4-1392/4 | 4-1392/4 |
10 NOVEMBER 2009
I. INLEIDING
De problematiek van het rookverbod in horecazaken maakt het voorwerp uit van verschillende wetsvoorstellen, met name :
— het wetsvoorstel betreffende een algemeen rookverbod in gesloten plaatsen toegankelijk voor het publiek en ter bescherming van werknemers tegen tabaksrook van de heren Ide en Claes (stuk Senaat, nr. 4-601);
— het wetsvoorstel betreffende een algemene regeling voor de rookvrije gesloten plaatsen toegankelijk voor het publiek en de bescherming van werknemers tegen tabaksrook van de heer Claes c.s. (stuk Senaat, nr. 4-1141).
Daarnaast hielden de commissie voor de Sociale Aangelegenheden van de Senaat en de commissie voor de Volksgezondheid, het Leefmilieu en de Maatschappelijke Hernieuwing van de Kamer van volksvertegenwoordigers op 20 mei 2008 een eerste gemeenschappelijke vergadering om het rookverbod in de horeca in 2007 te evalueren. Er werden vertegenwoordigers gehoord van de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu. Beide commissies hebben een tweede vergadering belegd op 3 juni 2008, om een aantal sprekers van diverse sectoren te horen en hun standpunt te vernemen over een eventuele veralgemening van dat verbod. Deze besprekingen vindt men terug in het stuk Senaat, nr. 4-798.
Het wetsvoorstel betreffende een algemeen rookverbod in gesloten plaatsen toegankelijk voor het publiek en ter bescherming van werknemers tegen tabaksrook (stuk Senaat, nr. 4-601) werd door de commissie voor de Sociale Aangelegenheden besproken op 11 en 25 juni en 9 juli 2008 in aanwezigheid van mevrouw Sabine Laruelle, minister van KMO's, Zelfstandigheden, Landbouw en Wetenschapsbeleid. Het wetsvoorstel betreffende een algemene regeling voor de rookvrije gesloten plaatsen toegankelijk voor het publiek en de bescherming van werknemers tegen tabaksrook (stuk Senaat, nr. 4-1141) werd besproken op 23 juni 2009 in aanwezigheid van mevrouw Laurette Onkelinx, vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid.
Op 9 juli 2009 keurde de Kamer van volksvertegenwoordigers evenwel met 81 tegen 41 stemmen bij 16 onthoudingen het voorliggende wetsontwerp betreffende een algemene regeling voor rookvrije gesloten plaatsen toegankelijk voor het publiek en ter bescherming van werknemers tegen tabaksrook (stuk Senaat, nr. 4-1392/1) goed, dat oorspronkelijk werd ingediend als een wetsvoorstel van mevrouw Nathalie Muylle en de heer Jef Van den Bergh (stuk Kamer, nr. 52-1768/1). Dit optioneel bicameraal wetsontwerp werd op 10 juli 2009 overgezonden aan de Senaat en op 16 juli 2009 geëvoceerd. De commissie heeft dit wetsontwerp besproken tijdens haar vergaderingen van 20 oktober en 10 november 2009 in aanwezigheid van mevrouw Laurette Onkelinx, vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie.
De bespreking van de wetsvoorstellen die in de Senaat werden ingediend — met name het wetsvoorstel betreffende een algemeen rookverbod in gesloten plaatsen toegankelijk voor het publiek en ter bescherming van werknemers tegen tabaksrook (stuk Senaat, nr. 4-601) en het wetsvoorstel betreffende een algemene regeling voor de rookvrije gesloten plaatsen toegankelijk voor het publiek en de bescherming van werknemers tegen tabaksrook (stuk Senaat, nr. 4-1141) — vindt men terug in hoofdstuk II van dit verslag.
De bespreking van het wetsontwerp betreffende een algemene regeling voor rookvrije gesloten plaatsen toegankelijk voor het publiek en ter bescherming van werknemers tegen tabaksrook, dat door de Kamer van volksvertegenwoordigers werd goedgekeurd en door de Senaat werd geëvoceerd, maakt het voorwerp uit van hoofdstuk III.
De stemmingen over dit laatste wetsontwerp en over de amendementen die hierop werden ingediend worden weergegeven in hoofdstuk IV van dit verslag.
II. BESPREKING VAN DE WETSVOORSTELLEN DIE IN DE SENAAT WERDEN INGEDIEND
A. Wetsvoorstel betreffende een algemeen rookverbod in gesloten plaatsen toegankelijk voor het publiek en ter bescherming van werknemers tegen tabaksrook (stuk Senaat, nr. 4-601)
a. Inleidende uiteenzetting
De heer Claes, indiener van het wetsvoorstel, licht toe dat de voorliggende tekst ook in de Kamer werd ingediend (stuk Kamer, nr. 52-1768/1). Het is tot stand gekomen na een lang denkproces en veldonderzoek en gebaseerd op de vroegere wetsvoorstellen in verband met dit thema die tijdens de voorgaande legislaturen door zijn fractie werden ingediend.
In 2005 heeft de toenmalige minister van Volksgezondheid, de heer Demotte, zijn voorstel inzake het rookverbod in restaurants uitgewerkt. Dit werd toen aangekondigd als een eerste stap naar een rookverbod dat in 2010 zou moeten gerealiseerd zijn.
Ook in 2005 werd een voorstel ingediend door de heer Brotchi dat in dezelfde richting ging, namelijk een rookverbod in restaurants en cafés.
Toen het voorliggende wetsvoorstel in februari aan de pers werd voorgesteld, kwamen er heel wat reacties binnen, zowel positieve als negatieve. Bijna 80 % van de reacties waren positief, een minderheid vond dat het te ver ging.
De heer Claes heeft een overzichtstabel gemaakt, waarbij de huidige wetgeving wordt vergeleken met het voorliggende wetsvoorstel. Daaruit blijkt dat niet in alle situaties een strenger regime van kracht zou worden, wel integendeel, in sommige situaties zal meer mogelijk zijn dan nu het geval is. Het is zeker niet de bedoeling de rokers te demoniseren, maar een rookregeling voor te stellen.
Als eerste punt wijst de heer Claes op de ingangsdatum van zijn voorstel, namelijk 1 juli 2010. Uit ervaringen in het buitenland is immers gebleken dat het ingaan van een rookverbod tijdens de zomermaanden voor de rokers een gemakkelijkere overgang mogelijk maakt. Uiteraard is dit voor bespreking vatbaar.
Het uitgangspunt van het wetsvoorstel is dat passief roken gevaarlijker is dan men dacht. Mensen moeten dus beschermd worden tegen onvrijwillig passief roken. Een niet-roker moet zeker zijn dat er geen rook meer is wanneer hij een gelegenheid binnengaat. Daarnaast voorziet het voorstel ook in rookfaciliteiten voor rokers. Diegenen die willen roken, mogen dat, maar het is niet meer toegestaan een niet-roker te laten meeroken zonder dat deze laatste daar vrijwillig voor kiest.
De heer Claes verwijst vervolgens naar zijn schema, dat een overzicht geeft van de huidige regeling en de door hem voorgestelde regeling.
Plaatsen — Lieux | Huidige regeling — Réglementation actuelle | Nieuwe regeling — Nouvelle Réglementation |
A) Thuis, in open lucht, terras (horeca e.a.), ook privévertrekken in horeca-aangelegenheden die tot de gezinssfeer behoren. — A)Domicile, plein air, terrasse (horeca etc.), y compris les pièces privées dans les établissements horeca qui relèvent de la sphère familiale | Roken kan. — Autorisé de fumer | Roken kan. — Autorisé de fumer |
B) Werk. — B) Travail | Roken kan enkel in rookkamer na advies van CPBW. — Autorisé de fumer uniquement dans le fumoir, après avis du CPPT | Roken kan enkel in rookkamer met afzuiging na advies van CPBW. — Autorisé de fumer uniquement dans le fumoir avec système d'extraction, après avis du CPPT |
C) Publieksruimten, maar geen horeca Voorbeelden: vergaderlokalen, zalen (gemeente, privé,...), jeugdclub, culturele centra, bibliotheek, ... — C) Espaces publics, hors horeca Exemples : salles de réunion, salles (communales, privées, ...), club de jeunes, centres culturels, bibliothèques, ... | Rookverbod — Interdit de fumer | Roken kan in rookkamer met afzuiging; ook een rooktent buiten is mogelijk — Autorisé de fumer dans le fumoir avec système d'extraction; une tente à fumer à l'extérieur est également permise |
D) Restaurant. — D) Restaurant | Roken kan enkel in rookkamer met rookafzuiging. —Autorisé de fumer uniquement dans le fumoir avec système d'extraction Roken kan in rookkamer met afzuiging; ook een rooktent buiten is mogelijk. — Autorisé de fumer dans le fumoir avec système d'extraction; une tente à fumer à l'extérieur est également permise | |
E) Taverne/ frituur/ café (lichte maaltijden of < 1/3 van de aankoop voeding). — E) Taverne/ friterie/ café (repas légers ou < 1/3 des achats de nouriture) 1) Kleiner dan 50 m². — 1) Moins de 50 m² 2) Groter dan 50 m². — 2) Plus de 50 m²F)Gesloten drankgelegenheid buiten sportcomplex.. — F)Débit de boissons fermé hors complexe sportif 1) Kleiner dan 50 m².. — 1) Moins de 50 m²2) Groter dan 50 m². — 2) Plus de 50 m² | 1) Roken kan mits rookafzuiging. — 1)Autorisé de fumer si présence d'un système d'extraction de la fumée 2) Roken kan in 50% van de zaak mits daar rookafzuiging. — 2) Autorisé de fumer dans 50 % de l'établissement à condition qu'il y ait un système d'extraction de fumée | 1) Roken kan enkel in rookkamer met afzuiging. — 1) Autorisé de fumer uniquement dans le fumoir avec système d'extraction 2) Roken kan enkel in rookkamer met afzuiging, ook een rooktent buiten is mogelijk. — 2) Autorisé de fumer uniquement dans le fumoir avec système d'extraction; une tente à fumer à l'extérieur est également permise |
G) Gesloten drankgelegenheid in een sportcomplex — G)Débit de boissons fermé dans un complexe sportif | Roken kan enkel in een rookkamer met rookafzuiging — Autorisé de fumer uniquement dans le fumoir avec système d'extraction | Roken kan enkel in rookkamer met rookafzuiging — Autorisé de fumer uniquement dans le fumoir avec système d'extraction |
H) Open cafés in publieksruimten (zoals culturele centra, shopping centra,...) — H)Cafés ouverts dans des espaces publics (comme des centres culturels, des centres commerciaux, ...) | Roken kan enkel in een rookkamer met rookafzuiging — Autorisé de fumer uniquement dans le fumoir avec système d'extraction | Roken kan enkel in rookkamer met rookafzuiging — Autorisé de fumer uniquement dans le fumoir avec système d'extraction |
Uit dit schema blijkt dat wat betreft situatie A) niets wordt gewijzigd. Het blijft toegestaan thuis of in open lucht te roken. Dit is niet in alle landen zo, in Australië bijvoorbeeld geldt er in sommige parken een rookverbod. Ook op alle terrassen van horecazaken mag er gerookt worden, net zoals in de privé-vertrekken die bij een horecazaak horen en die tot de gezinssfeer behoren.
Situatie B) betreft het werk. In principe zal roken niet meer mogen op het werk, tenzij in een rookkamer en na advies van de CPBW. De heer Claes wijst er op dat op dit ogenblik de 70 000 personeelsleden die in de horeca werken de enigen zijn die geen bescherming genieten tegen roken op het werk. De nieuwe wetgeving stelt dat er op elke werkplaats een rookplaats kan komen, op voorwaarde dat er voorzien is in een afzuigsysteem en na advies van de CPBW. Dergelijke rookkamer moet vermijden dat iedereen buiten moet gaan roken.
Situatie C) betreft de publieksruimten, maar geen horeca. Het gaat dan om bijvoorbeeld vergaderlokalen, zalen van de gemeente of van de parochie, de jeugdclub, culturele centra en de bibliotheek. De huidige wetgeving voorziet voor alle deze plaatsen een totaal rookverbod. Enkel indien zij beschikken over een drankvergunning vallen zij onder de horeca-regeling. De door de heer Claes voorgestelde regeling stelt voor het voor deze publieksruimten ook mogelijk te maken te voorzien in een rookkamer of in een rooktent buiten. Dit is dus een belangrijke verbreding ten opzichte van de huidige wetgeving. Mensen die bijvoorbeeld een feestzaal huren, zullen dan kunnen voorzien in rookgelegenheid. Er mag niet uit het oog verloren worden dat de huidige regeling in dergelijke gevallen uitgebreid met de voeten wordt getreden.
Deze situatie betreft ook jeugdclubs. De indiener begrijpt dat het vanuit het standpunt van de volksgezondheid moeilijk ligt om in jeugdclubs roken mogelijk te maken in een rookkamer. Anderzijds is het zo dat er momenteel een probleem is. Indien een jeugdclub gelegen is naast een jeugdcafé, wat regelmatig het geval is, bestaat er nu een situatie waarbij in het jeugdcafé zoveel gerookt mag worden als men wil en in de jeugdclub niet. De nieuwe regeling stelt een gelijkschakeling van beide gelegenheden voor.
Situatie D) betreft de restaurants, waar de door de heer Claes voorgestelde regeling geen wijziging aanbrengt. De senator wijst er op dat er bij de introductie van het rookverbod in restaurants behoorlijk wat discussie was. Deze tegenkantingen zijn vandaag weggevallen en iedereen vindt het normaal in het restaurant niet te roken.
