1-153/1

1-153/1

Belgische Senaat

ZITTING 1995-1996

8 NOVEMBER 1995


Wetsvoorstel tot oprichting van een Koninklijke School voor Bestuurskunde (1)

(Ingediend door de heer De Decker)


TOELICHTING


Na de wetten van augustus 1980 werd de staatshervorming verder uitgewerkt door de wetten van augustus 1988.

De zeer ver doorgedreven gewestvorming in ons land kan de samenhang van de centrale Staat in het gedrang brengen. Het gevaar bestaat dat het land naar een confederaal systeem evolueert dat op zijn beurt tot het door sommigen gewenste separatisme kan leiden.

Degenen die het initiatief genomen hebben tot die ontwikkeling van de Staat, pleiten vandaag voor een nieuwe geestesgesteldheid, voor de opkomst van wat zij « de nieuwe Belgen » noemen.

Ik ben steeds voorstander geweest van de solidariteit tussen onze Gewesten en van de eenheid van het land, weliswaar rekening houdend met de eigenheid van elk Gewest.

Voorts komt ons openbaar ambt, en meer in het bijzonder onze hoge ambtenarij, steeds meer in de greep van een al te sterke politisering, wat de kwaliteit van het overheidsambt aantast.

Daarom lijkt het noodzakelijk in België een Koninklijke School voor Bestuurskunde op te richten waar de colleges voor de ene helft in het Nederlands, voor de andere helft in het Frans zouden worden gegeven.

Die school moet instaan voor de opleiding van kandidaten voor de hoge staatsorganen, alsook voor de administratie van het Rijk, de Gemeenschappen, de Gewesten, de provincies en de gemeenten.

Dat onderwijs moet ook leiden tot de ontwikkeling van meer staatszin en van een geest van samenwerking tussen de onderscheiden componenten van de Staat.

Ons land heeft dringend behoefte aan coherentie en doeltreffendheid met het oog op de Europese binnenmarkt. De enige bedoeling van dit wetsvoorstel is daaraan een bijdrage te leveren.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 2

In het eerste lid wordt de Koninklijke School voor Bestuurskunde opgericht. Sinds lang bestaat daar behoefte aan, zowel voor de opleiding van de toekomstige ambtenaren van het Rijk, de ondergeschikte besturen of de parastatalen als voor de bijscholing van de reeds in dienst zijnde ambtenaren.

Het hoger, universitair of daarmee gelijkwaardig onderwijs, geeft vooralsnog geen specifieke opleiding voor alle functies in de administraties en overheidsdiensten.

In het verslag van de Vaste Wervingssecretaris aan de Regering is reeds gewezen op de gebrekkige voorbereiding van sommige kandidaten bij de examens.

Het tweede lid vestigt de Koninklijke School voor Bestuurskunde in Brussel, de hoofdstad van het Koninkrijk, tweetalig gebied en zetel van de Regering.

De centrale ligging van Brussel biedt bovendien een praktisch voordeel. Daardoor kunnen immers studenten en docenten uit alle Gewesten van het land gemakkelijk worden samengebracht.

Artikel 3

Een school voor bestuurskunde met een specifieke hogere opleiding is een noodzaak geworden, ter verbetering van de beroepsbekwaamheid van ambtenaren die later in de administraties of overheidsdiensten hogere functies zullen uitoefenen.

Die functies vereisen immers naast een universitaire of een gelijkwaardige opleiding ook een specialisatie inzake overheidsbeheer.

Aangezien de diverse administraties en ondergeschikte besturen tot op heden geen homogene hiërarchische structuur van de verschillende graden hebben, lijkt het statuut van het Rijkspersoneel het meest aangewezen referentiekader in het onderhavige wetsvoorstel.

Voor sommige gespecialiseerde korpsen, zoals de Inspectie van Financiën en de diplomatieke loopbaan, vervangt de opleiding aan de Koninklijke School voor Bestuurskunde de vergelijkende examens voor de toegang tot de functies die in artikel 2 worden bepaald. Die vergelijkende examens worden echter niet afgeschaft door het wetsvoorstel, dat een bijkomende recruteringsmogelijkheid wil scheppen.

