Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-156

van Guido De Padt (Open Vld) d.d. 20 september 2010

aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen

Antiquairs en kunsthandelaars - Ongunstig ondernemersklimaat - Verlaging van de BTW

kunstvoorwerp
handel in kunstvoorwerpen
BTW-tarief

Chronologie

20/9/2010Verzending vraag
18/11/2010Antwoord

Vraag nr. 5-156 d.d. 20 september 2010 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

De Belgische antiquairssector beklaagt zich over het ongunstige ondernemersklimaat waarin de Belgische antiquairs en kunsthandelaars moeten werken, waardoor men meer internationaal moet gaan opereren. Men kan immers niet meer opboksen tegen de concurrentie uit de buurlanden.

De Nederlandse regering past tijdens een grote antiekbeurs tijdelijk een verlaagd BTW-tarief van 5,5% toe. In ons land, beurs of geen beurs, dient 21% BTW toegepast te worden. Duitsland past een tarief van 6% toe. Heel wat landen, die toonaangevend zijn op het vlak van de antiekhandel, heffen ook geen volgrecht (4% voor loten met een hamerprijs van 1240 euro of meer en van toepassing voor kunstenaars uit de Europese Unie tot en met 70 jaar na het jaar van hun overlijden). Een en ander heeft tot gevolg dat vele kunstgalerijen hun activiteiten hebben moeten stopzetten, terwijl ons kunstpatrimonium ook naar het buitenland verdwijnt. In ons land verschaft de antieksector werk aan ongeveer 20 000 mensen, inclusief de ongeveer 10 000 brocanteurs.

1.Welke BTW-bedragen werden in 2007, 2008, 2009 en 2010 geïnd uit verkopen van kunstvoorwerpen, met zo mogelijk een opsplitsing naargelang het om veiling- en beursverkopen, dan wel om galerijverkopen ging;

2.Erkent de minister de problematiek van het ongunstig ondernemingsklimaat van de antiek- en kunsthandel? Bestaat de mogelijkheid om tijdens grote beurzen een tijdelijke verlaging van het BTW-tarief toe te kennen?

3.Werd in het verleden een meer algemene verlaging van het huidig BTW-tarief overwogen? Wat zouden de financiële gevolgen van een verlaging met 5% zijn voor de ontvangsten van de Belgische Staat ?

Antwoord ontvangen op 18 november 2010 :

  1. Gelet op de samenstelling van de btw-aangiften en van de structuur van de NACEBEL-codes is het helaas niet mogelijk om op basis daarvan een berekening te maken van de geïnde btw op verkopen van kunstvoorwerpen, ongeacht het verkoopkanaal.

    Externe bronnen brengen evenmin soelaas. Noch in de Nationale Rekeningen, noch in de structurenquête voor ondernemingen, noch in de huishoudbudget-enquête kunnen relevante gegevens worden gevonden teneinde de gevraagde informatie te achterhalen.

  2. Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 laat niet toe om een gedifferentieerd btw-tarief toe te passen in functie van criteria zoals het tijdstip of de plaats waar de goederen worden verkocht. Dit zou volledig in strijd zijn met de economie van het btw-stelsel.

  3. Op grond van de bijlage III van voornoemde richtlijn, zijnde een beperkte lijst van de categorieën van leveringen van goederen en diensten waarop de lidstaten een verlaagd btw-tarief mogen toepassen, kan België geen specifieke maatregelen nemen om het btw-tarief te verlagen voor kunst- en antieke voorwerpen.

    Tenslotte verwijs ik naar de bijzondere regeling van de belastingheffing over de winstmarge als bedoeld in artikel 58, § 4 van het Btw-Wetboek en het koninklijk besluit nr. 53 van 23 december 1994 met betrekking tot de bijzondere regeling van belastingheffing over de winstmarge voor gebruikte goederen, kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen en antiquiteiten