Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-9619

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 19 juli 2013

aan de minister van Justitie

een wettelijke verplichting voor daders van verkrachting om mee te werken aan de nodige tests

aids
seksueel overdraagbare aandoening
seksueel geweld
gerechtelijk onderzoek

Chronologie

19/7/2013Verzending vraag
20/8/2013Antwoord

Herkwalificatie van : vraag om uitleg 5-3636

Vraag nr. 5-9619 d.d. 19 juli 2013 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Het Gentse Aidsreferentiecentrum, meer bepaald de stuurgroep Geweld, uitte recent harde kritiek aan de federale overheid. In een open brief aan de minister hekelen de artsen van dit centrum de wijze waarop justitie de slachtoffers van verkrachtingen behandelt. Daarbij speelt o.a. een probleem met het identificeren van de dader. In hun aanklacht vragen zij aan Justitie om ook mogelijke daders, die nu vaak omwille het gebrek aan bewijzen niet worden aangehouden, meer te kunnen verplichten tot o.a. medische tests. Deze zouden niet alleen kunnen dienen voor een uitsluiting of bevestiging van het daderschap, maar ook een mogelijke infectie met aids kunnen vaststellen. Zo'n vroegtijdige vaststelling, binnen de drie dagen na een mogelijke besmetting, kan de besmetting met HIV of een andere seksueel overdraagbare aandoening immers voorkomen.

Hoe evalueert de minister de oproep van de stuurgroep Geweld van het Gentse Aidsreferentiecentrum om mogelijke daders van een verkrachting – die vaak niet worden aangehouden – te verplichten tot bepaalde tests die een eventueel daderschap maar zeker ook de mogelijkheid van een besmetting met het HIV of een andere seksueel overdraagbare ziekte kunnen uitsluiten of bevestigen, waardoor een adequate behandeling daarvan mogelijk wordt? Vindt de minister vanuit wettelijke oogpunt een regelgeving in deze zin mogelijk en/of wenselijk? Welke argumenten dient en wil zij in deze context te respecteren? Bestaan er hieromtrent plannen, voorstellen?

Antwoord ontvangen op 20 augustus 2013 :

Uit de laatste cijfers van het College van procureurs-generaal blijkt inderdaad dat het aantal verkrachtingszaken bij de parketten toegenomen is. Dit is echter voor een groot stuk te wijten aan het feit dat er meer klachten en burgerlijke partijstellingen in deze zaken gekomen zijn, een evolutie die ik alleen maar kan toejuichen aangezien dit hoopvol stemt betreffende de aangiftebereidheid van de slachtoffers van dit soort misdrijven. Traditioneel gezien ligt het dark number bij dit soort misdrijven immers vrij hoog, wat ook aangetoond wordt door de resultaten van de laatste Veiligheidsmonitor. Het is waar dat het seponeringscijfer van de jaren 2009 tot en met 2011 op 44 % ligt, maar ik wil hierbij ook meegeven dat dit een gemiddelde is en dat voor het jaar 2011 dit op 31 % ligt. Met andere woorden, het openbaar ministerie neemt deze problematiek serieus en doet iedere dag opnieuw haar uiterste best om de opheldering en vervolging van verkrachtingen te verbeteren. Ik wens hier ten zeerste te benadrukken dat deze magistraten dagelijks voortreffelijk werk leveren in deze aartsmoeilijke zaken. De vervolging en veroordeling van daders van verkrachtingen is geen sinecure en wordt door een aantal zaken ten sterkste bemoeilijkt. Slachtoffers wachten immers vaak te lang met het indienen van een klacht uit schaamte- en schuldgevoelens. Hierdoor gaat kostbare tijd verloren en gaan ook de broodnodige bewijzen verloren. Daarenboven is de bewijslast bij verkrachtingen op zich al heel moeilijk: niet alleen de verkrachting zelf maar ook het gebrek aan instemming moet bewezen worden. Indien er een gebrek aan bewijs is, blijven de principes van de rechtstaat gelden en blijft het vermoeden van onschuld overeind. Ik wil toch even beklemtonen dat het niet meer dan normaal en zelfs cruciaal is dat justitie deze principes hoog in het vaandel blijft dragen. In dit kader moet ook de afweging van het verplicht maken van HIV-tetst gesitueerd worden: de vraag van het Gentse aidsreferentiecentrum moet getoetst worden aan enkele fundamentele rechtsprincipes. Ook dit is mijn taak: de verbetering van de positie van het slachtoffer mag niet ten koste gaan van de rechten van verdediging en privacy. 

