Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 4-7001

van Sabine de Bethune (CD&V) d.d. 17 februari 2010

aan de minister van Ontwikkelingssamenwerking

Vrouwelijke genitale verminking - Bestrijding in de partnerlanden van de Belgische ontwikkelingssamenwerking - Opvolging van het Protocol van Maputo

seksuele verminking
ontwikkelingshulp

Chronologie

17/2/2010Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 18/3/2010)
9/3/2010Antwoord

Herkwalificatie van : vraag om uitleg 4-1485

Vraag nr. 4-7001 d.d. 17 februari 2010 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

In 2003 werd 6 februari uitgeroepen tot de Internationale Dag van Zero Tolerance tegen vrouwelijke genitale verminking. Genitale verminking is een daad van geweld en druist in tegen alle fundamentele rechten. Slachtoffers lopen blijvende letsels op die hun gezondheid ernstig in gevaar brengen.

Genitale verminking vindt niet enkel in het buitenland plaats. Ook in bepaalde gemeenschappen in België vindt men vrouwelijke genitale verminking terug.

In België werden, naast de bestaande specifieke wetgeving, nog enkele stappen gedaan om die schadelijke praktijk een halt toe te roepen.

Zo werd op 15 december 2008 het Nationaal Actieplan (NAP) 2008-2009 inzake de strijd tegen geweld op vrouwen goedgekeurd. Tijdens een Interministeriële conferentie in het tweede semester van 2009 zou een nieuw actieplan tot stand komen met een verruimd toepassingsgebied. Naast partnergeweld, de meest voorkomende vorm van geweld tegen vrouwen, zouden ook gedwongen huwelijken, eergerelateerd geweld en genitale verminking, onder het aandachtsgebied van het nieuwe NAP vallen.

Daarnaast heeft de Senaat in 2004 (stuk nr. 3-523) en in 2009 (stuk nr. 4-533) een resolutie betreffende genitale verminkingen aangenomen. Beide resoluties wijzen op de verantwoordelijkheid van België voor het bestrijden van die vorm van geweld tegen vrouwen.

Ik zou daarom graag het volgende willen vragen:

- Welke inspanningen levert de geachte minister om vrouwelijke genitale verminking een halt toe te roepen in de partnerlanden van de Belgische ontwikkelingssamenwerking?

- Worden de Belgische consulaten in landen met een hoog aantal slachtoffers van genitale verminking bewust gemaakt van de problematiek? Zijn ze voldoende geïnformeerd over de Belgische wetgeving die vrouwelijke genitale verminking verbiedt en bestraft?

- Het Protocol van Maputo werd in 2003 ondertekend door 53 staatshoofden van de Afrikaanse Unie en bepaalt dat seksuele verminking moet worden verboden en bestraft. In welke mate neemt de Belgische ontwikkelingssamenwerking de opvolging van dat protocol op in de dialoog bij de opmaak van de Indicatieve Samenwerkingsprogramma's met de partnerlanden?

Antwoord ontvangen op 9 maart 2010 :

De strijd tegen schadelijke traditionele praktijken zoals vrouwelijke genitale verminking (VGV), maar ook algemener de strijd tegen elke vorm van geweld op basis van het geslacht kadert in ons beleid op gebied van gelijke rechten en kansen voor vrouwen en mannen, op het gebeid van kinderrechten en inzake gezondheidszorg en reproductieve en seksuele rechten.

1. Binnen de achttien partnerlanden van de directe bilaterale samenwerking bevinden zich landen waar VGV’s nog worden uitgevoerd: dit is voornamelijk het geval in Mali maar ook in Senegal, Benin, Niger.

De Belgische Ontwikkelingssamenwerking levert bijzondere inspanningen op internationaal, Europees maar ook bilateraal niveau tijdens de politieke dialoog met haar partnerlanden, voor het laten eerbiedigen van het Protocol van Maputo door deze landen. Deze landen hebben ze allemaal ondertekend en voor het merendeel ook geratificeerd. België ijvert eveneens opdat de bewoording van het Protocol in de nationale wetgeving zou worden opgenomen en opdat het effectief uitgevoerd zou worden. Onze diplomatieke posten zijn in dit opzicht verplicht om hierover rapport uit te brengen in het kader van hun jaarlijks mensenrechtenrapport.