Categorieën E) en F) betreffen de cafés en de tavernes. Dit zijn de plaatsen waar lichte maaltijden worden aangeboden of waar minder dan 1/3 van de aankoop uit voeding bestaat. Het laatste criterium moet nader ontleed worden. Voeding wordt ingekocht aan een laag bedrag, maar wordt veel duurder verkocht. De marge op voeding ligt dus veel hoger dan die op drank. Veel zaken hebben het dus niet al te moeilijk om onder de marge van 1/3 van aankoop van voeding te komen en sommige restaurants zijn weer taverne geworden om zo het roken weer toe te laten.
Gesloten drankgelegenheden buiten een sportcomplex bevinden zich in dezelfde regeling. Voor hen wordt een een onderscheid gemaakt naarmate zij kleiner of groter dan 50m2 zijn.
De huidige regeling zorgt wat betreft deze categorieën voor wat rare situaties. Als je een biefstuk-friet eet in een restaurant mag je niet roken, hetzelfde gerecht in de taverne naast de deur mag wel vergezeld gaan van een sigaret.
De nieuwe regeling stelt voor in deze situaties roken enkel mogelijk te maken in rookkamers met afzuiging, of in een rooktent, ook in de zaken kleiner dan 50 m2. Het is inderdaad zo dat dit voor kleine zaken niet zo eenvoudig is. Dit was daarom ook voor de heer Claes lang een twijfelpunt. Hoe moeten de kleine volkscafés dit organiseren ? Hij geeft de voorkeur aan een heldere en transparente wetgeving waar de regelgeving geen uitzonderingen meer bevat. Ook de kleine zaken moeten dus voorzien in een rookkamer of rooktent.
De heer Claes is er zich van bewust dat het installeren van een rooktent niet steeds evident is, zeker niet in een stedelijke omgeving waar niet steeds een koer of stoep ter beschikking is. Hij pleit er daarom voor dat de gewesten mee zouden werken aan de totstandkoming van de mogelijkheden, door middel van vergunningen voor luifels en dergelijke en enige tolerantie te tonen voor rooktenten.
Categorie G) betreft drankgelegenheden in een sportcomplex, waar de nieuwe regeling niets zou wijzigen ten opzichte van de huidige.
Ook voor de laatste categorie H), die van de open cafés in publieksruimten, verandert er niets.
Samenvattend kan gesteld worden dat de nieuwe wetgeving een duidelijke regeling wil tegen het passief roken. Passief roken wordt in de voorgestelde wetgeving uitgesloten. Anderzijds krijgen rokers een aantal rookfaciliteiten binnen een horecazaak.
De heer Claes wil vervolgens enkele bedenkingen formuleren. Wat betreft de fiscale aftrekbaarheid van de installatie van rookkamers, rookafzuigers en dergelijke, wijst hij er op dat de rookafzuiging al sinds 1991 verplicht is in cafés. Het voorstel van de MR voorziet in de mogelijkheid om bij koninklijk besluit compenserende maatregelen te nemen. Dit is inderdaad een mogelijkheid. Het is wel zo dat de zaken die sinds de nieuwe wetgeving in rookkamers hebben geïnvesteerd, hun investering niet verliezen. Zij kunnen immers hun rookkamers behouden. Een probleem zou wel kunnen zijn dat er vroeger rookkamers zijn geïnstalleerd op plaatsen waar dat nu niet meer mogelijk is. Er moet ook verder onderzocht worden of het installeren van rookkamers, van rookafzuigers, van een overdekt terras of rooktent in de toekomst ook nog fiscaal aftrekbaar zal zijn, maar dit is een vraag voor een latere datum en zelfs een andere commissie.
Het lot van het personeel in de horeca is één van de drijfveren geweest voor de heer Claes om dit wetsvoorstel uit te werken. 130 000 tewerkgestelden in de horeca hebben op dit ogenblik geen keuze. Een cafébaas is nog vaak een zelfstandige, maar zelfs hij heeft op dit ogenblik geen echte keuzemogelijkheid. Veel cafébazen blijken voorstander te zijn van het wetsvoorstel, maar durven dat niet zeggen omwille van de sociale controle van hun klanten. Daarom geven zij aan dat een rookverbod er best algemeen komt en voor iedereen op hetzelfde ogenblik wordt ingevoerd. Zo wordt oneerlijke concurrentie tussen horecazaken vermeden.
Er mag tevens niet uit het oog verloren worden dat het wetsvoorstel nu reeds wil toelaten dat in publieksruimten rookkamers worden geïnstalleerd, en hiervoor dus niet moet gewacht worden tot 2010. Daardoor zouden publiekszaken, jeugdclubs enz. versneld over een rookkamer kunnen beschikken;
Een andere bedenking betreft de vaststelling dat tavernes en cafés nu reeds de overschakeling kunnen maken naar een rookvrij café met een rookkamer of een rooktent. Dit wordt als argument gebruikt door een aantal partijen, die er de voorkeur aan geven iedereen vrij te laten beslissen of zij dit al dan niet willen doen. In de praktijk is het echter zo dat bijna geen enkel café overschakelt naar een rookvrij café. Zelf heeft de heer Claes in zijn café vrijwillig op 1 januari 2007 de omschakeling gemaakt naar rookvrij café. Hij heeft als gevolg daarvan twee positieve effecten kunnen vaststellen : een omzetstijging en een heleboel nieuwe klanten. Hij heeft er bovendien voor gezorgd de rokers goed op te vangen, waardoor zij niet zijn weggebleven. Een omschakeling is dus wel degelijk mogelijk zonder er financieel nadeel aan te ondervinden.
Indien dit wetsvoorstel zou aangenomen worden, zal er uiteraard druk worden uitgeoefend door een aantal lobbygroepen, met de boodschap dat dit niet kan voor de kleine handelaars. De heer Claes is er echter van overtuigd dat, eenmaal de maatregel is ingevoerd, de appreciatie zeer snel zal volgen. Bovendien zijn de rokers het voor een groot stuk eens met de regeling zoals uitgewerkt in het voorliggende wetsvoorstel. Rokers willen immers andere mensen niet verplichten passief mee te roken, zij wensen vooral rustig hun sigaret of sigaar te kunnen roken. Die kans wordt hen ook geboden. Sommige rokers zullen ongetwijfeld na de invoering van een algemeen rookverbod het café een tijdje links laten liggen. Zij zullen dit echter niet volhouden omdat zij het sociale contact niet kunnen missen.
De heer Claes ziet in een rookverbod tevens een uitgelezen kans om een nieuw publiek aan te spreken, bijvoorbeeld gezinnen met jonge kinderen. Dit dankbaar publiek vindt veel gemakkelijker de weg naar een rookvrij café.
De horecasector zou dit in een positief kader moeten schetsen. Een klaagzang aanheffen geeft geen goed beeld van de sector. De heer Claes beseft dat de horeca een sector in moeilijkheden is, en wijst op de mogelijkheid de horecazaken in de tussenperiode te begeleiden om zich te herpositioneren. Misschien kan de minister van KMO's, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid daartoe bijdragen. Dit hoeft niet noodzakelijk veel geld te kosten. Eenvoudige goede voorstellen en brochures helpen veel mensen ook al een heel eind op weg.
b. Bespreking
De heer Fournaux vindt het noodzakelijk het debat over het rookverbod opnieuw te voeren omdat de huidige situatie niet duidelijk is. Een nieuw voorstel moet in elk geval toestaan om uit een hypocriete situatie te ontsnappen. De huidige systemen voldoen niet. Een eenvoudig bordje dat rokers en niet-rokers van elkaar scheidt is zogezegd voldoende.
Een ander element betreft de eerlijke en oneerlijke concurrentie. Er moet uiteraard vermeden worden regels in te stellen die een de facto toestand van oneerlijke concurrentie invoeren tussen bepaalde categorieën van etablissementen. Ook dit is een zeer belangrijke factor waarmee rekening moet worden gehouden bij het invoeren van een rookverbod.
Wat het voorliggende wetsvoorstel betreft lijkt het de heer Fournaux wat overbodig te zijn om een onderscheid te maken tussen privéruimten en publieke ruimten. Het is evident dat dergelijk verbod nooit van toepassing zal zijn op privé-ruimten.
Inzake het meer technische aspect vraagt de heer Fournaux wat precies wordt bedoeld met een « rookkamer ». Dit is vrij essentieel in het kader van dit wetsvoorstel, dat immers niet beoogt een algemeen rookverbod in te stellen, maar dat de lijnen wil vastleggen waarbinnen toch nog kan gerookt worden. Kan de heer Claes hier wat meer uitleg over geven ? Hoe kan dergelijke rookkamer concreet gerealiseerd worden ?
Als voorbeeld verwijst de heer Fournaux naar het bestaan van een rookkamer in het ziekenhuis van Dinant. Gelet op de verstikkende atmosfeer was deze kamer meer een folterkamer dan een rookkamer. Dit bewijst dat het installeren van een rookkamer niets steeds gemakkelijk is, zeker niet indien het gaat om een groot etablissement zoals een discotheek, waar tientallen of zelfs honderden rokers van de kamer moeten kunnen gebruik maken. Ook kleine etablissementen kunnen problemen hebben om een rookkamer te installeren. Er moet immers plaats voor gemaakt worden, en dat is niet steeds eenvoudig.
Gelet op deze problemen vraagt de heer Fournaux zich af of het niet beter zou zijn de horecazaken de vrije keuze te laten : roken of rookvrij. Indien dit duidelijk wordt aangegeven voor de klanten, kunnen die een bewuste keuze maken.
Ten slotte merkt de senator nog op dat alle cijfers die hij in dit dossier reeds heeft gezien, tegengesproken worden door cijfers uit andere studies. Is het niet mogelijk objectieve cijfers te krijgen van andere Europese landen die het rookverbod al hebben ingevoerd ? Uit zijn eigen bescheiden en individuele contacten met de horeca, heeft spreker de indruk dat zaken die een rookverbod ingevoerd hebben, hierdoor zwaar gepenaliseerd zijn door hun klanten.
Mevrouw Durant wijst op de noodzaak de situatie te verduidelijken. De geldende regeling voldoet absoluut niet. Zij pleit ervoor de nodige moed op te brengen om over te gaan tot het nemen van een heldere en simpele beslissing. Zelf is zij voorstander van een algemeen rookverbod, dat echter niet van de ene op de andere dag moet worden ingevoerd. De vraag is daarom ook hoe de sector kan begeleid worden in de overstap naar rookvrije etablissementen. De gewesten en gemeenschappen zouden hier inderdaad toe kunnen bijdragen, maar liefst niet door buitenverwarmingstoestellen te subsidiëren. Waarom kan een roker niet snel zijn jas aantrekken en buiten gaan roken ? Dit went snel, dat merkt zij in haar eigen omgeving.
Het is zeer belangrijk dat de voorkeur gegeven wordt aan een duidelijke oplossing boven een halfslachtige. Zij herinnert zich de hooglopende discussies die enkele jaren gelden plaats hebben gevonden in Brussel naar aanleiding van de aanleg van een fietspad in de Wetstraat, waarvoor een autorijstrook moest wijken. Eenmaal de beslissing uitgevoerd, wil niemand terug naar de oude situatie. Uiteraard moeten dergelijke beslissingen begeleid worden door een uitgebreide informatiecampagne.
Mevrouw Durant meent dat vooral kleinere zaken zullen moeten overtuigd worden van de voordelen om rookvrije zaken te worden. Voor hen zullen de risico's natuurlijk ook het grootst zijn en dat kan voor sommigen faliekant aflopen. Goede informatie en begeleiding is dus essentieel, waarbij zeker kan gewezen worden op de voordelen van een rookvrij café. Er wordt soms wel eens vergeten dat veel mensen graag in een rookvrije zaak zitten.
Mevrouw Vienne bespeurt een duidelijke wil van de wetgever om de bestaande wet te verhelderen. Het is bovendien evident dat rokers niet de intentie hebben andere personen een nadeel te berokkenen. Het mag niet de bedoeling zijn het rokend gedeelte van de bevolking te stigmatiseren als slechte burgers die niet-rokers kanker geven. Dit zou geen goede aanpak zijn.
Eén aspect, dat tijdens de gezamenlijke bespreking met de Kamer even werd aangehaald, heeft bij spreekster wat bezorgdheid veroorzaakt, namelijk het door een collega opgeworpen idee van « responsabilisering ». Mevrouw Vienne is er absoluut geen voorstander van om in de toekomst in een situatie terecht te komen waarbij rokers zelf moeten betalen voor een door hun rookgewoonte veroorzaakte kanker. Zij wijst er op dat sociaal zwakkere personen meer risico lopen op tabaks- en alcoholverslaving dan anderen. Maatregelen die een verband leggen tussen het individueel gedrag van een persoon en het al dan niet terugbetalen van de behandeling van deze persoon, zijn uit den boze.
Mevrouw Vienne is een duidelijke voorstander van een rookverbod, maar het is essentieel dat dit gebeurt zonder stigmatisering van de roker. Ter illustratie verwijst zij naar twee persoonlijke ervaringen. Zij ging onlangs haar zoon ophalen in een lokaal van de lokale radio, waar zij hem met moeite kon lokaliseren omwille van de dichte rook. Dit toont aan dat de huidige wetgeving niet voldoende duidelijk definieert wat moet worden verstaan onder de term « openbare ruimte ». Als tweede illustratie verwijst zij naar haar jaarlijks etentje, dat dit jaar rookvrij was. Veel personen die met kinderen waren gekomen, waren zeer verheugd over de rookvrije omgeving en zijn langer gebleven dan andere jaren. Beide kleine voorbeelden tonen volgens senator Vienne aan dat een duidelijke regelgeving niet haaks staat op de werkbaarheid van een café. Zij is voorstander van het inrichten van een rookruimte, alhoewel de inrichting van dergelijke ruimte volgens haar niet financieel ondersteund moet worden door de overheid. De cafébaas is immers niet verplicht een rookruimte in te richten.
