Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 7-524

van Philippe Courard (PS) d.d. 28 april 2020

aan de minister van Energie, Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling

Covid-19-gezondheidscrisis - Ecologische impact - Cijfers - Eventuele besluiten

infectieziekte
epidemie
invloed op het milieu
luchtverontreiniging

Chronologie

28/4/2020Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 28/5/2020)
9/6/2020Antwoord

Vraag nr. 7-524 d.d. 28 april 2020 : (Vraag gesteld in het Frans)

De deelstaten hebben bevoegdheden op het vlak van milieu. Deze vraag heeft een transversaal karakter en behoort dus tot de bevoegdheid van de Senaat.

De Covid-19-crisis heeft een grote impact op de economie in België en in de wereld.

Waar iedereen het nu wel over eens kan zijn, is dat deze situatie en de verminderde industriële productie positieve gevolgen heeft op het milieu en op het klimaat. Recent bleek uit verschillende satellietbeelden van China en Italië dat de vervuiling in de zones waar een lockdown heerst spectaculair gedaald is.

1) Beschikt u over de eerste nationale cijfers in dat verband? Is de impact op de uitstoot van CO2 en van fijnstof meetbaar op het moment dat ik deze vraag indien?

2) Beschikt u over een vergelijkende tabel voor de eerste maanden van 2019 en 2020?

3) Zelfs indien het nog te vroeg is om daarover na te denken, omdat er nu andere prioriteiten zijn die in deze crisistijd voorrang moeten krijgen, ben ik ervan overtuigd dat er ook positieve gevolgtrekkingen mogelijk zullen zijn, onder meer voor het milieu. Wordt daarover al nagedacht binnen uw strategische cel? Zo ja, wat zijn de denksporen?

Antwoord ontvangen op 9 juni 2020 :

De vertraging van de industriële en economische activiteit als gevolg van de gezondheidscrisis heeft geleid tot een vermindering van de uitstoot van een reeks luchtverontreinigende stoffen en broeikasgassen. Het is nog te vroeg om deze impact precies te kunnen kwantificeren, en in het bijzonder om de trends in de eerste maanden van 2019 en 2020 te kunnen vergelijken. Er zijn echter enkele aanwijzingen beschikbaar die een eerste inzicht geven in de impact van de gezondheidscrisis op de luchtkwaliteit en de uitstoot van broeikasgassen.

Wat de impact van de lockdown op de luchtverontreiniging betreft, houdt deze vooral verband met de drastische vermindering van de verplaatsingen [de vraag wordt aan de ministers van Telecommunicatie gesteld] en de daaruit voortvloeiende vermindering van het autoverkeer. Ik verwijs naar het document van de interregionale milieucel waarin de door de drie Gewesten ingezamelde gegevens worden samengebracht. Zij hebben de gegevens van 19 maart 2020, het begin van de lockdownperiode, op 28 maart 2020, al geanalyseerd:

«De concentraties van verontreinigende stoffen die rechtstreeks verband houden met het verkeer, zoals NO2, zijn sterk gedaald en liggen tijdens de week dicht bij de niveaus die gewoonlijk in het weekend worden aangetroffen, in het bijzonder voor de meetpunten in de buurt van het verkeer. Deze daling moet echter worden genuanceerd door het feit dat, afhankelijk van andere factoren, waaronder onder meer het weer, de concentraties tijdens de week ook lager of hoger kunnen zijn dan de gemiddelde waarden die in het weekend worden waargenomen.»

CELINE meldt ook een fase van vervuiling van fijne deeltjes (PM 2,5 en PM 10) van vrijdag 27 tot en met zaterdag 28 maart 2020 in de Gewesten:

«er zijn hoge concentraties van fijne stofdeeltjes (PM 2,5 en PM 10) in de lucht waargenomen […]. Deze hoge concentraties waren een combinatie van verschillende factoren:

–  de vorming van secundaire anorganische deeltjes door de combinatie van ammoniak (NH3) uit de agrarische verspreiding en stikstofdioxide (NO2) die wordt uitgestoten door verbrandingsprocessen (verkeer en huisverwarming), wat men «voorjaarssmog» noemt;

–  de uitstoot van PM door het stoken van hout;

–  de invoer van continentale lucht met verontreinigende stoffen;

–  een mogelijk aandeel van stuifmeel of woestijnzand (Sahara) ook.»