Zowel de Belgische als de Europese diplomatieke actie in verband met vrouwenbesnijdenis kadert volledig in de context van de EU-richtsnoeren : In 2007 nam de Raad EU-richtsnoeren aan ter bevordering en bescherming van de rechten van het kind. In 2008 volgden EU-richtsnoeren inzake geweld tegen vrouwen en de bestrijding van alle vormen van discriminatie van vrouwen.

2. Op operationeel vlak financiert de Belgische Ontwikkelingssamenwerking, op het gebeid van bilaterale directe samenwerking, momenteel geen specifieke acties in de strijd tegen VGV.

Ze doet dit wel via financiële bijdragen of via politieke steun, bijvoorbeeld tijdens raden van bestuur, aan partnerorganisaties van de multilaterale samenwerking zoals UNFPA, UNICEF, UNIFEM en WHO die zeer actief zijn in de strijd tegen VGV. We ondersteunen hun acties in dit domein op operationeel en normatieve vlak, zowel op internationaal als regionaal niveau als binnen onze partnerlanden.

In het kader van de Indicatieve Samenwerkingsprogramma’s die in 2008 werden afgesloten met Benin, Mali, Niger en in 2009 met Senegal werd bijzondere aandacht verleend aan het in acht nemen van gendergelijkheid en kinderrechten.

Specifieker:

- In Mali, Ondanks de inspanningen die geleverd werden blijft het aantal besnijdenissen nog zeer hoog (ongeveer 80 %), zelfs al kan een lichte daling opgemerkt worden.

De regering van Mali, dat het Protocol van Maputo heeft geratificeerd op 13 januari 2005, heeft weliswaar maatregelen genomen om te strijden tegen besnijdenis, zoals het opstellen van het Programme National de lutte contre l’excision (nationaal programma ter bestrijding van besnijdenis), maar er bestaat nog steeds geen wet dat deze praktijk dat een belangrijke impact heeft op de gezondheid en het welzijn van jonge meisjes en vrouwen verbiedt. De overheid van Mali verdedigt dit immobilisme en het uitblijven van hervormingen omwille van religieuze praktijken en gewoontes. In deze context moet het aannemen en vervolgens toepassen van het Code des personnes et de la Famille (Personen- en Familiewetboek) een doorslaggevende rol spelen om een positieve evolutie te bevorderen. De weerstand van de Haut Conseil Islamique du Mali (Hoge Islamitische Raad van Mali) zorgt hier evenwel voor obstructie. Dit neemt niet weg dat het debat open wordt gevoerd, zowel binnen de civiele maatschappij (vrouwenorganisaties), als binnen het parlement en de pers.

- De beleidsdialoog. De beleidsdialoog met de donoren is sterk gericht op gender in het algemeen en het wettelijk verbod op vrouwenbesnijdenis in het bijzonder. Binnen de sterk traditioneel gerichte Malinese gemeenschap bestaat echter nog veel tegenkanting. Waar een tiental jaar geleden vrouwenbesnijdenis in naar schatting nog meer dan 90 % van de gevallen werd toegepast, zou dit de laatste jaren toch geleidelijk afnemen (rond de 75-80 %).

Bij mijn recent bezoek aan Mali (december 2009) heb ik dit thema aangekaart bij de President (die voorstander is van een wettelijk verbod).

- In het ISP voor Mali (2009-12) wordt gender als transversaal thema sterk benadrukt. Via gedelegeerde samenwerking zal met Belgische financiering een programma worden uitgevoerd door Unifem (steun aan vrouwelijke politieke vertegenwoordigers in de regio’s Mopti en Tombouctou), en zal een film worden gefinancierd over de emancipatie van de vrouw in rurale gebieden (ter gelegenheid van de vijftigjarige onafhankelijkheid van Mali). Ook binnen onze concentratiesectoren (decentralisatie en veeteelt) zijn specifieke resultaten voor gender ingebouwd.

