2-294/1

2-294/1

Belgische Senaat

ZITTING 1999-2000

13 JANUARI 2000


Wetsvoorstel tot wijziging van de gewone wet van 16 juli 1993 ter vervollediging van de federale staatsstructuur, met het oog op de afschaffing van de devolutieve werking van de lijststem en van de lijsten van kandidaat-opvolgers bij de verkiezingen van het Vlaamse en het Waalse Parlement (1)

(Ingediend door de heer George Dallemagne c.s.)


TOELICHTING


In onze representatieve democratie zijn de verkiezingen voor de burger het enige middel om deel te nemen aan de uitoefening van de macht. Op deze manier wijzen zij hun vertegenwoordigers aan.

In principe moet door middel van verkiezingen de wil tot uiting komen van de meerderheid van het kiezerskorps, dat vrij zijn vertegenwoordigers kiest. Maar het gewicht van de politieke partijen en de complexiteit van het verkiezingsstelsel maken het moeilijk om dit doel in de werkelijkheid te verwezenlijken.

Om de democratie te versterken, transparanter, begrijpelijker te maken, dichter bij de burger te brengen, moet het verkiezingsstelsel dan ook worden hervormd en moet de rol van de partijen in de selectie van de toekomstige verkozenen worden teruggedrongen.

Deze hervorming brengt mee dat de devolutieve werking van de lijststem en de lijsten van kandidaat-opvolgers afgeschaft worden.

1. Afschaffing van de devolutieve werking van de lijststem

De lijststem moet behouden blijven. De kiezers wensen immers niet noodzakelijk hun stem voor deze of gene kandidaat uit te brengen. Sommigen verkiezen voor de lijst in haar geheel te stemmen omdat zij te kennen willen geven dat ze akkoord gaan met het programma van de partij.

Om tot een grotere transparantie van het kiesstelsel te komen, moet men de devolutieve werking van de lijststem afschaffen. Deze stem mag slechts meegerekend worden voor de zetelverdeling onder de lijsten en mag niet langer in aanmerking worden genomen voor de toekenning van de zetels aan de kandidaten. Alleen de kandidaten die de meeste voorkeurstemmen halen, zouden dan verkozen worden en dit ongeacht hun plaats op de lijst.

Een dergelijk systeem vermindert de invloed van de partijen op de toekenning van de mandaten, geeft de verschillende kandidaten meer gelijke kansen en is meer in overeenstemming met de keuze van de kiezer.

2. Afschaffing van de lijsten van kandidaat-opvolgers

Bij de gemeenteraadsverkiezingen staan er geen kandidaat-opvolgers op de lijsten. De niet-verkozen kandidaten die het grootste aantal stemmen hebben gehaald, worden eerste, tweede, derde opvolger, enz., verklaard.

Deze regeling zonder kandidaat-opvolgers hangt samen met de mogelijkheid voor de kiezers om voor verschillende kandidaat-titularissen te stemmen. Op gewestelijk vlak werd voorzien is de mogelijkheid om voor verschillende kandidaat-titularissen te stemmen door de gewone wet van 16 juli 1993 tot vervollediging van de federale staatsstructuur, zoals gewijzigd door de wet van 5 april 1995. De wetgever van 1993 heeft ook het onderscheid ingevoerd tussen kandidaat-titularissen en kandidaat-opvolgers, zoals dat bestaat voor de parlementsverkiezingen.

Zoals de Raad van State heeft opgemerkt, verliest het stemmen voor verschillende kandidaten hierdoor een groot deel van zijn bestaansreden.

Het gebeurt immers dat niet-verkozen kandidaat-titularissen achter hun naam meer stemmen krijgen dat kandidaat-opvolgers. Bovendien komen naamstemmen voor niet-verkozen kandidaat-titularissen niet henzelf maar de kandidaat-opvolgers ten goede.

Men moet het bestaan van een opvolgerslijst dan ook afschaffen, zoals dat reeds het geval is bij de verkiezingen voor de Raad van de Duitstalige Gemeenschap.

Een dergelijke hervorming plaatst de kandidaten op gelijke voet. Op grond van het aantal behaalde stemmen worden ze dan ofwel effectief verkozen, ofwel worden ze (eerste, tweede, derde, ...) opvolger.

Deze hervorming zou de kandidatenlijsten ook overzichtelijker maken. De kiezer zou een duidelijker keuze kunnen maken : ofwel een lijststem uitbrengen, ofwel voor een of meer kandidaten kiezen. Het aantal kandidaten op een lijst zou het aantal te verkiezen kandidaten met niet meer dan een derde mogen overschrijden.

De twee wijzigingen waarin dit voorstel voorziet, beogen de kiezer uiteindelijk meer zeggingskracht te geven en de rol van de partijen in de keuze van de kandidaten te beperken.

Georges DALLEMAGNE.

