zetten specifiek gericht op een grotere instroom van vrouwelijke diplomaten, consuls en attachés voor internationale samenwerking via meer doelgerichte informatiecampagnes én een intensievere en doelgerichte berichtgeving rond de organisatie van de toelatingsexamens voor deze drie diplomatieke carrières, alsook via informatiesessies in het hogere en universitair onderwijs;

5. de selectieprocedure meer genderneutraal te maken door :

— de examenjury steeds paritair samen te stellen;

— het organiseren van voorbereidende opleidingen en cursussen;

— de valorisatie van elders verworven competenties in aanmerking te nemen;

— de testen minder sterk te richten op feitelijke kennis en meer rekening te houden met communicatieve vaardigheden en attitudes;

6. ervoor te zorgen dat er voldoende vrouwen een kans krijgen in de internationale Europese diplomatie en in het bijzonder bij de Belgische afvaardiging voor de samenstelling van de equipe van Catherine Ashton, de Hoge Vertegenwoordiger voor Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid van de Europese Unie;

Voor meer aandacht voor de gezinssituatie van de partner en kinderen binnen de buitencarrière van de FOD BZ :

7. maatregelen uit te werken voor een betere combinatie werk-gezin in hoofde van de uitgezonden ambtenaar via een volwaardig stelsel van moederschapsverlof, ouderschapsverlof, kinderopvang, parttime werken, ...;

8. op proactieve wijze de tewerkstellingsmogelijkheden van de partners van de uitgezonden ambtenaren te ondersteunen onder andere vanuit het eigen postennetwerk en via het verder afsluiten van bilaterale akkoorden met diverse landen zodat de partner van de uitgezonden ambtenaren beroepsactiviteiten kunnen ontwikkelen;

9. vanuit de FOD Buitenlandse Zaken de rechten van de partners van de uitgezonden ambtenaar te versterken opdat zij hun kansen op de arbeidsmarkt kunnen vrijwaren zoals :

— de verlenging van de referteperiode om toegelaten te worden tot het recht op werkloosheidsuitkeringen (aanpassing van artikel 30 van het koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering van 25 november 1991);

— het recht op een verlenging van de stage vrijstellingsperiode van drie jaar met het aantal dagen van samenwoning met een Belg werkzaam in het kader van een diplomatieke of een consulaire vertegenwoordiging in het buitenland (aanpassing van artikel 42 van het koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering van 25 november 1991);

— een aanpassing van de wetgeving die de partners de mogelijkheid bieden ingeschreven te blijven of zich in te schrijven bij de RVA gedurende het samenwonen met een statutair of contractueel ambtenaar van FOD-BZ op zending in diplomatieke en consulaire posten in het buitenland, zodat pensioenrechten kunnen opgebouwd worden en een terugkeer naar de arbeidsmarkt gemakkelijker wordt gemaakt (volgens voorbeeld van Denemarken);

— artikel 116 en volgende van het koninklijk besluit van 19 november 1998 betreffende de verloven en afwezigheden aanpassen zodat de maximumperiode van tweeënzeventig maanden waarin de ambtenaar zijn loopbaan volledig kan onderbreken, uitzonderlijk overschreden mag worden door de partners die samenwonen met een statutair of contractueel ambtenaar van FOD-BZ op zending in diplomatieke en consulaire posten (volgens het voorbeeld van Finland);

10. maatregelen te nemen om te voorzien in een beter sociaal statuut van de partner bijvoorbeeld door de « jaren op post » van de partners mee te tellen in de pensioenberekening (volgens het voorbeeld van Finland);

11. maatregelen te nemen om meer rekening te houden met de hoge kost van de expatriatie van de kinderen van diplomaten :

— een tegemoetkoming voor de onderwijskosten voor de kinderen;

— te pleiten voor een aanpassing van de inschrijvingsprocedures voor schoolgaande kinderen zowel bij de Vlaamse als Franstalige ministeries van onderwijs in het licht van de specifieke situatie van diplomaten, met name de soms onverwachte terugroeping naar Brussel;

— voor niet-leerplichtige, werkzoekende kinderen die in België als dusdanig zijn ingeschreven, moet artikel 36 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering aangepast worden waardoor enerzijds de bijzondere situatie in de voorwaarden aan welke de jonge werkzoekende schoolverlater moet voldoen om toegelaten te worden tot het recht op wachtuitkeringen, in rekening worden gebracht. En anderzijds voor zover de jonge werkzoekende niet meer onderworpen is aan de leerplicht en hij/zij ingeschreven is in België en deze in die hoedanigheid de stage vervult, moeten de dagen tijdens welke de jonge werkzoekende samenwoont met zijn ouder in het buitenland voor de vervulling van de stage in rekening worden gebracht;

12. de partners en kinderen van uitgezonden personeel op te nemen in alle verzekeringspolissen die FOD-Buitenlandse Zaken afsluit met verzekeringsmaatschappijen;

13. de mogelijkheden en de realisaties van de functie « Family Officer » te evalueren, de bevoegdheden uit te breiden en in de hieraan verbonden middelen te voorzien;

Voor meer genderaandacht in de internationale diplomatie :

14. uitvoering te geven aan de engagementen opgenomen in het Belgisch Nationaal Actieplan « Vrouwen, Vrede en Veiligheid » (2009-2012). Heel in het bijzonder te voorzien in gendertrainingen voor haar diplomatieke personeel;

15. de vooropgestelde tussentijdse evaluatie van dit Belgisch Nationaal Actieplan snel te realiseren en daarbij rekening te houden met de indicatoren van de VN-Veiligheidsraad, de EU-indicatoren en de goede praktijken uit het buitenland;

16. een Belgische genderambassadeur aan te stellen (zoals in Denemarken en de VSA) in het bijzonder om de genderdimensie in het Belgische buitenlandse beleid te mainstreamen, meer aandacht te hebben voor het geweld op vrouwen en meisjes, en de politieke en economische empowerment van vrouwen te bevorderen;

17. bij de EU te pleiten voor de aanstelling van een EU « special representative on gender equality », die verantwoordelijk is voor de coördinatie van het genderbeleid in de verschillende externe diensten van de Europese Unie, dit overeenkomstig een advies van het Adviescomité voor gelijke kansen van het Europees Parlement;

18. er bij de EU en de lidstaten op aan te dringen om de politieke en de financiële slagkracht van de EU te gebruiken om een grotere vertegenwoordiging van vrouwen af te dwingen op alle beslissingsniveaus binnen nationale, regionale en internationale instellingen en organismen die belast zijn met conflictpreventie en -beheersing;

19. het aanstellen van speciale adviseurs voor de bescherming van vrouwen tijdens vredesmissies in de strijd tegen seksueel geweld in het verlengde van de VN resolutie 1325 over « Vrouwen, Vrede en Veiligheid » van 31 oktober 2000.

15 december 2010.

Sabine de BETHUNE
Olga ZRIHEN
Dominique TILMANS
Marleen TEMMERMAN
Zakia KHATTABI
Vanessa MATZ.

(1) Vraag om uitleg van senatrice de Bethune betreffende de invulling van de functie van « de Family Officer » aan minister De Gucht (antwoord op 1 juni 2006).

(2) Vraag om uitleg van senatrice Sabine de Bethune betreffende de implementatie van de krachtlijn « Vrouwen en Gewapende conflicten » van het Beijing Actieplatform. (omgezet in schriftelijke vraag 4-7058 van 5 maart 2010).

(3) Vrouwen, Vrede en Veiligheid, Belgisch Nationaal Actieplan voor de implementatie van VN Veiligheidsraadresolutie 1325, p. 18.

(4) Idem, blz. 19.