4-1299/1

4-1299/1

Belgische Senaat

ZITTING 2008-2009

30 APRIL 2009


Wetsvoorstel tot wijziging van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966, teneinde de naleving en de controle op de naleving ervan door de Brusselse plaatselijke besturen, de ziekenhuisverenigingen en de politiezones te verbeteren

(Ingediend door de heer Joris Van Hauthem c. s.)


TOELICHTING


Dit wetsvoorstel is grotendeels een herneming van een lovenswaardig wetsvoorstel dat in de vorige zittingsperiode werd ingediend door enkele collega's van de VLD (stuk Senaat, nr. 3-1008/1 - 2004/2005), maar dat tot op heden nog niet werd opgevist. Wij hebben daarom de vrijheid genomen het zelf opnieuw in te dienen, waar nodig dit te actualiseren en op enkele punten aan te vullen om een paar problemen en onvolkomenheden die in het wetsvoorstel 3-1008/1 niet werden opgelost, definitief tot een goed einde te brengen.

Het samenleven van twee grote volksgemeenschappen binnen éénzelfde staatsverband vormt een permanente voedingsbodem voor spanningen. Op het federale niveau heeft men gepoogd deze spanningen in België te beheersen door middel van een aantal institutionele waarborgen : de bijzondere meerderheidswetten, de alarmbelprocedure, de paritaire Ministerraad en de pariteit in de hoogste functies van de andere federale instellingen. Als tegenprestatie daarvoor worden dezelfde technieken ook toegepast in de Brusselse instellingen om daar de Vlaamse minderheid te beschermen.

Brussel is immers van een oorspronkelijk en tot in de negentiende eeuw overwegend Nederlandstalige stad uitgegroeid tot een voornamelijk Franssprekend gebied. Het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijke Gewest omvat de negentien gemeenten van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad die het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad vormen. Deze vaststelling maakt dat de bepalingen van de bestuurstaalwet voor de plaatselijke diensten die in Brussel-Hoofdstad gevestigd zijn, een ietwat ingewikkeld karakter vertonen. De op 18 juli 1966 gecoördineerde wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, of bestuurstaalwet, die mee de basis vormen van dat groter institutionele evenwicht, beoogde binnen de negentien gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijke Gewest een strikt tweetalige organisatie van de gemeentelijke administraties met gelijke aandacht voor de twee taalgemeenschappen.

Zo is het taalgebruik in de binnendiensten en in de betrekkingen met andere diensten afhankelijk van de lokalisatie van de zaak, wat aan de hand van verschillende regels wordt uitgemaakt. De berichten, mededelingen en formulieren die voor het publiek bestemd zijn, dienen in het Nederlands én in het Frans te worden opgesteld. Een zelfde voorschrift geldt eveneens voor de dienstorders, onderrichtingen aan het personeel, formulieren en drukwerken voor de binnendienst in de plaatselijke diensten van Brussel-Hoofdstad. De betrekkingen met de particulieren geschieden in de taal van deze laatsten, voor zover die taal het Nederlands of het Frans is, terwijl de akten betreffende particulieren, getuigschriften, verklaringen, machtigingen en vergunningen in het Nederlands of het Frans worden gesteld, naargelang de wens van de belanghebbende. Wat de taalkennis van het personeel betreft, kan er in algemene zin worden gesteld dat iedere kandidaat die dingt naar een ambt of betrekking in één van de Brusselse plaatselijke diensten, het examen aflegt in het Nederlands of in het Frans, naar gelang van de taal waarin hij of zij onderwijs heeft genoten. De hogere ambtenaren dienen te slagen voor een examen over de voldoende kennis van de tweede taal; de lagere ambtenaren, met uitzondering van het vak- en werkliedenpersoneel, dienen eveneens voor hun benoeming te slagen in een examen over de elementaire kennis van de andere taal. Het personeel dat in contact komt met het publiek, moet evenwel altijd, ook als het om vak- en werkliedenpersoneel gaat, het bewijs leveren van een aan de aard van de waar te nemen functie aangepaste voldoende of elementaire mondelinge kennis van de tweede taal.

Bij de werving van hun personeel ten slotte dienen de besturen van de negentien Brusselse gemeenten en die van de openbare besturen welke aan die gemeenten ondergeschikt zijn, ten minste 50 % van de te begeven betrekkingen in gelijke mate te verdelen over de twee taalgroepen.