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

Art. 2

In artikel 14 van de gewone wet van 16 juli 1993 ter vervollediging van de federale staatsstructuur wordt het tiende lid vervangen als volgt :

« Het aantal kandidaten op eenzelfde lijst mag het aantal te kiezen leden met niet meer dan een derde overschrijden. »

Art. 3

Artikel 14bis , eerste lid, van dezelfde wet, ingevoegd door de wet van 24 mei 1994, wordt vervangen als volgt :

« Op een lijst mag het aantal kandidaten van hetzelfde geslacht niet meer bedragen dan twee derde van het totaal aantal bij de verkiezing te begeven zetels. »

Art. 4

In artikel 16 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1º in § 1, eerste lid, wordt het woord « kandidaat-titularissen » vervangen door het woord « kandidaten » en vervalt de tweede volzin;

2º in § 2 wordt het woord « kandidaat-titularissen » vervangen door het woord « kandidaten ».

Art. 5

In artikel 17, § 2, van dezelfde wet wordt het vierde lid vervangen als volgt :

« De naam en voornamen van de kandidaten worden in de volgorde van de voordracht vermeld in de kolom bestemd voor de lijst waartoe zij behoren. »

Art. 6

Artikel 19, § 1, van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :

« § 1. De kiezer mag ofwel een stem voor een lijst uitbrengen in het stemvak bovenaan op die lijst, ofwel een naamstem uitbrengen op een of meer kandidaten van dezelfde lijst.

De naamstemmen worden uitgebracht in het stemvak naast de naam en voornamen van de kandidaat of kandidaten aan wie de kiezer zijn stem wil geven. »

Art. 7

In artikel 20, § 2, van dezelfde wet worden het tweede, het derde en het vierde lid vervangen als volgt :

« Na deze eerste indeling worden de stembiljetten van elk van de categorieën voor de verschillende lijsten verder verdeeld in twee subcategorieën :

1º stembiljetten waarop bovenaan op een lijst is gestemd;

2º stembiljetten waarop uitsluitend naast de naam van een of meer kandidaten is gestemd.

De stembiljetten waarop bovenaan op een lijst en tegelijk naast de naam van een of meer kandidaten is gestemd, worden in de tweede subcategorie geplaatst. »

Art. 8

Artikel 21 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :

« Art. 21. ­ Ongeldig zijn :

1º alle andere stembiljetten dan die welke volgens de wet mogen worden gebruikt;

2º de stembiljetten waarop meer dan een lijststem voorkomt of waarop naamstemmen voor kandidaten op verschillende lijsten zijn uitgebracht;

3º de stembiljetten waarop een kiezer een stem heeft uitgebracht bovenaan op een lijst en tegelijk naast de naam van een of meer kandidaten van een andere lijst;

4º de stembiljetten waarop geen stem tot uitdrukking is gebracht; de stembiljetten waarvan de vorm en de afmetingen veranderd zijn, die binnenin een papier of enig voorwerp bevatten of die de kiezer herkenbaar maken door een teken, een doorhaling of een bij de wet niet geoorloofd merk.

Niet ongeldig zijn :

de stembiljetten waarop een kiezer een stem heeft uitgebracht bovenaan op een lijst en tegelijk voor een of meer kandidaten van dezelfde lijst. In dat geval wordt de stem bovenaan op de lijst als niet-bestaande beschouwd. »

Art. 9

In artikel 22, § 1, van dezelfde wet wordt het achtste lid vervangen als volgt :

« Het kantonhoofdbureau schrijft per stemopnemingsbureau op een verzamelstraat het aantal neergelegde stembiljetten over, het aantal blanco en ongeldige stembiljetten, het totaal aantal geldige stembiljetten en, voor elke lijst, gerangschikt naar haar volgnummer, het aantal stembiljetten van elk van de twee in artikel 20, § 2, tweede lid, bedoelde subcategorieën, alsmede voor elke kandidaat het totale aantal van de door hem verkregen naamstemmen. »

Art. 10

In artikel 24, § 2, eerste lid, van dezelfde wet wordt het woord « kandidaat-titularissen » telkens vervangen door het woord « kandidaten ».

Art. 11

In artikel 26 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1º in het eerste lid vervallen de woorden « en er wordt hem geen aandeel toegekend van het aantal stembiljetten ten gunste van de volgorde van voordracht »;

2º in het tweede lid wordt de tweede volzin vervangen als volgt : « Indien hij gekozen is, moet de eerste niet-verkozen kandidaat in zijn plaats zitting nemen. »;

3º het derde lid wordt vervangen als volgt :

« De eerste niet-verkozen kandidaat van dezelfde lijst moet ook zitting nemen in de plaats van de gekozen kandidaat die na de openbare afkondiging van de verkiezingsuitslagen overlijdt. »

Art. 12

In artikel 31, derde lid, van dezelfde wet wordt het woord « kandidaat-titularissen » vervangen door het woord « kandidaten ».

Art. 13

In artikel 38, vierde lid, van dezelfde wet wordt het woord « kandidaat-titularissen » vervangen door het woord « kandidaten ».

Art. 14

Deze wet treedt in werking op 1 januari 2004.

Georges DALLEMAGNE.
Magdeleine WILLAME-BOONEN.
Clotilde NYSSENS.
René THISSEN.

(1) Dit wetsvoorstel werd reeds in de Senaat ingediend op 30 mei 1997, onder het nummer 1-649/1 ­ 1996/1997.