1-155

1-155

Sénat de Belgique

Belgische Senaat

Annales parlementaires

Parlementaire handelingen

SÉANCES DU JEUDI 18 DÉCEMBRE 1997

VERGADERINGEN VAN DONDERDAG 18 DECEMBER 1997

(Vervolg-Suite)

MONDELINGE VRAAG VAN DE HEER VAN HAUTHEM AAN DE MINISTER VAN JUSTITIE OVER « DE GEVOLGEN VAN DE VEROORDELING VAN DE STAATSVEILIGHEID DOOR DE RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE BRUSSEL »

QUESTION ORALE DE M. VAN HAUTHEM AU MINISTRE DE LA JUSTICE SUR « LES CONSÉQUENCES DE LA CONDAMNATION DE LA SÛRETÉ DE L'ÉTAT PAR LE TRIBUNAL DE PREMIÈRE INSTANCE DE BRUXELLES

De voorzitter . ­ Aan de orde is de mondelinge vraag van de heer Van Hauthem aan de minister van Justitie.

Het woord is aan de heer Van Hauthem.

De heer Van Hauthem (Vl. Bl.). ­ Mijnheer de voorzitter, op 5 december 1997 werd het bestuur Veiligheid van de Staat voor de vierentwintigste kamer van de Rechtbank van Eerste Aanleg te Brussel veroordeeld wegens het overtreden van artikel 8 van het EVRM. De procedure werd gestart door een aantal Vlaams Blok-mandatarissen die zich beklaagden over het feit dat de Staatsveiligheid persoonsgegevens over hen verzamelde. Het vonnis legt een formeel verbod op dit nog te doen, aangezien hiervoor geen enkele wettelijke basis bestaat.

Dit vonnis heeft uiteraard een enorme waarde als precedent. Elke burger die het vermoeden kan staven dat de Staatsveiligheid over zijn persoon gegevens verzamelt, kan die dienst voor de rechtbank dagen om die activiteit te doen stoppen. Het vonnis stelt in feite dat de Staatsveiligheid reeds sinds 13 mei 1955, de dag waarop het Belgisch Parlement het EVRM bekrachtigde, in de illegaliteit werkt.

Graag wens ik van de minister te vernemen waarom het Vlaams Blok en zijn mandatarissen op de lijst van de Staatsveiligheid van te volgen organisaties en personen staat.

Is de minister bereid de activiteiten van de Staatsveiligheid op te schorten tot op het ogenblik dat deze een wettelijke basis hebben ?

Dienen alle gegevens die de Staatsveiligheid tot nu toe vergaarde niet vernietigd te worden omdat zij op een onwettelijke wijze werden verzameld ?

De voorzitter. ­ Het woord is aan minister De Clerck.

De heer De Clerck , minister van Justitie. ­ Mijnheer de voorzitter, de rechtbank van eerste aanleg besliste dat er geen bewijs is dat de eisers in dit geding zijn opgenomen in de bestanden van de Staatsveiligheid. De vordering tot schadevergoeding is dan ook verworpen.

De politieke partij Vlaams Blok komt niet voor op de lijst van de door de Staatsveiligheid behandelde onderwerpen. De Staatsveiligheid volgt wel alle extremistische activiteiten die door personen op ideologisch vlak worden ontwikkeld. Of deze personen deel uitmaken van een of andere groepering doet niet terzake. Onder ideologisch extremisme wordt algemeen verstaan : « Activiteiten die in theorie of in praktijk de principes afwijzen van de democratie, de mensenrechten of de andere grondslagen van de rechstsstaat met als doel onder meer de onafhankelijkheid of het bestaan van België of zijn democratische instellingen in gevaar te brengen, of met racistische, xenofobe, anarchistische, nationalistische of totalitaristische doeleinden. » Zonder volledig in detail te gaan is dit een mooie definitie van het ideologisch extremisme.