Het is wenselijk dat een koninklijk besluit verduidelijkt welke de grote parastatale instellingen zijn waarvan de hogere functies toegankelijk zullen zijn voor de gediplomeerden van de Koninklijke School voor Bestuurskunde.

Voor het ogenblik is het Vast Wervingssecretariaat reeds bevoegd voor de instellingen van openbaar nut, de Regie der Posterijen, de Regie voor Maritiem Transport enz.

Artikel 4

De Koninklijke School voor Bestuurskunde krijgt rechtspersoonlijkheid aangezien zij een openbare instelling is. Het toezicht wordt uitgeoefend door de minister die bevoegd is voor ambtenarenzaken.

Artikelen 5 en 6

Het taalevenwicht in het bestuur van de Koninklijke School voor Bestuurskunde wordt gewaarborgd door de benoeming van een directeur en een adjunct-directeur die tot een verschillend taalstelsel behoren. Hun mandaat is voldoende lang om de continuïteit in het bestuur te garanderen en om het toezicht op de realisatie van de pedagogische doelstellingen mogelijk te maken. Dat mandaat is niet hernieuwbaar ten einde een beurtwisseling naar de taal en een vernieuwing in het beheer mogelijk te maken.

Artikel 7

Bij de samenstelling van de raad van bestuur wordt een evenwichtige vertegenwoordiging van de universitaire instellingen en van de privé-sector beoogd.

Het is zeer belangrijk dat die laatste sector vertegenwoordigd is aangezien de overheidssector en het zakenleven steeds meer met elkaar verweven zijn.

De evenredige samenstelling van de raad van bestuur vormt een waarborg dat er een evenwicht bestaat tussen de realiteit en de behoeften van het openbaar ambt, de pedagogische vereisten van de ontwikkeling van het onderzoek en de karakteristieken eigen aan een modern en doeltreffend management.

De aanwezigheid, in de raad, van de Vaste Wervingssecretaris, die ook stemgerechtigd is, staat borg voor de homogeniteit van de wervingsprocedures voor het overheidspersoneel.

Artikelen 8 en 9

De duur en de hernieuwing van de mandaten van de leden van de raad van bestuur waarborgen, net zoals de duur van het mandaat van de Voorzitter, dat in het bestuur van de Koninklijke School voor Bestuurskunde de continuïteit behouden blijft, met daarbij ook een beurtwisseling naar de taal, en dat om de drie jaar de samenstelling van de Raad en het voorzitterschap kunnen worden gewijzigd.

Artikel 10

Dit artikel vergt geen commentaar.

Artikel 11

Het is wenselijk dat bij het in dienst nemen van de docenten met de eigenheid en de opdracht van de school rekening wordt gehouden. Daarom moeten zowel onderwijsmensen als leden van de administratie aangeworven worden.

Ten hoogste een vierde van de docenten zal uit de zakenwereld komen. Hun ervaring in het beheer, de herstructurering en het herstel van privé-ondernemingen zal voor de studenten van de Koninklijke School voor Bestuurskunde een belangrijk onderdeel van hun opleiding vormen. Er is immers een steeds grotere wisselwerking of vervlechting in de leiding van de openbare en de privé-sector.

Artikel 12

Een gelijke verdeling van de docenten over beide taalstelsels is een bijkomende waarborg voor het taalevenwicht in de opleiding aan de Koninklijke School voor Bestuurskunde.

Artikel 13

Om tot de Koninklijke School voor Bestuurskunde toegelaten te worden, is het vanzelfsprekend dat de kandidaten moeten voldoen aan de gewone voorwaarden om toegang te krijgen tot een betrekking in overheidsdienst.

