Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 7-395

van Sabine de Bethune (CD&V) d.d. 10 maart 2020

aan de minister van Werk, Economie en Consumenten, belast met Armoedebestrijding, Gelijke Kansen en Personen met een beperking

Personen met een handicap - Gehandicaptenuitkering - Lokale mandataris - Einde van het mandaat - Lagere uitkering - Maatregelen

gehandicapte
mandaat
vertegenwoordiger van lokale of regionale autoriteit
invaliditeitsverzekering

Chronologie

10/3/2020Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 9/4/2020)
18/6/2020Antwoord

Vraag nr. 7-395 d.d. 10 maart 2020 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Deze vraag betreft een transversale aangelegenheid met de Gemeenschappen. Er is de regionale regelgeving die de lonen van de lokale uitvoerende mandatarissen vastleggen en er is de federale regelgeving die de voorwaarden voor het genieten van een vervangingsinkomen vastlegt.

Wanneer een persoon met een handicap een uitvoerend lokaal mandaat opneemt (burgemeester, schepen, enz.) zal de verdere uitbetaling van zijn gehandicaptenuitkering geschorst worden. Dit omdat het bedrag van de aan het uitvoerend mandaat verbonden wedde in mindering wordt gebracht van het bedrag van de uitkering. Dat de inkomsten die men geniet een gevolg heeft voor de gehandicaptenuitkering vormt op zich geen probleem.

Wat wel een probleem is, is het feit dat wanneer er een einde komt aan het lokaal uitvoerend mandaat en de betrokkene terug beroep doet op zijn of haar gehandicaptenuitkering een bedrag ontvangt dat lager is dan de tegemoetkoming die hij of zij ontving voorafgaand aan het opnemen van het uitvoerend mandaat. Mensen met een handicap die een lokaal uitvoerend mandaat opnemen – en iedereen zou moeten toejuichen dat ook mensen met een handicap dergelijke verantwoordelijkheid opnemen – stellen zich dus bloot aan een potentieel inkomensverlies. Dergelijke regeling kan maar moeilijk beschouwd worden als motiverend voor personen met een handicap om zich voor hun lokale gemeenschap te engageren en een politiek mandaat op te nemen.

Daarom graag volgende vragen:

1) Klopt de redenering dat mensen met een gehandicaptenuitkering die een lokaal uitvoerend mandaat opnemen na afloop van dat mandaat terugvallen op een lagere uitkering dan dit het geval was voor de opname van hun mandaat? Wat zijn daar de achterliggende redenen voor?

2) Is de geachte minister bereid de nodige maatregelen te nemen zodat de mensen die een gehandicaptenuitkering genieten na afloop van hun mandaat automatisch terug recht hebben op het bedrag van hun oorspronkelijke uitkering?

Antwoord ontvangen op 18 juni 2020 :

Voor de berekening van de inkomensvervangende en de integratietegemoetkoming (IVT/IT) wordt in regel rekening gehouden met het inkomen op jaarbasis van het tweede kalenderjaar voorafgaand aan de uitwerkingsdatum van de (herzienings-)aanvraag, het referentiejaar genoemd.

Als het inkomen van het jaar volgend op het referentiejaar gewijzigd is met minstens 20 % (stijging of daling) dan wordt rekening gehouden met het kalenderjaar voorafgaand aan de uitwerkingsdatum van de (herzienings-)aanvraag.

Indien echter vaststaat dat een inkomen dat als basis heeft gediend voor het bepalen van het recht op de tegemoetkoming niet meer bestaat en door geen enkel ander inkomen werd vervangen, dan wordt dat inkomen niet meer in aanmerking genomen bij de vaststelling van het recht. Dit houdt dus concreet in dat, indien alle andere samenstellende elementen van het inkomen ongewijzigd zijn, het recht op de tegemoetkoming niet lager zal zijn dan voor het opnemen van het mandaat.

Als de andere elementen waaruit het resterende inkomen is samengesteld, evenwel gewijzigd zijn, ten opzichte van de laatst getroffen beslissing, kan dit een invloed hebben op de hoogte van het bedrag van de tegemoetkoming. Dit zowel in positieve als in negatieve zin.

Dit geldt voor iedere persoon die een (herzienings-)aanvraag indient en vormt bijgevolg een waarborg voor een gelijke behandeling van elke aanvrager in een gelijke situatie.

Ik meen dus dat het niet aangewezen is om een uitzondering te voorzien op deze regel. Ik wil hierbij nog aanstippen dat de wetgeving voorziet in een vijfjaarlijkse administratieve herziening van de IVT/IT, waarbij de uitkering voor iedere gerechtigde op een tegemoetkoming geactualiseerd wordt.