(N.): Vraag gesteld in het Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in het Frans
In het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs bepaalt artikel 32, § 3, het volgende : « De kandidaat die, noch het Frans, noch het Nederlands, noch het Duits machtig is, mag het theoretische examen afleggen, bijgestaan door een tolk die onder de beėdigde vertalers wordt gekozen door het examencentrum en door dit laatste wordt vergoed.
Deze examens mogen derwijze georganiseerd worden dat meerdere kandidaten die eenzelfde taal of idioom spreken en verstaan, kunnen samengebracht worden; het examen mag niet meer dan twee maanden na de inschrijving plaatshebben.
Als het examen georganiseerd wordt in de taal van de kandidaat, kan deze laatste kandidaat niet genieten van de procedure die voorgeschreven is in het eerste lid. »
Ook artikel 39, § 8, bevat een taalbepaling : « De kandidaat, die, noch de Franse, noch de Nederlandse, noch de Duitse taal machtig is, kan zich op eigen kosten laten bijstaan door een tolk gekozen uit de beėdigde vertalers. »
Deze taalbepalingen lijken ons in strijd te zijn met de Grondwet. Deze bepaalt immers in artikel 23 dat het gebruik van de gesproken talen in Belgiė enkel door een wet kan worden geregeld. De geachte minister gaat bijgevolg zijn bevoegdheid te buiten wanneer hij dit door middel van een koninklijk besluit regelt. Bovendien kan de wetgever enkel het gebruik van de in Belgiė gesproken talen regelen, zijnde het Nederlands, het Frans en het Duits. De Raad van State en de rechtsleer zijn het er over eens dat artikel 23 van de Grondwet eveneens in die zin dient te worden geļnterpreteerd, dat de niet in Belgiė gesproken talen niet bij wet of decreet kunnen worden opgelegd (cf. J. Velaers, Het gebruik van de talen, Die Keure, 2001, blz. 51).
1. Hoeveel kandidaten hebben sinds de uitvaardiging van dit koninklijk besluit een beroep gedaan op een beėdigde tolk, opgesplitst per jaar en per gewest ?
2. Hoeveel heeft dit de examencentra gekost, volgens dezelfde opsplitsing als in 1 ?
3. Hoeveel examens werden georganiseerd in « een taal of idioom » die niet het Nederlands, het Frans of het Duits was, sinds de inwerkingtreding van dit koninklijk besluit, opgesplitst volgens de criteria vermeld in 1 ?
4. Erkent de geachte minister dat deze taalbepalingen in het koninklijk besluit betreffende het rijbewijs ongrondwettelijk zijn en zo ja, welke maatregelen overweegt hij te nemen ?