Vragen en Antwoorden

Belgische Senaat


Bulletin 2-26

ZITTING 2000-2001

Vragen van de Senatoren en antwoorden van de Ministers

(N.): Vraag gesteld in 't Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in 't Frans


Vice-eerste minister en minister van Begroting, Maatschappelijke Integratie en Sociale Economie (Maatschappelijke Integratie)

Vraag nr. 853 van mevrouw Van Riet d.d. 27 oktober 2000 (N.) :
Vrouwelijke bestaansminimumgerechtigden. ­ Deeltijds werken. ­ Aandeel.

Tewerkstelling is één van de belangrijkste hefbomen tot maatschappelijke integratie. Een aantal recente wetswijzingen die de tewerkstellingsmogelijkheden van bestaansminimumgerechtigden uitbreidt, kan ik bijgevolg alleen maar toejuichen.

Deze maatregel zal vooral vrouwelijke alleenstaanden met kinderen ten goede komen. Zij maken immers meer dan de helft van de groep van bestaansminimumgerechtigden uit.

Tot op heden had artikel 60 van de organieke OCMW-wet louter tot doel de betrokkenen in staat te stellen om in orde te geraken met de sociale zekerheid, maar voortaan kunnen ze op grond van dit artikel nu ook een zekere beroepservaring verwerven, wat er uiteraard toe bijdraagt dat zij een creatieve bijdrage kunnen leveren aan de samenleving.

Specifiek wat de mogelijkheid betreft om bestaansminimumtrekkers deeltijd te laten werken, had ik van de geachte minister graag een antwoord gehad op volgende vragen :

1. Hoeveel bestaansminimumgerechtigden maken gebruik van de mogelijkheid om deeltijds te werken ?

2. Wat is het aandeel van de vrouwen ?

Antwoord : Als antwoord op de door het geachte lid gestelde vraag kan ik haar het volgende meedelen.

De beslissing om deeltijdse arbeid toe te laten in het kader van de toepassing van artikel 60, § 7, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn werd genomen nadat studies en proefprojecten hebben aangetoond dat een deel van de doelgroep, voornamelijk vrouwen, niet bereid is om meteen een voltijdse betrekking aan te nemen.

Aangezien deze maatregel slechts in september van dit jaar in werking is getreden, hebben wij nog niet genoeg afstand om de weerslag ervan te kunnen inschatten.

Ter informatie vindt u evenwel de ­ nog gedeeltelijke ­ gegevens die tijdens de maand oktober werden ingewonnen dankzij de monitoring ingesteld in het kader van het lenteprogramma :

In het huidig stadium omvat de steekproef 26 OCMW's en heeft betrekking op een totaal van 17 588 gerechtigden op het bestaansminimum op of gelijkwaardige maatschappelijke hulp, onder wie 57 % vrouwen.

1 270 onder hen, namelijk 7,22 %, zijn door het OCMW aangeworven op basis van een arbeidsovereenkomst gesloten bij toepassing van artikel 60, § 7, van voormelde wet. 703 van deze werknemers zijn vrouwen.

Slechts een minderheid werkt deeltijds : 33 werknemers van de 1 270, namelijk 2,5 %. Maar van deze 33 werknemers zijn 32 vrouwen ...

Deze formule zou geleidelijk aan belang winnen, zelfs al is het succes daarvan in ruime mate afhankelijk van de plaatselijke omstandigheden en van de aangeboden betrekkingen.

Het OCMW van Roeselare is op dit gebied kenmerkend : op een totaal van 157 gerechtigden (onder wie 52 vrouwen), zijn 54 personen, onder wie 39 vrouwen, aangeworven bij toepassing van artikel 60, § 7, ... en 22 van deze 39 vrouwen werken deeltijds.