Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-9063

van Guido De Padt (Open Vld) d.d. 22 mei 2013

aan de minister van Justitie

Onmiddellijke inningen - Invordering - Parketten - Beleid

overtreding van het verkeersreglement
geldboete
straffeloosheid
officiële statistiek

Chronologie

22/5/2013Verzending vraag
28/4/2014Einde zittingsperiode

Vraag nr. 5-9063 d.d. 22 mei 2013 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Uit een antwoord op een eerder gestelde parlementaire vraag (vraag nr. 5-7601 van 17 december 2012) blijkt dat voor de jaren 2010, 2011 en 2012 (onvolledige cijfers) slechts 45 % van de onmiddellijke inningen onmiddellijk werden betaald. In 20 % van de gevallen werd door de procureur des Konings overgegaan tot dagvaarding (ter inning van de onmiddellijke inning).

1) Wil de geachte minister verduidelijken of de medegedeelde cijfers aangaande "de betaalde onmiddellijke inningen", met betrekking tot de jaren 2010 en 2011, enkel de onmiddellijke betalingen betreffen (zonder tussenkomst van aanmaning van het Parket en/of vervolging), dan wel hieronder tevens de na minnelijke schikking en/of dagvaarding betaalde onmiddellijke inningen dienen te worden begrepen?

2) Kan zij thans mededelen hoeveel onmiddellijke inningen in 2012 uiteindelijk werden aangeboden? Hoeveel van de in 2012 aangeboden onmiddellijke inningen werden betaald en in hoeveel gevallen bracht het Parket een dagvaarding uit ter inning van de onmiddellijke inningen?

Beschikt zij desgevallend over cijfers aangaande het aantal onmiddellijke inningen welke werden betaald na aanmaning van het Parket, en dit voor de jaren 2010, 2011 en 2012?

3) Dient de geachte minister niet vast te stellen dat een enorm percentage aan onmiddellijke inningen uiteindelijk niet wordt geïnd, bij gebreke aan verder initiatief vanwege het Parket? Is het aantal seponeringen terzake als "normaal" te bestempelen en waarom / waarom niet? Wat is haar visie dienaangaande? Is het beleid van de Parketten alleszins niet als merkwaardig te beschouwen ten aanzien van diegenen die wel de onmiddellijke inningen, al dan niet na minnelijke schikking, betalen?