3-1838/1

3-1838/1

Belgische Senaat

ZITTING 2005-2006

22 SEPTEMBER 2006


Voorstel van bijzondere wet tot invoeging van een artikel 49ter in de gecoördineerde wetten van 18 juli 1966 op het gebruik van de talen in bestuurszaken, houdende regeling van het taalgebruik inzake verkiezingspropaganda in de gemeenten of groepen van gemeenten palend aan een ander taalgebied en waar de wet het gebruik van een andere taal dan die van het gebied waarin zij gelegen zijn voorschrijft of toelaat

(Ingediend door de heer Joris Van Hauthem)


TOELICHTING


In de zogenaamde faciliteitengemeenten die in Vlaanderen gelegen zijn, bestaat er, omwille van de sterke Franstalige inwijking van de jongste tientallen jaren, een enorme druk op de autochtone Nederlandstalige bevolking die er hoe langer hoe meer wordt verdrongen. Deze druk doet zich ook gelden wanneer er verkiezingen worden gehouden. Men stelt dan vast dat heel wat verkiezingspropaganda in deze periode in een andere taal dan de taal van het taalgebied wordt verspreid.

Anderzijds hebben zich in een aantal van deze gemeenten veel vreemdelingen gehuisvest. Een aantal onder hen heeft intussen, ingevolge de meest lakse nationaliteitswetgeving ter wereld, de Belgische nationaliteit verworven. Een van de gevolgen hiervan is dat deze genaturaliseerde vreemdelingen voortaan volwaardig kunnen deelnemen aan de verkiezingen op alle niveaus. Bovendien is momenteel een groot deel van alle in België wettig verblijvende vreemdelingen, ingevolge de wet van 19 maart 2004 tot toekenning van het actief kiesrecht bij de gemeenteraadsverkiezingen aan vreemdelingen, in de mogelijkheid gesteld om deel te nemen aan de gemeenteraadsverkiezingen van de gemeente waar zij gedomicilieerd zijn. Daar waar dit vroeger geen enkel probleem opleverde omwille van de destijds kwantitatief gezien absolute marginaliteit van deze groep, is dit de jongste jaren omwille van de snel-Belg-wet en het vreemdelingenkiesrecht ingrijpend veranderd.

Daarbij heeft men kunnen vaststellen dat vele van deze anderstalige kandidaten zowel inhoudelijk als communicatief een verkiezingscampagne voeren, die er specifiek op gericht is stemmen te ronselen bij hun taalgenoten of volksgenoten. Dit gaat dan ook gepaard met het verspreiden van verkiezingspropaganda — zowel pamfletten, affiches als ander verkiezingsmateriaal — die is opgesteld in een taal die niet die van het taalgebied is.

Het spreekt vanzelf dat een dergelijke evolutie niet bijdraagt tot de integratie, laat staan tot de assimilatie, niet van de Franstaligen in de Vlaamse, noch van de tot Belg genaturaliseerde vreemdelingen in de Vlaamse, respectievelijk Waalse samenleving. Integendeel wordt de bestaande segregatie hiermee bestendigd en versterkt.

Tegelijkertijd leidt deze ontwikkeling tot heel wat ongerustheid bij de autochtone bevolking. Zij moet immers vaststellen dat zij verkiezingspropaganda te verwerken krijgt waarvan zij de inhoud en de betekenis niet kan vatten bij gebrek aan kennis van de bewuste vreemde talen.

Het komt de indiener van dit wetsvoorstel dan ook voor dat dit een gevaarlijke evolutie is. Het is immers duidelijk dat een dergelijke ontwikkeling de maatschappelijke en sociale samenhang, die zo belangrijk is voor het degelijk functioneren van een democratie, verder teniet doet en leidt tot een voortschrijdende fragmentering van de samenleving. Op termijn kan dit zelfs leiden tot een explosieve situatie, die te allen prijze vermeden moet worden.

Vandaar dat de indiener van dit voorstel van bijzondere wet van oordeel is dat maatregelen moeten worden getroffen om deze ontwikkeling tegen te gaan. Één van de mogelijkheden om daartoe over te gaan bestaat in het invoeren van een regeling omtrent het taalgebruik inzake verkiezingspropaganda.

Weliswaar bepaalt artikel 30 van de Grondwet dat het gebruik van de in België gesproken talen vrij is en enkel bij wet kan worden geregeld voor handelingen van het openbaar gezag en voor gerechtszaken.

Toch is deze taalvrijheid niet absoluut. De in dit grondwetsartikel gevrijwaarde vrijheid van taalgebruik geldt om te beginnen enkel voor de in België gesproken talen en niet voor andere, vreemde talen. De Raad van State stelde ter zake heel duidelijk « dat dit artikel [30] integendeel inhoudt dat de bescherming die de Grondwet aan de taalvrijheid verleent, zich niet uitstrekt tot de niet in België gesproken talen; dat iedere overheid binnen de kring van haar bevoegdheid het gebruik van die talen kan regelen of gewoon verbieden zonder daarin door enige grondwetsbepaling geremd te zijn. » (1) . Het staat de wetgever met andere woorden volledig vrij om voor andere dan de (officieel) in België gesproken talen taalregelingen te treffen op gebieden waarvoor voor de in België gesproken talen in principe de taalvrijheid geldt.