Ten slotte wijst spreekster er op dat zowel in de Kamer als in de Senaat een wetsvoorstel werd ingediend omtrent het rookverbod. Hoe zal de praktische behandeling gebeuren ? In welke kamer zal de bespreking plaatsvinden ? Dit dossier werd in oorsprong besproken in een gezamenlijke commissie, maar zal dit nu nog zo zijn ?
De heer Claes is bereid om in overleg met de minister van Volksgezondheid tot andere voorstellen te komen of de bestaande voorstellen te evalueren. Het probleem van de oneerlijke concurrentie dat door de heer Fournaux werd aangehaald was een uitgangspunt van het voorliggende wetsvoorstel. Er bestaan klachten van restaurants omdat in restaurants waar wordt gegeten niet mag worden gerookt. Uitbaters merken op dat klanten opstappen na het eten en in het café aan de overkant van de straat, waar wel mag worden gerookt, de avond afsluiten. Dit geeft wrijvingen in de restaurantsector. In deze sector wordt bovendien het onderscheid gemaakt tussen tavernes en restaurants, waarbij tavernes in een rokers en niet-rokerszone moeten opgedeeld zijn. In de praktijk kan dit betekenen dat een niet-roker naast het tafeltje van een roker zit vermits er geen verplichting is om beide ruimtes fysiek van mekaar te scheiden. In een restaurant moet een roker in een rookruimte roken.
Volgens het voorstel kan passief roken niet meer worden toegestaan, maar kunnen overal rookkamers worden ingericht. Uiteraard moeten deze kamers netjes ingericht worden. Zo moet er een goede rookafzuiginstallatie aanwezig zijn. De heer Claes weet dat sommige werkgevers een rookruimte op kantoor zo zichtbaar mogelijk installeren, om zo de werknemers door de grote sociale controle te ontmoedigen veel te roken.
De heer Claes is het volledig eens met mevrouw Durant wanneer zij stelt dat de wetgever de moed moet hebben om deze wet te wijzigen. Het parlement moet soms een voortrekker zijn en niet steeds de publieke opinie volgen. Hij is het ook eens met haar opmerking om de gewesten bij de problematiek te betrekken door ze luifels of tenten te laten installeren. Rokers moeten minstens de mogelijkheid hebben afgeschermd te zijn tegen de regen indien er geen rookkamer aanwezig is.
Als vergelijking verwijst de heer Claes naar de invoering van winkel-wandelstraten, waar alle handelaars oorspronkelijk tegenstanders van waren maar later voorstander geworden zijn. Dit toont aan dat men soms moet durven een bepaalde maatregel te nemen.
Het is zeker nodig overgangsmaatregelen te voorzien, en daar wordt rekening mee gehouden in zijn voorstel dat een overgangstermijn van 2 jaar voorziet. Dit geeft horeca-zaken ruim de tijd om een keuze te maken over de weg die ze willen volgen. Ongetwijfeld zullen sommige eigenaars geen investeringen meer willen doen en er de voorkeur aan geven te stoppen met hun zaak. Er mag echter niet uit het oog verloren worden dat er ook vandaag al heel wat faillissementen in de sector zijn, wat aantoont dat de horeca ook op andere domeinen dient ondersteund te worden.
Het voorstel van de heer Claes komt volgens de indiener volledig tegemoet aan de opmerkingen van mevrouw Vienne en werd opgesteld vanuit de bekommernis een stigmatisering van de rokers te vermijden.
Uit de voorbije hoorzittingen kwamen verschillende standpunten naar voor. Aan de ene kant werd er door de sprekers van de Kankerliga gezegd dat gezondheid boven alles primeert en dat een volledig rookverbod zonder rookfaciliteiten noodzakelijk is. Dit is een duidelijk en begrijpbaar standpunt. De vertegenwoordigers van de horecasector, anderzijds, vragen dat er rekening wordt gehouden met economische omstandigheden. De heer Claes meent dat zijn voorstel een evenwicht vindt tussen beide stellingen door te stellen dat passief roken niet meer kan, maar de mogelijkheid geeft rookkamers en rooktenten te voorzien zodat rekening wordt gehouden met de verzuchtingen van de horeca en de rokers.
De heer Claes is er van overtuigd dat het uiteindelijke resultaat voor de horeca positief zal zijn. Er zullen meer klanten komen en de aanwezige klanten zullen langer in de horeca-zaak blijven, zeker gezinnen met jonge kinderen. Een herpositionering van de zaak vraagt echter wat tijd want de niet-rokers moeten zich bewust worden van het feit dat een bepaalde zaak rookvrij is geworden.
Volgens mevrouw Vienne is een fiscale compensatie niet nodig. De heer Claes meent dat dit een overweging waard is, maar dat van uit de sector vragen kunnen worden gesteld over investeringen die in het verleden werden gedaan en die niet meer voldoen aan de nieuwe normen.
De heer Claes wijst er ten slotte op dat hij 2 amendementen heeft ingediend op zijn voorstel. Hij hoopt dat het voorstel een basis kan vormen om tot overeenstemming te komen over dit onderwerp.
Volgens mevrouw Durant is de horeca-sector een typische sector waarin de kleine ondernemingen het hoogste risico lopen. In welke mate zou het mogelijk zijn om, parallel met het voorliggende voorstel rond gezondheid, samen te werken met de minister van KMO's, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid rond de vragen van de horeca om hen op andere manieren te ondersteunen. Zij denkt bijvoorbeeld aan het systeem van sociale bijdragen in Spanje, waarbij een forfaitair bedrag per personeelslid wordt betaald dat wordt bepaald naar gelang van de omzet van de zaak. Dergelijke ondersteunende maatregelen zouden het makkelijker maken een eventueel rookverbod te verwerken.
Mevrouw Vienne zou graag weten hoeveel horeca-zaken eigendom zijn van kleine zelfstandigen, en welk percentage van de zaken eigendom is van grote brouwerijen. De politiek tegenover een kleine zelfstandige moet immers niet dezelfde zijn als tegenover een grote brouwerij die tientallen zaken in eigendom heeft. Deze zaken hebben veel meer middelen en lopen minder risico.
De heer Fournaux meent dat de Europese regelgeving inzake monopolies in de volgende jaren voor een heel andere situatie kan zorgen dan in het verleden. Grote brouwerijen mogen geen etablissementen meer kopen en de handelsonderneming bezitten waardoor er meer en meer echte zelfstandigen zullen komen.
Mevrouw Durant zou ook graag van de minister van KMO's, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid vernemen wat de karakteristieken van de sector zijn, hun vragen en eisen. Het aandeel grote brouwerijen kennen zou interessant zijn. Zij wijst op het grote sociale en economische belang van horecazaken in steden en gemeenten die veel meer vertegenwoordigen dan enkel de grote brouwerijen. De eigenheid van de kleine zaken als ontmoetingscentra in gemeenten en dorpen moet gevrijwaard blijven.
De heer Claes merkt op dat dezelfde bedenking in de toelichting van zijn voorstel staat. De minister van KMO's, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid heeft ook al geantwoord op vragen over haar Horeca-plan. Hij verheugt er zich over dat de oppositie bereid is positief mee te werken aan dit voorstel. Ten slotte nodigt hij de leden van de commissie uit om op zijn kosten in zijn horeca-zaak te komen kijken hoe een rookverbod kan geïmplementeerd worden.
De heer Fournaux is het eens met mevrouw Durant om pistes te zoeken om de horeca te ondersteunen. Hij wijst er op dat er regionale verschillen kunnen bestaan. Zo zijn horecazaken die ook logies aanbieden onderworpen aan zeer strenge brandveiligheidsvoorschriften, die zeer kostelijk kunnen zijn. Sommige uitbaters veranderen om die reden hun zaak van een hotel naar een Bed en Breakfast. Op federaal gebied moet rekening gehouden worden met het Federale Agentschap voor Voedselveiligheid, die vaak investeringen vraagt voor de keuken.
Mevrouw Laruelle, minister van KMO's, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid, wenst vanuit een economische invalshoek de situatie te schetsen van de horecasector in het licht van de invoering van een algemeen rookverbod.
Uit de beschikbare cijfers van de betrokken overheidsdiensten en van de horecafederaties kan men niet afleiden hoeveel uitbaters van een drankgelegenheid zelfstandig zijn dan wel werken onder een brouwerijcontract. De BTW-gegevens laten wel toe om, op basis van de zogenaamde « NACE-codes », een onderscheid te maken tussen natuurlijke en rechtspersonen voor wat de onderwerping aan het BTW-stelsel betreft. Er zijn 4 « NACE-codes » : een voor restaurants en mobiele eetgelegenheden (code 5610), een voor catering (code 5621), een voor overige eetgelegenheden (code 5629) en een voor drinkgelegenheden (code 5630). Voor de eerste categorie — de restaurants en mobiele eetgelegenheden — zijn er 15 316 rechtspersonen en 11 247 natuurlijke personen die BTW-plichtig zijn, in totaal dus 26 563 eenheden. Voor de catering gaat het om 1 075 rechtspersonen en 2 214 natuurlijke personen onderworpen aan het BTW-stelsel, dit wil zeggen 3 289 personen. Voor de derde categorie — de overige eetgelegenheden — vallen er 985 rechtspersonen en 316 natuurlijke personen onder het BTW-stelsel op een totaal van 1 301 eenheden, en voor ten slotte de vierde categorie — de drinkgelegenheden — gaat het om 8 805 rechtspersonen en 11 560 natuurlijke personen, dus in totaal 20 365 eenheden.
Voor het totaal van de horecasector zijn er dus 26 181 rechtspersonen en 25 337 natuurlijke personen, in totaal 51 518 eenheden, BTW-plichtig. De analyse van de cijfers geeft aan dat zowat de helft — 49 % — van alle uitbaters natuurlijke personen zijn. Voor de drankgelegenheden gaat het zelfs om 56 % natuurlijke personen.
Momenteel bestaan er geen officiële cijfers over het aantal uitbaters met een brouwerijcontract. Bovendien kan, met het onderscheid tussen natuurlijke personen en rechtspersonen, niet worden bepaald of een uitbater de financiële mogelijkheid heeft om een rookruimte in te richten. De minister heeft eveneens de tewerkstellingscijfers opgevraagd, zij het dat deze niet beschikbaar zijn per tak van de horecasector. Voor de globale sector gaat het om 117 224 personen in 2002 en om 118 793 personen in 2006. Dit aantal werknemers blijft dus min of meer stabiel. Daarbij gaat het om werknemers die in dienst werden genomen; men moet hierbij dus het aantal personen optellen dat alleen werkt.
De Waalse horecafederatie heeft de volgende cijfers verstrekt : van de 6 000 cafés in het Waals Gewest zijn er slechts 1 680 die werknemers hebben aangeworven. Deze etablissementen stellen in totaal 4 800 personen te werk. De overgrote meerderheid werkt dus alleen of samen met de familie en heeft geen werknemers in dienst. Er zijn dus heel veel kleine cafés die enkel draaien met de uitbater ervan.
Deze cijfers maken het niet makkelijk om een duidelijk beeld te vormen van de gevolgen van een eventueel rookverbod of van de wijziging van de regelgeving. Buitenlandse cijfers geven evenmin een duidelijk beeld : waar men in Groot-Brittannië niet echt een omzetdaling heeft vastgesteld bij de invoering van het rookverbod, beweert men in Italië dat dit wel degelijk het geval is.
In persoonlijke naam, en na verschillende contacten met de middenstandsorganisaties en federaties van de betrokken sector, meent de minister dat het eenzijdig opleggen van bepaalde maatregelen, zoals bijvoorbeeld het voorzien van aparte rokerslokalen of het installeren van een afzuiginstallatie, een zeer hoge kostprijs zou hebben als gevolg waarvan een groot aantal uitbaters niet zouden overleven. Daarentegen ziet de minister meer heil in het laten van de keuze aan de uitbaters om te kiezen tussen een café voor rokers of niet-rokers.
Mevrouw Lanjri informeert of de minister in het kader van het horecaplan denkt aan begeleidende maatregelen voor de horecasector, wanneer het rookverbod zou worden ingevoerd.
Mevrouw Laruelle, minister van KMO's, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid, antwoordt dat zij binnen de regering werkt aan een globale aanpak van de horecasector, maar dat zij geen specifieke maatregelen voorziet ter begeleiding van de eventuele invoering van een algemeen rookverbod.
De heer Brotchi verwijst naar een colloquium dat hij in 2005 over deze aangelegenheid heeft georganiseerd. Het is gebleken dat de afzuiginstallaties helemaal niet het resultaat geven dat ervan werd verwacht. Ook de afsluitingen tussen rokers- en niet-rokershoeken zijn niet hermetisch. Spreker meent dat het geen zin heeft om de uitbaters te verplichten om bepaalde kosten te maken die vanuit het oogpunt van de volksgezondheid weinig of geen effect hebben en die enkel de sluiting van tal van horecazaken met zich zou meebrengen, veelal met een familiaal karakter. Deze halfslachtige oplossing lijkt niet de goede weg.
