Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 4-6651

van Anke Van dermeersch (Vlaams Belang) d.d. 29 januari 2010

aan de vice-eersteminister en minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid

Bouwsector - Fonds voor bestaanszekerheid (FBZ) - Sociaal voordeel - Organisatie- en administratiekosten - Verband met de aansluiting bij een vakbondsorganisatie

bouwnijverheid
fonds voor bestaanszekerheid
vakbond
vrijheid van vereniging
bestrijding van discriminatie

Chronologie

29/1/2010Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 4/3/2010)
19/4/2010Antwoord

Vraag nr. 4-6651 d.d. 29 januari 2010 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Na klachten van bouwvakkers bracht het Vlaams Belang aan het licht dat in de bouwsector onwettige praktijken werden toegepast door het Fonds voor bestaanszekerheid (FBZ). Om arbeiders onder druk te zetten om zich aan te sluiten bij één van de drie zuilvakbonden, werden ten laste van niet-gesyndiceerde arbeiders onwettige " kosten " ingehouden. Het reeds sedert de jaren vijftig bestaande wettelijke verbod op deze praktijk werd intussen versterkt met een strafbaarstelling.

De vakbonden in de bouwsector gingen echter op zoek naar een mogelijkheid om hetzelfde effect te bereiken en lieten daarom in de collectieve arbeidsovereenkomst (CAO) nr. 93294 van 14 mei 2009 over de wijziging van de statuten van een Fonds voor bestaanszekerheid de toekenning van een sociaal voordeel opnemen. Dit sociaal voordeel wordt verder omschreven in een CAO nr. 95401 van 25 juni 2009 over de toekenning van een bijzondere aanvullende vorstvergoeding door het Fonds voor bestaanszekerheid.

De organisatie en administratie ervan roepen echter vragen op.

1. Uit de benaming " sociaal voordeel " blijkt duidelijk dat het hier niet gaat om een " syndicale premie ", maar om een voordeel dat om sociale redenen wordt toegekend aan alle bouwvakkers. Dit blijkt ook uit het feit dat elke bouwvakker, ook de niet-gesyndiceerde, van het Fonds elk jaar ongevraagd een neutraal uitziende berekening krijgt toegestuurd, op basis van zijn geleverde prestaties. Toch wordt gemeld dat de bouwvakker het voordeel enkel kan uitbetaald krijgen via een vakbond. Meent de geachte minister niet dat aldus de indruk gewekt wordt dat een bouwvakker voor het bekomen van zijn sociale premies van het Fonds voor bestaanszekerheid moet aansluiten bij een vakbond, terwijl hij deze ook kan bekomen via de Hulpkas? Waarom kan dat niet in dit geval?

2. Indien zou beweerd worden dat het sociale voordeel niet gekoppeld is aan arbeid in de bouwsector, maar aan lidmaatschap van een zuilvakbond, waarom is de berekeningswijze dan gekoppeld aan de geleverde arbeidsprestaties?

3. De vrijheid van vereniging behelst ook dat een burger niet onder druk wordt gezet om zich aan te sluiten bij een vereniging. Meent de minister dat het ongevraagd toesturen van een berekening aan bouwvakkers met de melding dat zij dit " sociaal voordeel " enkel kunnen krijgen na aansluiting bij een vakbond verenigbaar is met de vrijheid van vereniging?

4. Hoeveel kost de ongevraagde verzending van dit formulier aan alle bouwvakkers door het Fonds? Zijn het de werkgevers die vanuit hun bijdrage deze kost betalen? Is het verenigbaar met de vrijheid van vereniging dat een Fonds voor bestaanszekerheid aldus op kosten van de werkgever bouwvakkers aanspoort aan te sluiten bij een vakbond?

5. In dit geval lijkt het sociaal voordeel van 135 euro het bedrag van het lidmaatschap van de vakbond te benaderen en zelfs te overtreffen. Is dit verenigbaar met de vrijheid van vereniging?

