(N.): Vraag gesteld in 't Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in 't Frans
Het koninklijk besluit van 30 maart 2001 betreffende de rechtspositie van het personeel van de politie, bepaalt dat het beleid van de minister inzake aanwerving en selectie van de personeelsleden van de politie voorbereid en uitgevoerd wordt door de Algemene Directie Personeel van de federale politie. Dit alles echter zonder afbreuk te doen aan de verantwoordelijkheden en opdrachten van SELOR.
Voortaan wordt elke kandidaat-politieman of -vrouw geselecteerd op een uniforme manier en volgens gelijkaardige procedures, en dit sedert 1 april 2001.
Eind februari 2002, dus 10 maanden na het lanceren van de nieuwe procedure schreven al meer dan 10 000 kandidaten zich in voor de selectieproeven voor het hulpkader, basiskader of officierenkader. Onder deze 10 000 kandidaten vindt men ongeveer 30 % vrouwelijke kandidaten terug. Alle kandidaten politiemensen volgen dan hetzelfde selectieparcours dat bestaat uit 4 proeven, georganiseerd in cascadesysteem.
Op basis van de drie eerste proeven en van het gesprek met de selectiecommissie wordt bepaald of de kandidaat geschikt is om politieambtenaar te worden. De kandidaat wordt dan uitgenodigd voor de vorming in één van de negen door de minister erkende opleidingscentra, of indien nodig, de federale school. Drie maanden voor het einde van deze opleiding kan de aspirant-inspecteur solliciteren voor een bediening bij hetzij de lokale hetzij de federale politie. Het is op die manier, dat in 2001, 1 044 aspirant-inspecteurs, waarvan 296 vrouwen, hun opleiding aangevat hebben. Slechts 1 kandidaat-inspecteur op 7 slaagt voor het geheel van de proeven.
Kan de minister mij antwoorden op de volgende vraag :
Wat is het slagingspercentage van de vrouwelijk kandidaten bij de proeven voor wat betreft de cognitieve vaardigheden, het persoonlijkheidsonderzoek, de fysieke en de medische proef en het gesprek met de commissie ?