Spreker meent dat het aangewezen is aan de café-uitbaters de keuze te laten om een rokers- dan wel een niet-rokersgelegenheid uit te baten en dit te afficheren door het gebruik van een vignet. Op die manier wordt ook aan het publiek de keuze gelaten. In dat geval zou men kunnen overwegen om de uitbaters die voor een niet-rokerscafé opteren financieel te belonen, bijvoorbeeld door hen een fiscaal voordeel toe te kennen.
De heer Vankrunkelsven dankt de minister voor de cijfergegevens. Hij hoopt ook dat de cijfers over het aantal personen dat in drankgelegenheden werkzaam zijn ter beschikking zullen zijn voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en het Vlaams Gewest. Het blijkt immers meer en meer dat veelal de kleine eenmanszaken — de « bruine cafés » — zullen getroffen worden door de eventuele invoering van een rookverbod.
Ten gronde wijst spreker op de snelle evolutie in de Europese Unie, waar steeds meer landen een volledig rookverbod invoeren. Men moet aan de Belgische horecasector niet de illusie geven dat ons land hieraan zal ontsnappen. Hij vreest dat de situatie dat alle werknemers worden beschermd tegen passief roken, behalve die uit de horecasector, onhoudbaar zal blijken en dat meer en meer werknemers naar de rechtbank zullen stappen om deze ongelijke toestand aan te vechten.
De heer Vankrunkelsven pleit er voor dat de regering, samen met de horecasector, zou werken aan een concreet plan dat de invoering van een algemeen rookverbod begeleidt opdat deze transitie zo goed mogelijk kan verlopen, eerder dan telkens opnieuw uitzonderingen te voorzien op het rookverbod. Op deze wijze is duidelijk welke richting de overheid heeft ingeslagen en welke de overgangsperiode is. Dan kan men ook beslissen welke maatregelen men zal nemen om de kleine zelfstandige café-uitbaters te helpen om de pil te vergulden, vermits vooral zij het economische slachtoffer zullen worden van een algemeen rookverbod.
Mevrouw Durant wil nog verder gaan. Ook zij is voorstander van een algemeen, duidelijk rookverbod in de hele horecasector en pleit ervoor dit op korte termijn in te voeren, al dan niet met een overgangsperiode. Tegelijk moet worden gewerkt aan ondersteunende maatregelen voor de horecasector, onder meer op het fiscale en sociale vlak, zodat het rookverbod kan worden gekaderd in één globaal pakket ter ondersteuning van de horeca. De sector is immers ook vragende partij voor enkele maatregelen en men kan dit in globaliteit bekijken.
Mevrouw Laruelle, minister van KMO's, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid, wijst er op dat zowel in het parlement als in de organisaties die de belangen van de horecasector verdedigen de meningen sterk uiteen lopen. Wanneer men een algemeen rookverbod wil invoeren, moet men weten dat het vooral de kleine, zelfstandige café-uitbaters zullen zijn die de meeste economische schade zullen ondervinden van dit verbod. Vermits het gaat om personen die alleen, of met enkele familieleden, een café uitbaten zullen zij geen enkele boodschap hebben aan de verlaging van sociale lasten. Wellicht zullen zij alleen baat hebben bij een rechtstreekse financiële steun van de overheid, wat in strijd is met de Europese concurrentieregels. Zij riskeren dus het economisch slachtoffer te worden een algemeen rookverbod.
Mevrouw Durant meent dat deze mensen ook vragende partij zijn voor een overheidsbeleid en specifieke maatregelen wensen. Men kan een algemeen rookverbod invoeren en tegelijk bekijken in welke mate men kan tegemoet komen aan hun verzuchtingen.
B. Wetsvoorstel betreffende een algemene regeling voor de rookvrije gesloten plaatsen toegankelijk voor het publiek en de bescherming van werknemers tegen tabaksrook (stuk Senaat, nr. 4-1141)
De heer Claes licht zijn voorstel toe. Op zijn vorige wetsvoorstel (stuk Senaat, nr. 4-601), dat dateerde van 2008, waren enkele opmerkingen geformuleerd door de Raad van State. Met deze opmerkingen werd rekening gehouden bij het opstellen van het voorliggende voorstel.
In het verleden werd in de Senaat reeds de bespreking aangevat van andere voorstellen rond het rookverbod, evenals in de Kamer.
In dit dossier kan een nieuwe evolutie worden vastgesteld. Een aantal partijen vinden dat er rekening moet gehouden worden met de huidige economische crisis, die reeds vele faillissementen heeft veroorzaakt in de horeca. Vooral de kleine cafés hebben het moeilijk, zeker indien zij enkel drank serveren.
Alhoewel de heer Claes persoonlijk nog steeds gelooft in een nieuwe rookregeling met enkele goede rookfaciliteiten, heeft zij zich geschaard achter een nieuw voorstel, dat door CD&V werd uitgewerkt.
Het algemeen principe van een rookverbod in een openbare gelegenheid blijft behouden, maar de amendementen maken het mogelijk rookkamers te installeren die volledig afgescheiden zijn en voorzien van rookafzuiginstallaties.
Er wordt tevens een uitzondering voorzien op de wetgeving, door drankgelegenheden die voornamelijk drank aanbieden en geen bereide maaltijden serveren, vrij te stellen van de huidige reglementering.
Alle andere reglementeringen die in het verleden reeds werden getroffen blijven bestaan. Er blijft dus een rookverbod in sportzalen, snookerclubs, jeugdhuizen, parochiezalen, enz.
Uit de discussie in de Kamer is gebleken dat de minister aandringt op een correcte definitie van « drankgelegenheden ». Welk soort voedingsproducten mogen nog geserveerd worden en welke niet ? De heer Claes baseert zich hiervoor op een definitie zoals die wordt geformuleerd in een koninklijk besluit dat gebruikt wordt door het Federaal Agentschap voor de Voedselveiligheid. Hij stelt een subamendement voor dat dezelfde definitie hanteert voor het voorliggende voorstel. Op deze wijze zouden de plaatsen waar er nog wel kan gerookt worden beperkt worden tot de inrichtingen die als enige activiteit hebben het te koop aanbieden aan de eindverbruiker van dranken en/of voorverpakte levensmiddelen, die zonder enige bijkomende maatregel gedurende minstens drie maanden houdbaar blijven.
Dit komt er op neer dat geen bereide gerechten meer kunnen worden verkocht in deze cafés. Er zal een duidelijke keuze moeten gemaakt worden tussen ofwel een café waar in 50 % van de oppervlakte nog gerookt kan worden, ofwel een aansluiting bij de huidige restaurantsector waar enkel kan gerookt worden in rookkamers of buiten in rooktenten. Het is de bedoeling tot een duidelijke splitsing te komen van eten en roken. Beide gaan niet meer samen. Over deze regel bestaat grote eensgezindheid.
De heer Claes denkt dat dit een belangrijke verbetering zou zijn. Er moet wel nog een KB genomen worden dat de huidige regeling bestendigt voor cafés. De minister moet dus geen nieuwe tekst opstellen, doch enkel de bestaande tekst bevestigen voor cafés.
Mevrouw Onkelinx, minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, geeft eerst een samenvatting van de bespreking die plaatsvond in de kamercommissie Volksgezondheid over het rookverbod (doc. Kamer, nr. 52-1768/1). Uit de bespreking bleek dat er geen consensus bestond over de tekst zoals die was neergelegd. Sommige groepen waren voorstander van een algemeen rookverbod in de horeca-sector zonder het onderscheid te maken tussen restaurants en drankgelegenheden. Anderen wensten enkele nuanceringen aan te brengen om rekening te houden met de huidige moeilijke economische situatie en de vrees van de horeca over de gevolgen van een eventueel algemeen rookverbod.
De minister heeft zich uitgesproken als minister van Volksgezondheid en niet als vertegenwoordiger van de regering. Er was immers afgesproken de beslissing over dit debat over te laten aan het parlement.
De minister heeft in herinnering gebracht dat de huidige reglementering inzake roken 3 doelstellingen beoogt : een eerste objectief is de bescherming van niet-rokers tegen passief roken; een tweede is het aanzetten van actieve rokers om te stoppen met roken of minstens hun consumptie te verminderen, een derde doelstelling ten slotte is de bescherming van de werknemers in de horeca.
Als minister van Volksgezondheid en gelet op de algemene volksgezondheid, het nationale kankerplan en de algemeen aanvaarde data over de impact van roken op kanker, is het voor de minister ondenkbaar om geen voorstander te zijn van een algemeen rookverbod. Zij stelt echter vast dat er hierover verschillende meningen bestaan in het parlement en dat er geen consensus over bestaat. Zij heeft eveneens kunnen vaststellen dat een compromis haalbaar lijkt, waardoor een onderscheid zal worden gemaakt tussen drankgelegenheden die enkel dranken serveren, en drankgelegenheden waar ook bereide maaltijden worden geserveerd.
De FOD Volksgezondheid heeft in de loop van 2008 in het parlement een evaluatie voorgesteld van de wetgeving-Demotte (zie stuk Senaat, nr. 4-798/1). Meerdere problemen in verband met de toepassing van de wetgeving werden toen onder de aandacht gebracht. Zo hebben de inspectiediensten bevoegd voor de controles enorme problemen om het onderscheid te maken tussen de drankgelegenheden die een zakencijfer van maximum 30 % realiseren in voeding, en de anderen. In de boekhouding is het immers niet verplicht om een onderscheid te maken tussen verkoop van maaltijden en de verkoop van drank. Er werd tevens de nadruk op gelegd dat sommige jeugdhuizen stappen ondernemen om een vergunning voor sterke dranken te krijgen teneinde gelijkgesteld te worden met een drankgelegenheid, waardoor het toegestaan zou zijn om binnen te roken. Een derde essentieel punt betreft de moeilijkheid om op het terrein het onderscheid te maken tussen een recreatieve en een sportieve bezigheid.
Indien het niet mogelijk is om te komen tot een algemeen rookverbod in gesloten ruimten die toegankelijk zijn voor het publiek, zou de minister toch minstens een stap vooruit willen zetten. Zij meent dat dit het geval is met de consensus die voorbereid wordt en die een rookverbod instelt in drankgelegenheden die bereide maaltijden serveren.
Mevrouw Vienne is voorstander van een algemeen rookverbod, maar verneemt dat de consensus erin bestaat voor een tussenoplossing te kiezen. Wanneer de Kamer deze zou goedkeuren, ziet zij niet onmiddellijk het nut in om de discussie nogmaals in de Senaat te voeren.
Mevrouw Temmerman begrijpt niet waarom roken niet zou mogen gecombineerd worden met eten, en wel met drinken. Zij begrijpt deze contradictie niet. Vele Europese landen hebben een totaal rookverbod ingevoerd in de horecasector. Zij heeft nog geen overtuigende rapporten gezien die aantonen dat kleine cafés inderdaad failliet zouden gaan.
De heer Claes noteert dat de minister liever een algemeen rookverbod had gezien, dus hij hoopt dat dit later nog kan gerealiseerd worden. Hij vindt dat het compromis een stap vooruit is. Het roken is in de huidige stand van zaken nog steeds toegelaten in frituren, kleine sandwichbars en kebabzaken, allemaal zaken waar veel jongeren naartoe trekken. Luidens de nieuwe tekst waarover een akkoord werd bereikt in de Kamer, zal het ook in deze plaatsen niet meer toegelaten zijn om te roken.
Een tweede belangrijk punt betreft de cafés waar het roken wel zou toegelaten blijven. Het merendeel hiervan werkt zonder personeel. De meerderheid van het personeel in horecazaken werkt immers in zaken waar eten wordt opgediend, omdat dit een arbeidsintensievere branche is. Ook hier zou de nieuwe tekst een merkelijke verbetering betekenen doordat het aantal cafés waar mag gerookt worden terug zou vallen van ongeveer 10 000 naar ongeveer 2 000. Een mogelijk alternatief zou kunnen zijn om een amendement in te dienen dat nog verder gaat door het roken te verbieden in alle zaken waar werknemers tewerkgesteld zijn. Senator Claes geeft toe dat de discussie blijft bestaan over jeugdclubs en jeugdcafés. Hij zou liever een algemene regeling zien, maar is blij dat een haalbare regeling werd bereikt.
Senator Vankrunkelsven zou persoonlijk liever het oorspronkelijke voorstel goedgekeurd zien, maar hij begrijpt dat dat politiek niet haalbaar is. Uit de discussie en het debat is een compromis voortgekomen dat een nieuwe stap in de goede richting is. Hij hoopt dat uit de praktijk zal blijken dat dit een verbetering vormt ten opzichte van de huidige situatie en dat daardoor volgende stappen gefaciliteerd worden. Ongetwijfeld zullen vele restaurantbezoekers opgelucht reageren. Hij zou wel graag wat meer duidelijkheid krijgen over het onderscheid tussen bereid en niet-bereid voedsel.
Het stoort mevrouw Van Ermen mateloos dat sommige personen in een openbaar ambt, bijvoorbeeld politieagenten die kinderen helpen bij het oversteken, een sigaret in de mond hebben. Zij meent dat er een resolutie zou kunnen opgesteld worden die vraagt dat iedereen met een voorbeeldfunctie of een openbare functie niet mag roken in het publiek. Dit zou ook veel effect hebben.
Het debat over een rookverbod is volgens mevrouw Tilmans niet eenvoudig omdat het tegelijk over volksgezondheid en economie gaat. Alhoewel de wetgever het voortouw moet nemen, mag hij de voeling met het terrein niet verliezen. Zij stelt vast dat er in restaurants, openbare ruimten en in kleine restauratie (frituren, sandwichbars, kebabzaken) niet wordt gerookt. Het probleem stelt zich dus enkel in de cafés, waar een onderscheid moet gemaakt worden tussen cafés die bereide en niet- bereide gerechten serveren. Dit is ingewikkeld. Door een sticker aan te brengen aan de ingang en zo aan te geven of in het café al dan niet mag gerookt worden, heeft zowel de uitbater als de klant de keuze, wat haar een veel gemakkelijkere oplossing lijkt.