Het behoeft geen betoog dat de Brusselse OCMW's en de ziekenhuisverenigingen, opgericht overeenkomstig de hoofdstukken XII en XIIbis van de organieke OCMW-wet van 8 juli 1976, onder de toepassing ressorteren van de bestuurstaalwet.

Deze regeling weerspiegelt de complexiteit van het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad als ontmoetingsplaats voor Nederlands- en Franstaligen waar de rol van de lokale bestuursniveaus met een uitgesproken Franstalige inslag verzoend moet worden met de bekommernis om de Nederlandstaligen een gelijke toegang tot de publieke dienstverlening te verzekeren. De bestuurstaalwet is dan ook een belangrijk instrument in de officiële verhoudingen tussen de twee taalgemeenschappen.

Verduidelijking van bepalingen

Hoewel de bestuurstaalwet in het Brussels Hoofdstedelijke Gewest een positieve invloed heeft gehad op de positie van het Nederlands, bestaat er nog altijd discussie over een aantal aspecten ervan.

Aan Franstalige zijde bestaat er geenszins eensgezindheid over het feit dat tweetaligheid ook vereist is voor het niet-statutair, hoofdzakelijk contractueel personeel, ondanks de adviezen hierover van de Vaste Commissie voor taaltoezicht.

Ook de term « omgang met het publiek » is te vaag en leidt vaak tot ontwijking van de taalwetgeving, evenals het begrip « werving » en het feit dat de 25 %-regel voor het geheel van het personeel geldt en niet per categorie en per dienst.

Toezicht over gemeenten en OCMW's

Het toezicht op de naleving van de bestuurstaalwet wordt, wat de negentien Brusselse gemeenten betreft, toevertrouwd aan de regeringscommissaris van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad, vicegouverneur genaamd. Artikel 65 van voormelde wet beperkt echter de controlemacht van de vicegouverneur in deze zin dat hij onwettige benoemingen enkel kan schorsen en niet vernietigen.

Het gewoon administratief toezicht op de negentien Brusselse gemeenten berustte in de loop der jaren in wisselende handen. Vóór 1980 ging het om een federale bevoegdheid; tussen 1980 en 1988 werd deze bevoegdheid uitgeoefend door de toenmalige Brusselse Executieve (in de Belgische regering). In 1989 ging het toezicht over naar de gewestelijke overheden (ingevolge artikel 4 van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen heeft het Brussels Hoofdstedelijke Gewest dezelfde bevoegdheden als het Vlaamse Gewest en het Waalse Gewest, met inbegrip van de in artikel 7 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming van de instellingen vermelde bevoegdheden inzake administratief toezicht). Wat de gemeenten betreft, werd het toezicht door het regeerakkoord toegekend aan de voorzitter van de Brusselse Hoofdstedelijke regering terwijl de controle op de OCMW's gezamenlijk wordt uitgeoefend door een Nederlands- en een Franstalige minister in de schoot van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie.

Dit betekent dat feitelijk gezien de eindverantwoordelijkheid voor de controle op de naleving van de bestuurstaalwet in de ondergeschikte besturen in hun handen ligt.

