Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-3606

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 27 oktober 2011

aan de minister van Binnenlandse Zaken

Spionage - Inlichtingendiensten - Evolutie - Preventie

spionage
geheime dienst
aanslag op de staatsveiligheid

Chronologie

27/10/2011Verzending vraag
7/12/2011Dossier gesloten

Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-3604
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-3605
Heringediend als : schriftelijke vraag 5-4853

Vraag nr. 5-3606 d.d. 27 oktober 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Hoewel spionage vooral wordt geassocieerd met de periode van de koude oorlog, zullen ook actueel nog wel spionagenetwerken bestaan.

Hierover de volgende vragen voor de verschillende inlichtingendiensten:

1) Hoe definieert de wetgever spionage, dus vanaf welk moment kan een persoon worden vervolgd voor een daad van spionage? Welke criteria spelen hier een bepalende rol en in welke mate?

2) Hoe evolueerde volgens de perceptie van de verschillende inlichtingendiensten het fenomeen spionage sinds het beëindigen van de koude oorlog? Op welke wijze manifesteert spionage zich in ons land? Op welke basis formuleren de inlichtingendiensten deze antwoorden, over welke indicaties beschikken zij?

3) Hoeveel personen werden voor spionage veroordeeld (1) in de periode 1950 - 1990 en (2) sinds 1991 tot op heden. Hoe evolueerde dit aantal, aan welke oorzaken koppelt men deze ontwikkelingen en op basis van welke uitgangpunten of vaststellingen?

4) Welke diensten spelen een actieve rol in het opspeuren van spionageactiviteiten in ons land?

5) Beschikt ons land over spionnen die in het buitenland actief zijn of kan zulke vraag onmogelijk worden beantwoord, waaruit mag worden afgeleid dat het antwoord affirmatief is?