Mevrouw Onkelinx, minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, stelt dat er niets gewijzigd moet worden aan de huidige wetgeving indien men de uitbaters van drinkgelegenheden de keuze wil geven tussen het al dan niet toelaten van roken in hun café. Uitbaters hebben nu ook al die mogelijkheid. Er bestaan nu reeds rookvrije cafés. Wat betreft de jeugdhuizen, sportzalen, cafetaria in een sportzaal, stationscafés bestaat er momenteel al een rookverbod.
De afspraak die rond de consensustekst in de Kamer werd gemaakt bevat ook de opmerking dat dit een stap in de goede richting is, met andere woorden dat het werk nog niet af is. Gelet op de huidige economische toestand en de mogelijke repercussies van een algemeen rookverbod op de sector, wenst de Kamercommissie voorlopig niet verder te gaan in de richting van een algemeen rookverbod. Door het aanvaarden van de nieuwe tekst zou er geen onderscheid meer gemaakt worden tussen meer of minder dan 30 % van de omzet in voeding, maar wordt de regel eenvoudiger : indien er bereide maaltijden worden geserveerd mag er niet worden gerookt.
Mevrouw Vienne is er van overtuigd dat het in de Kamer bereikte compromis een stap in de goede richting betekent.
Senator Claes verduidelijkt hoe de scheiding tussen drank en eten zal gebeuren. Daarvoor zal men zich baseren op een koninklijk besluit over de horeca-inrichtingen en de toelatingen en vergunningen die zij moeten krijgen van het Federaal Voedselagentschap. Wanneer men hieraan voldoet, is geen vergunning of registratienummer nodig bij het Federaal Voedselagentschap. Verkoopt men meer, dan is wel dergelijke vergunning of registratienummer nodig. De indeling is dus logisch en eenvoudig, ook voor controleurs. Een uitbater die niet op de lijst staat mag geen bereide maaltijden verkopen, iemand die wel op de lijst staat mag dat wel maar zal een rookvrije omgeving moeten garanderen.
Mevrouw Lanjri stelt voor voor de verdere bespreking af te wachten of de Kamer over het daar voorliggende voorstel zal stemmen. Is dit het geval, dan komt dit goedgekeurde voorstel naar de Senaat, waar het kan besproken worden. Is dit niet het geval, dan kan de Senaatscommissie het voorstel van de heer Claes verder bespreken.
II. BESPREKING VAN HET WETSONTWERP BETREFFENDE EEN ALGEMENE REGELING VOOR ROOKVRIJE GESLOTEN PLAATSEN TOEGANKELIJK VOOR HET PUBLIEK EN TER BESCHERMING VAN WERKNEMERS TEGEN TABAKSROOK (stuk Senaat, nr. 4-1392)
A. Algemene bespreking
De heer Vankrunkelsven wijst erop dat voorliggend wetsontwerp de juridische vertaling is van een compromis dat door de fracties van de politieke meerderheid in de Kamer van volksvertegenwoordigers werd gesloten en onmiskenbaar een stap vooruit betekent. Het betekent immers dat er nog minder mensen dan voorheen zullen worden blootgesteld aan passief roken op openbare plaatsen.
Anderzijds draagt het wetsontwerp enkele discriminaties in zich, vermits het de horecasector verdeelt in plaatsen waar men niet mag roken, en andere waar men wel mag roken. In cafés verbonden aan een sportcomplex mag er niet gerookt worden, maar aan de overkant van de straat mag men op café in bepaalde omstandigheden wél roken. De senator stelt vast dat de horecasector nooit uit één mond spreekt, maar trekt de voorstelling van zaken in twijfel als zou de sector zich kanten tegen een algemeen rookverbod. Het debat zal hierover klaarheid scheppen.
Bovendien zijn er nieuwe elementen aan de oppervlakte gekomen tussen de besluitvorming die in de Kamer van volksvertegenwoordigers heeft plaatsgevonden en de bespreking van vandaag. Zo zijn er recente studies verschenen over een sterke reductie van het aantal hartinfarcten in die landen waar een algemeen rookverbod werd ingevoerd. De heer Vankrunkelsven erkent dat de cijfers van de verschillende studies onderling sterk van mekaar verschillen. Een van de laatste studies, gepubliceerd in de New England Journal of Medecine naar aanleiding van de invoering van een algemeen rookverbod in Schotland, spreekt over een daling met 17 %. Belangrijker is dat er door de American College of Cardiology in september 2009 een meta-analyse werd uitgevoerd waarin de gegevens van alle studies werden gebundeld en waaruit relevante cijfers kunnen worden gehaald. Daaruit blijkt een reductie met maar liefst 26 % van het aantal doden als gevolg van het rookverbod. Spreker wijst ook op de mening van een kwetsbare groep in dit verhaal, met name de jongeren, waar een ruime meerderheid zich uitspreekt vóór de invoering van een algemeen rookverbod, al was het maar omdat jongeren meestal beginnen te roken op café en een rookverbod derhalve een groot preventief effect zou hebben.
Ten slotte wordt volgens de heer Vankrunkelsven te weinig benadrukt dat de werknemers in de horecasector de enige zijn die niet worden beschermd tegen tabaksrook. Op alle andere werkplaatsen is roken immers verboden. In Ierland zijn het dan ook de vakbonden die zijn opgekomen voor een rookverbod in het kader van de bescherming van de betrokken werknemers tegen passief roken. Jammer genoeg wordt de stem van de vakorganisaties bij ons vrijwel niet gehoord.
Gelet op deze elementen en de nieuwe evoluties in deze aangelegenheid, stelt de senator voor om zich aan te sluiten bij de aanbevelingen van de Europese Commissie, met name om per 1 januari 2012 een algemeen rookverbod in te voeren. Dit niet doen zou heel wat rechtsonzekerheid met zich meebrengen voor de sector. Een algemeen rookverbod zou dan ook een stap in de goede richting zijn voor zowel de Europese besluitvorming, voor de betrokken sector en voor de volksgezondheid in het algemeen. Wanneer het compromis dat in de Kamer van volksvertegenwoordigers werd bereikt door de Senaat zou worden overgenomen, zou dit volgens spreker een overgangsregeling zijn in afwachting van de invoering van een algemeen rookverbod in 2012. Hij rekent op verder overleg met alle politieke fracties om dit doel te bereiken via de goedkeuring van een amendement op de tekst die door de Kamer werd overgezonden.
De heer Claes vindt het belangrijk dat het wetsontwerp in de Kamer van volksvertegenwoordigers werd aangenomen maar dit mag niet het einddoel zijn. De CD&V-fractie had liever gezien dat het wetsontwerp meteen een definitief verbod op roken op alle openbare plaatsen had ingevoerd. Wanneer de Kamer enkele weken later over deze problematiek zou gestemd hebben, had het ontwerp er wellicht anders uit gezien. Dit neemt niet weg dat er thans een belangrijke stap vooruit wordt gezet waarop men niet meer mag terugkomen. Wellicht is dit ook het standpunt van de minister van Volksgezondheid. Wanneer het echter mogelijk zou zijn om meteen verder te gaan, met de steun van een zo groot mogelijk aantal fracties van zowel meerderheid als oppositie, dan moet de Senaat dit zeker doen.
Intussen is er immers de aanbeveling van de Europese Commissie van 30 juni jl. waarin deze oproept tot een rookvrij Europa in 2012. De Commissie baseert zich hiervoor op enkele cijfers die het belang van rookvrije openbare plaatsen voor de volksgezondheid aantonen, zoals bijvoorbeeld het feit dat in 2002 ongeveer 80 000 mensen zijn gestorven aan de gevolgen van tabaksrook waarvan ongeveer 20 000 mensen die zelf niét rookten. Het is dan ook van belang van het uitschakelen van de mogelijkheid van onvrijwillig passief meeroken. Anders dan bij bijvoorbeeld alcoholgebruik dat enkel de gebruiker zélf treft, worden in geval van gebruik van tabak ander mensen verplicht om mee te roken.
De heer Claes verwijst ook naar het arrest van het Antwerpse hof van beroep dat eveneens dateert van 30 juni 2009 — het zogenaamde « Kleppende Klipper-arrest » — waarin tot de nietigheid van het thans geldende koninklijk besluit inzake het rookverbod wordt besloten omdat het het gelijkheidsbeginsel met voeten treedt. Er mag volgens het Hof namelijk geen onderscheid worden gemaakt tussen horeca-inrichtingen waar er wel en andere waar er niet mag worden gerookt. Weliswaar mag men dit arrest niet zomaar veralgemenen, maar het is onmiskenbaar een belangrijke factor in het debat.
Vervolgens verwijst spreker naar het wetenschappelijk feitenmateriaal met betrekking tot de gezondheid. Hartspecialisten hebben in september 2009 nog verklaard dat er 25 tot 33 % minder mensen met een rookverbod zijn daar waar er een algemeen rookverbod van kracht is. Sommigen spreken zelfs van 41 % vermindering van het aantal patiënten met een hartinfarct. Zij pleiten dan ook voor een veralgemening van dit rookverbod.
Concluderend, verklaart de heer Claes bereid te zijn om in het kader van de bestaande politieke meerderheid, maar liefst ook met steun van de parlementaire oppositie die in deze aangelegenheid als partner moet worden beschouwd, om verder te gaan dan wat de Kamer reeds heeft goedgekeurd. Het resultaat mag echter niet zijn dat de Senaat de verworvenheid die in het wetsontwerp juridisch werd vertaald in het gedrang brengt.
Ten slotte vraagt spreker dat de opmerkingen van de dienst Juridische Zaken, Wetsevalutie en Documentaire Analyse van de Senaat in een overzichtige tabel zouden worden voorgesteld tegen de volgende vergadering.
De heer Ide verwijst naar de verschillende positieve effecten op de volksgezondheid van een algemeen rookverbod. De senatoren die arts zijn zullen dit ongetwijfeld onderschrijven. Dit is dan ook de reden waarom spreker — samen met senator Claes, die daarvoor alle lof verdient — een wetsvoorstel heeft ingediend dat een algemeen rookverbod wil invoeren, weliswaar met de mogelijkheid om rookkamers te voorzien (stuk Senaat, nr. 4-601/1). Dit was ongetwijfeld een stap vooruit geweest, maar helaas is dit niet kunnen doorgaan.
Nu hoort spreker in diverse media senatoren verklaren dat ze voorstander zijn van een algemeen rookverbod. Dit geldt bijvoorbeeld voor senatoren van de CD&V-fractie en voor senator Vankrunkelsven. Er is dan ook sprake van een amendement dat een algemeen rookverbod zou invoeren vanaf 1 januari 2012. Wanneer het wetsontwerp evenwel niet zou zijn geëvoceerd door de Senaat, zou dit wellicht ook het geval zijn omwille van de Europese aanbeveling terzake. Wat is dan het nut van de Senaat, wanneer een dergelijk amendement niet zou worden aangenomen ?
Volgens spreker is er ook een kans gemist in de geplande herziening van de BTW-tarieven. Nu wordt een verlaging van 21 % naar 12 % voorgesteld, maar mogelijk was men beter meteen naar 6 % gegaan, al dan niet gekoppeld aan een eenmalige premie voor de volkscafés, in combinatie met de invoering van een algemeen rookverbod. De heer Ide kondigt de indiening van amendementen aan die een dergelijk algemeen rookverbod wensen te verwezenlijken en hoopt dat de verschillende fractieleiders van de politieke meerderheid deze zullen ondersteunen of tenminste de leden van de commissie voor de Sociale Aangelegenheden de kans geven om in eer en geweten te stemmen. Dan zal de Senaat tenminste enig nut aantonen; in het andere geval zal zijn mening worden bevestigd dat de Senaat volstrekt overbodig is.
De heer Hellings benadrukt dat de Ecolo-fractie bereid is om de meerderheid te helpen een stap in de goede richting te zetten en een amendement goed te keuren dat een algemeen rookverbod invoert vanaf 1 januari 2012. Dit is in het belang van de volksgezondheid en stemt ook overeen met de objectieven van de Europese Commissie. Een partieel rookverbod in de horecasector zou volgens spreker geen goede zaak zijn omdat het grotere horecazaken bevoordeligt. Zij kunnen zich immers bepaalde investeringen veroorloven, bijvoorbeeld om een rookkamer te installeren, die kleinere etablissementen zich niet kunnen permitteren. Spreker zal dan ook amendementen indienen die het mogelijk maken om premies toe te kennen, waarvan de modaliteiten bij koninklijk besluit zullen worden vastgelegd, voor die horecazaken die een algemeen rookverbod invoeren vóór 2012.
Spreker wijst er overigens op dat er steeds meer signalen komen dat de bevolking klaar is voor een algemeen rookverbod in de horecasector. De invoering ervan in de restaurants heeft de geesten in die zin beïnvloed en heeft tevens aangetoond dat de economische impact op de sector zeer minimaal is.
Mevrouw Temmerman sluit zich aan bij de argumenten die reeds werden gegeven en verheugt zich over het feit dat steeds meer senatoren zich blijkbaar kunnen vinden in een algemeen rookverbod. Zij onderstreept, zoals een eerdere spreker reeds deed, dat de werknemers in de horecasector de enige zijn die worden blootgesteld aan passief roken. Zij kunnen slechts worden beschermd door de invoering van een totaal rookverbod. Spreekster is het ermee eens dat de bevolking steeds positiever staat ten aanzien van de invoering van een algemeen rookverbod. Voorbeelden uit het buitenland hebben bovendien aangetoond dat de effecten op de omzet in de horeca zeer minimaal en slechts tijdelijk zijn.