Na studie van het vonnis door de bevoegde diensten werd instructie gegeven hoger beroep in te stellen, op grond van een aantal argumenten, zowel in feite als in rechte. Gelet op het feit dat het vonnis niet uitvoerbaar is bij voorbaat, heeft dit beroep een schorsende werking. Er dienst dus in elk geval gewacht te worden op een in kracht van gewijsde gegane beslissing over deze vordering. Gelet op het hoger beroep en de draagwijdte van het vonnis, dat beperkt is tot de partijen, is er geen enkele reden om de activiteiten van de Staatsveiligheid op te schorten.

Zolang geen in kracht van gewijsde gegane uitspraak het beweerde onwettelijk karakter van bepaalde gegevens heeft vastgesteld, is er ook geen aanleiding om deze, laat staan enige andere, gegevens te vernietigen. De gevolgtrekkingen van de heer Van Hauthem zijn voorbarig. Ik meen dan ook dat op dat vlak negatief moet worden geantwoord. Uit het vonnis kan trouwens hoegenaamd niet afgeleid worden dat de hele Staatsveiligheid in de illegaliteit werkt, zoals de heer Van Hauthem suggereert. Ik wil er overigens op wijzen dat sinds juli 1996 een ontwerp van wet tot regeling van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten in de Kamer werd ingediend.

De heer Hatry treedt op als voorzitter

(artikel 16.2 van het reglement)

Het werd op 23 oktober 1997 aangenomen en is geëvoceerd door de Senaat. Het is de verantwoordelijkheid van de Senaat dit ontwerp zo spoedig mogelijk aan te nemen zodat de discussie over een adequate wettelijke basis voor het verzamelen van persoonsgegevens door de Staatsveiligheid wordt beëindigd. De zogenaamde afwezigheid van een wettelijke basis is blijkbaar het enige motief dat in het vonnis werd opgenomen.

De voorzitter . ­ Het woord is aan de heer Van Hauthem voor een repliek.

De heer Van Hauthem (Vl. Bl.). ­ Mijnheer de voorzitter, ik dank de minister voor zijn antwoord. Ik verneem met genoegen dat het Vlaams Blok niet voorkomt op de lijst van de te volgen organisaties. Dit betekent dat onze partij blijkbaar niet voldoet aan de definitie die de Staatsveiligheid aan ideologisch fundamentalisme geeft, wat ons verheugt.

Het is natuurlijk grappig vast te stellen dat de Staatsveiligheid personen moet volgen die klaarblijkelijk de mensenrechten verwerpen, terwijl die instelling nu zelf veroordeeld is op basis van een overtreding van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.

Ik neem er akte van dat de minister beroep aantekent tegen het vonnis. Dat werkt natuurlijk opschortend. Volgens de motivering van het vonnis is er geen speld tussen te krijgen en het is precies gebaseerd op het feit dat er geen wettelijke basis is voor die bepaalde activiteit. Voor de rechtbank werd nu juist gepleit op basis van de memorie van toelichting van het ontwerp, waarin de minister zelf toegeeft dat er geen wettelijke basis is.

Ik neem aan dat het beroep enkel wordt ingesteld om de opschortende werking te verkrijgen met de hoop dat binnenkort het ontwerp door de Senaat wordt goedgekeurd, dus met de hoop dat er binnenkort een wettelijke basis is.

De voorzitter. ­ Het woord is aan minister De Clerck.

De heer De Clerck, minister van Justitie. ­ Mijnheer de voorzitter, de discussie over de wettelijke basis voor de activiteiten van de Staatsveiligheid is hier niet aan de orde, maar dat is wel één van de gronden op basis waarvan hoger beroep tegen het vonnis werd aangetekend.

Een adequate regeling van de activiteiten van de Staatsveiligheid is opportuun. Het is de verantwoordelijkheid van het Parlement om die zo spoedig mogelijk te organiseren.

De voorzitter. ­ Het incident is gesloten.

L'incident est clos.