- In Senegal : 28 % van de Senegalese vrouwen zouden het slachtoffer zijn van VGV. Senegal heeft op 26 december 2003 het protocol van Maputo ondertekend. De Senegalese regering heeft een nationaal actieplan ontwikkeld om de praktijken van genitale verminking te verhinderen. De strategie bestaat erin om sensibiliseringscampagnes in de dorpen op het platteland te organiseren waarbij imams, traditionele vroedvrouwen en lokale verkozenen betrokken worden en er ook alfabetiseringssessies in de lokale talen gegeven worden ten gunste van gezinshoofden en gezinsmoeders om de praktijken van genitale verminking te verkleinen. Tijdens de evaluatie van het eerste plan werd tastbare vooruitgang in de strijd tegen VGV vastgesteld. In 2009 werden 3 791 van de 5 000 communautés, waar in 1997 een hoge prevalentiegraad was vastgesteld, officieel VGV-vrij verklaard.

Er is sprake van een tweede nationaal actieplan tot einde 2015.

- De beleidsdialoog. Het thema is met de Senegalese overheid besproken geweest in de voorbereiding van het ISP 2010-2013. Tijdens de gemengde technische vergadering in Dakar van 7 december 2009 werd in het ISP dan ook expliciet naar dit thema verwezen:

“in overeenstemming met de internationale en nationale engagementen op dit vlak verbinden de partijen zich tot het waken over het eerbiedigen van de rechten van de mens en van de kinderen, de gelijkheid van rechten en kansen voor mannen en vrouwen (…) In dit kader zal een bijzondere aandacht gaan naar de strijd tegen vrouwelijke genitale verminking (…) alsook naar alle problemen die aangekaart zullen worden tijdens de periodieke beoordeling van de Mensenrechtenraad van de Verenigde Naties, waaraan Senegal zich heeft onderworpen in februari 2009.

Partijen verbinden zich ertoe om rekening te houden met alle bovenvermelde thematieken in de planning en de uitvoering van de interventies van de Belgisch-Senegalese Samenwerking (…). De evaluatie van de wederzijdse engagementen zal plaatsvinden gedurende de Partnercomités. “ (vertaling ISP)

In deze context zal tijdens het komende bijzonder partnercomité in Dakar, gepland voor einde mei 2010, dit thema opnieuw aan bod komen.

- De directe bilaterale samenwerking financiert momenteel geen projecten die zich rechtstreeks met gender-violence bezighouden. Het was vooral via het Belgische Overlevingsfonds (BOF) dat gender-violence een bijzondere aandacht kreeg. Zo werd tot 2008 een Unicefprogramma medegefinancierd in de regio’s Tambacounda en Kolda, namelijk het Programme de réduction de la pauvreté pour accélérer la survie, le développement et la protection des enfants. (Programma om armoede te verminderen en voor het overleven, de ontwikkeling en de bescherming van de kinderen te bevorderen)

Het ISP 2010-2013 spitst zich toe op twee sectoren, waaronder de basisgezondheidszorg. In deze sectoren zullen specifieke resultaten voor gender ingebouwd worden. Een gendercel binnen de Ambassade van Dakar is sinds 2009 operationeel en houdt zich o.m. bezig met dit thema. Voorlopig bestaat deze cel uit leden van de Belgische directe en indirecte actoren in Senegal.

- In Benin heeft de regering in 2003 een wet aangenomen die de VGV’s bestraft, alsook een wet met betrekking tot seksuele gezondheid en voortplanting. Deze laatste erkent aan eenieder het recht om “niet gefolterd te worden, niet blootsgesteld te worden aan wrede, onmenselijke of vernederende behandelingen of straffen op hun lichaam in het algemeen en op de voortplantingsorganen in het bijzonder” en verbiedt “elke vorm van geweld of seksuele mishandeling van het menselijk lichaam”. Deze wet voorziet dat deze praktijken strafrechtelijk vervolgd kunnen worden.

