3-1840/1

3-1840/1

Belgische Senaat

ZITTING 2005-2006

22 SEPTEMBER 2006


Wetsvoorstel tot bestraffing van bepaalde door seksisme ingegeven daden

(Ingediend door mevrouw Isabelle Durant en de heer Josy Dubié)


TOELICHTING


1.1. Voor gelijke verhoudingen tussen mannen en vrouwen

Ook al is reeds heel wat vooruitgang geboekt en hebben vrouwen toegang tot de arbeidsmarkt, toch blijven de barrières tussen de geslachten bestaan.

Dat geldt zeker voor de lonen. Ondanks het arsenaal aan Belgische en Europese voorstellen, worden vrouwen op de arbeidsmarkt nog steeds gediscrimineerd en krijgen zij al te vaak een lager loon dan mannen voor eenzelfde soort werk. Zij werken bovendien ook het vaakst deeltijds, zodat zij meer dan mannen langdurig werkloos zijn en geen toegang hebben tot de stelsels voor individuele verzekering. Men moet wel toegeven dat er slechts weinig beroepen verboden zijn voor vrouwen. Tegelijk klimmen zowel bij de overheid als in de privésector te weinig vrouwen op naar kaderfuncties. Dat bekende verschijnsel wordt ook wel het « glazen plafond » genoemd.

Op dezelfde manier wordt de vrouw, ook al worden haar gelijke rechten erkend, in de media opgevoerd als huisvrouw of als lustobject.

De strijd van de vrouwen is intussen de strijd voor gelijkheid tussen mannen en vrouwen geworden. Dat is evengoed een gevecht van de mannen als van de vrouwen. Gelijkheid is immers niet alleen een probleem voor de vrouwen, het is een probleem van iedereen. Gelijkheid tussen mannen en vrouwen haalt een maatschappijmodel onderuit dat is gebaseerd op een hiërarchische band tussen mannen en vrouwen, waarvan seksisme de ergste uiting is.

De bestrijding van openlijk of onbewust seksisme is de drijfveer voor veranderingen in een samenleving waar zowel mannen als vrouwen zich voor moeten inspannen om tot resultaten te kunnen komen en om veranderingen te bewerkstelligen op gebieden waar de gelijkheid nog op zich laat wachten.

Dit wetsvoorstel strekt ertoe te erkennen dat seksisme geen waarde kan zijn in een moderne maatschappij die gebaseerd is op respect voor iedereen. Seksisme moet niet alleen worden uitgebannen omdat het fundamenteel onrechtvaardig is, maar ook omdat het aan de oorsprong ligt van daden met verwoestende gevolgen, omdat het — bewust of onbewust — wordt gebruikt om vrouwen — of mannen — uit bepaalde domeinen te weren en omdat het de autonomie van mensen, en in het bijzonder van vrouwen, aantast.

Dit wetsvoorstel is gebaseerd op de wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenofobie ingegeven daden. Het strekt er dus toe daden, gedragingen, uitlatingen, afbeeldingen of attitudes te bestraffen die tot doel of tot gevolg hebben :

— een van beide seksen te beledigen, er een ontluisterend beeld van op te hangen of uiterst eenzijdig te belichten;

— een segregatie tussen de geslachten in te stellen;

— te pogen de rechten, de bevoegdheden, de vrijheden of het actieterrein van een persoon in om het even welk domein in te perken, op grond van zijn of haar geslacht.

1.2. Definitie van seksisme

Seksisme is een recent concept. Het is in de jaren 60 opgedoken in de Verenigde Staten. Het wordt met name gehanteerd om de analogie te beklemtonen tussen de mechanismen die zowel bij de onderdrukking van de rassen als bij de onderdrukking van de vrouw spelen, maar die tot op dat ogenblik genegeerd of geminimaliseerd werden. In beide gevallen dienen de zichtbare lichamelijke verschillen zoals de huidskleur of het geslacht ter rechtvaardiging van een aantal verschillen alsook om een andersoortig hiërarchisch statuut tussen diverse sociale groepen te verantwoorden en sommige groepen in een bepaald rolpatroon te duwen.

