1-1012/3

1-1012/3

Belgische Senaat

ZITTING 1998-1999

27 OKTOBER 1998


Wetsontwerp tot oprichting van een beroepsorgaan inzake veiligheidsmachtigingen


VERSLAG

NAMENS DE COMMISSIE VOOR DE BUITENLANDSE AANGELEGENHEDEN UITGEBRACHT DOOR MEVROUW LIZIN


A. UITEENZETTING DOOR DE MINISTER VAN LANDSVERDEDIGING

Zie stuk nr. 1-1011/2 (1998-1999).

B. ALGEMENE BESPREKING

Zie stuk nr. 1-1011/2 (1998-1999).

C. ARTIKELSGEWIJZE BESPREKING

Artikel 2

De heer Goris dient een amendement in (Stuk Senaat, nr. 1-1012/2, 1998-1999, amendement nr. 1), dat geïnspireerd werd door de analyse die het Comité I zelf heeft gemaakt over zijn taak als beroepsorgaan. Vertegenwoordigers van het Comité I hebben tijdens de hoorzittingen in de Kamer van volksvertegenwoordigers verklaard dat het Comité I niet geschikt is als beroepsorgaan, aangezien de leden van dat Comité rechter en partij zijn in dezelfde zaak, en derhalve « half geblinddoekt » uitspraak zouden moeten doen. Het Comité I is immers reeds belast met het algemeen toezicht in deze aangelegenheid, en kan dus niet oordelen over individuele gevallen. Het is wenselijk een sui generis beroepsorgaan te creëren. Het Comité I heeft gesuggereerd deze taak op te dragen aan een college van drie magistraten op rust, die zelf houder zijn van een veiligheidsmachtiging, aangesteld voor een periode van vijf jaar door het hof van beroep te Brussel.

De minister verwijst naar artikel 5 (nieuw) van het ontwerp, dat werd herschreven na de behandeling in de Kamer van volksvertegenwoordigers. De regering heeft haar keuze laten vallen op een van de drie voorstellen van het Vast Comité I. Met deze keuze heeft de regering de controlebevoegdheid van het Vast Comité I verruimd. Zo is ze ruimschoots tegemoetgekomen aan dat streven.

Artikel 3

De heer Goris dient een amendement in (Stuk Senaat, nr. 1-1012/2, 1998-1999, amendement nr. 2), met het oog op de inlassing van de term « beroepscommissie » in artikel 3. De verantwoording is dezelfde als die gegeven bij amendement nr. 1.

De heer Goris dient een amendement in (Stuk Senaat, nr. 1-1012/2, 1998-1999, amendement nr. 3), waarbij ook in de overige artikelen de term « beroepscommissie » wordt gehanteerd, in plaats van « beroepsorgaan ».

D. STEMMINGEN

Artikel 1

Artikel 1 wordt aangenomen met 9 stemmen bij 1 onthouding.

Artikel 2

Amendement nr. 1 van de heer Goris wordt verworpen met 7 stemmen tegen 2 stemmen.

Artikel 2 wordt aangenomen met 7 stemmen bij 2 onthoudingen.

Artikel 3

Amendement nr. 2 van de heer Goris wordt teruggetrokken.

Artikel 3 wordt aangenomen met 7 stemmen bij 2 onthoudingen.

Artikel 4

Artikel 4 wordt aangenomen met 7 stemmen bij 2 onthoudingen.

Artikel 5

Artikel 5 wordt aangenomen met 7 stemmen bij 2 onthoudingen.

Artikel 6

Artikel 6 wordt aangenomen met 7 stemmen bij 2 onthoudingen.

Artikel 7

Artikel 7 wordt aangenomen met 7 stemmen bij 2 onthoudingen.

Artikel 8

Artikel 8 wordt aangenomen met 7 stemmen bij 2 onthoudingen.

Artikel 9

Artikel 9 wordt aangenomen met 7 stemmen bij 2 onthoudingen.

Artikel 10

Artikel 10 wordt aangenomen met 7 stemmen bij 3 onthoudingen.

Artikel 11

Artikel 11 wordt aangenomen met 7 stemmen bij 3 onthoudingen.

STEMMING OVER HET WETSONTWERP IN ZIJN GEHEEL

De artikelen 1 tot en met 11 en het wetsontwerp in zijn geheel worden aangenomen met 7 stemmen bij 3 onthoudingen.

Vertrouwen wordt geschonken aan de rapporteur voor het opstellen van dit verslag.

De rapporteur,
Anne-Marie LIZIN.
De voorzitter,
Valère VAUTMANS.