In België gaat het vooral om stikstofoxiden die voornamelijk afkomstig zijn uit het wegvervoer (60 %) en om fijn stof PM 2.5 dat hoofdzakelijk afkomstig is uit verwarming (55 %).

Wat het wegvervoer betreft, is de Europese Unie begonnen met een proces van correctie van de normen dat tegen 2021 moet leiden tot een grotere correlatie tussen de emissienormen voor motoren die op de testbank worden gemeten en de werkelijke emissies. Daarnaast pleiten wij ervoor dat de Unie een nieuwe cyclus van aanscherping van de emissienormen voor voertuigen zou overwegen om deze compatibel te maken met het mogelijk gebruik in gebieden met een lage uitstoot, met het risico om er definitief van te worden uitgesloten, en het is van cruciaal belang om zich te conformeren met richtlijn 2008/50/EU, zodra deze is herzien.

Wat de verwarming betreft, en gezien de bevoegdheidsverdeling, treedt het federale directoraat-generaal Leefmilieu vooral op voor de verwarmingstoestellen die in België worden verkocht. We hebben de wetgeving al aangescherpt, gezien de bevolkingsdichtheid. Deze wetgeving heeft betrekking op zowel kachels als hun brandstoffen, of ze nu vloeibaar, vast of gasvormig zijn. Het proces van herziening van deze wetgevingen is aan de gang. Voor deze herziening zijn we begonnen met het bestuderen van de verschillende scenario's voor de evolutie van de uitstoot door verwarming, waarbij rekening wordt gehouden met de energieaspecten, de richtlijn Ecodesign en de CO2-uitstoot. Deze modellering moet ons in staat stellen om de hefbomen voor de maatregelen en de prioriteiten voor deze herziening vast te stellen.

Voor wat betreft CO2 en de andere broeikasgassen, is de uitstoot gedaald als gevolg van:

–  een lager elektriciteitsverbruik door de bedrijven, deels gecompenseerd door een stijging van het huishoudelijk verbruik (telewerken, internet, tv) – de balans zal naar verwachting in totaal ongeveer 10 % lager uitvallen;

–  lagere verwarmings- en koelingsbehoeften voor bedrijven (tot op zekere hoogte gecompenseerd door huishoudelijke verwarmings- en koelingsbehoeften);

–  de drastische vermindering van het wegvervoer, vooral van lichte voertuigen: volgens de eerste, nog niet-officiële informatie van de Gewesten zou het verkeer op de autosnelwegen naar schatting met 50 tot 60 % zijn gedaald voor lichte voertuigen en met 20 tot 25 % voor vrachtwagens. In de stad Brussel zou de vermindering 53-55 % bedragen voor auto's en 45 % voor bestelwagens. De uitstoot in tunnels zou met 50-70 % zijn gedaald;

–  de bijna totale stillegging van de luchtvervoerssector (alleen het gezondheids- en vrachtvervoer per vrachtvliegtuig blijft over): op EU-niveau wordt gesproken over een daling van de CO2-uitstoot met 87 %;

–  enz.

Het is nog niet mogelijk om nauwkeurige cijfers te geven over de impact van de Covid 19-crisis op de Belgische uitstoot van broeikasgassen in 2020. Op korte termijn kunnen de belangrijke maatregelen die we hebben genomen om de verspreiding van het coronavirus tegen te gaan, leiden tot een toename van de uitstoot van broeikasgassen door verschillende sectoren, in het bijzonder door de vervoerssector, als gevolg van de verwachte opleving na de stimulering van het kiezen voor individuele vervoermiddelen, ten nadele van het openbaar vervoer. In ieder geval is deze impact slechts tijdelijk en verandert deze onze uitstoot niet structureel.