Racisme is opgebouwd vanuit een aantal pseudowetenschappelijke theorieën die al snel zowel op biologisch vlak (de opdeling van de mensen in zogenaamde rassen) als op psychologisch en intellectueel vlak (een zogenaamd hoger of lager ras al naar gelang van de respectieve kenmerken ervan) geen hout bleken te snijden. In de negentiende en twintigste eeuw treft men een soortgelijke pseudowetenschappelijke aanpak aan die erop gericht is aan te tonen dat de « natuur » — in anatomische, lichamelijke en ook psychologische zin — van de vrouw een zekere « natuurlijke ondergeschiktheid » impliceert en die dus een legitimatie is voor mechanismen van assimilatie, onzichtbaar maken, valorisatie/devalorisatie en hiërarchie.

Inzake gelijke rechten is er een hele weg afgelegd. Vrouwen hebben stemrecht gekregen, zij worden niet langer als kinderen beschouwd wat hun rechtsbekwaamheid betreft, zij hebben hun plaats veroverd op de arbeidsmarkt enzovoort. Ook doen heel wat mannen intussen hun deel (of toch een stuk ervan), bijvoorbeeld in het huishouden.

Toch werkt onze maatschappij nog te vaak met een tweedeling die een sociaal verschil invoert binnen een homogene soort — namelijk de mens — in situaties waarin een opdeling in mannen en vrouwen niet gerechtvaardigd kan worden.

Racistische theorieën lagen al meteen onder vuur. Seksisme daarentegen lijkt nog steeds als een universeel en normaal feit te worden beschouwd dat niet hoeft te worden aangetoond of waarbij geen vraagtekens mogen worden geplaatst. Het is zo universeel dat het bijna natuurlijk is geworden.

Die zogenaamde universaliteit is echter niet louter een abstract gegeven. De discriminatie gaat van het opsluiten van de vrouw in haar woonst (wat in de Arabischislamitische cultuur culmineert in een groot aantal verkrachtingen), over de genitale verminkingen in Afrika, tot de drie K's van het nazisme (Kinder, Küche, Kirche), de moord op pasgeboren meisjes (in China en in India), de moord op hindoe-echtgenotes wier bruidsschat niet groot genoeg is, de heksenjacht in de middeleeuwen of de langdurige uitsluiting van het stemrecht in Europa. Iedere cultuur heeft zo haar eigen manieren bedacht — en bedenkt ze nog steeds — om vrouwen uit te sluiten. Zonder die kwestie dezelfde draagwijdte te verlenen, zij er toch op gewezen dat seksisme parallel daarmee ook leidt tot de discriminatie van mannen : hoeveel vaders vervreemden bij een scheiding niet van hun kinderen omdat de rechter die kinderen in de eerste plaats aan de moeder toewijst ?

Ten gronde houdt de ongelijkheid tussen vrouwen en mannen stand omdat de onderlinge betrekkingen te vaak hiërarchisch getint blijven. Die hiërarchie komt bijvoorbeeld tot uiting in speelgoed, boeken en reclame, in het ontbreken van aparte kleedkamers in een sportclub enzovoort.

De dominantie in onze samenleving van één gender over het andere is niet steeds zichtbaar of merkbaar. Zo interviewen heel wat werkgevers mannelijke kandidaten voor een baan anders dan vrouwelijke. Vrouwen krijgen vaker vragen over hun gezinssituatie en hun kinderwens. De werkgever hecht soms veel belang aan die antwoorden.

In het dagelijks leven bestaan tal van voorbeelden van seksisme, nog afgezien van de bekende voorbeelden in de reclame en de spreektaal :

1. echtelijk geweld is gebaseerd op de idee dat de wetten voor de openbare ruimte, waar geweld niet is toegestaan, binnenskamers niet gelden. Het geweld wordt er dus toegestaan of erger nog, de lichtste vormen ervan worden zelfs als « normaal » beschouwd. Dat fenomeen is echter niet eigen aan seksisme : mishandelde kinderen, zowel jongens als meisjes, kunnen immers het slachtoffer zijn van hetzelfde syndroom van « sociale gevangenis » in de privésfeer, waardoor ouders zich alles kunnen permitteren zolang het niet teveel opvalt;

