Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-1787

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 18 maart 2011

aan de minister van Binnenlandse Zaken

Wet van 8 juni 2006 houdende regeling van economische en individuele activiteiten met wapens - Soepelheid met betrekking tot historische en folkloristische wapens - Conformiteit aan de Europese regelgeving

vuurwapen
persoonlijk wapen
handvuurwapens

Chronologie

18/3/2011Verzending vraag
2/5/2011Antwoord

Vraag nr. 5-1787 d.d. 18 maart 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Sinds de wet van 8 juni 2006 houdende regeling van economische en individuele activiteiten met wapens (Wapenwet) verminderde het aantal wapens in België met 50 000 stuks. Zo belandt ons land in de Europese middenmoot. Toch blijven de cijfers nog indrukwekkend, met onder andere 410 000 wapenbezitters met 740 000 wapens en het feit dat men in een op de twintig gezinnen een wapen vindt. Er blijft dus een indrukwekkend arsenaal in omloop.

Volgens het Vredesinstituut blijft de Belgische wetgeving, zeker in vergelijking met deze in onze buurlanden, erg soepel waar het gaat over historische en folkloristische wapens. Dit veroorzaakt een vorm van wapentoerisme naar België. Daarbij stelt dit Instituut dat de Belgische regeling een achterpoort creëerde en niet in overeenstemming is met de Europese vuurwapenrichtlijn.

Graag kreeg ik een antwoord op de volgende vragen:

1) Is de geachte minister ervan op de hoogte dat de Belgische Wapenwet, in vergelijking met die van de buurlanden, minder streng is met betrekking tot historische en folkloristische wapens? Beaamt zij dat men hier mag gewagen van een "achterpoort", die onder andere een vorm van vuurwapentoerisme naar België veroorzaakt?

2) Deelt zij de analyse van het Vlaams Vredesinstituut dat stelt dat de Belgische Wapenwet niet in overstemming is met de bepalingen van de Europese vuurwapenrichtlijn? Zo niet, hoe weerlegt zij deze kritiek? Zo ja, hoe en wanneer zal zij onze wetgeving aan deze Europese richtlijn aanpassen?

Antwoord ontvangen op 2 mei 2011 :

Het geachte lid vindt hieronder het antwoord op zijn vraag.

Deze parlementaire vraag valt niet onder onze bevoegdheid, maar onder de bevoegdheid van de Federale Overheidsdienst (FOD) Justitie.