Er rijzen evenwel grote vragen bij de houding van de toezichthoudende overheid. Het is immers algemeen geweten dat sinds de voogdij over de Brusselse gemeenten in deze aangelegenheid is overgegaan naar de Brusselse gewestelijke instanties, de vernietiging van onwettige benoemingen in de Brusselse plaatselijke besturen zo goed als dode letter is geworden. Meer zelfs, de Brusselse gewestelijke voogdijinstanties hebben er alles aan gedaan om de toepassing van de taalwetgeving in Brussel grondig, en met succes, te saboteren. In dit verband kan worden herinnerd aan het afsluiten van het zogenaamde taalhoffelijkheidsakkoord in de schoot van de Brusselse regering, dat in feite niets anders dan een taalwetovertredingsakkoord is, en dat zijn neerslag heeft gekregen in omzendbrieven van 19 november 1997, 18 en 19 juli 2002 en 14 en 29 oktober 2004. Hoewel de Raad van State deze omzendbrieven heeft geschorst en vervolgens vernietigd (1) omdat zij manifest in strijd zijn met de taalwet in bestuurszaken, worden de bepalingen ervan tot op de dag van vandaag nog altijd feitelijk toegepast, zowel door de vicegouverneur in zijn schorsingsbeleid als door de Brusselse gewestelijke voogdijinstanties in hun vernietigingsbeleid. De Raad van State heeft immers duidelijk gesteld dat argumenten als de efficiëntie en de continuïteit van de dienstverlening niet kunnen worden ingeroepen om de taalwet in bestuurszaken naast zich neer te leggen (2) ; toch worden door de vicegouverneur nog altijd vele honderden illegale benoemingen om die redenen niet geschorst hoewel dat dus wel zou moeten gebeuren (3) . Wat de Brusselse gewestelijke voogdijinstanties betreft, heeft de Raad van State even duidelijk gesteld dat geschorste benoemingen verplicht moeten worden vernietigd door de bevoegde minister of collegeleden; zoals hierna zal blijken is ook in 2007, het laatste jaar waarover gegevens beschikbaar zijn, de werkelijkheid helemaal anders. Hiermee leggen de vicegouverneur en de Brusselse gewestelijke voogdijinstanties de nochtans zeer duidelijke arresten van het hoogste rechtscollege van het land dus gewoon naast zich neer.

In de Brusselse plaatselijke besturen heerst bijgevolg, mee ten gevolge van het falen van de toezichthoudende instanties, de totale illegaliteit wat de naleving van de taalwetgeving betreft. Het gevolg hiervan is dat de wettelijk voorgeschreven tweetaligheid van de diensten via de tweetaligheid van het personeel vaak dode letter is en dat de Nederlandstaligen vele honderden banen die hen wettelijk toekomen worden ontnomen door het niet naleven van de bepalingen inzake de verdeling van de betrekkingen over de taalgroepen.

Het jaarverslag 2007 van de vice-gouverneur, het laatste dat momenteel beschikbaar is, legt hiervan getuigenis af voor wat het jaar 2007 betreft (4)  :

Tabel 1 : Gemeentebesturen 2007 (5)

Ingekomen dossiers bij de vice-gouverneur Door de vicegouverneur geschorste en andere illegale dossiers Door de bevoegde minister vernietigde dossiers
1 457 930 3
100 % 63,8 %
100 % 0,3 %

Tabel 2 : OCMW's 2007 (6)

Ingekomen dossiers bij de vice-gouverneur Door de vicegouverneur geschorste en andere illegale dossiers Door de bevoegde collegeleden vernietigde dossiers
1 176 1 023 1
100 % 87 %
100 % 0,1 %

Het besluit mag duidelijk zijn. In 2007 was bijna 9 op de 10 aanwervingen door de Brusselse OCMW's illegaal; in de Brusselse gemeenten was dat het geval voor bijna twee derde van het aantal benoemingen. De Brusselse gewestelijke voogdij vernietigde, op een enkele uitzondering na, geen enkele van deze illegale benoemingen.

Vergelijken we deze resultaten voor 2007 met de voorgaande jaren, dan blijkt dat er geen enkele verbetering optreedt, zoals volgende tabel aantoont.

Tabel 3 : procentueel aandeel van het aantal onwettige benoemingen door de gemeenten en de OCMW's op het totaal aantal benoemingen voor de jaren 1995-2007 (7)

Jaar Gemeenten OCMW's
1995 27 % 36 %
1996 22 % 50 %
1997 21,50 % 44 %
1998 26 % 73 %
1999 31,50 % 75 %
2000 33 % 69 %
2001 49,50 % 82 %
2002 58 % 81 %
2003 59 % 82,50 %
2004 60 % 88 %
2005 61,50 % 90 %
2006 61,50 % 91 %
2007 64 % 87 %

De evolutie is duidelijk : onder invloed van het zogenaamde taalhoffelijkheidsakkoord, waarvan de toepassing vanaf 1998 zichtbaar werd, is het aantal illegale benoemingen in de OCMW's fors toegenomen. Ook het aantal illegale benoemingen in de gemeenten kende door dit akkoord een forse lineaire stijging, waarvan het voorlopige hoogtepunt in 2007 werd bereikt. Het feit dat de Raad van State de omzendbrieven die uitvoering geven aan het taalhoffelijkheidsakkoord in 2003 heeft geschorst en in 2006 vernietigd, heeft blijkbaar geen enkele rem gezet op de illegale benoemingen in de Brusselse plaatselijke besturen.