De leeftijdsgrens wordt op 35 jaar gebracht. Op die manier bereikt men niet alleen meer homogeniteit inzake ervaring en leeftijd tussen de studenten, maar heeft men ook oog voor de opleiding van kandidaten die nog een loopbaan van een dertigtal jaar voor zich hebben. Zowel de kosten van de opleiding als de door de kandidaat gedane investering in tijd en moeite zullen op die manier werkelijk vruchten afwerpen.

Het lijkt ook geraden een numerus clausus in te voeren om het aantal studenten die aan de Koninklijke School voor Bestuurskunde een opleiding zullen krijgen te beperken, rekening houdend met het aantal betrekkingen die later vacant zullen worden verklaard.

Het aantal toegelaten kandidaten wordt gelijkelijk over beide taalstelsels verdeeld.

Er is een maximum aantal toelaatbare kandidaten vastgesteld, rekening houdend zowel met de gemiddelde jaarlijkse behoeften aan administratief personeel van hoog niveau, als met het behoud van de mogelijkheden voor de personeelsleden die de opleiding aan de Koninklijke School voor Bestuurskunde niet volgen, om in de administraties en openbare diensten promotie te maken.

Artikel 14

Er moet een periode worden vastgesteld voor het organiseren van het toelatingsexamen tot de Koninklijke School voor Bestuurskunde om te vermijden dat de kandidaten bij de voorbereiding van dat examen moeilijkheden ondervinden doordat die periode wordt gewijzigd.

Artikel 15

Het algemeen toelatingsexamen omvat proeven die ten minste gelijkwaardig zijn aan de proeven van de algemene examens van niveau 1.

Die proeven moeten het ook mogelijk maken bij de kandidaten de echte kennis van de andere taal te toetsen.

Artikel 16

Dit artikel vergt geen commentaar.

Artikelen 17 en 18

Voor de studenten die de opleiding van twee jaar aan de Koninklijke School voor Bestuurskunde volgen, geldt een speciaal statuut, zowel geldelijk als wat betreft de duur die in aanmerking wordt genomen voor de berekening van hun loopbaan.

Artikel 19

Bij het invullen van de cursussen in het lesrooster moet rekening worden gehouden met het taalevenwicht, dat reeds in de artikelen 5, 8, 11, 12, 14 en 15 is gewaarborgd.

Artikel 20

Het is wenselijk de opleiding in grote lijnen af te bakenen opdat ze aan de oorspronkelijke doelstellingen van de school zou blijven beantwoorden.

Degenen die de pedagogische leiding hebben, moeten uiteraard de inhoud van de programma's vastleggen en ervoor zorgen dat ze aan de modernisering van de administratie en de openbare diensten worden aangepast.

Artikelen 21 en 22

De meest rechtvaardige manier om aan de gediplomeerden van de Koninklijke School voor Bestuurskunde de openstaande betrekkingen toe te kennen waarvoor zij in aanmerking komen, is rekening te houden met de rangschikking die tijdens de opleiding werd behaald.

Artikel 23

Het koninklijk besluit van 22 oktober 1982 houdende de bij artikel 51 van de wet van 28 december 1973 betreffende de budgettaire voorstellen 1973-1974 bedoelde uitvoeringsmaatregelen betreffende de mobiliteit van het personeel van sommige overheidsdiensten heeft de mobiliteit van het personeel van de overheidsdiensten reeds geregeld.

Die mobiliteit moet voor de gediplomeerden van de Koninklijke School voor Bestuurskunde prioritair en verplicht worden erkend. Hun beroepskwaliteiten en hun gespecialiseerde opleiding kunnen tijdens hun loopbaan tot wijzigingen in hun aanstelling leiden.

Armand DE DECKER.

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

AFDELING I

Algemene bepalingen

Art. 2

Er wordt een Koninklijke School voor Bestuurskunde opgericht.

De school wordt in Brussel gevestigd.