2. vrouwen blijven nog te vaak gericht op zogenaamde « vrouwelijke » carrières. Ook al gebruiken de FOREM (de instantie die in de Franse Gemeenschap belast is met de arbeidsbemiddeling voor en de opleiding van de werkzoekenden) of de RVA (de federale instantie die is belast met de toekenning van de werkloosheidsuitkeringen) neutrale vragenlijsten en procedures, toch leiden de interviews meestal tot een op geslacht gestoelde joboriëntatie, inzonderheid een technische richting voor mannen en een zorgberoep voor vrouwen. Indien mannen een als « vrouwelijk » beschouwd beroep uitoefenen, zoals bijvoorbeeld verpleger, hebben zij over het algemeen vaker dan vrouwen een kaderfunctie. Dienovereenkomstig zij erop gewezen dat de maatschappelijke status van een onderwijzer binnen de hiërarchie van het sociocultureel gedachtegoed trouwens gekelderd is samen met de vervrouwelijking van het beroep;

3. mannen dragen de jongste decennia iets meer bij tot de huishoudelijke taken. Toch stelt dit weinig voor in vergelijking met de massale intrede van vrouwen op de arbeidsmarkt. Nog al te vaak zijn het de vrouwen die twee fulltimebanen uitoefenen (werken plus het huishouden en de kinderen). Het huishouden wordt in veel gezinnen nog steeds erg seksistisch opgevat;

4. heel wat maatschappelijke noden van gezinnen, en dan met name van vrouwen, worden door de overheid niet gelenigd, of het nu gaat om kinderopvang, banen, sportbeleid, reproductieve gezondheidszorg enzovoort. Zij worden soms zelfs afgeremd, getuige daarvan de moeilijke totstandkoming van het Alimentatiefonds, dat nog steeds niet volledig werkt zoals het hoort.

De gelijkheid tussen mannen en vrouwen wordt vandaag in almaar meer landen afgekondigd. Dat neemt echter niet weg dat het seksisme diep verankerd is en in het collectieve geheugen gegrift blijft. Wil men die stereotiepe beeldvorming bijsturen, dan stuit men meer bepaald op een van de oudste discriminaties die we kennen : die van het beeld van de vrouw ten opzichte van dat van de man, en dat beeld vindt men zowel terug in de samenleving (de buitenwereld) als in ieders mentaliteit (innerlijke beeldvorming). Dat gedrag wordt bovendien dagelijks ervaren, in het gezin, op straat, in het beroeps- en verenigingsleven alsmede in de sociale en culturele sfeer. Het treft zowel vrouwen als mannen.

1.3. De beschikbare juridische instrumenten

België beschikt over genoeg juridische instrumenten. Artikel 10 van de Grondwet waarborgt de gelijkheid tussen vrouwen en mannen. De wet van 7 mei 1999 (1) maakt het mogelijk de gelijkheid van lonen tussen mannen en vrouwen in het beroepsleven te doen toepassen (bezoldiging, toegang tot het werk, arbeidsomstandigheden enzovoort) alsmede in het domein van de sociale bescherming.

Ons land heeft bij de wet van 11 mei 1983 ook het Verdrag geratificeerd ter uitbanning van alle vormen van discriminatie van de vrouw, dat werd opgemaakt in New York op 18 december 1979. De wet van 24 november 1997 strekkende om het geweld tussen partners tegen te gaan, bestrijdt partnergeweld. Ook het bij de wet 16 december 2002 opgerichte Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen (2) , vormt een nieuw instrument ter bevordering van gelijkheid.

De wet ter bestrijding van discriminatie zet de Europese richtlijn tegen discriminatie om in de Belgische wetgeving. Sinds de wet van 25 februari 2003 ter bestrijding van discriminatie en tot wijziging van de wet van 15 februari 1993 tot oprichting van een Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 17 maart 2003, is het verboden iemand te discrimineren op basis van kenmerken van zijn persoon. Meer in het algemeen bevat deze wet verscheidene bepalingen om discriminatie te bestrijden, onder meer tegen discriminatie op grond van geslacht. De draagwijdte ervan blijft echter vrij algemeen (3) , en blijkt zelf onvolledig als het gaat om de middelen waarover slachtoffers van discriminatie op grond van die wet kunnen beschikken.

