4-1754/1

4-1754/1

Belgische Senaat

ZITTING 2009-2010

27 APRIL 2010


Wetsvoorstel tot wijziging, wat de bepalingen inzake het gebruik der talen in de gecentraliseerde en gedecentraliseerde diensten van de Brusselse Hoofdstedelijke regering en het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie betreft, van artikel 32 van de wet van 16 juni 1989 houdende diverse institutionele hervormingen

(Ingediend door de heer Yves Buysse c.s.)


TOELICHTING


Artikel 32, § 1, derde lid, van de wet van 16 juni 1989 houdende diverse institutionele hervormingen bepaalt dat voor de gecentraliseerde en gedecentraliseerde diensten van de Brusselse Hoofdstedelijke regering en het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie onder meer hoofdstuk V, afdeling 1, van de gecoördineerde wetten van 18 juli 1966 op het gebruik der talen in bestuurszaken van toepassing is, met uitzondering van de bepalingen betreffende het gebruik van het Duits. Dit hoofdstuk (meer bepaald de artikelen 39 tot 43ter) omvat de taalregeling die betrekking heeft op de centrale diensten van het hele land en stelt het principe van de tweetaligheid van de diensten en de eentaligheid van de ambtenaren voorop. Tevens dienen er in het kader van deze regeling taalkaders te worden opgesteld voor de verdeling van de betrekkingen tussen de beide taalgroepen.

Door deze regeling worden de diensten van de Brusselse Hoofdstedelijke regering en van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie bijgevolg gelijkgesteld met de centrale diensten die voor het hele land bevoegd zijn. Dat is evenwel niet zo vanzelfsprekend omdat een taalregeling die werd uitgewerkt om van toepassing te zijn op diensten voor het hele land, niet noodzakelijk ook bruikbaar is voor de diensten van een tweetalige stad. En dat is hier het geval.

Deze regeling heeft dan ook reeds voor heel wat betwistingen en disfuncties in de diensten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest gezorgd. Vooral de bepalingen waarbij de tweetaligheid van de dienstverlening dient te worden verwezenlijkt door middel van eentalige ambtenaren blijken niet aangepast te zijn aan de Brusselse situatie. De praktijk heeft immers uitgewezen dat dit in Brussel tot absurde situaties, een slechte dienstverlening ten aanzien van de burgers en talrijke disfuncties leidt.

De reeds jaren aanslepende moeilijkheden bij de Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor Brandweer en de Dringende Medische Hulp kunnen hiervoor als voorbeeld gelden. Bij de dienst 100 en de brandweer, waar in ernstige en spoedeisende gevallen een doelmatig ingrijpen van de ambulanciers en brandweermannen van essentieel belang is, kan een slechte communicatie met de noodbehoevende burgers in een aantal omstandigheden fatale gevolgen hebben. Bij het uitrukken van brandweer of dienst 100 kan men immers nooit op voorhand voorzien tot welke taalrol de slachtoffers behoren. Hij die deze diensten oproept, is immers vaak niet zelf het slachtoffer dat moet worden geholpen. Daardoor is het vanuit praktische en veiligheidsoverwegingen vereist dat elke ploeg die uitrukt zich steeds in de twee talen moet kunnen behelpen. Concreet komt dat er in de huidige situatie op neer, vermits men wettelijk gezien met eentalige personeelsleden te maken heeft, dat er in elke ploeg minstens één Franstalige en één Nederlandstalige hulpverlener aanwezig moet zijn. Anderzijds moeten er voor deze dienst volgens de wet taalkaders worden opgesteld, waar de verdeling van de betrekkingen over de taalgroepen gebeurt op basis van (onder meer) een telling van het aantal interventies in beide talen. Gelet op de huidige taalkundige situatie in Brussel gebeuren die voor het merendeel in het Frans. In een taalkader opgesteld op basis van deze criteria kunnen ten gevolge daarvan dus maar weinig Nederlandstalige hulpverleners in dienst worden genomen. Het gevolg hiervan in de praktijk is dat, enerzijds, niet alle interventieploegen tweetalig kunnen zijn en, anderzijds, dat de minderheid Nederlandstalige hulpverleners die in dienst zijn veel meer werk moeten verzetten dan hun Franstalige collega's, gelet op hun geringer aantal en de vereiste tot tweetaligheid van alle interventieploegen. Men ziet aan de hand van dit voorbeeld dat het instellen van taalkaders voor deze dienst niet verzoenbaar is met de vereiste tot tweetaligheid van de dienst.