Art. 3

De Koninklijke School voor Bestuurskunde wordt belast met de opleiding van kandidaten die zich voorbereiden op :

­ hogere functies die ten minste gelijkwaardig zijn aan de rangen 13 tot 17 van het Statuut van het Rijkspersoneel, in de besturen van het Rijk, de provincies, de Gewesten en de Gemeenschappen;

­ een diplomatieke loopbaan;

­ functies die ten minste gelijkwaardig of hoger zijn dan auditeur bij het Rekenhof;

­ de Inspectie van Financiën;

­ hogere functies in een aantal grote parastatale instellingen die bij koninklijk besluit worden bepaald.

AFDELING II

Organisatie

Art. 4

De Koninklijke School voor Bestuurskunde is een openbare instelling.

De minister die bevoegd is voor ambtenarenzaken, oefent het toezicht uit.

Art. 5

De School wordt bestuurd door een directeur en een adjunct-directeur, bijgestaan door een raad van bestuur.

Art. 6

De directeur en de adjunct-directeur worden bij een in Ministerraad overlegd besluit benoemd voor de duur van zes jaar.

De directeur behoort afwisselend tot het Nederlandse of het Franse taalstelsel.

De adjunct-directeur behoort tot het andere taalstelsel dan dat van de directeur.

Art. 7

De raad van bestuur is gelijkelijk samengesteld uit hoogleraren, leden die uit overheidsdiensten komen en leden die niet tot de overheidsdiensten behoren.

De Vaste Wervingssecretaris is stemgerechtigd lid van de raad van bestuur.

Art. 8

De leden van de raad van bestuur worden bij een in Ministerraad overlegd besluit benoemd voor de duur van drie jaar.

Hun mandaat is tweemaal vernieuwbaar.

Art. 9

De minister die bevoegd is voor ambtenarenzaken kiest uit de leden van de raad van bestuur een voorzitter die voor de duur van drie jaar benoemd wordt; zijn mandaat is eenmaal vernieuwbaar.

De voorzitter wordt beurtelings gekozen uit de leden die behoren tot het Nederlandse of het Franse taalstelsel.

AFDELING III

Werking

Art. 10

De werkwijze en het administratief kader van de Koninklijke School voor Bestuurskunde worden bij koninklijk besluit bepaald.

AFDELING IV

Onderwijzend personeel

Art. 11

Om aan de Koninklijke School voor Bestuurskunde college te mogen geven, moet men aan de volgende vereisten voldoen :

­ houder zijn van een diploma dat de bevoegdheid verleent om in het hoger of in het universitair onderwijs te doceren;

­ of gedurende meer dan vijf jaar eervol in een overheidsdienst functies hebben uitgeoefend die ten minste gelijkwaardig zijn aan niveau I, rang 14 tot 17 van het statuut van het Rijkspersoneel.

Ten hoogste een vierde van het onderwijzend personeel kan worden benoemd op grond van een algemeen bekende ervaring in de leiding van grote particuliere ondernemingen.

Art. 12

Het onderwijzend personeel wordt aangeworven en is samengesteld uit docenten die voor de helft tot het Nederlandse en voor de andere helft tot het Franse taalstelsel behoren.

De aanwervings- en benoemingsvoorwaarden, evenals de weddeschalen van het onderwijzend personeel worden bij koninklijk besluit vastgesteld.

AFDELING V

Toelating tot de School

Art. 13

Om tot de Koninklijke School voor Bestuurskunde te worden toegelaten moeten de kandidaten aan de volgende vereisten voldoen :

­ Belg zijn;

­ van onberispelijk gedrag zijn;

­ de burgerlijke en politieke rechten genieten;

­ voor de mannelijke kandidaten : aan de dienstplichtwetten voldaan hebben;

­ de leeftijd van 35 jaar niet overschreden hebben;

­ lichamelijk geschikt zijn;

­ houder zijn van een universitair diploma dat ten minste gelijk is aan een licentiaatsdiploma of van een diploma dat daarmee gelijkgesteld wordt door het Vast Wervingssecretariaat voor het Rijkspersoneel met het oog op de toelating tot de vergelijkende examens voor de algemene graden van niveau I;

­ in het toelatingsexamen tot de School tot de eerste dertig geslaagden van elk taalstelsel behoren.

