Spionage - Inlichtingendiensten - Evolutie - Preventie
spionage
geheime dienst
aanslag op de staatsveiligheid
27/10/2011 | Verzending vraag |
7/12/2011 | Dossier gesloten |
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-3604
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-3606
Heringediend als : schriftelijke vraag 5-4934
Hoewel spionage vooral wordt geassocieerd met de periode van de koude oorlog, zullen ook actueel nog wel spionagenetwerken bestaan.
Hierover de volgende vragen voor de verschillende inlichtingendiensten:
1) Hoe definieert de wetgever spionage, dus vanaf welk moment kan een persoon worden vervolgd voor een daad van spionage? Welke criteria spelen hier een bepalende rol en in welke mate?
2) Hoe evolueerde volgens de perceptie van de verschillende inlichtingendiensten het fenomeen spionage sinds het beëindigen van de koude oorlog? Op welke wijze manifesteert spionage zich in ons land? Op welke basis formuleren de inlichtingendiensten deze antwoorden, over welke indicaties beschikken zij?
3) Hoeveel personen werden voor spionage veroordeeld (1) in de periode 1950 - 1990 en (2) sinds 1991 tot op heden. Hoe evolueerde dit aantal, aan welke oorzaken koppelt men deze ontwikkelingen en op basis van welke uitgangpunten of vaststellingen?
4) Welke diensten spelen een actieve rol in het opspeuren van spionageactiviteiten in ons land?
5) Beschikt ons land over spionnen die in het buitenland actief zijn of kan zulke vraag onmogelijk worden beantwoord, waaruit mag worden afgeleid dat het antwoord affirmatief is?