Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 4-2332

van Jurgen Ceder (Vlaams Belang) d.d. 12 januari 2009

aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid

Beleidscellen - FOD's - POD's - Studieopdrachten

ministerie
dienstverleningscontract
openbare aanbesteding
overheidsadministratie
overheidsopdrachten

Chronologie

12/1/2009Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 12/2/2009)
15/6/2009Antwoord

Herindiening van : schriftelijke vraag 4-1936
Geherkwalificeerd als : vraag om uitleg 4-946

Vraag nr. 4-2332 d.d. 12 januari 2009 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Regelmatig worden er door de ministers en staatssecretarissen, hun beleidscellen (cellen beleidsvoorbereiding) en administraties studies besteld bij derden.

Kan u mij voor elke studieopdracht die vanaf 10 juni 2007 door u, uw eventuele voorganger(s), uw kabinet of administratie werd uitgeschreven het volgende meedelen:

1. het onderwerp van de studieopdracht en omschrijving ervan;

2. de vraagstelling of beleidsproblematiek die aan de basis ligt van de opdracht; welke beleidsdoelstelling wordt er met andere woorden mee betracht?

3. de wijze van gunning en naam en plaats van de exploitatiezetel/woonplaats van diegene aan wie de studieopdracht werd toegewezen,

4. Werd de opdracht aan de meest voordelige (goedkoopste) offerte toevertrouwd en zo neen, waarom niet?

5. de datum waarop de opdracht werd aanbesteed en datum waarop deze dient/diende te worden afgeleverd.

6. de totale kostprijs van de studie;

7. de taal/talen waarin deze studie (eindrapport) werd/wordt opgesteld en afgeleverd;

8. de verspreiding die aan het eindrapport van deze studie werd/wordt gegeven;

9. de concrete gevolgen er aan de resultaten en de conclusies van deze studie werden gegeven.

10. Op welke wijze werden de conclusies van de studie met andere woorden in het beleid omgezet en uitgevoerd? Wat is in voorkomend geval de actuele stand van zaken van de uitvoering van de conclusies van deze studie?

Antwoord ontvangen op 15 juni 2009 :

In antwoord op uw vragen deel ik u volgende inlichtingen mee in verband met de betrokken diensten van de Federale Overheidsdienst (FOD) Sociale Zekerheid.s

A. DG Beleidsondersteuning.

Inleiding

Een van de basisopdrachten van de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid (FODSZ) is kennismanagement. De directie-generaal van de FODSZ verstrekt op vraag van het beleid of op eigen initiatief relevante en degelijke expertise aan de voogdijministers betreffende de evolutie van de sociale bescherming. Hiertoe werd binnen de DG Beleidsondersteuning het domein Evolutie Sociale Bescherming (ESB) opgericht.

De voornaamste uitdaging op het gebied van kennismanagement is het verzekeren van een efficiënte doorstroming van een kwalitatief hoogstaande kennis. Hiervoor moet het potentieel aan kennis en gegevens die binnen de administraties en in de academische wereld aanwezig zijn, zo optimaal mogelijk worden gevaloriseerd voor het beleid.

Om deze opdracht naar behoren te vervullen, zijn de activiteiten opgebouwd rond vier basisopdrachten.

1) Het lokaliseren, evalueren, en registreren van de beschikbare kennis.

2) Het verzekeren van de kwaliteit en de continuïteit van de eigen expertise over diverse aspecten van de sociale bescherming.

3) Het uitbesteden en begeleiden van beleidsondersteunend onderzoek.

4) Het valoriseren van de verworven expertise.

Ondanks deze groeiende interne expertise, blijft het aangewezen om bijkomende expertise in huis te halen door het (tijdelijk) werven van binnen- en buitenlandse academische deskundigen. Het uitbesteden en begeleiden van beleidsondersteunend onderzoek dat door derden wordt verricht, is dan ook een belangrijke activiteit.