Over het aantal vernietigingen van illegale benoemingen door de Brusselse gewestelijke voogdijinstanties verstrekt het verslag van de vice-gouverneur, buiten het jaar 2007, geen gegevens. Men mag er echter van uit gaan dat deze vernietigingen voor elk jaar rond het nulpunt schommelen.

Wat de verdeling van de betrekkingen over de taalgroepen betreft, verstrekt de vicegouverneur in zijn verslag enkel cijfers voor de hogere betrekkingen, waar de pariteit geldt. Hieruit blijkt dat volgens de jongste stand van zaken (8) de verhouding op 161 Franstaligen (55,3 %) en 130 Nederlandstaligen (44,7 %) zou liggen. Van pariteit is duidelijk geen sprake : 15 hogere betrekkingen worden de Nederlandstaligen ontnomen.

Over de lagere betrekkingen verstrekt de vicegouverneur geen gegevens. Uit het antwoord op een parlementaire vraag van Brussels parlementslid Dominiek Lootens weten wij evenwel dat, enkel voor wat de gemeenten betreft, in april 2006 er 1 063 betrekkingen te weinig waren toebedeeld aan de Nederlandstaligen, wanneer men van de wettelijke bepaling uitgaat dat minstens 25 % van de betrekkingen aan elke taalgroep moet toekomen (9) . Ook hier grijpt dus een grootschalige ontneming van banen plaats ten nadele van de Nederlandstaligen. Over de OCMW's zijn ons geen gegevens bekend, maar het hoeft niet te worden betwijfeld dat zich hier een gelijkaardig beeld voordoet.

Algemeen kan dus worden besloten dat de wettelijk voorgeschreven tweetaligheid van de dienst in de Brusselse plaatselijke besturen een fictie is omwille van het massaal en ongestraft benoemen van in essentie eentalig Franstalige personeelsleden in deze diensten. In het verlengde hiervan moet worden vastgesteld dat de Nederlandstaligen wellicht een paar duizend betrekkingen worden ontstolen waar zij krachtens de wet recht op hebben. Dit kon de voorbije jaren en kan tot op heden enkel gebeuren door het volkomen in gebreke blijven van de vicegouverneur en vooral van de Brusselse gewestelijke voogdijinstanties wat betreft hun toezichthoudende functie. Zoals uit het verslag van de vicegouverneur over het jaar 2007 blijkt, heeft zelfs de vernietiging door de Raad van State in 2006 van de omzendbrieven die uitvoering geven aan het zogenaamde taalhoffelijkheidsakkoord deze instellingen niet tot andere gedachten gebracht wat betreft de toepassing van de taalwetgeving en hun rol daarin als toezichthoudende overheden. In Brussel heerst ten gevolge daarvan een totale rechteloosheid wat deze aangelegenheden betreft. Het zijn in essentie de Vlamingen, inzonderheid de Brusselse Vlamingen, die daarvan het slachtoffer zijn.

Ziekenhuisverenigingen en politiezones

Ten slotte is het ook noodzakelijk de zogenaamde nieuwe entiteiten uitdrukkelijk op te nemen in de bestuurstaalwet, met name de ziekenhuisverenigingen en de politiezones.

Op 1 januari 1996 werden de openbare ziekenhuizen, die voorheen beheerd werden door de OCMW's, ondergebracht in een nieuwe structuur met een eigen specifieke regeling inzake administratief toezicht. Een aantal « plaatselijke verenigingen » werden opgericht om één of meer ziekenhuizen te exploiteren en te beheren. De ziekenhuisactiviteit wordt gecoördineerd en gecontroleerd door een koepelvereniging, opgericht overeenkomstig hoofdstuk XII van de organieke wet van 8 juli 1976 op de openbare centra voor maatschappelijk welzijn. Het personeel werd overgenomen door de ziekenhuisvereniging.

In de memorie van de toelichting van de desbetreffende ordonnantie staat het volgende vermeld : « De versoepeling inzake de regelen betreffende het algemeen toezicht houdt geen enkele wijziging in op het vlak van het toezicht voorzien in de wetgeving op het gebruik van de talen in bestuurszaken », en in het daarmee overeenstemmend verslag staat : « Op de plaatselijke structuren wordt het taalstelsel van de gemeenten en OCMW's toegepast » In de praktijk stelt men evenwel vast dat de besluiten houdende aanwerving van personeel door de ziekenhuisvereniging niet meer doorgestuurd worden naar de vice-gouverneur.