1.4. Waarom een specifieke seksismewet ?

Ondanks die wetten en internationale teksten wordt er nog steeds gediscrimineerd op basis van geslacht. Daarom moet de oorzaak van het probleem worden aangepakt, namelijk de stereotype opvattingen over de seksen. Derhalve is bovendien een specifieke wetgeving inzake seksisme nodig, die ook volledig is inzake de actiemiddelen welke voorhanden zijn, zulks naar analogie van de wetgeving die 25 jaar geleden werd aangenomen om racisme en xenofobie te bestrijden.

Natuurlijk zullen in heel wat situaties in de eerste plaats vrouwen baat hebben bij een wet die seksisme bestrijdt, maar ook mannen zullen er wel bij varen. In dit wetsvoorstel vinden eisen weerklank, welke vrouwen en mannen in ruime mate gemeen hebben : het privé- en het beroepsleven met elkaar verzoenen, de levenskwaliteit, de opvoeding van de kinderen, uitdrukking geven aan hun vrouw-zijn enzovoort.

Door het seksisme buiten spel te zetten, draagt dit wetsvoorstel ertoe bij dat de verhoudingen tussen mannen en vrouwen een nieuwe invulling krijgen.

Een wet betekent in de eerste plaats dat het democratisch bestel de bestrijding van seksisme erkent als een waarde die moet worden verdedigd. Seksisme strafrechtelijk gezien als laakbaar brandmerken, komt erop neer dat mannen en vrouwen ertoe worden aangezet de verantwoordelijkheid op te nemen voor hetgeen in die aangelegenheid op het spel staat.

Aldus biedt de wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenofobie ingegeven daden de mogelijkheid zich tegen een racistische of xenofobe daad te beschermen, alsmede de pleger van een dergelijke daad strafrechtelijk te sanctioneren. Zelfs al toont de evaluatie van de toepassing van de wet geregeld de beperkingen aan welke ze inhoudt en hoe moeilijk het is het bewijs voor een dergelijke tekortkoming te leveren, doet die wet (samen met de eruit voortvloeiende wijzigingen) onze samenleving een raamwerk aan de hand, en bakent ze de grenzen af van wat aanvaardbaar is of wat niet. Gelet op de ontoereikendheid van het vigerende kader, lijkt seksisme al te vaak binnen de maatschappelijk aanvaardbare normen te vallen. Dat is waarschijnlijk het geval omdat op geen enkel ogenblik duidelijk is aangegeven wat dat seksisme in werkelijkheid is, namelijk : een hiërarchische verhouding tussen mannen en vrouwen. Dit wetsvoorstel beoogt die toestand te verhelpen.

Een wet is voorts een instrument om te komen tot een opvoeding van meisjes en jongens die wars is van seksistische stereotypen. Aan jongens enige mate van vrouwelijkheid ontzeggen, hen in het keurslijf van « de man als jager » dwingen, hen niet toestaan hun gevoelens te uiten, dan wel geweld op de spits drijven, zijn even zoveel stereotypen die volslagen uit de tijd zijn. Hetzelfde geldt overigens voor de meisjes. Die stereotypen sporen niet langer met de betrachtingen van heel wat mensen, en bestendigen een seksistisch maatschappelijk model. De rol van de ouders is in dat verband erg belangrijk, want zij vervullen een voorbeeldfunctie ten aanzien van hun kinderen. Voor het overige wensen thans almaar meer vaders meer tijd voor hun kinderen uit te trekken. Er zijn nu mogelijkheden voorhanden zoals ouderschapsverlof of loopbaanonderbreking, maar ze worden nog te weinig aangemoedigd en gebruikt als het gaat om de vaders. Reden daarvoor is dat de opvatting over de maatschappelijke rolpatronen ongewijzigd is gebleven. In dezelfde zin moet tevens worden gewezen op het vraagstuk van de bewaring van kinderen ingeval de ouders scheiden.