Mevrouw Temmerman meent dan ook dat het een goede zaak zou zijn mocht ons land op eigen initiatief een algemeen rookverbod invoeren nog vóór dit verplicht wordt door de Europese instanties vanaf 2012.
Mevrouw Vienne stelt vast dat de onzekerheid in de horecasector vandaag groot is. Komt er een rookverbod ? Zo ja, vanaf wanneer ? Zal het gaan om een algemeen dan wel een partieel rookverbod ? Een duidelijk en snel antwoord op deze vragen is dan ook gepast. Zij meent dat het wetsontwerp, zoals het door de Kamer van volksvertegenwoordigers werd aangenomen, het voorwerp uitmaakt van een grote consensus. Een studie over de economische impact van een rookverbod zal wellicht beschikbaar zijn in maart of april 2010, zodat op dat ogenblik een evaluatie kan worden gemaakt op basis daarvan. Kan de minister dit bevestigen ?
De heer Ceder benadrukt dat het thans voorliggend wetsontwerp het resultaat is van het knoeiwerk bij het uitwerken van de bestaande regelgeving, die een onderscheid maakt tussen « klassieke » restaurants en tavernes. Dit knoeiwerk heeft geleid tot een arrest van het hof van beroep van Antwerpen waarin tot de niet-toepasselijkheid van de reglementering wordt geconcludeerd op basis van de schending van het gelijkheidsbeginsel. Het gevolg is dat de horeca-uitbaters die wél investeringen hebben gedaan om zich te conformeren aan de reglementering dit voor niets hebben gedaan. Zij hebben dus nutteloze kosten gemaakt.
Men moet dan ook vermijden om opnieuw dezelfde fouten te maken en een tekst goed te keuren die discriminaties in zich draagt en uitbaters ertoe zal aanzetten om kosten te maken die achteraf nutteloos blijken te zijn. Spreker verwijst naar de nota van de dienst Juridische Zaken, Wetsevalutie en Documentaire Analyse van de Senaat, die niet enkel betrekking heeft op tekstcorrecties, maar ook enkele fundamentele onduidelijkheden detecteert.
Ten gronde, is de heer Ceder geen voorstander van een algemeen rookverbod. We leven immers in een vrije samenleving en dit impliceert ook de vrijheid om ongezonde dingen te doen. Hij erkent dat er een maatschappelijk draagvlak bestaat om niet te roken in eetgelegenheden — toen het nog mocht, bestond er ook een ethiek om dit niet te doen tot zolang anderen aan het eten waren — maar wat de drankgelegenheden betreft is dit een stap te ver. Wanneer cafés het willen, kunnen ze altijd niet-rokerszones voorzien. Men moet ook rekening houden met de economische realiteit. De amendementen, die erop gericht zijn om de uitzonderingen op het rookverbod te schrappen, zal de heer Ceder dan ook niet ondersteunen.
De heer Vankrunkelsven wijst erop dat de Europese Commissie op 30 juni jl. slechts een aanbeveling heeft geformuleerd over een rookvrij Europa. Deze aanbeveling laat ruimte voor de verschillende lidstaten om een uitzondering toe te staan. Dit neemt niet weg dat deze aanbeveling een goede zaak is, zonder dat ze concreet kan worden afgedwongen. De conclusie, als zou de aanbeveling automatisch als gevolg hebben dat in 2012 een algemeen rookverbod van kracht zou worden, is dan ook onterecht. Daarvoor is er een richtlijn nodig, die mogelijk ruimte laat voor uitzonderingen, en dan vervolgens nog moet worden omgezet in intern recht.
Spreker meent dan ook dat ons land de moed moet hebben om niet te wachten op een eventuele Europese regelgeving, maar onmiddellijk klaarheid moet scheppen over de omstandigheden waarin de horecasector zijn activiteiten kan ontwikkelen en welke investeringen daarvoor nodig zijn. Vandaar dat hij ervoor pleit om nu reeds rechtszekerheid te bieden en een concrete datum in de Belgische wetgeving in te schrijven.
Voorts meent de heer Vankrunkelsven dat de Senaat vanzelfsprekend een amendement kan goedkeuren op het wetsontwerp dat door de Kamer van volksvertegenwoordigers werd overgezonden, maar tegelijk wijst hij erop dat het ontwerp in dat geval zal worden teruggezonden naar de Kamer die uiteindelijk het laatste woord heeft, conform de grondwettelijke procedures. Om nutteloze procedures te vermijden, stelt hij dan ook voor om op zoek te gaan naar een consensus tussen en binnen de verschillende fracties in Kamer en Senaat, en daarvoor de benodigde tijd vrij te maken.
De heer Claes pleit ervoor om snel duidelijkheid te verschaffen aan de horecasector. De enige mogelijkheid die de Senaat heeft, is dan ook om in het ontwerp een concrete datum in te schrijven op dewelke de erin vervatte uitzonderingen vervallen. De Senaat kan dit slechts op een zinvolle wijze doen wanneer hiervoor ook in de Kamer van volksvertegenwoordigers een meerderheid kan worden gevonden. De komende weken moet deze kwestie worden opgelost wil men duidelijkheid scheppen tegen 1 januari 2010. Zelf is spreker alvast bereid om hiervoor de nodige inspanningen te leveren.
De heer Procureur stelt een steeds grotere consensus vast om verder te gaan dan de maatregelen die zijn vervat in voorliggend wetsontwerp. Ook de cdH-fractie wenst hieraan mee te werken aangezien zij steeds heeft gepleit voor een algemeen rookverbod in de horecasector en altijd heeft gewaarschuwd tegen maatregelen die discriminerend werken, zoals cafés met en cafés zonder rookkamer of etablissementen die gekoppeld zijn aan een sportcomplex en andere. Een eventueel amendement van de cdH-fractie in de Kamer van volksvertegenwoordigers, dat de uitzonderingen op het rookverbod zou opheffen op 1 januari 2012, kon echter niet op veel bijval van de andere fracties rekenen.
Wanneer een dergelijk amendement in de Senaat zou worden goedgekeurd, moet men goed inschatten of het ook in de Kamer van volksvertegenwoordigers zal worden gesteund. Het gevaar is immers niet denkbeeldig dat de stap vooruit, die zou worden gezet wanneer het voorliggend wetsontwerp in ongewijzigde vorm zou worden goedgekeurd, teniet zou worden gedaan wanneer het opnieuw in de Kamer aanhangig wordt gemaakt.
Mevrouw Gustin, vertegenwoordiger van de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, verwijst naar de uiteenzetting die zij in de commissie heeft gegeven op 23 juni jl. Voor de minister heeft het antirookbeleid een drietal doelstellingen. De eerste doelstelling is de bescherming van de niet-rokers tegen het passief roken. Ten tweede moet het beleid rokers ertoe aanzetten hiermee te stoppen. De derde doelstelling is de bescherming van de werknemers tegen tabaksrook. In het kader daarvan — en tevens in het licht van het kankerplan dat de minister reeds een jaar geleden heeft voorgesteld — is zij een pleitbezorger van een algemeen rookverbod op openbare plaatsen. Tegelijk is uit de debatten in de Kamer van volksvertegenwoordigers gebleken dat hiervoor geen meerderheid bestond en hebben de partijen die deel uitmaken van de regering besloten om een stap in de richting van een rookverbod te zetten, zonder dit te veralgemenen. Dit is reeds essentieel, zij het dat de minister op termijn voorstander blijft van een algemeen rookverbod. De voorliggende tekst heeft overigens de verdienste om reeds enkele onduidelijkheden uit te klaren die in de thans geldende regelgeving vervat zijn en de controle van de inspectiediensten te vergemakkelijken.
Ervan uitgaande dat voorliggend wetsontwerp in ongewijzigde vorm wordt aangenomen en van kracht wordt op 1 januari 2010, heeft de minister aan de DG4 van het departement Volksgezondheid gevraagd om een evaluatie te maken van de economische impact van de nieuwe wetgeving op de activiteiten in de horecasector. Deze studie zal betrekking hebben op de maanden januari, februari en maart 2010 en van zodra ze klaar is — wellicht reeds in april 2010 — zal ze aan het federaal parlement worden bezorgd.
De heer Seminara is voorstander van het behoud van de tekst die de door de Kamer van volksvertegenwoordigers werd aangenomen, omdat dit de vertaling is van een politiek akkoord tussen de partijen die deel uitmaken van de regering. Hij stelt voor om de evaluatie van deze nieuwe wetgeving af te wachten om vervolgens, in het belang van de volksgezondheid, een verdere stap in de richting van een algemeen rookverbod te zetten.
De heer Ide erkent dat de grondwettelijke procedure bepaalt dat de Kamer van volksvertegenwoordigers steeds het laatste woord heeft maar hij meent dat, indien de Senaat toch een algemeen rookverbod zou goedkeuren, de politieke realiteit zal zijn dat de Kamer niets anders kan doen dan de Senaat daarin volgen.
Spreker is voorstander van een pragmatische aanpak wat het roken in het bijzijn van kinderen betreft. Hij meent dat het niet mogelijk is om de politie het rookgedrag in de gezinswoning te laten controleren maar rekent op de inspecties van Kind en Gezin en het Office National de l'Enfance. Ook de huisarts kan hierin een sensibiliserende rol spelen.
Ten slotte vindt de heer Ide het onbegrijpelijk dat de minister van Volksgezondheid een wetsontwerp ondersteunt dat geen algemeen rookverbod in onze wetgeving inschrijft, terwijl zij zoveel middelen investeert in een nationaal kankerplan. Dit is een contradictie. Een eenvoudige maatregel nemen, zoals het algemeen rookverbod er een is, lukt blijkbaar niet maar er worden wel miljoenen euro geïnvesteerd in andere elementen. Spreker hoopt dat er zich binnen de politieke fracties van de meerderheid een meerderheid zou ontwikkelen ten gunste van een algemeen rookverbod.
De heer Vankrunkelsven pleit ervoor om de mogelijkheden die zich in de komende weken aandienen goed te benutten. Hij onderschrijft het standpunt van de vorige spreker in verband met het nationaal kankerplan. Wanneer men het aantal hartinfarcten — op dit ogenblik zijn er in ons land maar liefst 36 000 doden ten gevolge van een hartinfarct — met een derde zou kunnen reduceren, heeft dit reeds een enorm effect. Geen enkele preventieve maatregel kan dit evenaren. Weliswaar moeten politieke avonturen worden voorkomen, maar alle mogelijkheden om een meerderheid voor een algemeen rookverbod te vinden in Kamer en Senaat — bij voorkeur per politieke fractie — moeten nu worden benut, zonder de reeds bereikte verworvenheden op de helling te zetten. In het andere geval betekent dit immers dat het parlement eerst een evaluatie van de regering moet afwachten, deze vervolgens moet bespreken, om dan tot een nieuw wetsvoorstel te komen waarvan de bespreking ook zekere tijd in beslag zal nemen. De kans is reëel dat men dan in de laatste rechte lijn naar de federale verkiezingen zal zitten en de senator meent dan ook dat een wijziging van de voorliggende wetgeving tijdens deze zittingsperiode niet haalbaar zal blijken. Hij pleit er dan ook voor om, middels het aannemen van een amendement op het wetsontwerp, nu reeds de datum van 1 januari 2012 in te schrijven in de wetgeving.
Spreker stelt zich ook vragen bij de bewering van de vertegenwoordiger van de minister als zou de tekst die door de Kamer van volksvertegenwoordigers werd aangenomen alle onduidelijkheden wegwerken. In de horecasector blijft men zich immers vragen stellen bij de blijvende concurrentie tussen etablissementen waar niet mag worden gerookt en de andere waar dit nog wel zal mogelijk zijn. Wellicht zullen deze laatste de mogelijkheid tot roken als een reclamemiddel gebruiken. De sector ervaart dit als zeer onaangenaam. Het feit dat nu reeds een evaluatie wordt vooropgesteld, staat een evaluatie van de toepassing van de wetgeving overigens niet in de weg.
Mevrouw Khattabi stelt zich vragen bij de vele middelen die worden vrijgemaakt voor het nationaal kankerplan wanneer een eenvoudige maatregel als het invoeren van een algemeen rookverbod niet wordt genomen. Zij kondigt ook aan amendementen te zullen indienen die de ongelijkheid willen wegwerken tussen etablissementen die investeringen zullen doen om de nieuwe regelgeving toe te passen en andere die dit niet hoeven te doen. De Ecolo-fractie wil ook een amendement ondersteunen dat alle uitzonderingen opheft op 1 januari 2012, en dit zowel in de Kamer als in de Senaat om onnutige procedures te voorkomen.
Mevrouw Vienne herinnert eraan dat de tekst die voorligt berust een consensus binnen de politieke meerderheid in de Kamer van volksvertegenwoordigers, hoewel de minister zelf wellicht verder had willen gaan. De Senaat treedt hier op in de zogenaamde « evocatieprocedure » en eenieder moet zijn politieke verantwoordelijkheid daarin opnemen. Wanneer een amendement dat in de Senaat zou worden aangenomen over de invoering van een algemeen rookverbod ook kan rekenen op een meerderheid in de Kamer, wil de PS-fractie dit ondersteunen. Spreekster wil hierover evenwel zekerheid hebben om te voorkomen dat men zich in een politiek avontuur zou storten.