Het koninklijk besluit van 28 april 2000 houdende de indeling van het grondgebied van het administratief arrondissement Brussel hoofdstad in politiezones richtte zes politiezones op waarbinnen de politieraad de bevoegdheden uitoefent van de gemeenteraad van de verschillende gemeenten van de politiezone en personeel aanwerft en benoemt. Het (nieuwe) personeel van de politiezone is onderworpen aan de tweetaligheidsvereiste en de vicegouverneur oefent toezicht uit op de aanwervingen. Voor de personeelsleden die al in dienst waren bij de inwerkingtreding, voorziet een ontwerp van koninklijk besluit in een overgangsregeling.

Opzet

Onderhavig voorstel beoogt al deze knelpunten te remediëren. Zo wordt verduidelijkt op welke instellingen en personeelsleden de bestuurstaalwet van toepassing is en wordt de afdwingbaarheid van deze wet verbeterd.

Ook wordt het toezicht op de naleving van de bestuurstaalwet verscherpt, doordat schorsingen waarvan de betrokken overheden kennis hebben genomen, niet meer automatisch na veertig dagen worden opgeheven.

De andere wijzigingen die met betrekkingen tot het toezicht op de naleving van de bestuurstaalwet, worden voorgesteld, maken het voorwerp uit van een voorstel van bijzondere wet.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 2

Dit artikel bevestigt op uitdrukkelijke wijze de rechtspraak van de Vaste Commissie voor Taaltoezicht die stelt dat de bestuurstaalwet van toepassing is op de publieke ziekenhuizen, en al hun componenten, alsmede op de plaatselijke ziekenhuisverenigingen die opgericht zijn overeenkomstig hoofdstuk XII van de organieke wet van 8 juli 1976 op de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, hierna ziekenhuisverenigingen genoemd.

Deze bepaling waarborgt dat in die ziekenhuizen elke ziekenhuispatiënt steeds in zijn taal geholpen kan worden.

Artikel 3

In zijn arrest nr. 28 387 van 2 juli 1987 heeft de Raad van State, afdeling administratie, de stelling bevestigd dat bij de redactie van artikel 21 van de bestuurstaalwet geen onderscheid werd gemaakt tussen de tijdelijke, de voorlopige of de vaste benoeming of de benoeming op proef. Onder de in vernoemd wetsartikel gebruikte term « benoeming » moet verstaan worden « elke inbreng van personeel, zowel door een tijdelijke, een voorlopige of een andere niet vaste benoeming, in stage of in vast verband ». Volgens de vaste rechtspraak van de Vaste Commissie voor Taaltoezicht dient er onder de woorden « benoeming of aanstelling » begrepen te worden « iedere aanstelling van nieuw personeel, ongeacht of het gaat om vast, tijdelijk, stagedoend, voorlopig of contractueel personeel, alsmede iedere transfer, mutatie, bevordering en belasting met de uitoefening van bepaalde functies. » (10) .

Deze bepaling verleent aan deze zienswijze een wettelijke grondslag. Meteen wordt duidelijk dat contractueel personeel, hulpagenten en ook bijvoorbeeld de artsen (en ander medisch personeel) in de ziekenhuisverenigingen onder de toepassing vallen van de bestuurstaalwet.

Verder wordt in dit artikel voorzien dat in de betrokken diensten éénieder dient te voldoen aan de tweetaligheidsvereiste, omdat al wie in overheidsdienst werkt geacht wordt omgang te hebben met het publiek. Via een examen moet mondeling blijk gegeven worden van de aan de functie aangepaste voldoende of elementaire kennis van de tweede taal.

