5-716/2 | 5-716/2 |
27 JANUARI 2011
I. INLEIDING
Dit optioneel bicameraal wetsontwerp werd in de Kamer van volksvertegenwoordigers oorspronkelijk ingediend als een wetsvoorstel van mevrouw Cathérine Fonck c.s. (stuk Kamer, nr. 53-1112/001).
Het werd op 27 januari 2011 aangenomen door de Kamer van volksvertegenwoordigers met eenparigheid van de 124 leden en op diezelfde dag overgezonden aan de Senaat. Het wetsontwerp werd op 27 januari 2011 geëvoceerd.
Met toepassing van artikel 27, 1, tweede lid, van het Reglement van de Senaat, heeft de commissie voor de Sociale Aangelegenheden de bespreking van dit wetsontwerp aangevat vóór de eindstemming in de Kamer van volksvertegenwoordigers.
De commissie heeft dit wetsontwerp besproken tijdens haar vergaderingen van 26 en 27 november 2011 in aanwezigheid van mevrouw Milquet, vice-eersteminister en minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid.
II. INLEIDENDE UITEENZETTING VAN DE VICE-EERSTEMINISTER EN MINISTER VAN WERK EN GELIJKE KANSEN, BELAST MET HET MIGRATIE- EN ASIELBELEID
Mevrouw Milquet, vice-eersteminister en minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid, geeft aan dat het wetsontwerp twee aspecten behandelt. Het gaat meer in het bijzonder om de verlenging van enkele crisismaatregelen — met name de tijdelijke werkloosheid voor bedienden en de crisispremie — en om een gedeeltelijke uitvoering van het interprofessioneel akkoord.
Zij herinnert eraan dat de wet houdende diverse bepalingen I van 29 december 2010 reeds enkele maatregelen heeft verlengd met één maand, dit wil zeggen tot 31 januari 2011, om aldus de sociale partners de gelegenheid te geven om tot een centraal akkoord te komen. Intussen bereikte de « Groep van 10 » daadwerkelijk een ontwerp van interprofessioneel akkoord dat verschillende elementen bevat, zoals onder meer een tijdschema dat het verschil in sociaal statuut tussen arbeiders en bedienden stelselmatig terug dringt. De regering ondersteunt dit ontwerp van interprofessioneel akkoord en zal dit ook financieel ondersteunen.
Titel I van het ontwerp, dat de artikelen 1 tot 32 bevat, betreft de verlenging van de tijdelijke regeling van volledige of gedeeltelijke schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst voor bedienden en van de crisispremie.
De regeling van volledige of gedeeltelijke schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst voor bedienden (zestien weken voltijdse schorsing of zesentwintig weken deeltijdse schorsing voor de ondernemingen in moeilijkheden) en de crisispremie voor arbeiders die ontslagen worden ten belope van 1 666 euro zijn de crisismaatregelen die reeds van toepassing waren en die door deze wet verlengd worden tot 31 maart 2011. De bestaande regels blijven ongewijzigd van toepassing. De Koning kan bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad én na een unaniem advies van de Nationale Arbeidsraad beide maatregelen verlengen tot 31 mei 2011.
De verhogingen van de werkloosheidsuitkeringen in geval van tijdelijke werkloosheid tot 70 en 75 % worden ook verlengd bij koninklijk besluit, voor dezelfde periode.
Deze maatregelen kunnen bij in Ministerraad overlegd koninklijk besluit dus verder verlengd worden met maximaal twee maanden.
In afwachting van een wettelijke basis voor de maatregelen, vervat in het desgevallend definitief goedgekeurde interprofessioneel akkoord, zal iedere verlenging grondig bestudeerd moeten worden en gekoppeld worden aan een budgettair kader voor het jaar 2011, dat toelaat om het tekort verder terug te dringen dan de Belgische engagementen in het kader van het stabiliteitsprogramma.
Titel II van het wetsontwerp (artikelen 33 tot 37) voert enkel de bepalingen uit van het inteprofessioneel akkoord die bij wet moeten worden geregeld. Een aantal bepalingen moeten bij collectieve arbeidsovereenkomst (CAO) worden geregeld, zoals bijvoorbeeld het brugpensioen.
Hoofdstuk I (artikelen 33 en 34) van deze Titel heeft betrekking op het halftijds brugpensioen. De twee tijdelijke afwijkingen die reeds bestonden wat betreft halftijds brugpensioen worden verlengd voor de jaren 2011 en 2012 :
— ongeacht het bestaan van een CAO over voltijds brugpensioen en de daarin voorziene leeftijdsvoorwaarde, kunnen sectorale of ondernemings-CAO's een toegangsleeftijd van vijfenvijftig jaar bepalen voor halftijds brugpensioen;
— voor werknemers die minstens achtenvijftig jaar zijn bestaat de mogelijkheid van halftijds brugpensioen op voorwaarde dat er een akkoord is van de werkgever, en dit zonder dat er een CAO over halftijds brugpensioen in de sector of de onderneming moet worden afgesloten.
