5-781/1

5-781/1

Belgische Senaat

ZITTING 2010-2011

15 FEBRUARI 2011


Voorstel van resolutie over de beoefenaars van een vrij beroep

(Ingediend door de heren Wouter Beke en Peter Van Rompuy)


TOELICHTING


Dit voorstel van resolutie herneemt in gewijzigde vorm de tekst van het voorstel van resolutie van 20 oktober 2008 (stuk Senaat 4-973/1).

Wie zijn de vrije beroepsbeoefenaars ?

Tot op heden bestaat er nog geen allesomvattende definitie van de « vrije beroepsbeoefenaars ». Het is ook geen evidente opgave om een dergelijke definitie te ontwikkelen, de beroepen die onder de categorie « vrije beroepen » vallen zijn immers erg divers. Onder de vrije beroepen vallen niet alleen artsen, advocaten, notarissen, apothekers en dierenartsen maar ook onder andere paramedici, accountants, fiscalisten, architecten, landmeters en experts, enz.

De Federatie voor Vrije en Intellectuele Beroepen (FVIB) ontwikkelde zelf een positieve definitie aan de hand van een aantal cumulatieve criteria die de meeste vrije beroepen typeren (1)  :

— de dienstverlening bestaat hoofdzakelijk uit een intellectuele prestatie;

— dit vergt een belangrijke voorafgaande opleiding en permanente vorming;

— de beoefenaar draagt persoonlijke verantwoordelijkheid;

— de dienstverlening gebeurt op een onafhankelijke wijze : de beoefenaar handelt daarbij zowel in het belang van zijn/haar opdrachtgever, cliënt of patiënt, als in het algemeen belang;

— de beroepsuitoefening is onderworpen aan een deontologie, die in het beroepsstatuut vastgelegd is, hetzij bij wet, hetzij bij autonome beslissing van de betrokken beroepsorganisatie. Dit beroepsstatuut beoogt het garanderen en bevorderen van de professionaliteit, de kwaliteit en de vertrouwensrelatie met de opdrachtgever, cliënt of patiënt.

De wetgever ontwikkelde in artikel 1 van de wet van 6 april 2010 betreffende marktpraktijken en consumentenbescherming een deels positieve definitie van « de vrije beroepsbeoefenaars » :

« beoefenaar van een vrij beroep : elke onderneming die geen koopman is in de zin van artikel 1 van het Wetboek van koophandel en die onderworpen is aan een bij wet opgericht tuchtorgaan. »

Deze definitie betekent een vooruitgang inzake de positieve omschrijving van de vrije beroepen. De definitie vertoont echter nog enkele hiaten : tandartsen en kinesitherapeuten, waarvan niemand zal ontkennen dat zij vrije beroepsbeoefenaars zijn, beschikken immers niet over een tuchtorgaan en vallen strikt gezien niet onder de definitie.

De groep van beoefenaars van een vrij beroep wordt steeds groter (en belangrijker) in onze samenleving (2) .

Tussen 1999 en 2009 groeide de groep van de beoefenaars van de vrije beroepen met maar liefst 77 776 eenheden. Dit is goed voor een toename van ruim 51,7 %. Ter vergelijking, in dezelfde periode nam het totaal aantal zelfstandigen toe met 17,7 %. Eind 2009 oefenden 228 142 zelfstandigen, of 24,4 % van alle zelfstandigen (934 642), een vrij beroep uit. Deze groeitrend blijft voortduren. Elk jaar starten meer dan 20 000 personen in een vrij beroep, één vierde (25,1 %) van het totale aantal startende zelfstandigen.

Anno 2009 stelt men vast dat de intellectuele diensten het grootste aandeel innemen binnen de vrije beroepen met 43,4 %. Paramedische beroepen vormen de tweede grootste categorie met 18,4 %, gevolgd door de artsen (12, %). Opmerkelijk is de daling de laatste tien jaren onder de zelfstandige apothekers (- 18 %) en de notarissen (-5 %). De sector fiscaal/vastgoed blijft op eenzelfde niveau hangen.

