Vragen en Antwoorden

BELGISCHE SENAAT


Bulletin 3-31

ZITTING 2004-2005

Vragen van de Senatoren en antwoorden van de Ministers

(N.): Vraag gesteld in 't Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in 't Frans


Vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken

Vraag nr. 3-1766 van de heer Van Hauthem d.d. 3 december 2004 (N.) :
Burgerlijk en kerkelijk huwelijk. — Artikel 21 van de Grondwet. — Artikel 267 van het Strafwetboek. — Overtredingen.

Artikel 21 van de Grondwet stelt dat het burgerlijk huwelijk altijd aan de huwelijksinzegening moet voorafgaan, behoudens uitzonderingen geregeld door de wet.

Artikel 267 van het Strafwetboek stelt het volgende :

« Iedere bedienaar van een eredienst die een huwelijk inzegent voor de voltrekking van het burgerlijk huwelijk, wordt gestraft met geldboete van vijftig frank tot vijfhonderd frank.

(...)

Pleegt de bedienaar opnieuw een misdrijf van dezelfde soort, dan kan hij bovendien worden veroordeeld tot gevangenisstraf van acht dagen tot drie maanden. »

Het Hof van Cassatie stelde bovendien in een arrest van 26 december 1876 dat het verbod over te gaan tot inzegening van een huwelijk voor de voltrekking van het burgerlijk huwelijk van toepassing is op elk soort religieus huwelijk.

De laatste decennia zijn een aantal erediensten die hier voorheen niet werden beleden, aan een sterke opmars begonnen en werden een aantal ervan intussen zelfs erkend. Vraag is dus hoe de notie van kerkelijk huwelijk vandaag de dag moet worden geïnterpreteerd in het licht van deze nieuwe evoluties.

Bij wijze van voorbeeld verwijs ik naar de krant Het Laatste Nieuws van 25 oktober 2004 waarin de leider van de Arabisch Europese Liga (AEL) het volgende stelt : « Drie maanden geleden ben ik met een AEL-militante gehuwd. Nog niet voor de wet, maar wel voor de islam. »

1. Wat betekent voor de overheid op dit ogenblik de notie « kerkelijk huwelijk » en hoe moeten artikel 21 van Grondwet, artikel 267 van het Strafwetboek en het vermelde arrest van het Hof van Cassatie worden geïnterpreteerd in het licht van de evolutie van de laatste decennia wat de erediensten in dit land betreft ?

2. Valt elk religieus huwelijk, meer bepaald dat van alle in dit land aanwezige godsdiensten, en dus ook een islamitisch huwelijk, onder deze bepalingen ?

3. Hoe controleert de overheid de toepassing van deze Grondwets- en wetsbepaling ?

4. Hoeveel overtredingen van deze wetsbepaling werden er vastgesteld sinds de erkenning van de islamitische eredienst in 1974 en welk gevolg hebben deze vaststellingen gekregen ?

Antwoord : Het geachte lid vindt hieronder het antwoord op zijn vraag.

Deze materie is een bevoegdheid van de minister van Justitie waaraan dezelfde vraag tevens is gesteld.