De heer Claes sluit zich aan bij de vorige spreekster en stelt voor om tijdens de komende dagen en weken na te gaan of een meerderheid in beide federale kamers mogelijk is om politieke avonturen te voorkomen. Wanneer een amendement zou worden aangenomen dat een algemeen rookverbod inhoudt vanaf 1 januari 2012, zou dit het bijkomende voordeel bieden dat de horecasector volledige duidelijkheid krijgt over de toestand. Volgens spreker zou dit hooguit 3 maanden commotie veroorzaken bij de bevolking en nadien stelt zich niemand nog vragen bij het rookverbod. De ervaring met het rookverbod in restaurants of in het openbaar vervoer heeft dit aangetoond. Intussen is het draagvlak voor een algemeen rookverbod sterk gestegen.
Spreker wijst erop dat horecazaken er ook nu reeds voor kunnen opteren om rookvrij te zijn. Uit eigen ervaring weet hij dat zulks veel nieuwe klanten lokt. Aangezien slechts 25 % van de bevolking rookt, is er een enorm potentieel aan cafégangers bij de niet-rokers. Wellicht zullen zich nog meer gezinnen aandienen.
De heer Ceder is van oordeel dat het onderscheid tussen openbare en private plaatsen niet relevant is. Een café is immers een private plaats, die weliswaar wordt opengesteld voor het publiek. En wanneer iemand iets doet dat nefast is voor zichzelf, zoals het gebruik van heroïne, of voor een ander, zoals bijvoorbeeld het toebrengen van slagen en verwondingen, dan doet het er niet toe of dit gebeurt op een private dan wel een publieke plaats.
De heer Ide is van mening dat het voor een starter in de horeca zeer moeilijk, zelfs onmogelijk is om op eigen initiatief een rookverbod uit te vaardigen. Een algemeen rookverbod zou de situatie voor eenieder gelijk maken en derhalve oneerlijke concurrentie voorkomen. Overigens meent de senator dat er wel een verschil is tussen een private en een publieke ruimte, al was het maar op het vlak van controle.
Mevrouw Van Ermen wijst erop dat de premie die wordt betaald in het kader van een levensverzekering sterk verschilt naargelang het al dan niet gaat om een roker. Uit haar ervaring als cardioloog weet spreekster dat ook niet-rokers bij de analyse van de waarden van de urine ernstige hinder ondervinden van het feit dat anderen in hun nabijheid roken. Dit geldt bijvoorbeeld voor werknemers in de horeca. Zij meent dat het onaanvaardbaar is dat werknemers hinder ondervinden van het gedrag van anderen.
Mevrouw Vienne verwijst naar wetsvoorstel nr. 4-1348 dat een rookverbod voorstelt in de wagen wanneer er minderjarigen jonger dan 16 jaar aanwezig zijn. Ook bij de bespreking daarvan moet men zich afvragen in hoeverre men dergelijk verbod kan opleggen in een private ruimte, die de wagen is.
B. Artikelsgewijze bespreking
Artikel 2
Amendementen nrs. 4 tot 8
De heer Ide dient de amendementen nrs. 4 tot 8 in (stuk Senaat, nr. 4-1392/2), die alle beogen de definities die worden gegeven in artikel 2 van het wetsonwerp te wijzigen (het 3º en het 9º) of te doen vervallen (het 11º, 12º en 13º).
Spreker verwijst naar de schriftelijke verantwoording van de amendementen en naar zijn tussenkomsten tijdens de algemene bespreking van het wetsontwerp. Hij is voorstander van de onmiddellijke invoering van een algemeen rookverbod en de amendementen moeten in het licht daarvan worden gelezen.
Artikel 4
Amendement nr. 9
De heer Ide dient amendement nr. 9 in (stuk Senaat, nr. 4-1392/2), dat ertoe strekt artikel 4 van het wetsontwerp te doen vervallen. Hij verwijst daarbij naar de verantwoording die wordt gegeven bij amendement nr. 4, ingediend op artikel 2.
Amendementen nrs. 14 en 17
De heer Claes pleit ervoor dat de commissie snel zou stemmen over deze aangelegenheid. Het algemeen rookverbod, zoals het voortvloeit uit het compromis dat in de Kamer van volksvertegenwoordigers werd bereikt, wordt niet in vraag gesteld. Niemand wil het rookverbod versoepelen. Wel gaan vele stemmen op om verder te gaan, bijvoorbeeld door de uitzonderingen die in het wetsontwerp een einde te laten nemen vanaf 1 januari 2012. In dat geval moet het dossier terug naar de Kamer van volksvertegenwoordigers, maar spreker kan zich niet inbeelden dat men daar zou terugkomen op wat reeds eerder verworven werd. De heer Claes dient dan ook 3 amendementen in die de uitzonderingen op het rookverbod in de horeca doen uitdoven per 1 januari 2012. Het gaat om de amendementen nrs. 14, 15 en 16, ingediend op de artikelen 4, 5 en 11 (stuk Senaat, nr. 4-1392/3).
Spreker maakt zich sterk dat, indien de bevoegde Kamercommissie de tekst niet op 30 juni 2009 maar enkele weken later zou hebben goedgekeurd, dit wellicht een andere tekst zou zijn geweest. Hij verwijst naar de aanbeveling die de Europese Commissie op 30 juni 2009 heeft goedgekeurd met betrekking tot rookvrije publieke plaatsen vanaf 2012. Weliswaar gaat het slechts om een aanbeveling, maar niettemin zou het verstandig zijn om ze te volgen en bescherming te bieden tegen tabaksrook in gesloten openbare ruimten, op de werkvloer en in het openbaar vervoer. Dit laatste is, voor wat ons land betreft, reeds geregeld. De bescherming tegen tabak op de werkvloer en in gesloten openbare ruimte werd eveneens ingevoerd, behalve voor de werknemers die in de horecasector werken. De heer Claes meent dan ook dat men ernaar moet streven om alle ruimten die publiek toegankelijk zijn rookvrij te maken, wat overigens de initiële doelstelling is van alle wetsvoorstellen die werden ingediend, vanaf 2012.
De heer Claes wijst vervolgens op het arrest van het hof van beroep van Antwerpen, dat eveneens dateert van 30 juni 2009, waarin wordt gewezen op de schending van het gelijkheidsbeginsel. Het Hof vindt dat geen onderscheid mag worden gemaakt tussen de horeca-inrichtingen al naargelang er al dan niet mag worden gerookt. Wanneer de gezondheid van het horecapersoneel en de bezoekers het criterium is, lijkt het inderdaad uit den boze om hierin een onderscheid wordt gemaakt. Dit arrest van het hof van beroep werd onlangs aangevuld met een vonnis van de rechtbank van eerste aanleg te Tongeren, waarin eveneens tot de onwettigheid van de bestaande wetgeving werd geconcludeerd op basis van de schending van het gelijkheidsbeginsel.
Ten slotte zijn er een aantal wetenschappelijke resultaten die de uitbreiding van het rookverbod ondersteunen. In Schotland stelde men een daling vast van het aantal hartaanvallen met 17 %. Ook elders is de daling spectaculair als gevolg van de vermindering van het passief roken. Een conferentie van hartspecialisten in Barcelona heeft deze tendens bevestigd.
Spreker dringt aan op een duidelijke regelgeving voor de horecasector. Wanneer het ontwerp, dat door de Kamer van volksvertegenwoordigers werd overgezonden, ongewijzigd zou worden aangenomen, zou dit betekenen dat er per 1 januari 2010 een rookverbod zou van kracht worden in de cafés waar ook eten wordt gegeven en zou er nog kunnen gerookt worden in bepaalde zones van cafés waar enkel drank wordt geschonken, tenzij het gaat om inrichtingen van kleiner dan 50 m2. Dit alles is voor de betrokken sector zeer verwarrend en de heer Claes is ervan overtuigd dat de betrokken zaken daarmee niet vooruit geholpen worden. Dit geldt des te meer voor handelszaken die pas worden opgestart, voor wie de toepasselijke regelgeving zeer onduidelijk zou zijn.
Spreker wijst ook op het gevaar dat sommige horecazaken vanaf 2010 zouden stoppen met maaltijden te geven en enkel nog drank zouden verkopen om op deze wijze aan het rookverbod te ontsnappen. Maar het is precies de verkoop van snacks aan het cliënteel dat een hoog rendement garandeert. Men mag bovendien niet vergeten dat de BTW-verlaging voor de horeca die op 1 januari 2010 van kracht wordt slechts geldt voor maaltijden, en niet voor drank. Ook uit deze elementen concludeert de heer Claes dat de sector zou gebaat zijn met een klare en unifome regelgeving. Hij pleit er dan ook voor om overal een algemeen rookverbod in te voeren vanaf 2012, zodat deze zaken niet de fout zouden maken van de maaltijden te schrappen uit hun aanbod.
Andersom meent het lid dat, als gevolg van het compromis dat in de Kamer werd bereikt, vele horecazaken — wellicht zo'n 2 000 van de 5 000 — zullen oordelen dat de opbrengsten uit de maaltijden genoeg opbrengen om te overleven en deze zaken worden de facto rookvrij vanaf 1 januari 2010.
De concrete draagwijdte van de amendementen nrs. 14, 15 en 16, ingediend op de artikelen 4, 5 en 11, bestaat erin dat de uitzonderingen op het rookverbod, opgenomen in de tekst die door de Kamer van volksvertegenwoordigers werd aangenomen, zullen ophouden te bestaan op 1 januari 2012. Vanaf die datum zullen alle horecazaken dus rookvrij zijn. Overigens meent spreker dat deze maatregel moet gepaard gaan met een verlaging van het BTW-tarief voor frisdranken en dergelijke zodat ook de zaken die enkel drank verschaffen hiervan mee kunnen genieten.
De heer Ide verklaart zich voorstander van een onmiddellijke invoering van een algemeen rookverbod. Dit zou vele mensenlevens redden. Hij verwijst naar de uitspraak van verschillende cardiologen dienaangaande. Bovendien vreest hij dat een overgangsperiode opnieuw zou kunnen gebruikt worden door de rechterlijke macht om de wetgevende macht op zijn plaats te zetten wat het respect voor het gelijkheidsbeginsel betreft.
Dit neemt niet weg dat spreker zich, tijdens het debat in de plenaire vergadering, zo constructief mogelijk zal opstellen en een rookverbod vanaf 2012 zal aanvaarden, zij het dat hij alsnog zal proberen om een onmiddellijk rookverbod in te voeren.
Mevrouw Vienne herinnert eraan dat voorliggend wetsontwerp in de Kamer van volksvertegenwoordigers niet werd ingediend door de regering, maar voortspruit uit een initiatief dat door het parlement werd genomen. Dit geeft een zekere ruimte voor het debat. Door de PS-fractie werd in de Kamer een amendement ingediend dat dezelfde draagwijdte heeft als het amendement nr. 14. Dit amendement werd evenwel niet goedgekeurd omdat er binnen de meerderheid een akkoord is tot stand gekomen waarbij de voorstanders van een algemeen rookverbod enkele uitzonderingen hebben aanvaard.
Intussen — dit is niet zonder belang — zijn er nieuwe studies gepubliceerd die hebben gewezen op de verwoestende effecten van het passief roken. Men kan hier onmogelijk geen rekening mee houden bij de besprekingen in de Senaat. Spreekster is dan ook van oordeel dat de invoering van een algemeen rookverbod in alle horecazaken vanaf 2012 een meer efficiënte maatregel is dan de regeling die is vervat in het voorliggend ontwerp.
Mevrouw Vienne meent dat de globale context van de volksgezondheid na de stemming in de Kamer zodanig is gewijzigd dat de Senaat, bij uitoefening van zijn evocatierecht, op een gerechtvaardigde wijze de tekst van de Kamer kan amenderen en vervolgens terugzenden naar de Kamer. Dit is de reden waarom de PS-fractie het amendement nr. 14 zal steunen.
Mevrouw Tilmans betwist de noodzaak niet om zowel het cliënteel als de werknemers in horecazaken te beschermen tegen het passief roken. Zij wijst er echter op dat de aanbeveling van de Europese Commissie van 30 juni 2009, die door sommige sprekers werd geciteerd, geen enkele verplichting oplegt vermits het een verordening noch een richtlijn is. Spreekster zou geen bezwaar hebben tegen de onmiddellijke tenuitvoerlegging van deze aanbeveling mocht men zich niet in een periode van economische crisis bevinden.
In deze omstandigheden heeft de horecasector het reeds moeilijk om te overleven en de invoering van een algemeen rookverbod, hoewel in het belang van vele werknemers, zou slechts op onbegrip stoten bij de sector. Dit neemt niet weg dat mevrouw Tilmans de situatie opnieuw wil bekijken wanneer de crisis voorbij zal zijn.
Mevrouw Tilmans verklaart dan ook het amendement nr. 14 niet te zullen ondersteunen. Zij heeft de indruk dat het dossier niet helemaal rijp is en vraagt verder overleg alvorens tot de stemming over te gaan.
De heer Vankrunkelsven wenst, als arts, zijn tussenkomst tijdens de algemene bespreking kracht bij te zetten en pleit onverkort voor een algemeen rookverbod. Hij dient een amendement nr. 17 in die zin in (stuk Senaat, nr. 4-1392/3).
Hij pleit er dan ook voor dat de Senaat de tekst van de Kamer van volksvertegenwoordigers zou aanpassen, zonder dat deze laatste dit moet beschouwen als een blamage. De Kamer heeft immers in moeilijke omstandigheden een flinke stap vooruit gezet door het roken te beperken in de cafés. De tijd staat echter niet stil en in tussentijd zijn ook nieuwe elementen opgedoken, waaronder de aanbeveling van de Europese Commissie van 30 juni 2009.