6. De CAO van 14 mei 2009 spreekt over " administratiekosten te beslissen door de raad van bestuur FBZ ". Over welke administratiekosten gaat het hier? Worden deze aangerekend door de vakbonden aan het FBZ en zo ja, voor welk bedrag? Worden deze " administratiekosten " afgehouden van de bijdragen van de werkgevers? Worden deze " administratiekosten " ten laste gelegd van de bouwvakkers en zo ja, op welke manier?

7. Een nieuwe situatie is ontstaan doordat leden van Vlaams Belang als lid worden uitgesloten door de drie zuilvakbonden. Indien een nieuwe CAO zoals deze dus een sociaal voordeel expliciet voorbehoudt aan leden van de drie zuilvakbonden, en deze drie zuilvakbonden tegelijk leden weren op basis van hun politieke overtuiging, dan wordt het voor sommige bouwvakkers onmogelijk dit sociaal voordeel te bekomen. Is dit verenigbaar met het verbod op discriminatie op basis van politieke overtuiging conform de wet van 25 februari 2003 ter bestrijding van discriminatie?

8. Op vraag van een vakbond heeft het Grondwettelijk Hof bepaald dat de wet van 25 februari 2003 ter bestrijding van discriminatie moet worden gelezen als bevattende een verbod op discriminatie op basis van syndicale overtuiging. Indien een bouwvakker ervoor kiest om syndicaal actief te zijn in een andere vakbond dan de drie zuilvakbonden, is het dan nog verenigbaar met de antidiscriminatiewet dat hij onmogelijk dit " sociaal voordeel " kan ontvangen?

9. Zal de minister ervoor zorgen dat alle bouwvakkers, ongeacht de vraag of zij zich wensen te syndiceren of mogen syndiceren, een beroep kunnen doen op dit " sociale voordeel " van het Fonds voor bestaanszekerheid Bouw?

10. Uit de keuze van de term " sociaal voordeel " en de berekeningswijze op basis van het aantal gewerkte dagen, blijkt dat het sociaal voordeel moet worden beschouwd als een vorm van loon waarop de nodige belastingen verschuldigd zijn. Worden door het Fonds voor bestaanszekerheid de gepaste belastingen betaald op dit voordeel? Zo neen, waarom niet? Indien zou worden beweerd dat een syndicale premie vrijgesteld is van belastingen, waarom wordt dan de term " sociaal voordeel " gebruikt en een berekeningswijze op basis van het aantal gewerkte dagen?

Antwoord ontvangen op 19 april 2010 :

Gelieve hierna het antwoord te vinden op de gestelde vraag:

1. De collectieve arbeidsovereenkomst van 25 juni 2009 betreffende de toekenning van een sociaal voordeel, gesloten in het Paritair comité voor het Bouwbedrijf, stelt dat het sociaal voordeel een bedrag is dat aan de arbeider wordt toegekend wegens zijn aansluiting bij één van de in het Paritair Comité voor het Bouwbedrijf vertegenwoordigde werknemersorganisaties.

Het sociaal voordeel wordt derhalve beschouwd als een “syndicale premie”.

Dit sociaal voordeel wordt betaald door de vakorganisaties die deze collectieve arbeidsovereenkomst hebben ondertekend.

De betaling gebeurt op basis van een formulier dat het Fonds voor Bestaanszekerheid van de Werklieden uit het Bouwbedrijf naar alle bouwvakarbeiders stuurt.

Het Fonds mag het lidmaatschap van de individuele bouwvakarbeiders bij een vakorganisatie immers niet kennen.

Omwille van de bescherming van de privacy kan, noch mag het Fonds gegevens opvragen, bijhouden of exploiteren betreffende de al of niet aansluiting bij een vakorganisatie die de collectieve arbeidsovereenkomst heeft ondertekend.

Het is dan ook onvermijdelijk dat door het Fonds aan alle bouwvakarbeiders een formulier wordt toegezonden. Zulks is trouwens in andere sectoren ook het geval.

Volledigheidshalve is het nuttig in dit verband aan te stippen dat ± 97 %. van de bouwvakarbeiders (op een totale populatie van ± 160 000) lid zijn van één van de drie representatieve vakorganisaties.