Het afgelopen decennium was de aangroei van het aantal vrije beroepsbeoefenaars het grootst in Vlaanderen (+ 58,7 %), gevolgd door Wallonië (+ 39,1 %) en Brussel (+ 39,1 %).

De grootste groep van vrije beroepsbeoefenaars bevindt zich in de leeftijdscategorie vijfendertig tot vijfenveertig jaar. Op het vlak van de genderdiversiteit zien we dat mannen nog altijd de meerderheid uitmaken (58 %) ten aanzien van de vrouwelijke collega's (42 %) maar dat de vrouwen aan een opmars bezig zijn. De toename van de vrouwen bedraagt de afgelopen tien jaar 69,5 % ten aanzien van 41 % bij de mannen.

Nagenoeg alle medische beroepen tellen meer dan gemiddeld vrouwelijke beroepsbeoefenaars. De paramedische beroepen (70 %) en apothekers (55,5 %) tellen meer vrouwen dan mannen. Tandartsen (48,4 %) en dierenartsen (43,2 %) scoren meer dan gemiddeld. Het aantal vrouwelijke artsen klimt ook stilaan naar dat gemiddelde (40,2 %).

Het gemiddeld inkomen van de beoefenaars van een vrij beroep steeg in de inkomstenjaren 1996-2006 met 15,6 % (sociale bijdragen worden berekend op basis van het inkomen van drie jaar terug). Het indexcijfer voor de (regelings)lonen over diezelfde periode steeg van 100 % tot 127,4 % en 122,1 % in 2006 voor respectievelijk de arbeiders en bedienden (Bron : website van de Nationale Bank van België). Het gemiddelde inkomen van de vrije beroepen in hoofdberoep, bedraagt in inkomstenjaar 2006 40 458,71 euro, tegenover 5 911,37 euro in bijberoep en 20 458,06 EUR na pensioenleeftijd.

De werkgelegenheid in het vrije beroep groeide tussen 1999 en 2009 aan met 47,8 % tot 247 148 eenheden. In die periode kwamen er 79 875 werknemers bij. Ook hier blijft de groeitrend voortduren.

De beoefenaar van het vrije beroep neemt een bijzondere plaats in onze samenleving in

De meerwaarde van de beoefenaars van de vrije beroepen kan als volgt worden omschreven : hoge maatschappelijke toegevoegde waarde, intellectuele onafhankelijkheid, morele autonomie, professionele verantwoordelijkheid, kwaliteit en de vertrouwensrelatie met de cliënt of patiënt.

Bovendien vervullen verschillende vrije beroepen een taak als intermediair van het beleid. We kunnen verwijzen naar de grote rol van de artsen, apothekers en paramedici in de medische dienstverlening en vooral ook inzake het preventiebeleid van de overheid en naar de notarissen en advocaten-bemiddelaars die in zekere mate overheidstaken vervullen, waarin de vertrouwensrelatie van groot belang is.

Gezien de specificiteit van het vrije beroep kunnen de vrije beroepsbeoefenaars niet zomaar worden als « handelaars » worden beschouwd en is een specifieke regelgeving gerechtvaardigd.

Het vrije beroep is in essentie een intellectueel dienstverlenend beroep

Hun grootste toegevoegde waarde is terug te vinden in de kennis van de beoefenaar van het vrije beroep. Die intellectuele dienstverlening is pas mogelijk wanneer zij in alle onafhankelijkheid kan plaatsvinden. Die intellectuele onafhankelijkheid is dan ook de achilleshiel van het vrije beroep.

De bijzondere eigenheid van het vrije beroep komt meer en meer in het gedrang

Een economische afhankelijkheid dreigt de intellectuele onafhankelijkheid van het vrije beroep te ondergraven.

Enerzijds is er de problematiek van de mate waarin het vrije beroep onderworpen is aan de regels van de vrije mededinging, anderzijds is er de druk op de rentabiliteit.

Een nieuw evenwicht is nodig tussen de moderne eisen van zakendoen en de mededingingsregels, en de typische eigen rol en waarden van het vrije beroep (onafhankelijkheid en verantwoordelijkheid).