Dit wetsvoorstel voorziet derhalve in tenlastelegging wegens seksisme, zoals dat ook het geval is bij racisme en xenofobie alsook bij aanzetting tot discriminatie, haat of geweld. Het is de bedoeling op die manier te voorkomen dat die handelingen, die de menselijke waardigheid aantasten, ongestraft blijven.

1.5. Inhoudelijke elementen die moeten worden beklemtoond

1.5.1. Bestraffing van seksistische beschimpingen en beledigingen die op een openbare plaats of in een geschrift worden geuit

Terwijl provocatie, haat, geweld en eerroof reeds in andere wetten in aanmerking worden genomen (hoofdzakelijk in het Strafwetboek), blijven beschimpingen en beledigingen de meest dagelijkse uitingen van het « gewone seksisme ».

Hoe kan een belediging aan het adres van een vrouw, of in voorkomend geval van een man, als seksistisch worden bestempeld ? Niet alle beledigingen zijn seksistisch. Wanneer ze op identieke wijze kunnen worden geuit jegens een vrouw als jegens een man, mag er vanuit worden gegaan dat ze niet seksistisch zijn. Ook een belediging die blijk geeft van het oogmerk van een geslacht om abusievelijk het andere geslacht te domineren, kan worden beschouwd als seksistische belediging.

Vaak worden beschimpingen onbewust geuit. Een wet ter bestraffing van seksisme zou een waardevol instrument vormen om mannen en vrouwen te sensibiliseren.

1.5.2. Een volledig dispositief, naar het voorbeeld van de bestaande wetgeving ter bestrijding van racisme en xenofobie

Eveneens bestraft worden de ruchtbaarheid die iemand geeft aan zijn oogmerk zijn toevlucht te nemen tot discriminatie, haat of geweld, alsmede iemands lidmaatschap van een groepering of vereniging die discrimineert of discriminatie voorstaat. Bovendien wordt ook het seksistische gedrag van overheidsambtenaren bij de uitoefening van hun ambt gestraft.

1.5.3. Seksisme als verzwarende omstandigheid

Voorwaarde voor die mogelijkheid om de straf te verzwaren, is het gegeven dat een van de drijfveren voor het beschouwde misdrijf c.q. de beschouwde misdrijven gerelateerd is aan het geslacht van het slachtoffer. Dat betekent dat het begane misdrijf in het licht van die drijfveer moet worden onderzocht. Het betekent echter niet dat zulks de enige drijfveer moet zijn. Zo kan bijvoorbeeld een afgewezen aanbidder beslissen zich te wreken door de vrouw die niet op zijn avances is ingegaan ervan langs te geven omdat vrouwen in zijn ogen nu eenmaal minder rechten hebben om vrij hun seksuele partner(s) te kiezen.

1.5.4. In rechte optreden

Het komt erop aan in naam van de slachtoffers een klacht te kunnen indienen en in rechte op te treden wegens vormen van discriminatie in alle domeinen, welke kennelijk in de hoedanigheid van instelling of vereniging werden begaan. Zo is het mogelijk een klacht in te dienen wegens loonongelijkheid bij de collectieve arbeidsovereenkomsten of bij de sociale verzekeringen. Dat recht is zeer concreet.

In 1983 werden werkneemsters verplicht deeltijds werk te aanvaarden op grond van een collectieve arbeidsovereenkomst waarover met de lokale vakbonden was onderhandeld. Zij hebben dat geweigerd en gestaakt. De vrouwenverenigingen hebben hen gesteund en hen geholpen een klacht in te dienen bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens te Straatsburg. Zij hebben het rechtsgeding gewonnen.

Evenzo werden stewardessen (omwille van hun look) verplicht uit het beroep te stappen op de leeftijd van 50 jaar, terwijl de stewards tot hun pensioen aan de slag mochten blijven. De stewardessen hebben gevochten om hun statuten te doen aanpassen. Met de hulp van de vrouwenverenigingen hebben drie stewardessen de luchtvaartmaatschappij waarbij zij in dienst waren voor het gerecht kunnen dagen.

COMMENTAAR BIJ DE ARTIKELEN

Artikel 1

Dit artikel behoeft geen commentaar.