2. De berekening van het bedrag van het sociaal voordeel gebeurt op basis van de prestaties die de arbeider in de voorgaande referentieperiode heeft geleverd in dienst van ondernemingen die behoren tot het Paritair Comité voor het Bouwbedrijf.

Dit is niet ongebruikelijk: in meerdere bedrijfstakken is de toekenning van de syndicale premie gekoppeld aan prestaties die worden geleverd binnen de sector.

Het hanteren van criteria zoals minimale prestaties of minimale anciënniteit behoort tot de autonomie van de sector.

3. Zie antwoord op vraag 1 en vraag 7.

4. De verzending door het Fonds van een formulier voor het sociaal voordeel kost per bouwvakarbeider 1,37 euro.

Dit bedrag omvat kosten van briefomslagen, papier, drukken, handeling en frankering.

5. Het sociaal voordeel wordt aan de arbeiders van de bouwsector toegekend wegens hun aansluiting bij een vakorganisatie en bedraagt maximum 135 euro per referentieperiode.

Onder referentieperiode wordt verstaan de periode tussen 1 april en 31 maart van het daaropvolgend jaar.

In afwijking hiervan wordt onder referentieperiode voor het sociaal voordeel, uitbetaald in 2009, de periode tussen 1 oktober 2008 en 31 maart 2009 verstaan.

Dit bedrag van 135 euro is niet hoger dan het bedrag dat, in toepassing van de vigerende reglementering, wordt uitgesloten van het loonbegrip en bovendien lager dan de jaarlijkse ledenbijdragen die deze arbeiders aan hun vakbond betalen.

6. De collectieve arbeidsovereenkomst van 25 juni 2009 betreffende de toekenning van een sociaal voordeel bevat geen bepalingen betreffende de toepassing of toekenning van administratiekosten.

7. Dezelfde collectieve arbeidsovereenkomst stelt dat het sociaal voordeel een bedrag is dat aan de arbeider wordt toegekend wegens zijn aansluiting bij een in het Paritair Comité voor het Bouwbedrijf vertegenwoordigde werknemersorganisatie.

Arbeiders die geen lid zijn van een bedoelde vakorganisatie hebben dus geen recht op dit sociaal voordeel.

Er wordt aanvaard dat vakbondsleden bijkomende voordelen krijgen.

Het onderscheid in behandeling tussen werknemers, die al dan niet lid zijn, mag evenwel niet onevenredig groot zijn.

De negatieve vakbonds- of verenigingsvrijheid mag immers niet geschonden worden.

Het voordeel mag de bijdrage van het lid en van zijn organisatie aan de sociaaleconomische ontwikkeling compenseren (cfr. nationale en internationale rechtspraak).

In het concreet geval van het sociaal voordeel dat wordt toegekend door het Fonds worden de regels van evenredigheid wel degelijk gerespecteerd.

Het bedrag van het sociaal voordeel is immers niet hoger dan het jaarlijks bedrag van het lidmaatschapsgeld aan de vakorganisatie.

8. De bedoelde sectorale collectieve arbeidsovereenkomst bepaalt dat het sociaal voordeel wordt betaald door de ondertekenende vakorganisaties.

Het betreft hier vakorganisaties die aangesloten zijn bij de interprofessionele organisaties bedoeld bij de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités.

9. De sectoren hebben een grote autonomie bij het bepalen van de inhoud en de modaliteiten van de collectieve arbeidsovereenkomsten.

De collectieve arbeidsovereenkomst van 25 juni 2009 betreffende de toekenning van een sociaal voordeel bepaalt dat het sociaal voordeel wordt toegekend wegens de aansluiting van een arbeider bij een vakorganisatie en door de vakorganisatie wordt betaald.

Arbeiders die zich niet wensen aan te sluiten bij een vakorganisatie kunnen bijgevolg geen aanspraak maken op dit voordeel.

10. Het bedrag van het sociaal voordeel is niet hoger dan het bedrag dat, in toepassing van de wettelijke bepalingen, wordt uitgesloten van het loonbegrip.