Het vrije beroep staat voor heel wat uitdagingen

De beoefenaars van vrije beroepen dienen zelf een aantal uitdagingen ter hand te nemen.

De vrije beroepsbeoefenaar dient zijn praktijk te voeren op basis van de moderne managementsprincipes. Kostprijsbewustzijn en samenwerking dienen hierin een cruciale rol te spelen. De solopraktijk zal altijd een belangrijke plaats blijven innemen in de sector van het vrije beroep. Samenwerken in associatie lijkt echter een toekomstgerichte praktijkvorm te worden. Zo meent 6 op de 10 vrije beroepers dat het in de toekomst steeds moeilijker wordt het beroep uit te oefenen in een solopraktijk (enquête FVIB maart 2010). Een associatie biedt een maximum aan kansen om de kwaliteit en de efficiëntie van de dienstverlening te garanderen. Daarnaast zorgt deze organisatievorm ook voor de verhoging van de aantrekkelijkheid van de zelfstandige beroepsuitoefening en de continuïteit en de overdracht van de praktijk.

Permanente aandacht dient ook naar opleiding te gaan.

Daarnaast staat de overheid ter ondersteuning van het vrij beroep ook voor een aantal uitdagingen.

Op beleidsvlak kan er meer gebeuren voor de beoefenaars van vrije beroepen.

Die interesse is broodnodig. Meer en meer cijfers wijzen erop dat op middellange termijn er een tekort dreigt te ontstaan aan onder meer huisartsen, tandartsen en notarissen.

De combinatie gezin en arbeid vormt een andere uitdaging. Aangezien veel vrije beroepen aan een tendens van vervrouwelijking onderhevig zijn en het merendeel van de gezinstaken nog altijd op de schouders van de vrouw terecht komen, dringen begeleidende maatregelen voor de betere afstemming van arbeid en gezinsleven zich op.

Wouter BEKE
Peter VAN ROMPUY.

VOORSTEL VAN RESOLUTIE


De Senaat,

A. overwegende het belangrijke aandeel van de vrije beroepen in het maatschappelijke en economische leven;

B. overwegende dat de beoefenaar van een vrij beroep, rekening houdend met de nieuwe context van vrije mededinging, zijn rol van onafhankelijke intellectuele dienstverlener ook in de toekomst waar moet kunnen maken;

C. overwegende dat de beoefenaars van een vrij beroep economische actoren zijn;

D. overwegende dat de Europese Commissie in het verslag over de mededinging op het gebied van de professionele dienstverlening van 9 februari 2004 de professionele dienstverlening van de lidstaten en de regelgevende instanties van de lidstaten uitnodigt een grondige evaluatie te maken van de concurrentiebeperkende regels voor vrije beroepen;

E. overwegende dat bij de behandeling van de Europese richtlijn vrij verkeer van diensten in het Europees Parlement de eigenheid van het vrij beroep werd erkend;

F. overwegende dat de deontologie en de tuchtrechtspraak op een moderne leest dient te worden geschoeid. De deontologische regels mogen de economische keuzevrijheid van de cliënt, de patiënt of de betrokken beroepsgroep niet beperken;

G. overwegende dat de sector nood heeft aan een codificatie van de wetgeving en een uniforme positieve definitie van de « vrije beroepen » in alle regelgeving om de specificiteit van het vrije beroep te benadrukken;

H. overwegende dat het vrije beroep nood heeft aan meer economische weerbaarheid, in het bijzonder op het vlak van de vermindering van administratieve lasten en het bevorderen van associatievorming;

I. overwegende dat de vrije beroepsbeoefenaar wordt geconfronteerd met een groeiend aantal verplichtingen van administratieve aard die hem opgelegd worden door de overheid en die nauw samenhangen met de uitvoering van zijn maatschappelijke opdracht, maar waar doorgaans geen rechtstreekse vergoeding tegenover staat;

J. overwegende dat er nood is aan een overlegde structurele oplossing voor de evoluties inzake de verzekering van de burgerlijke aansprakelijkheid, dit zowel in het voordeel van de vrije beroeper als van de cliënt en patiënt;