- Politiek dialoog. De kwestie omtrent schadelijke traditionele praktijken ten opzichte van jonge meisjes en vrouwen werd in februari 2008 besproken met de Beninese minister voor Familie en Kinderen ter gelegenheid van een missie ter voorbereiding van de Gemengde Commissie tussen Benin en België. Bij deze gelegenheid heeft België haar bezorgdheid uitgedrukt en ervoor gepleit dat dergelijke praktijken zouden verdwijnen, meer bepaald door het strikt toepassen van de reeds bestaande wetgeving. Volgens de minister voor Familie en Kinderen kon een substantiële verbetering op dit vlak vastgelegd worden, dankzij de politieke wil van het Staatshoofd en de gezamenlijk actie van haar ministerie en de verschillende donoren. Ik heb deze kwestie opnieuw aangehaald met de Beninese overheid tijdens een werkbezoek aan Benin op 16 en 17 maart 2008. Deze kwestie wordt opgevolgd gedurende de jaarlijkse politieke dialoog tussen België en Benin (Bijzonder Partnercomité).

- De Gemengde Commissie Benin-België van 21 maart 2008 heeft een direct bilateraal Indicatief Samenwerkingsprogramma goedgekeurd voor de periode 2008-2011. Hierbij werden twee prioritaire sectoren vastgelegd, waaronder de gezondheidssector. De voorziene interventies hebben in deze sector betrekking op, enerzijds, institutionele steun aan het ministerie van Volksgezondheid en, anderzijds, steun voor de versterking van de vijf sanitaire zones. Deze interventies voorzien in het versterken van de cel ‘gender’ binnen het ministerie van Volksgezondheid, alsook in het bevorderen van reproductieve gezondheid. Deze interventies zijn van dien aard dat ze het recht voor vrouwen op reproductieve en seksuele gezondheid promoten, en in dit kader dus bijdragen tot de strijd tegen schadelijke traditionele praktijken.

- In Niger. Niger beschikt niet over een Code de la Famille (Familiewetboek) en heeft de Convention on the Elimination of All Forms of Discrimination against Women (CEDAW) onder voorbehoud geratificeerd. Meer verontrustend is dat het parlement in juni 2006 het wetsvoorstel ter goedkeuring van de Charte Africaine des Droits de l’Homme et des Peuples relatif aux Droits de la Femme en Afrique heeft weggestemd, onder het mom van het behoud van gewoonteregels, ondanks het feit dat het principe van gelijkheid voor allen zonder enig onderscheid ingeschreven staat in de Grondwet. Volgens een nationale enquête is het aantal VGV’s in Niger met meer dan de helft gedaald tussen 1998 en 2006, wat overeenstemt met een daling van 5,8 % naar 2 % van de bevolking. Achter deze statistieken gaan evenwel grote etnische en geografische verschillen schuil.

- In het ISP 2009-2012 is gender een van de transversale thema’s voor de ontwikkelingssamenwerking: “De Belgische ontwikkelingssamenwerking zal Niger begeleiden bij het bevorderen van een maatschappij dat steunt op het principe van gelijkheid en rechtvaardigheid in alle domeinen en op alle niveaus”. (vertaling ISP) De gezondheidssector is een van de twee concentratiesectoren, waarbij een bijzondere aandacht gaat naar seksuele en reproductieve rechten en in dit kader ook naar de strijd tegen schadelijke traditionele praktijken. Overigens wordt ook een institutionele steun van 1 miljoen euro gegeven aan het ministerie voor bevorderen van de Vrouwenstatus en de bescherming van Kinderen. In samenwerking met dit ministerie heeft BTC in mei jongstleden in Niamey een regionaal seminarie georganiseerd over de integratie van de genderdimensie in de programma’s en projecten van de Belgische ontwikkelingssamenwerking.

3. Uw vraag betreffende het sensibiliseren en informeren van onze consulaten over het bestaan van de Belgische wet tegen VGV’s is een bevoegdheid van de minister van Buitenlandse Zaken.