Dit gebeurt op basis van een thematische onderzoeksagenda die de basis vormt voor een meerjarenplan. Dit thematische meerjarenplan biedt een kader voor het gefinancierde onderzoek op middenlange termijn. Dit levert een aantal voordelen op. Een betere planning laat immers toe de budgetten efficiënter te besteden en bevordert de opbouw van relevante expertise over meerdere jaren. Het is bovendien een noodzakelijke voorwaarde voor de coördinatie van de financiering van onderzoeksprojecten met andere federale diensten en instellingen. De onderzoeksplanning wordt ook in de mate van het mogelijke afgestemd op de onderzoeksactiviteiten van andere federale instellingen en de OISZ.

STUDIEOPDRACHTEN DIE VANAF 10 JUNI 2007 DOOR DE DG BELEIDSONDERSTEUNING VAN DE FEDERALE OVERHEIDSDIENST SOCIALE ZEKERHEID WERDEN GEFINANCIERD.

TITEL “HET EFFECT VAN SCHULDAFBETALING OP DE ARMOEDESITUATIE”

1. Het centrale onderwerp van de betreffende studie is het onderzoek naar de mogelijkheden om op basis van de Europese Unie (EU)-SILC enquête, indicatoren te ontwikkelen om de omvang van problematische schuldsituaties vast te stellen en hun evolutie op te volgen.

2. Wetenschappelijke ondersteuning van de deelname van onze FOD Sociale Zekerheid aan Eurostat Task Force ‘Europese schuldenmodule EU-SILC’ (Indicatoren Nationaal Actieplan Sociale inclusie, NAPinclusie).

Momenteel is de DG Beleidsondersteuning van de FOD Sociale Zekerheid betrokken bij de ontwikkeling van gemeenschappelijke Europese indicatoren op het domein sociale inclusie (alsook de domeinen pensioenen, gezondheid en lange termijn zorg). Dit gebeurt in het kader van de Open Methode van Coördinatie Sociale Bescherming en Sociale Inclusie. De DG Beleidsondersteuning coördineert ook de Werkgroep Indicatoren van het Nationaal Actieplan Sociale Inclusie. Deze Werkgroep stelt de lijst met indicatoren samen voor het NAPinclusie, waarbij de Europese indicatoren worden aangevuld met voor ons land bijzonder relevante indicatoren. Een betrouwbare indicator problematische schuldenlast, leek zowel op Europees als op Belgisch federaal en regionaal niveau relevant voor de betrokken actoren.

3. Onderhandelingsprocedure zonder bekendmaking (artikel 17, § 2), Universiteit Antwerpen (UA), Antwerpen.

4. Wet van 24 december 1993, artikel 17, § 2, 1°, f (specificiteit).

5. Juni 2007 - januari 2008.

6. 38 28600 euro.

7. Nederlands.

8. Gelet op het feit dat de finaliteit van het onderzoek lag in de aanmaak van indicatoren in het kader van de Indicatorenbijlage van het Nationaal Actieplan Sociale inclusie (NAPincl.) werd het onderzoeksproject mede opgevolgd door de Werkgroep Indicatoren van het NAPincl., die door de FOD Sociale Zekerheid wordt gecoördineerd. Deze Werkgroep groepeert de in België beschikbare expertise op het vlak van sociale indicatoren, met onder de deelnemers vertegenwoordigers van Universitaire onderzoeksgroepen, studiediensten buiten de universiteiten, Studie- en statistische diensten van de federale en gefedereerde administraties, verenigingen van armen. Binnen deze Werkgroep werd gerapporteerd over de vooruitgang van het onderzoek, werd feedback gegeven aan de onderzoekers en werden de voorlopige resultaten voorgesteld en besproken.

Uit de suggesties van mogelijke indicatoren die door de onderzoekers werden gedaan in de studie werden door de Werkgroep Indicatoren NAPincl. twee indicatoren geselecteerd die permanent in de indicatorenset van het NAPincl. worden opgenomen. Beide indicatoren werden in de Indicatorenbijlage van het NAPincl. 2008-2010 voor het eerst opgenomen.