Op de vraag of het principe van de taalvrijheid voor de (officieel) in België gesproken talen al dan niet toepasselijk is op de kiesverrichtingen, zodat de wetgever daar niet regelend zou kunnen optreden, dient overigens negatief te worden geantwoord. Overeenkomstig artikel 129, § 1, 1º, van de Grondwet komt het immers de gemeenschappen, bij uitsluiting van de federale wetgever toe om het taalgebruik voor bestuurszaken te regelen. Zowel het Arbitragehof als de Raad van State hebben bevestigd dat kiesverrichtingen eveneens onder deze grondwettelijke bepaling vallen (2) . Er is met andere woorden ook geen enkel grondwettelijk beletsel opdat de wetgever taalregulerend zou kunnen optreden inzake kiesverrichtingen voor wat de in België (officieel) gesproken talen betreft. Dat het begrip kiesverrichtingen zeer ruim dient te worden opgevat, en eveneens betrekking heeft op de verkiezingspropaganda die in de aanloop naar de verkiezingen plaatsgrijpt, kan onder meer worden afgeleid uit het regulerend optreden ter zake van de wetgever in het kader van de controle op de verkiezingsuitgaven (3) .

Wel volgt uit voornoemd grondwetsartikel dat het enkel de gemeenschappen toekomt om een dergelijke taalregeling uit te vaardigen voor hun respectieve taalgebieden, met uitzondering evenwel van de gemeenten of groepen van gemeenten palend aan een ander taalgebied en waar de wet het gebruik van een andere taal dan die van het gebied waarin zij gelegen zijn voorschrijft of toelaat, alsook met uitzondering van de diensten waarvan de werkkring verder reikt dan het taalgebied waarin zij gevestigd zijn, waar in beide gevallen de federale wetgever bevoegd blijft. Ook voor het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad blijft de federale wetgever bevoegd om taalregulerend op te treden. Beide laatste aangelegenheden kunnen door de federale wetgever geregeld worden bij gewone wet; de eerste aangelegenheid daarentegen vereist evenwel een bijzondere meerderheid, zoals bepaald in artikel 4 van de Grondwet. Huidig voorstel van bijzondere wet wenst deze laatste aangelegenheid te regelen en is bijgevolg enkel van toepassing op de gemeenten of groepen van gemeenten palend aan een ander taalgebied en waar de wet het gebruik van een andere taal dan die van het gebied waarin zij gelegen zijn voorschrijft of toelaat en wel voor alle verkiezingen in deze gemeenten. Voor de andere gemeenten en verkiezingen waarvoor de federale wetgever in deze aangelegenheid bevoegd blijft, verwijzen wij naar ons wetsvoorstel tot invoeging van een artikel 49bis in de gecoördineerde wetten van 18 juli 1966 op het gebruik van de talen in bestuurszaken, houdende regeling van het taalgebruik inzake verkiezingspropaganda (zie stuk 3-1839/1) dat samen met dit voorstel van bijzondere wet wordt ingediend.

Joris VAN HAUTHEM.

VOORSTEL VAN BIJZONDERE WET


Artikel 1

Deze bijzondere wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

Art. 2

In de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966, wordt een artikel 49ter ingevoegd, luidende :

« Art. 49ter. — Politieke partijen, lijsten, kandidaten evenals derden die propaganda voeren voor politieke partijen, lijsten of kandidaten, gebruiken in het kader van de verkiezingen die gehouden worden in de gemeenten of groepen van gemeenten palend aan een ander taalgebied en waar de wet het gebruik van een andere taal dan die van het gebied waarin zij gelegen zijn voorschrijft of toelaat, in hun verkiezingspropaganda, zoals bedoeld in artikel 4 van de wet van 4 juli 1989 betreffende de beperking en de controle van de verkiezingsuitgaven voor de verkiezingen van de federale Kamers, de financiering en de open boekhouding van de politieke partijen, uitsluitend het Nederlands in het Nederlandse taalgebied en het Frans in het Franse taalgebied.

Met gevangenisstraf van acht dagen tot een maand en met geldboete van vijftig tot vijfhonderd euro of met een van die straffen alleen wordt gestraft hij die de bepalingen van het eerste lid overtreedt. »

24 juli 2006.

Joris VAN HAUTHEM.

(1) Raad van State, Vandezande, nrs. 38.376 en 38.377, 20 december 1991. De Raad van State erkent slechts drie nationale talen : het Nederlands, het Frans en het Duits. Cfr. Raad van State, Cheema, nr. 26.950, 1 oktober 1986.

(2) Arbitragehof, nr. 26/90, 14 juli 1990 en nr. 90/94, 22 december 1994; Vlaams Parlement, Advies van de Verenigde Kamers van de Raad van State, Parlementaire Stukken, zitting 1996-1997, nr. 550/2.

(3) Wet van 4 juli 1989 betreffende de beperking en de controle van de verkiezingsuitgaven, voor de verkiezingen van de federale Kamers, de financiering en de open boekhouding van de politieke partijen; wet van 19 mei 1994 tot regeling van de verkiezingscampagne en tot beperking en aangifte van de verkiezingsuitgaven voor de verkiezingen van de Vlaamse Raad, de Waalse Gewestraad, de Brusselse Hoofdstedelijke Raad en de Raad van de Duitstalige Gemeenschap; wet van 19 mei 1994 betreffende de beperking en de controle van de verkiezingsuitgaven voor de verkiezing van het Europees Parlement; wet van 7 juli 1994 betreffende de beperking en de controle van de verkiezingsuitgaven voor de verkiezing van de provincieraden en de gemeenteraden, de districtsraden en voor de rechtstreekse verkiezing van de raden voor maatschappelijk welzijn.