Art. 14

Het toelatingsexamen tot de School wordt elk jaar in de eerste helft van september georganiseerd.

Art. 15

Het toelatingsexamen bestaat uit twee delen : een schriftelijk en een mondeling gedeelte.

1. De schriftelijke proef bestaat uit een algemeen en een bijzonder gedeelte :

a) het algemeen gedeelte bestaat uit het samenvatten en kritisch commentariëren van een voordracht;

b) het bijzonder gedeelte bestaat uit vraagstukken van privaatrecht, publiek- en gemeenschapsrecht, politieke economie, openbare financiën, geschiedenis en internationale betrekkingen.

2. De mondelinge proef bestaat uit een taalexamen en een algemeen gedeelte :

a) het taalexamen bestaat uit een onderhoud over onderwerpen van algemene aard, in het Nederlands voor de kandidaten van het Franse taalstelsel, in het Frans voor de kandidaten van het Nederlandse taalstelsel;

b) het algemeen gedeelte bestaat uit een onderhoud met een examencommissie die uit ten minste zes leden bestaat, over onderwerpen van algemene aard, in de taal van de kandidaat.

De rangschikking na het examen wordt opgesteld op basis van het geheel van de punten dat bij elk onderdeel is behaald.

Art. 16

Er wordt een wervingsreserve aangelegd van de kandidaten die, in elk taalstelsel, op de 31ste tot de 35ste plaats zijn gerangschikt.

Die reserve blijft geldig tot twee maanden na het begin van de colleges.

AFDELING VI

Statuut van de studenten

Art. 17

De tot de Koninklijke School voor Bestuurskunde toegelaten studenten die nog niet tot het Rijkspersoneel behoren, zijn stagiair-ambtenaar en krijgen gedurende de hele periode van hun opleiding een toelage.

De tot de Koninklijke School voor Bestuurskunde toegelaten studenten die reeds tot het Rijkspersoneel behoren, behouden gedurende de opleidingsperiode hun gewone wedde.

AFDELING VII

Opleiding

Art. 18

De opleiding aan de Koninklijke School voor Bestuurskunde duurt twee jaar.

Art. 19

De colleges worden binnen het lesrooster voor de helft in het Nederlands en voor de helft in het Frans gegeven.

Art. 20

Het programma omvat ten minste de volgende vakken :

­ grondige vraagstukken van privaat- en publiekrecht;

­ grondige vraagstukken van administratief recht;

­ Europees recht;

­ internationaal recht en vraagstukken uit de internationale politiek;

­ openbare financiën;

­ particulier en overheidsbeheer;

­ politieke economie;

­ informatica;

­ methodologie en oefeningen;

­ public relations en communicatie.

AFDELING VIII

Rangschikking

Art. 21

Na de opleiding wordt een rangschikking van de studenten opgesteld op basis van het totaal van de punten die voor elk vak in de loop van die twee jaar zijn behaald.

AFDELING IX

Toewijzingen

Art. 22

De best gerangschikte kandidaat heeft voorrang bij de keuze van de toewijzing voor een van de openstaande of in de loop van het jaar dat volgt op het einde van zijn opleiding open verklaarde betrekkingen waarvoor die opleiding toegang verleent.

Voor de andere betrekkingen worden de kandidaten ingedeeld naargelang zij zijn gerangschikt.

AFDELING X

Loopbaan

Art. 23

Tijdens hun loopbaan kunnen de gediplomeerden van de Koninklijke School voor Bestuurskunde hun rechten doen gelden op mobiliteit tussen de diverse ministeriële departementen, ondergeschikte besturen en parastatale instellingen, met uitzondering van de gespecialiseerde korpsen zoals het Rekenhof en de Inspectie van Financiën.

Armand DE DECKER.

(1) Dit wetsvoorstel werd in de Kamer reeds ingediend op 21 mei 1988, onder het nummer 816/1 - 88/89.