Spreker verwijst ook naar nieuwe studies die intussen werden gepubliceerd over de gezondheidstoestand van de bevolking in de landen waar reeds een rookverbod geldt. Deze laten aan duidelijkheid niets te wensen over.
Overigens meent de heer Vankrunkelsven dat de geesten in de horecasector zélf aan het evolueren zijn. De sector heeft er alle belang bij om duidelijkheid te krijgen. De Senaat wil hen deze geven door duidelijk te stellen dat er vanaf 2012 een algemeen rookverbod wordt ingevoerd. Op deze wijze zal, gedurende het laatste decennium, op een gefaseerde wijze het rookverbod ingevoerd zijn op elke publiek toegankelijke plaats.
Zelf heeft de heer Vankrunkelsven geen stemrecht in de commissie voor de Sociale Aangelegenheden maar hij wenst alle leden van de commissies, zowel in de Kamer als in de Senaat, die inspanningen hebben geleverd voor de invoering van een algemeen rookverbod, toe dat dat er een duidelijke wetgeving tot stand zou komen.
De heer Procureur verklaart het amendement nr. 14 te zullen ondersteunen. Reeds ten tijde van de besprekingen in de Kamer van volksvertegenwoordigers heeft de cdH-fractie immers de invoering van een algemeen rookverbod vanaf 2012 ondersteund. Weliswaar heeft de cdH-fractie het akkoord aanvaard dat binnen de meerderheid over deze aangelegenheid werd gesloten maar dit neemt niet weg dat, indien er in de Senaat een meerderheid tot stand komt voor de invoering van een algemeen rookverbod, ook de cdH-fractie in de Kamer dit zal ondersteunen.
Mevrouw Van Ermen benadrukt dat de invoering van een algemeen rookverbod de goedkoopste manier is om de uitgaven van de sociale zekerheid onder controle te houden. Wanneer men de kost van allerhande ingrepen en van de ligdagprijzen per patiënt als gevolg van het roken zou berekenen, komt men tot een bedrag van ongeveer 15 000 à 25 000 euro. Door een pro-actief optreden kan men hierop enorm besparen en aldus geld vrijmaken voor nieuwe medische toepassingen en voor andere maatregelen.
Mevrouw Temmerman steunt, als arts, het idee van senator Ide om met onmiddellijke ingang een rookverbod in te voeren. Wellicht is dit echter geen haalbare kaart. Vandaar dat zij pleit voor een algemeen rookverbod vanaf 2011 of, wanneer ook dit niet mogelijk is, vanaf 2012. In deze context kan zij het amendement nr. 14 van de heer Claes te ondersteunen.
Spreekster sluit zich aan bij de argumenten van vorige sprekers om aan de betrokken sector een duidelijke wetgeving aan te bieden. De huidige regelgeving is immers zeer chaotisch.
Ten slotte is zij het eens met de opmerking van senator Van Ermen. Een goed kankerplan kan slechts op een goede manier werken wanneer er ook preventief wordt opgetreden. Welnu, een algemeen rookverbod is volgens spreekster een essentieel onderdeel van het nationaal kankerplan.
De heer Claes is het om redenen van volksgezondheid in principe eens met de invoering van een rookverbod vanaf 2010, maar meent dat niet langer realistisch is omwille van de economische impact van de sector. Een overgangsperiode van 2 jaar lijkt hem meer realistisch. Dit geeft de betrokken zaken de mogelijkheid om de nodige investeringen te doen in rookkamers en dergelijke.
Spreker duldt niet langer uitstel van de stemming over dit wetsontwerp. Wanneer het zou worden geamendeerd door de Senaat, moet het opnieuw besproken worden door de Kamer van volksvertegenwoordigers en dit moet snel gaan, vermits de wet moet in werking treden op 1 januari 2010 en er ook de nodige uitvoeringsmaatregelen moeten worden genomen. Vermits het hier om een parlementair initiatief gaat, en niet om een regeringsontwerp, ziet de heer Claes niet waarom het debat niet vrij kan worden gevoerd over de grenzen van meerderheid en oppositie heen.
Mevrouw Onkelinx, vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, verwijst naar het standpunt dat zij reeds eerder heeft ingenomen tijdens de algemene bespreking. Zij is zelf voorstander van een algemeen rookverbod, maar kon zich vinden in de consensus die werd bereikt in de Kamer van volksvertegenwoordigers. Mocht een meerderheid in de Senaat zich uitspreken vóór een algemeen rookverbod, dan zal de minister daar akte van nemen. Zij wijst er, zoals de vorige spreker, wel op dat de wet in werking zal treden op 1 januari 2010, zodat enige spoed vereist is om de bespreking om de administratie de mogelijkheid te geven de nodige voorbereidingen te treffen.
Artikel 5
Amendement nr. 10
De heer Ide dient amendement nr. 10 in (stuk Senaat, nr. 4-1392/2), dat ertoe strekt artikel 5 van het wetsontwerp te doen vervallen. Hij verwijst daarbij naar de verantwoording die wordt gegeven bij amendement nr. 4, ingediend op artikel 2.
Amendement nr. 15
De heer Claes dient amendement nr. 15 in (stuk Senaat, nr. 4-1392/2), dat ertoe strekt om aan dit artikel een tweede lid toe te voegen dat de uitzondering, opgenomen in het eerste lid, doet uitdoven vanaf 1 januari 2012.
Spreker verwijst naar de bespreking van amendement nr. 14.
Artikel 8/1 (nieuw)
Amendement nr. 1
Mevrouw Khattabi en de heer Hellings dienen amendement nr. 1 in (stuk Senaat, nr. 4-840/2), dat ertoe strekt om een nieuw artikel 8/1 in te voegen dat de in het wetsontwerp voorgestelde uitzonderingen op het algemeen rookverbod in horecazaken doet uitdoven op 1 januari 2012.
De heer Hellings verklaart dat dit amendement in het verlengde ligt van de aanbeveling van de Europese Commissie van 30 juni 2009 en bovendien ligt een algemeen rookverbod, zonder uitzonderingen, ook aan de grondslag van het initiële wetsvoorstel dat in de Kamer van volksvertegenwoordigers werd ingediend. Volgens spreker gaat het hier niet enkel om de volksgezondheid, maar ook om een zaak van billijkheid : sommige horecazaken worden strenger bejegend dan andere, wat overigens reeds tot rechterlijke uitspraken heeft geleid die hebben vastgesteld dat het gelijkheidsbeginsel werd geschonden.
Het is dan ook de bedoeling van het amendement nr. 1 om de betrokken sector zowel tijd als zekerheid te bieden. De tijd wordt de sector gegeven om zich aan te passen aan de gewijzigde omstandigheden en het rookverbod zal pas ingaan vanaf 1 januari 2012. De zekerheid wordt geboden omtrent een vaste datum voor een algemeen rookverbod voor elke inrichting.
De heer Hellings is er zich van bewust dat de geamendeerde tekst opnieuw naar de Kamer moet worden verzonden wanneer hij zou worden geamendeerd door de Senaat. Vandaar het belang om de fractiegenoten in de Kamer van volksvertegenwoordigers mede te overtuigen van de noodzaak van een algemeen rookverbod. De Senaat heeft hiervoor immers reeds voldoende goede argumenten geciteerd. Het zou ook een goede zaak zijn voor de Senaat mocht hij zich, los van alle strategische overwegingen van partijpolitieke aard, in het algemeen belang uitspreken vóór de invoering van een algemeen rookverbod vanaf 2012.
Artikel 10
Amendement nr. 11
De heer Ide dient amendement nr. 11 in (stuk Senaat, nr. 4-1392/2), dat ertoe strekt om artikel 10 van het wetsontwerp in die zin aan te passen dat de artikelen 11, 11bis, 16, 17, 19 en 20 van de wet van 24 januari 1977 betreffende de bescherming van de gezondheid van de verbruikers op het stuk van voedingsmiddelen en andere producten van overeenkomstige toepassing verklaart.
Artikel 11
Amendement nr. 12
De heer Ide dient amendement nr. 12 in (stuk Senaat, nr. 4-1392/2), dat ertoe strekt om in § 2 van dit artikel, het 3º te doen vervallen.
Amendementen nrs. 2 en 16
Mevrouw Khattabi en de heer Hellings dienen amendement nr. 2 in (stuk Senaat, nr. 4-1392/2), dat ertoe strekt om de uitzondering, vervat in artikel 11, § 2, 3º, van het wetsontwerp te doen uitdoven vanaf 1 januari 2012.
De heer Claes dient amendement nr. 16 in (stuk Senaat, nr. 4-1392/3) met dezelfde draagwijdte.
Er wordt verwezen naar de bespreking van amendementen nrs. 14 en 17, ingediend op artikel 4, en amendement nr. 1 tot invoeging van een nieuw artikel 8/1.
Artikel 14
Amendement nr. 13
De heer Ide dient amendement nr. 13 in (stuk Senaat, nr. 4-1392/2), dat ertoe strekt om het vierde lid van artikel 14 te vervangen als volgt :
« Deze regeling mag geen ongelijke behandeling van de werknemers veroorzaken. »
Artikel 14/1 (nieuw)
Amendement nr. 3
Mevrouw Khattabi en de heer Hellings dienen amendement nr. 3 in (stuk Senaat, nr. 4-1392/2), dat ertoe strekt om aan de horecazaken, die vóór 2012 een algemeen rookverbod invoeren, een steunpremie toe te kennen waarvan het bedrag wordt bepaald bij koninklijk besluit.
De heer Hellings begrijpt dat de onmiddellijke invoering van een algemeen rookverbod niet wenselijk is om zowel politieke als economische redenen, maar wenst niettemin een steun aan te bieden aan de horecazaken die toch reeds onmiddellijk een algemeen rookverbod wensen in te voeren.
III. STEMMINGEN
Amendement nr. 4 wordt verworpen met 8 stemmen bij 6 onthoudingen.
De heer Claes wenst zijn onthouding te verklaren. Amendement nr. 4 is immers de vertaling van de oorspronkelijke bedoeling van het wetsvoorstel dat initieel werd ingediend en ook door de CD&V-fractie werd ondersteund, met name om onmiddellijk een algemeen rookverbod in te voeren.
De amendementen nrs. 5 tot 9 worden verworpen met 8 stemmen bij 6 onthoudingen.
Amendement nr. 14 wordt aangenomen met 9 stemmen tegen 1 stem bij 5 onthoudingen.
Amendement nr. 17 vervalt ingevolge de aanneming van amendement nr. 14.
Het geamendeerde artikel 4 wordt aangenomen met 9 stemmen tegen 1 stem bij 5 onthoudingen.
Amendement nr. 10 wordt verworpen met 6 stemmen bij 9 onthoudingen.
Amendement nr. 15 wordt aangenomen met 9 stemmen tegen 1 stem bij 5 onthoudingen.
De heer Fournaux wenst zijn onthouding te verklaren. Hij meent dat, wanneer voorliggend wetsontwerp wordt teruggezonden naar de Kamer van volksvertegenwoordigers, deze de situatie van de casino's moet verduidelijken. Gaat het om een openbare plaats in de strikte betekenis van het woord, dit wil zeggen overeenkomstig de draagwijdte die deze wet eraan geeft, of gaat het om een private ruimte ? Spreker wijst erop dat hierover reeds een debat heeft plaatsgevonden in de Kamer, maar dat deze hieromtrent uitsluitsel moet geven om geen enkel misverstand te laten bestaan. Zowel meerderheid als oppositie zijn het erover eens dat de casino's de meest gecontroleerde plaatsen zijn in ons land en dat bepaalde spelen best daar plaatsvinden, eerder dan op schimmige plaatsen die niet worden gecontroleerd. Het zou zinvol kunnen zijn om in casino's roken toe te laten, tenminste in die ruimten waar geen maaltijden worden geserveerd.
Het geamendeerde artikel 5 wordt aangenomen met 9 stemmen tegen 1 stem bij 5 onthoudingen.
Amendement nr. 1 vervalt ingevolge de aanneming van amendement nr. 15.
Amendement nr. 11 wordt verworpen met 7 stemmen bij 7 onthoudingen.
Amendement nr. 12 wordt verworpen met 8 stemmen bij 7 onthoudingen.
Amendement nr. 2 wordt aangenomen met 9 stemmen tegen 1 stem bij 5 onthoudingen.
Het geamendeerde artikel 11 wordt aangenomen met 9 stemmen tegen 1 stem bij 5 onthoudingen.
Amendement nr. 16 wordt ingetrokken.
Amendement nr. 13 wordt verworpen met 8 stemmen bij 7 onthoudingen.
Amendement nr. 3 wordt verworpen met 7 stemmen tegen 1 stem bij 7 onthoudingen.
Het geamendeerde wetsontwerp in zijn geheel is aangenomen met 9 stemmen bij 6 onthoudingen.
Ten gevolge hiervan vervalt :
— het wetsvoorstel betreffende een algemeen rookverbod in gesloten plaatsen toegankelijk voor het publiek en ter bescherming van werknemers tegen tabaksrook van de heren Ide en Claes (stuk Senaat, nr. 4-601);
— het wetsvoorstel betreffende een algemene regeling voor de rookvrije gesloten plaatsen toegankelijk voor het publiek en de bescherming van werknemers tegen tabaksrook van de heer Claes c.s. (stuk Senaat, nr. 4-1141).
Vertrouwen werd geschonken aan de rapporteur voor het opstellen van dit verslag.
De rapporteur, | De voorzitter, |
Christiane VIENNE. Cindy FRANSSEN. | Nahima LANJRI. |