De sociale partners hebben in het interprofessioneel akkoord het engagement genomen het Generatiepact te evalueren tegen oktober 2011. De regering zal een evaluatie zo vlug mogelijk vragen.
Hoofdstuk II (artikel 35) handelt over de eenmalige innovatiepremies. Het bestaand stelsel van de innovatiepremies wordt door deze wet verlengd tot 1 januari 2013. Werkgevers kunnen een innovatiepremie toekennen aan elke werknemer die met een vernieuwend voorstel een meerwaarde creëert voor de onderneming. Deze premie is vrijgesteld van belastingen en sociale zekerheidsbijdragen.
Hoofdstuk III, dat de artikelen 36 en 37 omvat, heeft betrekking op de activering van de inspanningen ten voordele van personen die behoren tot de risicogroepen en van de actieve begeleiding en opvolging van werklozen (artikelen 36 en 37). Ingevolge het afgesloten interprofessioneel akkoord voor de periode 2011-2012 moet de wetgeving inzake de risicogroepen worden geactiveerd. Gezien de regering in lopende zaken is, is het aangewezen geacht om het activeren van deze wetgeving door het parlement te laten goedkeuren door de invoering van een tijdelijke afwijkingsbepaling.
Het koninklijk besluit van 26 april 2009 waarbij bepaalde categorieën van werkgevers vrijgesteld worden van de bijzondere werkgeversbijdrage ter financiering van het stelsel van de tijdelijke werkloosheid en de anciënniteitstoeslag voor oudere werklozen ingesteld bij koninklijk besluit van 27 november 1996 wordt eveneens van toepassing verklaard voor de periode 2011 en 2012. Het gaat om vrijstelling van bepaalde bijzondere bijdragen voor werkgevers die een verhoogde inspanning leveren sinds 1996 voor de personen die behoren tot de risicogroepen. De wet van 24 december 1999 ter bevordering van de werkgelegenheid voorziet de mogelijkheid om vrijgesteld te worden van de verplichting om jongeren aan te werven in het kader van het startbanenstelsel wanneer men bij CAO gebonden is tot een inspanning ten voordele van de risicogroepen van minstens 0,15 % van de loonmassa. Het zijn vooral sectoren die hiervan gebruik maken. Het interprofessioneel akkoord 2011-2012 voorziet in de verlenging van deze mogelijkheid. Dit artikel creëert dan ook de rechtsbasis hiertoe.
Hoofdstuk IV van Titel II ten slotte betreft de inwerkingtreding. Deze titel betreft de uitvoering van het interprofessioneel akkoord wat betreft de verlenging voor de duur van dit akkoord, zijnde 2011-2012, van bestaande systemen, met uitzondering van de crisismaatregelen. Aangezien deze titel de uitvoering van het interprofessioneel akkoord gesloten tussen de sociale partners is, treedt het in werking op 1 januari 2011 op voorwaarde dat dit akkoord is ondertekend en neergelegd wordt op de algemene directie van de Collectieve Arbeidsbetrekkingen van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg (FOD WASO). Deze uitzonderlijke procedure wordt verantwoord door het uitzonderlijk laat ondertekenen van het interprofessioneel akkoord en de noodzaak om een rechtsbasis te hebben voor de uitvoering ervan met ingang van 1 januari 2011.
De minister verwijst ten slotte naar het debat dat over dit laatste aspect in de Kamercommissie Sociale Zaken werd gevoerd. Het gegeven dat een van de betrokken sociale gesprekspartners, hetzij aan syndicale, hetzij aan patronale zijde, dit ontwerp van interprofessioneel akkoord niet zou goedkeuren hoeft niet noodzakelijk te betekenen dat het niet wordt uitgevoerd. Anders is het natuurlijk wanneer geen enkele van de betrokken organisaties het zou ondertekenen.
III. ALGEMENE BESPREKING
A. Vragen en opmerkingen van de leden
De heer du Bus de Warneffe erkent dat het op het eerste gezicht wat raar is om telkens opnieuw enkele crisismaatregelen te verlengen door middel van verschillende wetgevende initiatieven, maar wijst erop dat de minister gebonden is aan het onderhandelingsresultaat van de sociale partners. Hij meent dat het wijs is om deze maatregelen te verlengen en wijst erop dat reeds eerder werd beslist om andere crisismaatregelen niet te verlengen omdat ze niet langer beantwoordden aan bepaalde noden.
Hij drukt zijn tevredenheid uit over het bestaan van het ontwerp van interprofessioneel akkoord en hoopt dat het zo snel als mogelijk wordt ondertekend door de sociale partners.