Justitie doet trouwens ook veel inspanningen inzake haar slachtofferbeleid in het algemeen. Ik wil dit toch ook even benadrukken. Door verscheidene recente wetten wordt de positie van het slachtoffer in het strafproces en in de strafuitvoering verbeterd. Daarenboven maakt het College van procureurs-generaal werk van de nodige omzendbrieven ter zake. Ik verwijs hierbij graag naar de COL 16/2012 inzake het slachtofferonthaal in parketten en rechtbanken en de COL 17/2012 inzake het waardig afscheid nemen. Ondertussen bestudeert men binnen het expertisenetwerk slachtofferbeleid op welke manier men motiveringen inzake seponeringen minder stereotiep kan maken, met het oog op een betere informering van slachtoffers.  

Zoals ik al meerdere malen heb gezegd: het College van procureurs-generaal heeft aan het parket-generaal van Luik de opdracht gegeven de COL 10/2005 inzake de SAS te evalueren. Daartoe werden mijn diensten, de DSB en het NICC, aangeduid om hierin ondersteuning te bieden. Daarenboven werd in de schoot van het College een werkgroep opgericht die bestaat uit relevante actoren die deze evaluatie kunnen begeleiden. Deze werkgroep kwam nog maar onlangs samen, namelijk op 17 juni. Het is een grootschalige evaluatie: alle parketten, alle politiezones, alle FGP’s, 27 onderzoeksrechters, de medische wereld en de labo’s werden schriftelijk bevraagd omtrent het gebruik van de SAS. Daarenboven worden een aantal zaken nu verder uitgediept aan de hand van interviews. Op het einde van dit jaar hopen we resultaten te kunnen voorleggen en een aantal zaken eventueel bij te sturen wat het gebruik en de analyse van de SAS betreft. De correcte afname van de SAS is immers van groot belang voor het vergaren van bewijzen, alsook voor de correcte opvang van een slachtoffer. In deze evaluatie komen een aantal van de door u aangehaalde knelpunten aan bod, zoals een reflectie over het al dan niet verplicht maken van HIV-tests, verbeteringen in de analyse van de afgenomen SAS-kits, de samenwerking tussen de gerechtelijke overheden en de medische en wetenschappelijke wereld, het vermijden van secundaire victimisering bij slachtoffers enz. Ik wil echter nog niet vooruitlopen op de resultaten van deze evaluatie en het parket-generaal van Luik en mijn diensten de kans geven dit ten gronde af te werken. 

Ik wil er daarenboven op wijzen dat ik samen met mijn collega’s seksueel geweld zeer serieus neem. Daartoe wordt het als prioriteit in de Nationaal Veiligheidsplan 2012-2015 opgenomen. Voor wat de minderjarige slachtoffers betreft, verwijs ik graag naar het Protocol Welzijn-Justitie , waaruit het structureel overleg van het Vlaams Forum Kindermishandeling (VFK) is ontstaan. Alle vormen van kindermishandeling, waaronder ook het seksueel geweld, komen daar aan bod. Daarenboven zal het volgende Nationaal actieplan inzake geweld op vrouwen een apart luik seksueel geweld bevatten. De voorbereidingen hiervoor, waaraan justitie als partner uiteraard deelneemt, zijn in volle gang. Deze problematiek zal ook daar aan bod komen.