Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-2772

van Guido De Padt (Open Vld) d.d. 15 juli 2011

aan de minister van Justitie

Mensenhandel - Mensensmokkel - Gebrek aan gecentraliseerde datacollectie - Oprichting Informatie- en analysecentrum mensensmokkel en mensenhandel (IAMM)

mensenhandel
verzamelen van gegevens

Chronologie

15/7/2011Verzending vraag
7/12/2011Dossier gesloten

Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-2773
Heringediend als : schriftelijke vraag 5-4003

Vraag nr. 5-2772 d.d. 15 juli 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Volgens het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding (CGKR) kan het Belgische beleid inzake mensenhandel stilaan op heel wat ervaring en instrumenten bogen. Een zwak punt betreft echter het feit dat de datacollectie niet op punt raakt gesteld, ondanks het feit dat de institutionele voorwaarden zijn vervuld. Dit gebrek blijft volgens het CGKR een gemiste kans om met kennis van zaken het beleid tegen de internationale mensenhandel en georganiseerde mensensmokkel de nodige precisie en slagkracht te bezorgen. De Europese Unie kijkt ook uit naar een betere datacollectie in ons land.

Het ontbreken van een operationele centrale dataverzameling voor mensenhandel en -smokkel wordt volgens het CGKR veroorzaakt door het uitblijven van de implementatie van het koninklijk besluit van 16 mei 2004 dat een Informatie- en analysecentrum mensensmokkel en mensenhandel (IAMM) opricht, onder de voogdij van de Ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken. Het gevolg is dat twee kernopdrachten onuitgevoerd blijven: het verzamelen, centraliseren en uitwisselen van gegevens enerzijds en de strategische analyses met het oog op politieke, strategische en/of operationele acties anderzijds.

Verschillende actoren houden wel data bij. In haar jaarverslag geeft het CGKR data weer van enkele van deze voornaamste actoren. In 2009 stelden de politiediensten bijvoorbeeld 2 758 inbreuken van economische uitbuiting vast. In 191 gevallen was er sprake van mensenhandel. De 361 inbreuken mensenhandel die in 2009 zijn vastgesteld blijken relatief gespreid over het land.

De parketten stelden in 2009 3 790 gevallen van mensenhandel en -smokkel vast. 362 gingen over mensensmokkel. Maar volgens het CGKR vallen een aantal van deze parketdossiers niet onder de definitie van mensenhandel. Om hoeveel zaken het gaat weten we niet, waardoor de parketcijfers onbruikbaar worden. In 2009 vielen 188 veroordelingen voor mensenhandel en mensensmokkel: 181 gevangenisstraffen (157 celstraffen onder de vijf jaar en 24 boven de vijf jaar), 160 boetes en 62 verbeurdverklaringen.

In 2009 kregen 124 slachtoffers het speciale beschermingsstatuut. Deze zogenaamde Payoke-regeling (cf. wet van 10 augustus 2005 tot wijziging van diverse bepalingen met het oog op de versterking van de strijd tegen mensenhandel en mensensmokkel en tegen praktijken van huisjesmelkers - wet van 15 september 2006 tot wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen) biedt illegale slachtoffers een verblijfsvergunning als ze hun uitbuiter mee helpen klissen. De helft van deze slachtoffers werd economisch uitgebuit, nog eens 44 (35 %) seksueel. Het CGKR stelt vast dat dit aantal gedaald is, maar geeft geen vergelijkende cijfers noch uitleg daarover. De drie erkende centra voor slachtofferhulp startten in 2009 158 nieuwe begeleidingen op. Daarnaast meldden zich nog 584 slachtoffers zonder dat enige begeleiding werd gestart. Verdere uitleg ontbreekt.

In dit kader een aantal vragen:

1. Beschikt de geachte minister binnen zijn bevoegdheidsdomein (politioneel en strafgerechtelijk) over cijfergegevens betreffende mensenhandel en -smokkel voor 2010 en de eerste helft van 2011, opgesplitst naar de aard en ernst van het misdrijf, en het verdere gevolg dat eraan werd gegeven in de strafrechtsketen? Ontwaren zij hier nieuwe trends?

2. Delen de geachte ministers de conclusie van het CGKR dat de gebrekkige dataverzameling een gemiste kans is om met kennis van zaken het beleid tegen de internationale mensenhandel en georganiseerde mensensmokkel de nodige precisie en slagkracht te bezorgen?

3. Erkennen zij dat het uitblijven van de implementatie van het koninklijk besluit van 16 mei 2004 dat de IAMM opricht tot gevolg heeft dat twee kernopdrachten onuitgevoerd blijven? Welke maatregelen hebben zij in gedachten aan daaraan tegemoet te komen?

4. Slachtoffers spelen een belangrijke rol in de bestrijding van het fenomeen. Welke maatregelen hebben zij in gedachten om hen te beschermen in de strijd tegen mensenhandel en -smokkel? Welke rol zien zij weggelegd voor slachtoffers om de problematiek te bestrijden?