De heer Claes vindt het positief dat de voorgestelde crisismaatregelen worden verlengd en dat het ontwerp van interprofessioneel akkoord dat door de sociale partners werd gesloten meteen wordt ondersteund vanuit het parlement. Hij betreurt evenwel dat voor elke verlenging van de crisismaatregelen telkens opnieuw een wetgevend initiatief moet worden genomen. Dit was reeds het geval in december 2010, en nu opnieuw. Gelukkig heeft men in voorliggend wetsontwerp de mogelijkheid gecreëerd om ze in de toekomst te verlengen middels een koninklijk besluit.
Spreker wijst erop dat de crisispremie van 1 666 euro voor arbeiders die ontslagen worden, waarvan in principe 555 euro door de werkgever worden betaald, in de praktijk in vele gevallen door de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening wordt uitgekeerd. Er zijn immers vele uitzonderingen op de algemene regel. Kan de minister toelichting geven bij de concrete toepassing van deze maatregel ? Zijn hiervan cijfers voorhanden ? Heeft de minister een idee van de totale kostprijs en de betaalbaarheid van deze maatregel ?
De heer Claes informeert ten slotte of de crisispremie voor arbeiders deel uitmaakt van het stappenplan inzake de gelijkschakeling van de statuten van arbeiders en bedienden, dat door de sociale partners werd overeengekomen.
Mevrouw Thibaut erkent dat crisismaatregelen verantwoord zijn in tijden van crisis, maar stelt vast dat de cijfers wijzen op een economische heropleving. Heeft de minister een exitplan klaar voor wanneer de crisis voorbij zal zijn, zodat de crisismaatregelen progressief kunnen worden afgebouwd ?
Mevrouw Tilmans feliciteert de regering voor de voorgestelde maatregelen. Zij drukt de hoop uit dat er spoedig een volwaardige regering zal zijn die de beleidsbeslissingen kan nemen die nodig zijn voor de heropleving van de economie en het creëren van meer werkgelegenheid.
B. Antwoorden van de minister
Mevrouw Milquet, vice-eersteminister en minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid, wijst erop dat zij reeds eind vorig jaar voorstander was van een regeling waarbij de crisismaatregelen konden worden verlengd zonder telkens opnieuw een wetgevend initiatief te nemen. Hiervoor bestond evenwel geen consensus in de schoot van de ontslagnemende regering, die besloot om bij wet de maatregelen te verlengen met één maand, in afwachting van een interprofessioneel akkoord. Vandaag ligt een ontwerp van interprofessioneel akkoord voor en wordt voorgesteld dat de crisismaatregelen kunnen worden verlengd bij koninklijk besluit.
Wat de crisispremie voor arbeiders betreft, tonen de beschikbare cijfers voor 2010 aan dat 70 % van de premies gedeeltelijk werden betaald door de ondernemingen, en 30 % volledig door de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening. Er werden ongeveer 28 000 premies betaald. De volgende regering zal beslissen over de toekomst van deze maatregel, die kan worden gekoppeld aan een activeringsbeleid.
De minister is het eens met de bedenking dat niet alle maatregelen van toepassing kunnen blijven van zodra de economische heropleving een feit is, maar wijst erop dat vandaag reeds enkele maatregelen niet langer van toepassing zijn, zoals bijvoorbeeld de collectieve arbeidsduurvermindering in tijden van crisis en het crisis-tijdskrediet. Anders is het met de crisispremie voor arbeiders bij ontslag en de tijdelijke werkloosheid voor bedienden, die wellicht structureel van toepassing zullen blijven en ook deel uitmaken van het interprofessioneel akkoord. Zij moeten ook worden bekeken in het licht van de afgesproken convergenties van de statuten van arbeiders en bedienden. De crisispremie voor arbeiders zal wellicht evolueren naar een algemene ontslagpremie die vergelijkbaar is met de opzeggingsvergoeding voor bedienden. Het akkoord houdt in dat deze premie in de toekomst door de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening zal worden betaald, en niet langer gedeeltelijk door de ondernemingen. Ook de tijdelijke werkloosheid voor bedienden moet eigenlijk niet langer worden beschouwd als een crisismaatregel.
IV. STEMMINGEN
Het wetsontwerp in zijn geheel wordt aangenomen met eenparigheid van de 10 aanwezige leden.
Vertrouwen werd geschonken aan de rapporteur voor het opstellen van een mondeling verslag aan de plenaire vergadering.
De rapporteur, | De voorzitter, |
Fabienne WINCKEL. | Rik TORFS. |
De door de commissie aangenomen tekst is dezelfde als de tekst van het door de Kamer van volksvertegenwoordigers overgezonden ontwerp (zie stuk Kamer, nr. 53-1112/004).