Naast deze praktische bezwaren zijn er ook politieke grieven tegen de huidige regeling welke al jaren tot getouwtrek en een impasse leiden in de schoot van de Brusselse regering, die er daardoor al jaren niet in slaagt taalkaders op te stellen die de toets van de Raad van State kunnen doorstaan. In plaats van taalkaders op te stellen, zoals de taalwet in bestuurszaken en de vaste rechtspraak van de Vaste Commissie voor Taaltoezicht en de Raad van State die voorschrijven, werden hierover in het verleden herhaaldelijk politieke akkoorden afgesloten tussen de Brusselse regeringspartijen. Daardoor werden taalkaders uitgewerkt, niet in functie van de voorschriften van de wet, maar wel in functie van een politiek vooraf vastgestelde verdeling van de overheidsbetrekkingen volgens een verdeelsleutel waarbij grosso modo twee derden van de betrekkingen naar de Franstaligen en één derde naar de Nederlandstaligen diende te gaan.

Het gevolg hiervan is geweest dat deze taalkaders reeds meermaals door de Raad van State werden vernietigd. Dat gebeurde onder meer met de taalkaders van het Brussels Hoofdstedelijke Gewest (arresten nrs. 147 148 van 30 juni 2005 en 183 473 van 27 mei 2008) en met de taalkaders van de Hoofdstedelijke Dienst voor Brandweer en Dringende Medische Hulp (arresten nrs. 55 189 van 15 september 1995 en 188 135 van 21 november 2008).

Ten slotte kan worden opgemerkt dat de huidige regeling, volgens welke een taalkader moet worden opgesteld met de bedoeling een evenwichtige verdeling van de betrekkingen tussen Nederlandstaligen en Franstaligen tot stand te brengen in functie van het werkvolume en het wezenlijke belang van beide taalgroepen, in Brussel in feite elke relevantie heeft verloren omwille van de aanwezigheid van een grote groep vreemdelingen (50 % of meer van de totale bevolking). Ten tijde van de opstelling van de gecoördineerde wetten op het gebruik der talen in bestuurszaken was er immers nog geen sprake van grote groepen vreemdelingen en werd met dit gegeven dan ook niet in het minst rekening gehouden bij de uitwerking van de bepalingen omtrent de taalkaders. Door de explosieve groei van het aantal vreemdelingen in Brussel die sindsdien heeft plaatsgegrepen kan men echter niet meer naast dit gegeven kijken, aangezien deze massa een beslissende invloed uitoefent op de berekening van het werkvolume. Momenteel worden alle vreemdelingen bij het bepalen van taalkaders automatisch integraal, maar volledig ten onrechte, tot het Franstalige werkvolume gerekend. Het resultaat is dat de balans inzake het werkvolume zeer sterk ten nadele van de Vlamingen overhelt. Politiek gezien is dit voor alle Vlaamse partijen evenwel onaanvaardbaar.

Besluitend kan dus worden gesteld dat het een vergissing is geweest om taalkaders in te stellen voor de diensten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, ten eerste omdat dit niet verzoenbaar is met de vereiste tot tweetaligheid van de diensten en de realiteit op het terrein, ten tweede omdat dit politiek tot zware moeilijkheden leidt, en ten slotte omdat dit in de huidige stand van zaken geen relevantie meer heeft.

Een wijziging van de taalregeling voor de diensten voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest dringt zich dan ook op. In de plaats van het huidige taalregime, stellen de indieners van dit voorstel een regeling voor waarbij 33 % van de betrekkingen aan elke taalgroep wordt voorbehouden en de overige 34 % verder kan worden ingevuld door de Brusselse Hoofdstedelijke regering en het Verenigd College volgens de noden die zich op het terrein voordoen. Tegelijkertijd wordt daarmee overgestapt van de huidige eentaligheid naar de functionele tweetaligheid van de ambtenaren. Op die wijze kan, mits een correcte toepassing van de wet, de dienstverlening aan de burger, Nederlandstalig of Franstalig, veel beter worden verzekerd dan momenteel het geval is.

Yves BUYSSE
Nele JANSEGERS
Joris VAN HAUTHEM.

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2

In artikel 32, § 1, van de wet van 16 juni 1989 houdende diverse institutionele hervormingen, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1º het tweede lid wordt opgeheven;

2º het derde lid wordt vervangen als volgt :

« De artikelen 50 en 54, hoofdstuk III, afdeling 3, en de hoofdstukken VII en VIII van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966, zijn van toepassing op de in het eerste lid bedoelde diensten, met dien verstande dat voor de personeelsbezetting van elk van de diensten bedoeld in het eerste lid ten minste 66 % van de betrekkingen in gelijke mate verdeeld zijn over de beide taalgroepen. In afwijking hiervan moeten de betrekkingen die gelijk aan of hoger zijn dan die van afdelingschef, op alle trappen van de hiërarchie, in gelijke mate verdeeld zijn over beide taalgroepen. ».

19 februari 2010.

Yves BUYSSE
Nele JANSEGERS
Joris VAN HAUTHEM.