4-1684/1

4-1684/1

Belgische Senaat

ZITTING 2009-2010

26 FEBRUARI 2010


Wetsvoorstel tot wijziging van artikel 39 van de Arbeidswet van 16 maart 1971

(Ingediend door mevrouw Nele Lijnen c.s.)


TOELICHTING


Dit wetsvoorstel neemt grotendeels de tekst over van een voorstel dat reeds op 23 augustus 2007 in de Senaat werd ingediend (stuk Senaat, nr. 4-156/1 — BZ 2007).

Artikel 39 van de Arbeidswet handelt over de moederschapsbescherming. Dit artikel voorziet erin dat zwangere werkneemsters voldoende bescherming genieten. Die bescherming vertaalt zich in een verplichte periode van bevallingsverlof.

Iedere zwangere werkneemster kan vanaf 6 weken (8 weken bij meerlingen) vóór de vermoedelijke datum van de bevalling zwangerschapsverlof vragen. Zij is verplicht die te nemen vanaf 1 week vóór de vermoedelijke datum van bevalling.

Vanaf de dag van de werkelijke bevalling geniet de werkneemster ten minste 9 weken bevallingsrust, welke nog kan verlengd worden met de periode van 6 weken vóór de bevalling waarin de werkneemster gewerkt heeft.

De 9 weken na de werkelijke bevalling moet de werkneemster verplicht opnemen. Men zou die periode kunnen opsplitsen in de fysische herstelperiode vlak na de bevalling. Vervolgens zou men een volgende periode kunnen onderscheiden, waarin het samenzijn van moeder en kind belangrijk zijn voor de fysische gewenning van het kind. Deze periode is zeker belangrijk voor de verdere ontwikkeling van het kind, vandaar dat de wetgever hieraan een groot belang heeft gehecht. De periode van 9 weken is dan ook verplicht te respecteren.

Bij het opstellen van artikel 39 over de moederschapsbescherming heeft de wetgever echter geen rekening gehouden een bijzondere situatie.

Artikel 39 heeft het duidelijk over zwangerschap en bevalling. Het heeft het ook over het kind maar slechts enkel als het langer dan de eerste week in een verplegingsinrichting dient te verblijven. In dit geval wordt de periode bevallingsrust verlengd met de periode van verlengd verblijf van het kind.

De wetgever beschrijft in dit artikel nergens wat er gebeurt indien het kind levenloos geboren wordt of indien het kort na de geboorte overlijdt.

Als artikel 39 letterlijk geïnterpreteerd wordt dan gaat het hier inderdaad om de bevalling die als voorwaarde geldt voor de verplichting tot 9 weken bevallingsrust. Deze bevalling staat los van het feit of het kind al dan niet levensvol geboren wordt. Dus ook in het laatste geval dient de werkneemster verplicht 9 weken op te nemen.

Nu kan het evenwel zijn dat, in het belang van de werkneemster, die 9 weken echt wel te lang zijn. Het is afhankelijk van persoon tot persoon en vooral van hoe zij met de verwerking van een tragische gebeurtenis omgaat. Een groot deel van de vrouwen kan effectief nood hebben aan deze 9 weken bevallingsrust. Toch is het niet denkbeeldig dat het in hun eigen psychisch belang is, als een deel van de werkneemsters in dit geval zo snel mogelijk terug de draad oppikt met hun leven van vóór de zwangerschap.

Ook al zouden zij dit willen, ze kunnen het op dit moment niet. Sommige van deze vrouwen zullen dit beschouwen alsof zij in deze periode constant met hun verlies geconfronteerd worden. Zij worden namelijk als het ware veroordeeld om 9 weken thuis te blijven, terwijl hun partner, kinderen of andere mensen uit hun omgeving overdag gewoon aan het werk of op school zijn.

De indienster wil met dit wetsvoorstel de mogelijkheid scheppen om aan werkneemsters, die bevallen van een levenloos kind, de mogelijkheid te geven de verplichte periode van bevallingsrust in te korten tot twee weken. Het gaat hier dan echter wel om een uitzonderingsmaatregel die enkel kan gebeuren wanneer dit in het belang van de werkneemster is. Het kan dan ook slechts op uitdrukkelijk verzoek van de werkneemster en met goedkeuring van een geneesheer.

Nele LIJNEN
Nahima LANJRI
Caroline PERSOONS
Vanessa MATZ
Bart TOMMELEIN.

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2

In artikel 39 van de Arbeidswet van 16 maart 1971, laatst gewijzigd bij de wet van 6 mei 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1º tussen het tweede lid en het derde lid wordt het volgende lid ingevoegd :

« In het geval dat het enige kind of alle meerlingen dood geboren werden, of binnen een periode van een week na de geboorte overlijden, kan de in het vorige lid bedoelde termijn, vanaf de datum van het overlijden van het enige of laatst levende kind, beperkt worden tot twee weken. Dit gebeurt op uitdrukkelijk verzoek van de werkneemster en met goedkeuring van een arts. »;

2º in het derde lid, dat het vierde lid wordt, worden de woorden « Op haar verzoek » vervangen door de woorden « Op verzoek van de werkneemster »;

3º in het vijfde lid, dat het zesde lid wordt, worden de woorden « in het derde en het vierde lid » vervangen door de woorden « in het vierde en het vijfde lid ».

Art. 3

Deze wet treedt in werking de dag waarop ze in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

11 februari 2010.

Nele LIJNEN
Nahima LANJRI
Caroline PERSOONS
Vanessa MATZ
Bart TOMMELEIN.