Artikel 2

Naar het voorbeeld van de wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme en xenofobie ingegeven daden beoogt artikel 2 de bestraffing van elk aanzetten tot discriminatie, segregatie, haat of geweld op grond van het geslacht, als dat gericht is tegen personen of groepen in de in artikel 444 van het Strafwetboek aangegeven omstandigheden. Dat artikel past in het Strafwetboek in het hoofdstuk over de aanranding van de eer of de goede naam van personen.

Artikel 3

Dit artikel verbiedt het lidmaatschap van een groep of van verenigingen die gendergebonden discriminatie of segregatie voorstaan. Het is niet de bedoeling in te gaan tegen de vrijheid van vereniging, maar wel een verbod in te stellen op de samenstelling van groepen of verenigingen die in hun statuut of door hun zeden en gewoonten duidelijk en herhaaldelijk gendergebonden discriminatie en segregatie plegen en seksisme als referentiewaarde voorstaan.

Artikel 4

Dit artikel straft de ambtenaar of de openbare ambtsdrager die, dan wel het met openbaar gezag of openbare macht beklede personeelslid dat op grond van het geslacht van de persoon deze willekeurig de uitoefening van een recht of een vrijheid zou hebben geweigerd waarop die persoon aanspraak zou hebben kunnen maken. Het maakt die feiten ook strafbaar, als ze jegens een groep of gemeenschap zijn gepleegd.

Dit artikel bepaalt precies de verplichtingen tot bijstand en dienstverlening van de ambtenaren ongeacht hun functie. De jongste jaren zijn positieve actieplannen gevoerd waarbij is gewezen op stereotypen, waarvan seksisme een van de pregnantste is. Ondanks die initiatieven bezondigen overheidsinstanties en hun vertegenwoordigers zich soms nog aan door seksisme ingegeven houdingen, gebaren, woorden en handelingen. Dit artikel beoogt voor die vormen van discriminatie te voorzien in een precies kader en in een bestraffing.

Artikel 5

Krachtens dit artikel worden het Centrum voor de gelijkheid van vrouwen en mannen en alle sedert ten minste vijf jaar bestaande verenigingen die overeenkomstig hun statuten opkomen voor de mensenrechten, de gelijkheid tussen mannen en vrouwen of de strijd tegen discriminatie, gemachtigd om de aan de burgerlijke partij verleende rechten uit te oefenen wat door seksisme ingegeven overtredingen betreft.

Wanneer het gaat om een slachtoffer van seksisme, zal het optreden van die verenigingen ontvankelijk zijn op dezelfde manier als bij klachten wegens racisme of xenofobie.

Om zowel het aantal verenigingen te beperken die in voorkomend geval in rechte kunnen optreden als de oprichting en de wildgroei te voorkomen van verenigingen die zich op een door seksisme ingegeven daad beroepen teneinde zich burgerlijke partij te stellen en zich als dusdanig te laten erkennen, zal het slachtoffer formeel zijn toestemming moeten geven voordat de vereniging in rechte kan optreden.

Indien het een door seksisme ingegeven daad betreft die een bepaalde groep mensen viseert, gaat de rechtspersoonlijkheid van alle betrokkenen op in die van de groep die het mikpunt van die daad vormt. De hierboven bedoelde instellingen van openbaar nut en verenigingen moeten zich zonder enige beperking burgerlijke partij kunnen stellen.

Artikel 6

Met dit artikel kan de rechter de pleger van een in de artikelen 2, 3, 4, en 5 van dit wetsvoorstel bedoelde misdrijven niet alleen veroordelen tot geldboeten en gevangenisstraffen, maar hem ook verbieden om openbare ambten en betrekkingen uit te oefenen, om zich verkiesbaar te stellen, om jurylid, deskundige, getuige, voogd, toeziend voogd of curator te zijn, alsmede om een wapenvergunning te bezitten of in het leger te dienen.

