2-407/1

2-407/1

Belgische Senaat

ZITTING 1999-2000

10 APRIL 2000


Voorstel van resolutie betreffende de opdracht van de Verenigde Naties inde Democratische Republiek Congo (MONUC)

(Ingediend door de heer Georges Dallemagne)


TOELICHTING


In zijn resolutie nr. 1279 van 30 november 1999 heeft de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties besloten tot de oprichting van de MONUC (Opdracht van de Verenigde Naties in de Democratische Republiek Congo), samengesteld uit de 90 in resolutie 1258 (6 augustus 1999) gemachtigde personen, en met een eerste mandaat van drie maanden. In dezelfde resolutie wordt ook gevraagd dat de nodige stappen worden ondernomen om 500 militaire VN-waarnemers uit te rusten, alsook het nodige veiligheids- en ondersteunend personeel. Er wordt evenwel onderstreept dat een latere beslissing nodig zal zijn voor het geleidelijk inzetten van deze waarnemers.

De secretaris-generaal van de Verenigde Naties, Kofi Annan, hoopte dat de eerste militaire waarnemers snel ter plaatse zouden aankomen om dan later meer troepen te kunnen inzetten van zo'n 15 000 tot 25 000 « blauwhelmen ». Die zouden moeten toezien op de naleving van het staakt-het-vuren en op de terugtrekking van de troepen.

Resolutie nr. 1291 van 24 februari 1999 bekrachtigt gedeeltelijk de voorstellen van Kofi Annan. Zij staat de uitbreiding van de MONUC toe tot maximum 5 537 militairen, met inbegrip van 500 of meer waarnemers, als de secretaris-generaal dat nodig vindt en als hij meent dat het past in de omvang en structuur van de troepen in hun geheel. Daaraan wordt het nodige burgerpersoneel toegevoegd, dat ondersteunend werk verricht op het vlak van de mensenrechten, humanitaire zaken, informatieverstrekking, bescherming van kinderen, politieke kwesties, medische en administratieve ondersteuning. De secretaris-generaal wordt gevraagd om aan te bevelen dat onmiddellijk versterkingen worden gezonden als dat nodig zou zijn om de troepen te beschermen.

Resolutie nr. 1291 stelt evenwel duidelijke voorwaarden vast voor het inzetten van MONUC/fase 2. Het geleidelijke inzetten van meer troepen zou pas gebeuren als de secretaris-generaal vaststelt dat het MONUC-personeel zijn toegewezen posities kan innemen en zijn taken kan uitvoeren in voldoende veilige omstandigheden en met de samenwerking van de partijen en dat hij van de partijen bij de staakt-het-vuren-overeenkomst daarover duidelijke en solide waarborgen heeft gekregen. De Veiligheidsraad vraagt de secretaris-generaal hem daarover op de hoogte te houden.

Resolutie nr. 1291 van de VN-Veiligheidsraad is duidelijk te beperkt :

­ De in punt 5 beschreven voorwaarden zullen niet binnen afzienbare tijd vervuld zijn.

­ De plaatsen waar de MONUC wordt ingezet zijn niet duidelijk vermeld. De Congolese regering wil de MONUC alleen toelaten aan de grenzen van de Democratische Republiek Congo en niet aan de frontlinie. Het mandaat van de MONUC is op dit vlak niet duidelijk. Wel wordt gevraagd dat binnen 45 dagen een actieplan wordt opgesteld inzake de toepassing van het staakt-het-vuren, wat met name de terugtrekking van alle buitenlandse troepen inhoudt.

­ De omvang van de MONUC is te beperkt : 5 500 mensen voor een groot land met een ernstig conflict. De 15 000 tot 25 000 mensen die volgens Kofi Annan « later » zullen worden ingezet, staan nog niet bepaald paraat.

­ Het in punt 7 van de resolutie omschreven mandaat draagt de MONUC een hele reeks taken op : toezicht op het staakt-het-vuren, uitwerken van een plan voor de toepassing ervan, toezicht op de terugtrekking en de nieuwe opstelling van de troepen van de partijen, vergemakkelijken van de humanitaire hulp.

De resolutie vermeldt bovendien dat de MONUC krachtens hoofdstuk VII van het charter van de Verenigde Naties, in de zones waar infanteriebataljons worden ingezet en binnen de grenzen van haar mogelijkheden, alle nodige maatregelen kan nemen om het personeel, de installaties en het materieel van de Verenigde Naties te beschermen, alsook die van de Gemengde Militaire Commissie die dezelfde lokalen deelt, om de veiligheid en het vrije verkeer van haar personeel te verzekeren en de burgers te beschermen tegen de dreiging van fysiek geweld. Dit is onvoldoende en weinig geloofwaardig gezien de huidige omvang van de MONUC.

Daarom vragen wij de regering om dringend de nodige initiatieven te nemen bij de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties.

Georges DALLEMAGNE.

De Senaat,

gelet op het gevaar en de beperkingen van resolutie nr. 1291, goedgekeurd door de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties op zijn 4104e vergadering van 24 februari 2000,

vraagt de Belgische regering :

­ alle nodige initiatieven te nemen opdat de Veiligheidsraad snel een nieuwe resolutie aanneemt en de MONUC uitrust met een geloofwaardig troepenaantal dat beantwoordt aan de militaire behoeften en met een voldoende ruim mandaat om te kunnen reageren op eventuele uitbarstingen van geweld; deze resolutie moet de volgende elementen bevatten :

­ een troepenmacht van minstens 15 000 tot 25 000 militairen, waarvan de secretaris-generaal van de Verenigde Naties al sprak in december 1999 en die beantwoordt aan de behoeften zoals de militaire experten die inschatten;

­ een actieplan en een duidelijke agenda die de plaatsen en de fasen vermeldt voor het inzetten van de MONUC en die als einddoel heeft de beveiliging van de internationale grens tussen Congo enerzijds en Oeganda, Rwanda en Burundi, anderzijds;

­ een duidelijk afgebakend mandaat waardoor de MONUC alle punten van de Lusaka-akkoorden kan doen naleven, en waarbij hoofdstuk VII van het Charter van de Verenigde Naties voor het hele mandaat wordt toegepast zodat de MONUC het hoofd kan bieden aan de eventuele verslechtering van de situatie, met inbegrip van uitbarstingen van etnisch geweld, misdaden tegen de menselijkheid en genocide;

­ actief deel te nemen aan de toepassing van deze resolutie. Om geloofwaardig te blijven, zal de Belgische regering dus ook Belgische militaire troepen ter beschikking moeten stellen van de Verenigde Naties, in overeenstemming met het mandaat van de MONUC.

Georges DALLEMAGNE.