Het is ook belangrijk om zich niet te beperken tot milieukwesties met betrekking tot het klimaataspect. Hiermee bedoelen we, dat de verhoging van het zwerfvuil (mondmaskers, handschoenen, enz.) en het veelvuldig gebruik van producten die mogelijk een schadelijke invloed hebben op het milieu niet verwaarloosd mogen worden. Het is zal bijzonder moeilijk zijn om de omvang van deze problemen te beoordelen en bij het herstel zal hiermee rekening moeten gehouden worden.

Als we teruggaan naar een business-as-usual-situatie van vóór de crisis, gaan de indicatoren weer de verkeerde kant op. Het risico is groot dat we, als we niet de juiste beslissingen nemen met betrekking tot het economische herstel, ons opsluiten in «lock-in»-situaties die de overgang des te moeilijker en duurder maken.

We mogen dus niet uit het oog verliezen dat, nu we geconfronteerd worden met de huidige Covid-19-crisis, er ook milieucrises (klimaat, biodiversiteit en andere) zullen ontstaan. Deze zullen een nog grotere en vooral permanente impact hebben op ons welzijn en onze gezondheid, alsook op onze economie, als we geen adequate maatregelen nemen. Het is daarom belangrijk dat de steunmaatregelen en investeringen die op korte termijn nodig zijn om de economie weer op gang te brengen, volledig in overeenstemming zijn met de doelstelling van een groene overgang.

We mogen de investeringen die nodig zijn voor de groene overgang niet uitstellen, want die kunnen de economische activiteit stimuleren. Uit een aantal studies blijkt dat milieu- en klimaatinvesteringen de beste investeringen zijn voor het creëren van extra banen, het ondersteunen van de economische activiteit en het bieden van voordelen op het gebied van innovatie. Zo heeft het Federaal Planbureau voor mijn administratie in 2015 berekend dat klimaatinvesteringen tegen 2030 80 000 extra banen zouden opleveren en een stijging van het bruto binnenlands product (BBP) met 2 % ten opzichte van een referentiescenario.

Het Europese Groene Pact vormt, net zoals het Akkoord van Parijs en de doelstellingen voor duurzame ontwikkeling, het kader waarbinnen al onze beleidsinitiatieven moeten plaatsvinden. België pleit er op Europees niveau al lang voor dat alle maatregelen en beleidskaders in overeenstemming moeten zijn met onze klimaat- en milieudoelstellingen en dat deze doelstellingen in alle beleidsdomeinen en -initiatieven moeten worden «geïntegreerd». Hetzelfde geldt voor het post-Covid-herstelbeleid dat in dit kader moet worden verankerd.

In dezelfde geest lanceert het Federaal Instituut voor duurzame ontwikkeling (FIDO) momenteel een studie om te bepalen hoe de momenteel genomen, in voorbereiding zijnde of overwogen maatregelen op sociaaleconomisch niveau kunnen worden toegespitst op een veerkrachtigere en duurzamere economie. In de studie wordt ook gekeken naar onze buurlanden, de landen van Europa en de wijze waarop de Europese Unie dergelijke initiatieven neemt op het gebied van herstelbeleid dat, enerzijds, het economisch herstel bevordert, maar, anderzijds, de overgang naar duurzaamheid versterkt en versnelt. De resultaten worden in september verwacht, maar tussentijdse verslagen zullen beschikbaar zijn. Ik zal u natuurlijk op de hoogte houden.

Ik verbind me in ieder geval ertoe om mijn collega's in de regering en in de Gewesten te wijzen op de noodzaak om de stimuleringsmaatregelen zo af te stemmen dat ze een sociaal rechtvaardige, ecologische overgang bevorderen.