Artikel 7

Dit artikel is geïnspireerd op de wet van 25 februari 2003 ter bestrijding van discriminatie en strekt ertoe de laakbare beweegreden te laten gelden als verzwarende omstandigheid bij sommige misdaden en misdrijven. Wanneer bepaalde misdaden en misdrijven door seksistische bedoelingen zijn ingegeven, kunnen de straffen waarin het Strafwetboek voorziet, worden verdubbeld. Het betreft de volgende misdaden en misdrijven :

— aanranding van de eerbaarheid (art. 372 en 373);

— openbare schennis van de goede zeden door de verspreiding van liederen, afbeeldingen, geschriften of gesproken woorden (art. 383, eerste tot vierde lid);

— openbare schennis van de goede zeden door handelingen die de eerbaarheid kwetsen (art. 385 en 386);

— doodslag alsmede opzettelijke slagen en verwondingen (art. 393 tot 398, 402 en 405);

— verzuim iemand die in nood verkeert ter hulp te komen (art. 422bis en 422ter);

— schaking en opsluiting (art. 434);

— belaging (art. 442bis);

— aanranding van de eer (art. 443 en 444);

— beledigingen (art. 448);

— grafschennis (art. 453);

— brandstichting (art. 510 tot 512 en 520);

— vernieling van roerende eigendommen (art. 528 tot 530).

— beledigingen (art. 561, 7º);

Een van de beweegredenen voor de misdrijven moet gerelateerd zijn aan het geslacht van het slachtoffer opdat sprake kan zijn van die verzwarende omstandigheid. Zulks betekent in concreto dat het gepleegde misdrijf moet worden onderzocht in het licht van die beweegreden; toch wil dat niet zeggen dat dit het enige motief dient te zijn. Zoniet dreigt de verdediging het argument aan te voeren dat het misdrijf om andere redenen werd gepleegd. Zo kan bijvoorbeeld een afgewezen aanbidder beslissen zich te wreken door de vrouw die niet op zijn avances is ingegaan ervan langs te geven omdat vrouwen in zijn ogen nu eenmaal minder rechten hebben om hun seksuele partner(s) te kiezen.

Isabelle DURANT.
Josy DUBIÉ.

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2

Onder « discriminatie » in de zin van deze wet wordt verstaan elke vorm van onderscheid, uitsluiting, beperking of voorkeur, die tot doel of ten gevolge heeft of kan hebben dat de erkenning, het genot of de uitoefening, op voet van gelijkheid van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden op politiek, economisch, sociaal of cultureel terrein of op andere terreinen van het maatschappelijk leven, wordt tenietgedaan, aangetast of beperkt.

Met gevangenisstraf van een maand tot een jaar en met geldboete van vijftig euro tot duizend euro, dan wel met een van die straffen alleen, wordt gestraft :

1º hij die in een van de omstandigheden genoemd in artikel 444 van het Strafwetboek, aanzet tot discriminatie, haat of geweld jegens een persoon wegens zijn geslacht;

2º hij die in een van de omstandigheden genoemd in artikel 444 van het Strafwetboek, aanzet tot discriminatie, segregatie, haat of geweld jegens een groep, een gemeenschap of de leden ervan, wegens het geslacht van deze leden of van sommigen onder hen;

3º hij die in een van de omstandigheden genoemd in artikel 444 van het Strafwetboek publiciteit geeft aan zijn voornemen tot discriminatie, haat of geweld jegens een persoon wegens zijn geslacht;

4º hij die in een van de omstandigheden genoemd in artikel 444 van het Strafwetboek publiciteit geeft aan zijn voornemen tot discriminatie, segregatie, haat of geweld jegens een groep, een gemeenschap of de leden ervan, wegens het geslacht van deze leden of van sommigen onder hen.

Art. 3

Met gevangenisstraf van een maand tot een jaar en met geldboete van vijftig euro tot duizend euro, dan wel met een van die straffen alleen, wordt gestraft al wie behoort tot een groepering of vereniging die kennelijk en herhaaldelijk discriminatie of segregatie bedrijft of verkondigt in de omstandigheden genoemd in artikel 444 van het Strafwetboek jegens een persoon, een groep, een gemeenschap of de leden ervan, wegens het geslacht van deze leden of van sommigen onder hen, dan wel al wie daaraan zijn medewerking verleent.

