Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 4-939

van Freddy Van Gaever (Vlaams Belang) d.d. 9 mei 2008

aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen

Fiscale regularisatie - Eenmalige regularisatieprocedure - Erfenis

erfenis
fiscaal recht
repatriëring van kapitaal
buitenlands kapitaal
belastingaangifte
belastingfraude
belasting van natuurlijke personen
kapitaalbelasting
belasting op inkomsten uit kapitaal
kapitaalvlucht
belastingvlucht

Chronologie

9/5/2008Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 12/6/2008)
2/9/2008Antwoord

Vraag nr. 4-939 d.d. 9 mei 2008 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Het Rekenhof had kritiek op de manier waarop het Contactpunt regularisatie het begrip “eenmalige regularisatieaangifte” toepast.

Een tweede aangifte mag niet worden ingediend wanneer reeds een regularisatieaangifte werd voorgelegd ten voordele van dezelfde aangever. Het Contactpunt regularisatie interpreteert de notie van dezelfde indiener van een aangifte echter zeer beperkend. Het Contactpunt oordeelt dat, in geval van een erfenis, een erfgenaam geen aangifte mag indienen om de fiscale toestand van de overledene te regulariseren als hij reeds zelf een aangifte betreffende zijn eigen persoonlijke inkomsten heeft ingediend. Indien het overlijden zich daarentegen voordoet vooraleer de erfgenaam zijn persoonlijke toestand heeft geregulariseerd, kan hij een aangifte indienen voor zowel zijn eigen inkomsten als die van de overledene. Het standpunt dat het Contactpunt regularisatie inneemt, leidt tot een zekere rechtsonzekerheid, waar een risico op betwisting wegens discriminatie mee samenhangt, wat aanleiding kan geven tot een beroep wegens schending van het gelijkheidsbeginsel.

a. Zijn er reeds dergelijke beroepen wegens schending van het gelijkheidsbeginsel geweest? Zo ja, hoeveel?

b. Deelt de geachte minister de strikte interpretatie van het Contactpunt?

c. Heeft de geachte minister reeds maatregelen genomen om de interpretatie van het begrip “eenmalige regularisatieaangifte” nauwkeuriger en duidelijker vast te leggen, zodat hogergenoemde rechtsonzekerheid weggewerkt wordt?

Antwoord ontvangen op 2 september 2008 :

Conform artikel 121, 5º, van de programmawet van 27 december 2005 kan er onder andere een regularisatieaangifte worden ingediend door een natuurlijk persoon. Met natuurlijke personen worden bedoeld de op grond van artikel 3 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 aan de personenbelasting onderworpen rijksinwoners en de op grond van artikel 227, 1º, van hetzelfde Wetboek aan de belasting van niet inwoners onderworpen niet-rijksinwoners. Dit houdt dan ook in dat er geen regularisatie-aangifte kan worden ingediend op naam van een nalatenschap met betrekking tot de erfenisrechten verschuldigd door de erfgenamen. Dit betekent dat desgevallend enkel de erfgenamen voor hun deel in de nalatenschap als natuurlijke persoon een regularisatie-aangifte kunnen indienen.

Bovendien bepalen artikel 123, 1º en 3º, van de programmawet van 27 december 2005 dat de aangifte, noch de betaling van de in artikel 122 van de programmawet van 27 december 2005 bedoelde heffing, noch het in artikel 124, vijfde lid, bedoelde attest enige uitwerking heeft, indien ten behoeve van dezelfde aangever reeds een regularisatie-aangifte werd ingediend. Zodoende kan, indien de regularisatie aanvrager reeds een aangifte heeft gedaan met betrekking tot zijn persoonlijke inkomsten; hij geen bijkomende aangifte doen wat betreft zijn deel van de inkomsten uit de nalatenschap of vice versa.

Het geachte lid kan terzake ook worden verwezen naar de op de website van de FOD Financiën gepubliceerde FAQ met betrekking tot de regularisatie (http://minfin.fgov.be — fiscale regularisaties — vraag 4).

Hierna volgen de antwoorden op de specifieke vragen van het geachte lid :

a. Er zijn mij geen beroepen wegens schending van het gelijkheidsbeginsel gekend.

b. De interpretatie die door het contactpunt gegeven wordt is mijns inziens volledig wetsconform.

c. Gelet op het voorgaande meen ik dat geen verdere verduidelijkingen dienen aangebracht te worden.