K. overwegende dat de ICT (e-government, e-health-platform, enz.) meer ingang moet vinden in de relatie van de overheid met de beoefenaar van het vrij beroep en dat federale en regionale initiatieven met het oog op een grotere efficiëntie beter op elkaar moeten worden afgestemd;

L. overwegende dat het recent ingevoerde ondernemingsnummer voor de vrije beroepen de mogelijkheid biedt om dit nummer ook te gebruiken in het kader van andere domeinen;

L. overwegende dat de sociale weerbaarheid van de beoefenaar van het vrije beroep verhoogd dient te worden;

M. overwegende dat veel beoefenaars van het vrije beroep het moeilijk hebben om hun beroep met een volwaardig gezinsleven te combineren,

Vraagt de regering :

1. de vrije beroepsbeoefenaars de nodige (beleid)instrumenten aan te reiken welke alle economische actoren toekomen. Concreet vertaalt zich dit in meer aanwezigheid in overlegstructuren met de overheid. Ook moeten de beoefenaars een beroep kunnen doen op alle fiscale, sociale en economische stimuli, zoals voorzien voor andere zelfstandigen;

2. het vrije beroep in overeenstemming te brengen met de vrije mededingingsregels, zonder evenwel de eigenheid van het vrije beroep uit het oog te verliezen;

3. te waken over het feit dat de zelfregulering tot stand komt op basis van op interprofessionele leest hervormde orden en beroepsinstituten met als grondslag een interprofessionele (Europese) basisdeontologie, waar een transparante tuchtrechtspraak voorop staat;

4. de wetgeving op de vrije beroepen te codificeren en een uniforme positief geformuleerde definitie voor « alle » vrije beroepen in te voeren;

5. om, in het kader van het verhogen van de economische weerbaarheid, een vermindering van de administratieve lasten te realiseren;

6. om, in het kader van het verhogen van de economische weerbaarheid, samenwerkingsvormen te stimuleren, onder andere door het invoeren van een aangepast kredietinstrument voor het organiseren van een beroepsassociatie via het Participatiefonds;

7. in een eerlijke vergoeding te voorzien voor het groeiend aantal verplichtingen van administratieve aard die de beoefenaar van het vrij beroep worden opgelegd door de overheid en die nauw samenhangen met de uitvoering van zijn/haar maatschappelijke opdracht;

8. de problematiek van de beroepsaansprakelijkheid ter harte te nemen, en dit met het oog op het vermijden van onverzekerbare of extreem dure prestaties, of defensieve beroepsuitoefening;

9. meer ICT-toepassingen, zoals het elektronisch gezondheidsdossier, mogelijk te maken via de ontwikkeling van een aangepast regelgevend en materieel kader en nieuwe (en bestaande) initiatieven op federaal en regionaal vlak beter op elkaar af te stemmen;

10. zoals voor andere zelfstandigen de beoefenaars van vrije beroepen een beter sociaal statuut te geven, dat hen in de eerste plaats zekerheid moet bieden tijdens periodes waarin ze niet in staat zijn om eigen inkomsten te verwerven;

11. om het uniek ondernemingsnummer waarover de vrije beroepsbeoefenaars sinds 30 juni 2009 beschikt ook toe te passen op het vlak van andere domeinen;

12. om verder begeleidende maatregelen te treffen om de combinatie arbeid en gezinsleven te vergemakkelijken;

13. om binnen de Europese instanties te ijveren voor het respecteren van de eigenheid van de categorie van de vrije beroepen dat zich uit in een duidelijk en coherent beleid ten aanzien van de vrije beroepsbeoefenaars met aandacht voor het principe van de zelfregulering.

13 januari 2011.

Wouter BEKE
Peter VAN ROMPUY.

(1) FVIB, Polsslag 2009 : « Statistieken over het vrije beroep. », blz. 2.

(2) Bron cijfergegevens : FVIB, Polsslag 2009 : « Statistieken over het vrije beroep. »