Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-11269

van Dalila Douifi (sp.a) d.d. 26 maart 2014

aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken

het voorstel tot grondwetswijziging in Burundi

Burundi
grondwet

Chronologie

26/3/2014Verzending vraag
15/4/2014Antwoord

Herkwalificatie van : vraag om uitleg 5-4665

Vraag nr. 5-11269 d.d. 26 maart 2014 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

In Burundi zorgt het voornemen van president Nkurunziza om de grondwet aan te passen voor grote ongerustheid. De huidige grondwet is opgesteld naar de geest van het akkoord van Arusha. Dat moest via een systeem van machtsdeling een einde maken aan de jarenlange burgeroorlog. Dit systeem wordt met het voorstel tot grondwetswijziging op losse schroeven gezet en is een bedreiging voor de Burundese democratie, de stabiliteit van het land én van andere landen in de regio.

Pierre Nkurunziza is momenteel bezig aan zijn tweede termijn als president van Burundi. Er werd aangenomen dat de huidige grondwet hem niet toeliet om zich opnieuw kandidaat te stellen. Met de grondwetswijziging zou dit wel het geval zijn en zou hij, bij een herverkiezing zelfs tot 2025 kunnen regeren. Zijn macht zou trouwens sterk verstevigd worden. Het voorstel voor de nieuwe grondwet bepaalt immers dat het parlement de president bij ernstige fouten of corruptie niet meer uit zijn ambt kan ontzetten, dat de president mensen kan benoemen op belangrijke burgerlijke en militaire posities zonder daar de Senaat in te kennen en dat hij ook de nieuwe nationale Assemblee kan ontbinden. De twee sterke vicepresidenten die hem nu nog flankeren en die bijdragen tot de bescherming van de Tutsi-minderheid zouden verdwijnen. In hun plaats komt er een vicepresident zonder daadwerkelijke macht en een eerste minister.

De huidige grondwet stelt hoge eisen voor de vereiste parlementaire meerderheden voor het aannemen van wetgeving. Met de nieuwe grondwet zouden die vereisten versoepeld worden, waardoor er een minder ruime consensus moet worden gevonden en bepaalde minoritaire etnische of politieke groepen gediscrimineerd dreigen te worden. Hun vertegenwoordiging in het parlement wordt ook onzekerder door het verhogen van de kiesdrempel van 2 naar 5%.

Buiten enkele positieve voorstellen, zoals het verhogen van het minimum aantal vrouwelijke kandidaten op de kieslijsten, is dit voorstel tot wijziging van de grondwet dus absoluut geen stap in de goede richting. Het maatschappelijk middenveld en de oppositie werden nog niet betrokken in de besprekingen over het voorstel, wat de zenuwachtigheid doet toenemen en voor een grimmige sfeer zorgt in een land waar het verleden van gewapend conflict zich nog sterk laat voelen.

In april vorig jaar keurde het Burundese parlement met een ruime meerderheid een nieuwe perswet goed, waardoor kwalitatieve en onafhankelijke journalistiek zo goed als onmogelijk werd gemaakt. De wet past in het patroon van intimidatie en hindering van kritische stemmen in Burundi, zoals journalisten en opposanten, dat zich aftekent in de aanloop naar de verkiezingen van 2015. Helaas verklaarde het Burundese Grondwettelijk Hof wetsartikels, zoals het verbod om over bepaalde gevoelige thema's te schrijven of de macht van de overheid om de journalistenkaart in te trekken, in overeenstemming met de grondwet.

Dit kan ook regionale consequenties hebben. Niet alleen zouden onlusten in Burundi de stabiliteit in andere landen van de regio kunnen aantasten. Indien Nkurunziza er in Burundi zonder problemen in slaagt om aan de grondwet en de rechtsstaat te morrelen, zullen de machthebbers in andere landen zeker geneigd zijn om zijn voorbeeld te volgen.

Als grootste bilaterale donor in Burundi beschikt België nog steeds over een zeker diplomatiek gewicht. Het is dus belangrijk dat ons land zich kritisch toont ten opzichte van een aantasting van het fragiele machtsevenwicht in Burundi.

1) Zal België een duidelijke positie innemen ten opzichte van de Burundese autoriteiten over de nefaste gevolgen van dit voorstel tot nieuwe grondwet en ten aanzien van de eerbiediging van de democratische principes in de aanloop naar de verkiezingen van 2015?

2) Zal ons land er op Europees vlak voor ijveren dat de Europese Unie hierover ook een standpunt inneemt?

3) Ziet de minister mogelijkheden om via de Verenigde Naties of de Internationale Organisatie van de Francofonie druk uit te oefenen om het bestaande machtsevenwicht en de garanties voor het respect van de minderheden te bewaren?

Antwoord ontvangen op 15 april 2014 :

1) Wat het voorstel tot grondwetswijziging betreft, verdedig ik het standpunt dat elke wijziging van de fundamentele bepalingen van deze tekst bij consensus moet worden goedgekeurd in de geest van de akkoorden van Arusha. Op 12 december 2013 werd de ambassadeur van Burundi door mijn diensten reeds in kennis gesteld van dit standpunt, dat sindsdien ook bij verschillende gelegenheden aan de Burundese autoriteiten werd meegedeeld, met name gedurende de reis van onze Speciale Gezant voor het Gebied van de Grote Meren in Burundi of op de vergadering van de PBC (Peace-Building Commission) van 16 december 2013 over de herziening van de Burundese grondwet bij monde van onze vertegenwoordiger.

Ten gevolge van dit standpunt organiseerde het parlement van Burundi op 19 en 20 december laatsleden een workshop met de hele oppositie (dus ook de extra-parlementaire oppositie) en de civiele samenleving. De workshop leidde tot het besluit dat de besprekingen van de betwiste amendementen pas na de verkiezingen van 2015 zouden worden opgestart.

In verband met de verkiezingen scharen wij ons uiteraard achter de verklaringen die de Europese Unie en het BNUB in reactie op de incidenten van zaterdag 8 maart aflegden over de eerbiediging van de democratische beginselen.

2) Naar aanleiding van de artikel 8-vergadering in Bujumbura deelde de EU haar standpunt over het voorstel van grondwetswijziging reeds op 3 december 2013 mee aan de Burundese autoriteiten via haar vertegenwoordiging in Burundi.

U kon ook kennis nemen van de verklaring van mevrouw Ashton van 12 maart laatstleden waarin ze herinnert aan het belang van de eerbiediging van de fundamentele vrijheden, dialoog, nationale cohesie en aan de noodzaak om vrije en transparante verkiezingen te organiseren met het oog op de stabilisatie van Burundi. Dit standpunt werd door de vertegenwoordiger van de EU in Bujumbura nogmaals aan de Burundese autoriteiten meegedeeld tijdens de artikel 8-dialoog van 14 maart. De EU doet dus reeds uitspraken over de politieke situatie in Burundi en we zullen er blijven op aandringen dat ze dit thema verder volgt.

3) Verder haalt u een van de opdrachten aan van het BNUB dat de VN in Burundi vertegenwoordigt. Het betreft een opdracht die het BNUB tot nu toe zeer goed heeft vervuld en daarom hebben wij er ook steeds voor geijverd dat het tot na de verkiezingen van 2015 in het land kan blijven. Uiteindelijk werd het mandaat van het BNUB bij VN-resolutie 2137 verlengd tot 31 december 2014, maar we hopen nu dat de VN-missie die erop zal volgen ook een mandaat tot politieke bemiddeling zal hebben en net als het BNUB rechtstreeks aan de Veiligheidsraad zal rapporteren in geval van ernstige problemen.