De eindresultaten van het onderzoek werden voorgesteld op een seminarie op 13 juni 2007. Daarop werden de stakeholders (onderzoekers, verenigingen van armen, administraties, nutsvoorzieningen) uitgenodigd. Dit seminarie werd ruim bijgewoond (70-tal inschrijvingen). Ook de pers was hierop uitgenodigd.

Het eindrapport wordt in de vorm van een working paper van de FOD Sociale Zekerheid ter beschikking gesteld aan geïnteresseerden. Deze working paper is eveneens beschikbaar via de website van de FOD Sociale zekerheid.

Een synthese van het onderzoek werd bezorgd aan de onderzoekers van een project dat door de Europese Commissie wordt gefinancierd in het kader van de werkzaamheden van de Indicatorensubgroep van het Europees Sociaal Beschermingscomité. Dit Europees onderzoek heeft tot doel om na te gaan welke de mogelijkheden zijn om op Europees niveau te komen tot vergelijkbare indicatoren betreffende problematische schuldsituaties, in het kader van de Europese Open Methode van Coördinatie Sociale Bescherming en Sociale Inclusie. De volledige working paper werd naar het Engels vertaald als een bijdrage aan dit Europees project (vertaling nog in finalisatie).

De onderzoekers hebben de bevindingen van het onderzoek in enkele artikels verwerkt. Het betreft: een artikel voor het tijdschrift “Gids op maatschappelijk gebied” (te verschijnen november 2008) Een artikel in de reeks onderzoeksrapporten ‘CSB-Berichten’ van het Centrum voor Sociaal Beleid /Universiteit Antwerpen (te verschijnen november 2008). De resultaten van het onderzoek werden toegelicht op een studiedag van de secretarissen van de Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn (OCMW)’s van het Brusselse Gewest.

9. Zoals hierboven aangegeven lag de finaliteit van de studie in de ontwikkeling van indicatoren die toelaten de omvang van problematische schuldsituaties vast te stellen en hun evolutie op te volgen, dit in het kader van een globale monitoring van de problematiek van armoede en sociale uitsluiting, zoals die in het kader van het Nationaal Actieplan Sociale inclusie, en het Strategisch Rapport Sociale Bescherming en Sociale Inclusie waarvan het NAPincl. deel uitmaakt, voorzien is.

Het directe gevolg van deze studie is dat door de Werkgroep Indicatoren van het NAPincl. twee indicatoren werden geselecteerd, op basis van de argumentatie die in het onderzoek werd aangedragen. Deze twee indicatoren worden toegevoegd aan de Indicatorenset van het NAPincl. Het gaat hierbij om volgende indicatoren:

- het percentage personen waarvan het inkomen van het huishouden waarvan zij/hij deel uitmaakt (verder) onder de armoederisicogrens komt te liggen na afbetaling van consumptieschulden ;

- het percentage personen in een huishouden met minstens twee achterstallen voor een of meer basisitems (facturen van elektriciteit, water, gas, huur, hypotheek, gezondheidszorg).

Beide indicatoren werden voor het eerst opgenomen in de Indicatorenbijlage bij het onderdeel NAPincl. van het Strategisch Rapport Sociale Bescherming en Sociale Inclusie dat door de Ministerraad op 3 oktober werd goedgekeurd en vervolgens aan de Europese Commissie werd bezorgd.

Aan de Werkgroep Indicatoren NAPincl. werd in het kader van het Federaal Plan voor Armoedebestrijding de opdracht gegeven om voorstellen te doen voor de Armoedebarometer die in dit plan voorzien is. In het kader van deze opdracht heeft de Werkgroep aan de Staatssecretaris voor Armoedebestrijding gesuggereerd om beide indicatoren die uit deze studie voortkomen ook op te nemen in de Armoedebarometer.

Een verder gevolg van de studie is dat de vraagstelling in de EU-SILC enquête waarop de indicatoren gebaseerd zijn, op basis van de bevindingen van de studie door de Algemene Directie Statistische en Economische Informatie van de FOD Economie kon worden verbeterd.

