Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-4055

van Guido De Padt (Open Vld) d.d. 23 december 2011

aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen

Draadloze communicatieapparatuur - Straling - Gevaar voor de gezondheid - Maatregelen

radiocommunicatie
elektromagnetische schadelijke invloed
ioniserende straling
mobiele telefoon
volksgezondheid
radiobiologie
stralingsbescherming
blootstelling aan straling
mobiele communicatie

Chronologie

23/12/2011Verzending vraag
6/2/2012Antwoord

Herindiening van : schriftelijke vraag 5-1048

Vraag nr. 5-4055 d.d. 23 december 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

De opmars van de digitale draadloze communicatieapparatuur als mobiele telefoons en draadloos internet (WiFi), heeft tot gevolg dat de bevolking meer en meer blootgesteld wordt aan artificiële elektromagnetische straling.

Hoewel de gevolgen van dergelijke straling voor de volksgezondheid jarenlang werden geminimaliseerd of ontkend, duiken steeds meer internationale wetenschappelijke studies op die het tegendeel bewijzen. Anderzijds zijn er ook nog altijd wetenschappelijke onderzoeken die minder onheilspellend zijn.

De richtlijnen inzake de stralingsemissienormen worden op Europees niveau bepaald. De waarden die hierbij worden uitgevaardigd, zijn echter louter indicatief. In België gaat de wettelijke grondslag in deze terug tot de wet van 12 juli 1985 betreffende de bescherming van de mens en van het leefmilieu tegen de schadelijke effecten en de hinder van niet-ioniserende stralingen, infrasonen en ultrasonen, gewijzigd bij de wet van 21 december 1998 betreffende de productnormen ter bevordering van duurzame productie- en consumptiepatronen en ter bescherming van het leefmilieu en de volksgezondheid (uitgevoerd bij koninklijk besluit van 10 augustus 2005 houdende de normering van zendmasten voor elektromagnetische golven en op zijn beurt vernietigd door de Raad van State op 20 mei 2009).

De meest voorkomende klachten van wat wetenschappers het "microgolvensyndroom " noemen, zijn slaapstoornissen of hoofdpijn, gedragsstoornissen, vermoeidheid of algemene malaise, duizeligheid, prikkelbaarheid en problemen om zich te concentreren of zich uit te drukken. Die symptomen kunnen op termijn leiden tot veel ernstigere aandoeningen als hart- en vaatziekten of kanker.

Niet iedereen is even gevoelig voor microgolfstraling, maar kinderen, tieners en zwakkere mensen hebben een verhoogd risico. Een constante bestraling zou een negatieve invloed hebben op de groei, de ontwikkeling en het gedrag van kinderen. De straling zou immers het immuunsysteem aantasten en wanneer dit optreedt bij jonge mensen in hun puberteitsjaren op langere termijn onomkeerbare gevolgen hebben. Die gevolgen uiten zich volgens wetenschappers in een verhoogd risico op tumoren rond de leeftijd van vijfentwintig tot dertig jaar en dementiesymptomen rond de leeftijd van vijftig tot zestig jaar. De gevolgen op korte termijn voor kinderen moeten veeleer gezocht worden in gedrags- en emotionele stoornissen.

Naast een gezondheidskwestie, betreft het hier ook en misschien vooral een ethische kwestie. Een voorbeeld hiervan is de oprichting van hotspots in de steden die voorbijgangers zowel gewenst als ongewenst blootstellen aan stralingen. Tegenstanders van de hotspots wijzen op het voorzorgsprincipe dat tot terughoudendheid aanmaant wanneer er geen absolute zekerheid is over de gevolgen op mens en dier. (Het Nieuwsblad, 29 oktober 2010, " Stop met hotspots op straat ")

Graag kreeg ik een antwoord op de volgende vragen:

1) Wat is uw standpunt, binnen uw bevoegdheidsdomein, over die gevoelige problematiek? Acht u maatregelen die het voorzorgsprincipe volgen noodzakelijk? Kunt u dit antwoord motiveren?

2) Bent u binnen uw bevoegdheidsdomein van mening dat nieuwe grenswaarden voor de blootstelling moeten worden ingevoerd om de burgers beter te beschermen?