Art. 4

Met gevangenisstraf van twee maanden tot twee jaar wordt gestraft iedere openbaar officier of ambtenaar, iedere drager of agent van het openbaar gezag of van de openbare macht die in de uitoefening van zijn ambt discriminatie bedrijft jegens een persoon wegens zijn geslacht, dan wel een persoon op willekeurige wijze de uitoefening ontzegt van een recht of een vrijheid waarop deze aanspraak kan maken.

Dezelfde straffen worden toegepast wanneer de feiten zijn begaan jegens een groep, een gemeenschap of de leden ervan wegens het geslacht van die leden of van sommigen onder hen.

Indien de verdachte bewijst dat hij gehandeld heeft op bevel van zijn meerderen, in zaken die tot hun bevoegdheid behoren en waarin hij hen als ondergeschikte gehoorzaamheid verschuldigd was, worden de straffen alleen toegepast op de meerderen die het bevel hebben gegeven.

Indien de ambtenaren of openbare officieren ervan worden beticht de bovengenoemde daden van willekeur te hebben bevolen, toegelaten of vergemakkelijkt, en indien zij beweren dat hun handtekening bij verrassing is verkregen, zijn zij verplicht de daad in voorkomend geval te doen ophouden en de schuldige aan te geven; anders worden zij zelf vervolgd. Indien een van de bovengenoemde daden van willekeur is gepleegd door middel van de valse handtekening van een openbaar ambtenaar, worden de daders van de valsheid en zij die er kwaadwillig of bedrieglijk gebruik van maken, gestraft met dwangarbeid van tien tot vijftien jaar.

Art. 5

Wanneer afbreuk wordt gedaan aan de statutaire opdrachten die ze zich tot doel hebben gesteld, kunnen alle instellingen van openbaar nut en alle verenigingen die op de datum van de feiten sedert ten minste vijf jaar rechtspersoonlijkheid genieten — met uitzondering van het Instituut voor de Gelijkheid van Vrouwen en Mannen waarvoor deze termijn niet geldt — en die zich in hun statuten tot doel hebben gesteld de mensenrechten te verdedigen, de gelijkheid van mannen en vrouwen te bevorderen of discriminatie te bestrijden, in rechte optreden in de geschillen waartoe deze wet aanleiding kan geven.

Art. 6

In geval van een misdrijf als bedoeld in de artikelen 2, 3, 4 en 5 van deze wet kan de veroordeelde bovendien, overeenkomstig artikel 33 van het Strafwetboek, tot de ontzetting worden veroordeeld.

Art. 7

Onverminderd de bepalingen in de artikelen 2, 3, 4 en 5 van deze wet kunnen de correctionele en de criminele straffen worden verdubbeld, wanneer de tenlasteleggingen als bedoeld in de artikelen 372, 373, 383, eerste tot vierde lid, 385, 386, 393 tot 398, 402, 405, 422bis, 422ter, 434, 442bis, 443, 444, 448, 453, 510 tot 512, 520, 528 tot 530 van het Strafwetboek zijn ingegeven door redenen die te maken hebben met het geslacht van het slachtoffer.

Art. 8

Alle bepalingen van het eerste boek van het Strafwetboek, inclusief hoofdstuk VII en artikel 85, zijn van toepassing op de in deze wet omschreven misdrijven.

Art. 9

Deze wet treedt in werking op de dag waarop hij in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

14 maart 2006.

Isabelle DURANT.
Josy DUBIÉ.

(1) Wet van 7 mei 1999 op de gelijke behandeling van mannen en vrouwen ten aanzien van de arbeidsvoorwaarden, de toegang tot het arbeidsproces en de promotiekansen, de toegang tot een zelfstandig beroep en de aanvullende regelingen voor sociale zekerheid.

(2) Wet van 16 december 2002 houdende oprichting van het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen.

(3) Die algemeenheid wordt voor het overige bevestigd in het arrest van het Arbitragehof van 6 oktober 2004, dat een aantal bepalingen opheft die bepaalden op welke soorten discriminatie de wet van toepassing was, met als argument dat de identificatie van de discriminatie strijdig was met het gelijkheidsbeginsel, gezien de algemene draagwijdte van de wet. Het Arbitragehof benadrukt trouwens in zijn arrest dat de kaderwet van 2003 geen hinderpaal vormt om de specifieke maatregelen te nemen.