Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-3980

van Guido De Padt (Open Vld) d.d. 23 december 2011

aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken

Gerechtsdeurwaarders - Politie - Bijstand - Oneigenlijke politietaken - Kaderprotocol - Evaluatie

gerechtsdeurwaarder
politie
beslag op bezittingen
officiële statistiek
gemeentepolitie

Chronologie

23/12/2011Verzending vraag
22/3/2012Antwoord

Herindiening van : schriftelijke vraag 5-3325

Vraag nr. 5-3980 d.d. 23 december 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Op basis van het Gerechtelijk Wetboek en de wet op het Politieambt verleent de politie de sterke arm wanneer zij daartoe door een gerechtsdeurwaarder wordt gevorderd.

De meeste deurwaarders maken doordacht gebruik van dit vorderingsrecht. Enkel wanneer ze zware moeilijkheden verwachten bij het vervullen van hun taak vragen ze om bijstand van de politie. Ze brengen die vordering bovendien tijdig ter kennis van de politie. Op die manier krijgt de politie voldoende tijd om die opdracht degelijk voor te bereiden en uit te voeren.

Er bestaan blijkbaar ook gerechtsdeurwaarders die zich niet aan die principes houden. Ze vragen bijstand zonder objectieve noodzaak of vorderen laattijdig. Soms schakelen ze zelf politiemensen in voor het helpen opladen van in beslag genomen voorwerpen.

Er werd een rondzendbrief in verband met de zogenaamde oneigenlijke politietaken uitgewerkt. Daarin is een hoofdstuk gewijd aan de voorwaarden voor de inzet van politiemensen voor de begeleiding en de bescherming van gerechtsdeurwaarders. Als bijlage aan de rondzendbrief werd een kaderprotocol gevoegd, zoals overeengekomen met de Nationale Kamer van gerechtsdeurwaarders.

De slachtoffercode “gerechtsdeurwaarder” werd in de lente van 2006 ingevoerd in de algemene nationale gegevensbank.

In dit kader een aantal vragen:

1) Beschikt de minister over cijfergegevens voor de periode 2008 tot en met de eerste helft van 2011 met betrekking tot het aantal keer de politie bijstand verleende aan gerechtsdeurwaarders? Welke kostprijs staat daar tegenover voor de politie?

2) Kan zij tevens aangeven in hoeveel gevallen er geen objectieve noodzaak bleek te zijn of er laattijdig werd gevorderd? Hoe vaak werd oneigenlijk gebruik gemaakt van de bijstand van de politie door gerechtsdeurwaarders?

3) Hoe evalueert de minister de rondzendbrief waarvan sprake? Voldoet het kaderprotocol aan de verwachtingen? Acht zij eventuele maatregelen noodzakelijk om één en ander verder af te stemmen?

4) Kan de minister tevens meedelen hoeveel gerechtsdeurwaarders in dezelfde referentieperiode het slachtoffer werden van geweld? Ontwaart zij hier een opwaartse trend? Acht zij het desgevallend noodzakelijke maatregelen te nemen en dewelke?

Antwoord ontvangen op 22 maart 2012 :

In antwoord op zijn vraag kan ik het geachte lid het volgende meedelen:

  1. Zoals reeds gemeld door mijn voorganger(s) op uw vragen nr. 381 van 30 september 2004, nr. 472 van 9 december 2004 en nr. 432 van 2 oktober 2008, hebben de politiezones geen verplichting om het verlenen van bijstand aan gerechtsdeurwaarders systematisch te registreren. Ik verkeer dan ook niet in de mogelijkheid om hierover cijfergegevens te verschaffen, noch over de kostprijs die dit genereert voor de politie.