3) Bestaan er cijfers over het aantal lichamelijke klachten die vermoedelijk te wijten zijn aan de blootstelling aan elektromagnetische velden in de jaren 2007, 2008, 2009 en 2010, indien mogelijk met een uitsplitsing per leeftijd van de patiënt?

4) Kunt u een lijst geven van de Specific Absorption Rate-waarden van de verschillende modellen van mobiele telefoons?

Antwoord ontvangen op 6 februari 2012 :

1) Deze problematiek laat mij uiteraard niet ongevoelig, en mijn bestuur en de Hoge Gezondheidsraad volgen het van dichtbij.  

Tot op heden achtte men de wetenschappelijke gegevens met betrekking tot de radiogolven onvoldoende of inconsistent om eventuele conclusies te trekken. Vandaag beschouwt de wetenschappelijke gemeenschap (via het IARC -  Internationale Agentschap voor Kankeronderzoek) de bestaande aanwijzingen voldoende toereikend om radiogolven als “mogelijk kankerverwekkend bij mensen” te rangschikken.  

Men moet de vaststelling van het IARC wel in al haar complexiteit en onzekerheid nemen:  het verhoogde risico op hersenkanker bij mobiele telefoongebruikers is sensu stricto nog niet vastgesteld, maar wordt wel mogelijk geacht. De voorzorgsmaatregelen van de laatste jaren blijken thans helemaal verantwoord.  

Ik denk hierbij aan de communicatie-initiatieven, aan de brochures die mijn bestuur ter beschikking van het publiek stelde en die voor een voorzichtig gsm-gebruik pleiten, en aan het koninklijk besluit dat momenteel wordt voorbereid. Dat koninklijk besluit regelt het in de verkooppunten vermelden van de stralingsabsorptiewaarde (SAR) van gsm-toestellen, verbiedt op kinderen gerichte reclame voor gsm’s en regelt het verbod op mobiele telefoons die speciaal voor kleine kinderen ontworpen zijn. 

In 2011 zette mijn bestuur zijn communicatieacties voort, namelijk de heruitgave van zijn publicaties over de stralingsproblematiek, onder andere van de brochure “Mobiele telefoon en gezondheid”. Die brochure besteedt aandacht aan de huidige wetenschappelijke kennis en geeft aanbevelingen om de blootstelling aan gsm-straling te verminderen. 

2) De federale overheid heeft op dat vlak beperkte bevoegdheden. Sinds 2009 behoort de normering van gsm-antennes (en andere vaste installaties) immers tot de bevoegdheid van de gewesten, als een onderdeel van het leefmilieubeleid.  

Het productbeleid blijft een federale bevoegdheid, maar onze bewegingsruimte hiervoor is beperkt: stralingsnormen voor producten zoals gsm, wifi en andere draadloze communicatieapparatuur worden op Europees niveau opgelegd, waardoor enkel aanvullende beleidsmaatregelen (zoals informeren en sensibiliseren) mogelijk zijn.  

We kunnen de wifi-hotspots als producten beschouwen (in dit geval vallen ze onder het toepassingsgebied van Europese regelgeving, met omzetting op federaal vlak), of als vaste installaties (waarvoor de gezondheid- en leefmilieuaspecten door de gewesten worden geregeld). 

Wat de verlaging van de stralingsnormen voor gsm en andere draadloze communicatieapparatuur betreft, zijn de wetenschappelijke gegevens niet voldoende sluitend om deze verlaging te verantwoorden, maar wel voor de voorzorgsmaatregelen zoals boven beschreven.   

3) Die cijfers zijn niet beschikbaar.  

4) Momenteel is het moeilijk om een volledige lijst te geven met de SAR-waarden van de verschillende modellen van mobiele telefoons. Het gaat immers om een zeer grote en dynamische markt.  

Sommige informatie daarover vindt men wel terug op sommige websites van fabrikanten en technische instellingen.  

De SAR-waarde staat ook in de gebruiksaanwijzing van gsm-toestellen.  

Ten slotte komt er, zoals gezegd, een ontwerp van koninklijk besluit over het in de verkooppunten vermelden van de SAR-waarde, waardoor de consument de mogelijkheid zal hebben om een gsm te kiezen naar gelang de SAR-waarde.