4-1665/1

4-1665/1

Belgische Senaat

ZITTING 2009-2010

18 FEBRUARI 2010


Wetsvoorstel tot wijziging — wat het rouwverlof betreft — van het koninklijk besluit van 28 augustus 1963 betreffende het behoud van het normale loon van de werklieden, de dienstboden, de bedienden en de werknemers aangeworven voor de dienst op binnenschepen, voor afwezigheidsdagen ter gelegenheid van familiegebeurtenissen of voor de vervulling van staatsburgerlijke verplichtingen of van burgerlijke opdrachten

(Ingediend door mevrouw Nele Lijnen c.s.)


TOELICHTING


Sinds 1 juli 2002 hebben alle vaders recht op tien dagen vaderschapsverlof bij de geboorte van hun kind. Dat ruime verlof voor een blijde gebeurtenis staat in schril contrast met de verlofregeling bij het overlijden van een nabij familielid.

Volgens de huidige regeling heeft de werknemer bij het overlijden van zijn echtgeno(o)t(e), de persoon waarmee hij wettelijk samenwoont of van sommige familieleden recht op drie vrije dagen. Die drie dagen moeten daarenboven worden opgenomen in de periode die begint op de dag van het overlijden en eindigt met de dag van de begrafenis.

In die periode is er sowieso niet veel tijd voor de verwerking van het overlijden : ze wordt volledig ingenomen door de praktische beslommeringen die de begrafenis meebrengt. Het eigenlijke rouwproces begint meestal na de begrafenis. Daarom moeten de meeste mensen in die situatie noodgedwongen hun toevlucht nemen tot ziekteverlof of zelfs hun vrije dagen opnemen.

Het is immers begrijpelijk dat men bij het verlies van naaste verwanten meestal niet onmiddellijk kan terugkeren in het normale werkritme. Wie geconfronteerd wordt met het overlijden van een familielid moet de tijd kunnen nemen om te rouwen, om te leren omgaan met zijn droefheid en ook klaarheid kunnen scheppen in het mengsel van verwarrende gevoelens zoals schuldvraag, angst en agressie. Rouw leidt ook vaak tot slapeloosheid met lichamelijke uitputting tot gevolg.

Als men verplicht wordt onmiddellijk terug aan het werk te gaan, krijgt men niet de tijd voor een normaal verwerkingsproces om al die gevoelens te ordenen. Het rouwproces zal met andere woorden uitgesteld worden en vaak pathologisch verlopen. Dat kan dan op termijn tot emotionele ontreddering en depressie uitlopen, wat onvermijdelijk zal resulteren in nog langer ziekteverlet of inefficiënt functioneren in de werkomgeving.

Al de aangehaalde elementen gelden nog meer indien de verwantschap met de overledene nauwer is. De huidige wetgeving maakt immers geen onderscheid tussen het overlijden van een bejaarde vader of moeder, enerzijds, en het overlijden van de partner of een minderjarig kind, anderzijds. Het is evident dat vooral in die laatste situaties het lijden veel groter is en bijgevolg ook de verwarring en de intensiteit van het rouwproces.

Uit onderzoek in Nederland blijkt dat de duur van de afwezigheid toeneemt indien de verwantschap zeer hecht is. In de gevallen waarin een werknemer een partner of een kind verliest zal de afwezigheid in de helft van de gevallen meer dan een maand bedragen.

Dit voorstel is beperkt tot situaties waar personen een partner of een inwonend kind verliezen. De huidige regeling voorziet in slechts drie dagen verlof. Dat is volstrekt ontoereikend, nu we weten dat een grote meerderheid van die mensen in ziekteverlof terechtkomt of vrije dagen moet opnemen. Vanuit maatschappelijk oogpunt is het onrechtvaardig om mensen die reeds een ernstige tegenslag in hun leven ondergaan, nog een tweede maal te beproeven door te verplichten een arts te raadplegen om verlof te vragen. In een samenleving waarin we steeds meer aandacht schenken aan de kwaliteit van het leven, moeten we ook die wat ouderwetse logica durven doorbreken.