  2. In het licht van voorgaand antwoord, kan ik het lid ook hierover geen relevante elementen verstrekken.

  3. De omzendbrief van 1 december 2006 tot het verlichten en vereenvoudigen van sommige administratieve taken wordt tweejaarlijks geëvalueerd door de Federale Overheidsdienst (FOD) Binnenlandse zaken in samenwerking met de Federale Politieraad. In 2008 werd een eerste evaluatie uitgevoerd om te peilen in welke mate de diverse richtlijnen reeds werden geïmplementeerd binnen de zones. Op het gebied van het kaderprotocol betreffende de interventie- en samenwerkingsmodaliteiten tussen de gerechtsdeurwaarders en de politiezones werden er geen problemen gesignaleerd.

    Wel werd er gepleit om naast het regelen van “bijzondere” situaties door het afsluiten van toegevoegde protocollen, een meer structurele oplossing uit te werken d.m.v. een wijziging van de reglementering. Op initiatief van de Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders heeft dit bijvoorbeeld geleid tot een aanpassing van het Gerechtelijk Wetboek inzake de betekening van deurwaardersexploten. Meer specifiek werd het onderscheid tussen betekeningen in strafzaken en burgerlijke zaken afgeschaft, wat een interventie van de politiediensten uitsluit en de administratieve workload voor de commissariaten drastisch vermindert.

    Gelet echter dat de evaluatie van de omzendbrief een permanent evolutief proces betreft, werd in 2010 via een wetenschappelijk studie een (zo exhaustief mogelijke) inventaris opgemaakt van het geheel van taken die al dan niet zijn toevertrouwd aan de politiediensten door een reglementering, dit te toetsen aan de finaliteit van basispolitiezorg en na te gaan of de handhaving hiervan in de politieschoot nog nuttig is.

    Uit de resultaten van dit wetenschappelijk onderzoek (gedeelte praktijkstudie) komt naar voren dat enkele zones terugkerende knelpunten ervaren wat betreft de gerechtsdeurwaarders. Volgende punten werden gesignaleerd: het begeleiden van de gerechtsdeurwaarders wanneer ze hun ronde doen, hen vergezellen bij het afleggen van plaatsbezoeken en het opmaken van boedelbeschrijvingen, het verlenen van bijstand wanneer ze zich naar een plaats moeten begeven waar zich een “gevaarlijke” hond zou ophouden. Op basis van deze beschrijving is het echter niet mogelijk om te achterhalen in welke mate de gerechtsdeurwaarders “misbruik” maken van hun vorderingsrecht, gelet dat dit stuk voor stuk taken zijn die tevens kunnen kaderen binnen het (wettelijk) takenpakket. Bovendien moet hier de opmerking worden gemaakt dat het om een steekproef van zones gaat en extrapolatie naar alle overige korpsen misschien te verregaand is.

    Desalniettemin is het niet enkel de bedoeling te voorkomen dat het politiepersoneel taken moet vervullen die beter ten laste worden genomen door andere diensten, maar ook de administratieve last te verlichten die gepaard gaat met de uitoefening van taken van politiële aard. Het is ook in die zin dat het kaderprotocol moet gelezen worden.

    Tot op heden acht ik het niet nodig om bijkomende maatregelen te nemen, gelet dat in het protocol zelf voldoende instrumenten aanwezig zijn om eventuele problemen tussen beide partijen uit te klaren. Uiteraard kan de problematiek inzake gerechtsdeurwaarders mee worden opgenomen in het monitoringsysteem, teneinde de opgestarte rationalisering van de administratieve last die rechtstreeks samenhangt met de uitvoering van de gerechtelijke taken door de politiediensten, grondiger door te voeren.

  4. De Directie van de operationele politionele informatie (Federale Politie) bevoegd voor het beheer van de Algemene Nationale Gegevensbank (ANG) heeft in haar schrijven van 22 februari 2012 meegedeeld dat het de gevraagde elementen niet kan verstrekken. De kwaliteit van de slachtofferinformatie is momenteel nog onvoldoende gegarandeerd om betrouwbare statistieken toe te laten.