Tot slot wordt beoogd dat op gemeentelijk niveau, alsmede binnen de ziekenhuisverenigingen en de politiezones, ten minste 66 % van de betrekkingen steeds in gelijke mate verdeeld is over de beide taalgroepen. Dit dient te gebeuren in elke dienst en in elke personeelscategorie van het effectief personeelsbestand. Hierbij wordt afgestapt van de tot op heden geldende wettelijke regeling en de dienovereenkomstige vaste rechtspraak van de Raad van State dat deze verhouding slaat op de te begeven betrekkingen. Momenteel moet immers voor de concrete bepaling van dit percentage worden geteld hoeveel betrekkingen er werden begeven sinds de inwerkingtreding van de taalwet in bestuurszaken in 1963 (11) . Dit maakt de toepassing ervan en de controle erop bijzonder ingewikkeld, zo niet volledig onmogelijk, gelet op het feit dat in zowat alle gemeenten deze tellingen reeds geruime tijd niet meer werden bijgehouden. Vandaar dat wij voor de bepaling van deze verhoudingen voortaan de effectieve personeelsbezetting op het ogenblik dat er een betrekking te begeven is als alternatief naar voor schuiven. In plaats van de verdeling van de betrekkingen te situeren op het vlak van de aanwervingen, situeren wij deze met dit voorstel dus op het vlak van de effectieve personeelsbezetting op het ogenblik van elke aanwerving.

Artikel 4

Dit artikel machtigt de Koning tot het bepalen van de nadere regels die vereist zijn om de bestuurstaalwet door het private ziekenvervoer te laten naleven in het kader van de wet op de dringende medische hulpverlening. Hiermee wordt beoogd een rechtsgrond te verlenen aan een advies van de Vaste Commissie voor Taaltoezicht (11 mei 2000) dat stelde : « de MUG en de urgentiedienst van een privé-kliniek, die erkend zijn door de overheid, die inzake dringende medische hulp bevoegd is, zijn belast met een taak die de grenzen van een privé-instelling te buiten gaat, als bedoeld in artikel 1, § 1, 2º van de SWT. Daaruit volgt dat die diensten, in de mate van het mogelijke, de taal dienen te respecteren van de patiënten die hun door de dienst 100 worden toevertrouwd, op grond van de wet van 8 juli 1964 betreffende de dringende geneeskundige hulpverlening en het koninklijk besluit van 2 april 1965 tot organisatie hiervan ».

Artikel 5

De afdwingbaarheid van de bestuurstaalwet is een belangrijk probleem. De huidige sancties bestaan hoofdzakelijk uit de tuchtstraf voor de ambtenaar die deze wet niet naleeft en de nietigheid van de rechtshandeling die deze wet overtreedt.

Dit is onvoldoende. Dit artikel voegt bijgevolg een strafrechtelijke sanctie toe : een overtreding van de bestuurstaalwet wordt met correctionele straffen bestraft, wanneer wordt vastgesteld dat de bestuurstaalwet door eenzelfde ambtenaar herhaaldelijk wordt geschonden.

Artikel 6

Bij de controle op de naleving van de bestuurstaalwet rijzen, zoals in de algemene toelichting werd aangetoond, grote problemen. Bestuursdaden in het algemeen en aanwervingen in het bijzonder worden moeizaam — te laat of helemaal niet — gemeld aan de toeziende overheid. De nietigheidssanctie van rechtswege is in dit verband zeer nuttig.

Bijgevolg legt dit artikel de overheid op om bij elke administratieve rechtshandeling en verordening uitdrukkelijk en ambtshalve vast te stellen dat zij deze gecoördineerde wetten naleeft. Hierdoor zijn alle administratieve handelingen en verordeningen die naar vorm en inhoud strijdig zijn met de bestuurstaalwet, van rechtswege nietig.

Artikel 7

Dit artikel verruimt het toezicht van de vicegouverneur tot de politiezones en openbare centra voor maatschappelijk welzijn van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad, alsook tot de ziekenhuisverenigingen wier werkkring één of meer gemeenten van het administratief arrondissement bestrijkt.

Artikel 8

Dit artikel breidt de verplichting tot het toezenden van de beslissingen in verband met het gebruik der talen uit tot de politiezones en openbare centra voor maatschappelijk welzijn van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad, alsook tot de ziekenhuisverenigingen wier werkkring één of meer gemeenten van het administratief arrondissement bestrijkt.

Om, in geval het gaat om werving van personeel, de voogdijoverheid effectief in de mogelijkheid te stellen na te gaan of daarbij de verdeling van de betrekkingen over de taalgroepen wordt gerespecteerd, worden deze besturen in deze gevallen voortaan verplicht daarbij telkens de effectieve personeelsbezetting opgedeeld volgens taalgroepen, mee te delen.