De invoering van een uitgebreider rouwverlof is dan ook het logische gevolg van het medische inzicht dat het noodzakelijk is voldoende tijd uit te trekken om een natuurlijk en normaal rouwproces mogelijk te maken. Het zal ook voorkomen dat rouwenden een beroep moeten doen op afgeleide oplossingen zoals het ziekteverlof. De financiële implicaties zijn zeer beperkt omdat het om zeer klein deel van de overlijdens gaat en daarenboven gaat het hier vooral om een verschuiving van kosten (van ziekteverlof naar rouwverlof) en worden niet noodzakelijke onkosten zoals een doktersbezoek uitgespaard.

TOELICHTING BIJ DE ARTIKELEN

Artikel 2

In het huidige punt 5 van artikel 2 van koninklijk besluit van 28 augustus 1963, hebben echtgenoten en kinderen recht op drie dagen. Zij worden met dit artikel uit deze categorie gehaald. De werknemer behoudt zijn recht op drie dagen rouwverlof in geval van overlijden van de vader, moeder, een niet-inwonend kind, de schoonvader, stiefvader, schoonmoeder of stiefmoeder van de werknemer.

Artikel 3

Werknemers die worden geconfronteerd met het overlijden van een echtgenoot of samenwonende partner of van een inwonend kind van zichzelf of van de echtgenoot of partner waar men mee samenwoont, krijgen in totaal tien dagen rouwverlof. Vijf dagen kunnen op een vrij gekozen tijdstip worden opgenomen binnen een jaar na het overlijden. Die soepelheid steunt op de vaststelling dat rouwenden zeer verschillend omgaan met rouw. Sommige mensen hebben de behoefte om de rouwdagen kort na het overlijden op te nemen, anderen hebben het dan weer moeilijker op symbolische dagen of verderop in het rouwproces. Een inwonend kind is een kind dat op dezelfde woonplaats gedomicilieerd is als zijn ouders. Een kind dat voor zijn studies op een andere verblijfplaats verblijft, moet worden beschouwd als een inwonend kind. In de gevallen waarbij de ouders gescheiden zijn en het kind bij een ouder niet inwoont, is dit artikel ook van toepassing voor zover het kind minderjarig is. De indieners vinden de gehechtheid aan een kind het grootst in deze beide gevallen, zijnde inwonend en/of minderjarig.

Artikel 4

De bepalingen in artikel 3 van het desbetreffende koninklijk besluit die aangeven dat een aangenomen kind of natuurlijk erkend kind gelijkgesteld wordt met het wettig of gewettigd kind, zijn van overeenkomstige toepassing op het betreffende punt 5bis dat voorziet in de verlening van het rouwverlof tot tien dagen.

Nele LIJNEN
Nahima LANJRI
Caroline PERSOONS
Olga ZRIHEN
Vanessa MATZ
Bart TOMMELEIN.

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2

In artikel 2 van het koninklijk besluit van 28 augustus 1963 betreffende het behoud van het normale loon van de werklieden, de dienstboden, de bedienden en de werknemers aangeworven voor de dienst op binnenschepen, voor afwezigheidsdagen ter gelegenheid van familiegebeurtenissen of voor de vervulling van staatsburgerlijke verplichtingen of van burgerlijke opdrachten wordt de bepaling onder 5º vervangen als volgt :

« 5º Overlijden van de vader, moeder, een niet-inwonend kind, de schoonvader, stiefvader, schoonmoeder of stiefmoeder van de werknemer. »

Art. 3

In artikel 2 van hetzelfde besluit wordt de bepaling onder 5ºbis ingevoegd, luidende :

« 5ºbis Overlijden van de echtgeno(o)t(e) of samenwonende partner, van een inwonend of minderjarig kind van de werknemer of van zijn echtgeno(o)t(e) of samenwonende partner.

Tien dagen waarbij vijf dagen door de werknemer te kiezen tijdens de periode die begint met de dag van het overlijden en eindigt een week na de dag van de begrafenis en vijf dagen door de werknemer te kiezen binnen het jaar na de dag van het overlijden. »

Art. 4

In artikel 3 van hetzelfde besluit wordt het cijfer « 5bis » ingevoegd tussen het cijfer « 5 » en het cijfer « 8 ».

Art. 5

Deze wet treedt in werking de dag waarop ze in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

3 februari 2010.

Nele LIJNEN
Nahima LANJRI
Caroline PERSOONS
Olga ZRIHEN
Vanessa MATZ
Bart TOMMELEIN.