Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 4-3399

van Anne-Marie Lizin (Onafhankelijke) d.d. 29 april 2009

aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken

Afghanistan - Nieuwe Amerikaanse strategie - Benaming - gematigde taliban - Analyse van het Belgisch leger

Afghanistan
religieus conservatisme
Verenigde Staten
multinationale strijdmacht
Pakistan

Chronologie

29/4/2009Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 28/5/2009)
22/6/2009Antwoord

Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3400

Vraag nr. 4-3399 d.d. 29 april 2009 : (Vraag gesteld in het Frans)

De Verenigde Staten hebben een nieuwe strategie voor Afghanistan ontwikkeld, die de bondgenoten uiteraard niet onberoerd laat. Het gebruik van de term “gematigde taliban” doet vragen rijzen. Dat is des te zorgwekkender omdat de talibanbeweging recentelijk heeft aangekondigd dat de taliban van Pakistan en Afghanistan zich hebben verenigd.

1. Welke analyse maakt het Belgisch leger?

2. Welke gegevens die specifiek betrekking hebben op de aanwezigheid van onze troepen werden ter plaatse verzameld?

3. Wat is onze definitie van een “gematigde taliban”?

4. Wie zal een dergelijk begrip aanwenden?

Antwoord ontvangen op 22 juni 2009 :

De taliban vormen geen homogene groep die onder het gezag van één militaire leider staat. Mullah Omar is het boegbeeld van de talibanstrijders, maar de losse terroristische groeperingen hebben een grote handelingsvrijheid en vele houden er op provinciaal, lokaal en zelfs individueel niveau eigen doelen op na.

Ten aanzien van de taliban kan je een principieel onverzettelijke houding blijven aannemen en op het standpunt blijven dat de beschaafde wereld niet met barbaren onderhandelt. Dit is momenteel niet de houding van de Afghaanse regering en van de VN-missie (« UNAMA ») en de NAVO-missie (« ISAF ») die de regering steunen.

Het is van belang in te zien dat veel strijders zich bij de taliban hebben aangesloten uit opportunisme, omdat ze er toevallig zijn in terechtgekomen, uit verbittering of vanuit een nationalistische reflex als Pachtoun. Vandaag de dag zijn zowel de Afghaanse regering als de bondgenoten die de regering steunen het erover eens dat er een inspanning moet worden geleverd om het politiek proces toegankelijk te maken voor op zijn minst een deel van de “taliban uit opportunisme”, een benaming die dichter aanleunt bij de werkelijkheid dan de enigszins tegenstrijdige term « gematigde taliban ».

Voorts is een deel van de aanhangers talibanstrijder geworden vanuit het idee dat de Pashtun ondervertegenwoordigd zijn in Kaboel of omdat een familielid door het leger werd gedood (de erecode verplicht hen deze oneer te wreken), ofwel omdat ze geen vertrouwen hebben in een Afghaanse staat die in hun provincie nauwelijks aanwezig is of er geen goed beleid voert. Het zijn deze taliban die de Afghaanse regering nu probeert terug te winnen, anders dreigen de guerilla-acties nooit op te houden en is de hele bevolking verliezende partij. Een aantal provinciegouverneurs passen deze verzoeningspolitiek al toe, met de steun van de internationale gemeenschap.

Ik ben van oordeel dat de Afghaanse regering systematisch en met meer inzet werk zou moeten maken van dit beleid dat erop gericht is de taliban die « terug te winnen zijn » opnieuw bij het politieke proces te betrekken. Hierbij moet wel selectief worden te werk gegaan. In het proces is geen plaats voor Mullah Omar en zijn aanhang, ook niet voor de taliban die nauwe banden hebben met Al Quaeda en evenmin voor wie niet bereid is de wapens in te leveren en de Afghaanse grondwet te onderschrijven.