Artikel 9

Dit artikel breidt de schorsingsbevoegdheid van de vicegouverneur uit tot de beslissingen van de politiezones en openbare centra voor maatschappelijk welzijn van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad, alsook tot de ziekenhuisverenigingen wier werkkring één of meer gemeenten van het administratief arrondissement bestrijkt.

Bovendien wordt geen gewag meer gemaakt van een automatische opheffing, na verloop van veertig dagen, van de schorsingen vanwege de vicegouverneur waarvan de betrokken overheden kennis hebben genomen.

Joris VAN HAUTHEM
Nele JANSEGERS
Yves BUYSSE.

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2

In artikel 1, § 1, van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966, wordt de bepaling onder 7º ingevoegd, luidende :

« 7º op de publieke ziekenhuizen, en al hun componenten, alsmede op de ziekenhuisverenigingen die opgericht zijn overeenkomstig hoofdstuk XII van de organieke wet van 8 juli 1976 op de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, hierna ziekenhuisverenigingen genaamd ».

Art. 3

In artikel 21 van dezelfde gecoördineerde wetten worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1º in paragraaf 1 worden de woorden « die dingt naar een ambt of betrekking » vervangen door de woorden « voor een ambt of betrekking, ongeacht de aard en de duur van het dienstverband, »;

2º in paragraaf 5 worden de woorden « benoemd of bevorderd worden tot een ambt of betrekking, waarvan de titularis omgang heeft met het publiek » vervangen door de woorden « in overheidsdienst werken »;

3º paragraaf 7, eerste lid, wordt vervangen als volgt :

« § 7. Bij de werving van hun personeel dienen de besturen van de gemeenten, van de openbare personen die aan de gemeenten ondergeschikt zijn, en van de ziekenhuisverenigingen en de politiezones, in acht te nemen dat ten minste 66 % van de betrekkingen, in elke dienst en in elke personeelscategorie van het effectief personeelsbestand, steeds in gelijke mate verdeeld is over de beide taalgroepen ».

Art. 4

Artikel 50 van dezelfde gecoördineerde wetten wordt aangevuld met het volgende lid :

« De Koning bepaalt inzonderheid de uitvoeringsbepalingen waaraan, in het kader van de dringende medische hulpverlening, het ziekenvervoer, de MUG-diensten en de spoed alsook de erkende gespecialiseerde spoeddiensten moeten voldoen in toepassing van deze gecoördineerde wetten ».

Art. 5

Artikel 57 van dezelfde gecoördineerde wetten wordt aangevuld met een derde lid en een vierde lid, luidende :

« Wanneer herhaaldelijk wordt vastgesteld dat gezagsdragers en ambtenaren door bevelen of handelingen de bepalingen van deze gecoördineerde wetten omzeilen of pogen ongedaan te maken, wordt, onverminderd de artikelen 269 tot 274 van het Strafwetboek, de overtreding van de bepalingen van deze gecoördineerde wetten bestraft met een gevangenisstraf van acht dagen tot een maand en met een geldboete van zesentwintig euro tot vijfhonderd euro of met één van die straffen alleen.

De bepalingen van boek I van het Strafwetboek, uitgezonderd hoofdstuk V, maar met inbegrip van hoofdstuk VII en artikel 85, zijn van toepassing op de bij deze gecoördineerde wetten bepaalde misdrijven ».

Art. 6

Artikel 58 van dezelfde gecoördineerde wetten wordt vervangen als volgt :

« Art. 58. De overheid stelt bij elke administratieve rechtshandeling en verordening uitdrukkelijk en ambtshalve vast dat zij deze gecoördineerde wetten naleeft. Administratieve handelingen en verordeningen die naar vorm en inhoud strijdig zijn met de bepalingen van deze gecoördineerde wetten, zijn van rechtswege nietig ».

Art. 7

In artikel 65, § 1, eerste lid, van dezelfde gecoördineerde wetten worden de woorden « in de gemeenten van het administratief arrondissement Brussel » vervangen door de woorden « in de gemeenten, openbare centra voor maatschappelijk welzijn en politiezones van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad, alsook in de ziekenhuisverenigingen waarvan de werkkring één of meer gemeenten van dit arrondissement bestrijkt ».

Art. 8

Artikel 65, § 2, van dezelfde gecoördineerde wetten wordt vervangen als volgt :

« § 2. De burgemeesters van de gemeenten van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad, de voorzitters van de politiecolleges van dit arrondissement, de voorzitters van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn van dit arrondissement en de leidende ambtenaren van de ziekenhuisverenigingen waarvan de werkkring één of meer gemeenten van dit arrondissement bestrijkt, sturen binnen acht dagen aan de vicegouverneur afschriften van de besluiten die rechtstreeks of onrechtstreeks de toepassing van de wetten en verordeningen over het gebruik van talen in bestuurszaken betreffen. Wanneer het handelingen betreft overeenkomstig artikel 21 van deze gecoördineerde wetten, worden deze afschriften vergezeld van de op dat ogenblik geldende werkelijke personeelsbezetting, opgesplitst volgens taalgroepen, op het niveau van de dienst, de personeelscategorie en de totale personeelsbezetting van het bestuur waarop de handelingen betrekking hebben. ».

Art. 9

Artikel 65, § 3, van dezelfde gecoördineerde wetten wordt vervangen als volgt :

« § 3. De regeringscommissaris van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad, vicegouverneur kan, bij een met redenen omkleed besluit, de uitvoering schorsen van de beslissing waarbij een overheid of instantie in de gemeenten, politiezones, openbare centra voor maatschappelijk welzijn of ziekenhuisverenigingen die op grond van § 1 onder zijn toezicht vallen, de wetten en/of verordeningen op het gebruik van de talen in bestuurszaken schendt.

Het schorsingsbesluit moet worden genomen binnen veertig dagen nadat het besluit op het gouvernement is ingekomen en wordt dadelijk ter kennis gebracht van de overheid of instantie van wie het besluit is uitgegaan.

De overheid of instantie wier besluit regelmatig werd geschorst, kan dit besluit intrekken of rechtvaardigen. ».

25 maart 2009.

Joris VAN HAUTHEM
Nele JANSEGERS
Yves BUYSSE.

(1) Arresten van de Raad van State nrs. 118 134 van 8 april 2003, 143 469 van 21 april 2005, 156 436 van 16 maart 2006 en 161 084 van 7 juli 2006.

(2) Bijvoorbeeld arrest van de Raad van State nr. 118 134 van 8 april 2003, blz. 11.

(3) Dat blijkt althans uit het jaarverslag 2007 van de vicegouverneur zelf, waarin kan worden vastgesteld dat hij in 2007 845 illegale benoemingen om die redenen heeft aanvaard in plaats van ze te schorsen. Zie verwijzing in voetnoot, blz. 6.

(4) Verslag van de vice-gouverneur van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad voor het jaar 2007, 77 p.

(5) Verslag, blz. 6 en 18. De cijfers met betrekking tot de vernietigingen dienen onder voorbehoud te worden gegeven omdat de vicegouverneur zelf aangeeft dat hij hierover geen volledig zicht heeft. De werkelijkheid zal echter niet ver van het opgegeven cijfer verwijderd zijn.

(6) Zie vorige voetnoot.

(7) Eigen berekeningen op basis van de gegevens in : Verslag, blz. 60.

(8) Verslag, blz. 72. De actualiteitswaarde van de gegevens varieert evenwel van gemeente tot gemeente : de oudste gegevens dateren van 11 april 2005; de meest recente zijn van 31 december 2007.

(9) Brussels Hoofdstedelijk Parlement, gewone zitting 2005-2006, Vragen en Antwoorden, nr. 18 van 15 mei 2006, p. 23-25. De toestand is het schrijnendst in de gemeente Oudergem, waar slechts 5,2 % van de lagere betrekkingen door Nederlandstaligen worden bezet in plaats van het minimumpercentage van 25 %. Het is beslist ook geen toeval dat één van de slechtst scorende gemeenten Sint-Gillis is met 6,68 % Nederlandstalige ambtenaren. Dit is de gemeente waar de huidige minister-president Picqué jarenlang burgemeester is geweest en nog steeds de « sterke man » is; Picqué is tevens de bevoegde minister voor de vernietiging van door de vice-gouveneur geschorste illegale benoemingen in de gemeenten ...

(10) Zie onder meer : advies nr. 23 018 van 13 juni 1991, advies nr. 23 126 van 24 oktober 1991 en advies nr. 25 080 van 15 september 1993.

(11) Raad van State, arrest nr. 20 597 van 30 september 1980.