10. Voor deze vraag kan verwezen worden naar de onderdelen 8 en 9. De finaliteit van het onderzoek ligt in het vervolledigen van het beschikbare statistische instrumentarium om de problematiek van sociale bescherming en sociale inclusie op te volgen.

De hiervoor vermelde indicatoren, die door de Werkgroep Indicatoren NAPincl. werden geselecteerd, maken voortaan deel uit van dit beleidsinstrumentarium, in concreto, de Indicatoren van het Strategisch Rapport Sociale Bescherming en Sociale Inclusie en mogelijk in de toekomst ook de Armoedebarometer van het Federaal Plan Armoedebestrijding.

Ondertussen werden deze indicatoren ook overgenomen in de Welzijnsbarometer van het Brusselse Gewest. Aangezien beide indicatoren voor het eerst werden opgenomen in een rapportering gaat het hierbij om een nulmeting. Het is de bedoeling dat deze indicatoren regelmatig worden geactualiseerd en aldus toelaten om de situatie van deze problematiek, in het kader van de globale toestand van sociale bescherming en sociale inclusie verder op te volgen.

TITEL “STUDIEPROJECT OVER DE JURIDISCHE OPVOLGING VAN HET EUROPESE PROCES VAN DE REGLEMENTERING VAN DE DIENSTEN VAN ALGEMEEN BELANG: DE KWESTIE VAN DE SOCIALE DIENSTEN” (INTERNATIONAAL, SPC)

1. Juridische ondersteuning om de juridische basis van diverse Europese recente en toekomstige initiatieven betreffende de sociale economie te evalueren en de mogelijke Belgische houding in dit dossier juridisch te onderbouwen.

2. Vanwege diverse ontwikkelingen op Europees niveau betreffende de relatie tussen sociale economie en de interne markt, waarbij vaak onvoldoende rekening wordt gehouden met het raakvlak tussen sociale economie en sociaal beleid (bijvoorbeeld gezondheidszorgen) in ons land en diverse andere lidstaten, werd een juridische ondersteuning in dit dossier opportuun geacht om de belangen van ons land op een doeltreffende wijze te kunnen behartigen.

3. Onderhandelingsprocedure zonder bekendmaking (artikel. 17, § 2), Université de Liège (ULG), Liège.

4. Wet van 24 december 1993, artikel 17, § 2,1,f (specificiteit).

5. Juni 2007 – augustus 2008.

6. 46 000 euro.

7. Frans.

8. Verspreiding van het verslag aan de opvolgingsgroep van de sociale diensten van Algemeen Belang (SDAB) belast met het volgen van de Europese debatten die bij het Comité voor sociale bescherming gevoerd worden.

9. Het was de bedoeling de weerslag en de risico’s ingevolge de evolutie van de Europese regels inzake interne markt en competitiviteit voor de sociale diensten beter te begrijpen; de begeleiding door de ULG heeft het mogelijk gemaakt een goed algemeen inzicht te hebben in deze kwestie en ze werd in de vergaderingen van het Comité voor sociale bescherming en van zijn subwerkgroep over de SDAB gebruikt.

10. Het was de bedoeling bijkomende informatie te verstrekken voor het Belgisch standpunt bij de uitwisselingen op Europees niveau in een zeer technische materie en niet te zorgen voor een rechtstreekse omzetting in politieke toepassingen.

TITEL “EEN EUROPEES KADER VOOR ADMINISTRATIEVE SAMENWERKING TUSSEN SOCIALE INSPECTIEDIENSTEN”

1. Een haalbaarheidsstudie te laten uitvoeren naar een Europees kader voor - en afleveren van een ontwerp van richtlijn en/of verordening betreffende de samenwerking, de uitwisseling van gegevens en de wederzijdse bijstand tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten belast met de strijd tegen de sociale fraude.

2. Strijd tegen grensoverschrijdende fraudegebeuren: fenomenen van shopping of hopping tussen diverse socialezekerheidssystemen en in misbruiken rond het verkrijgen van sociale uitkeringen en/of tegemoetkomingen en/of het cumuleren van werk en uitkering in diverse landen. De internationale dimensie van deze fenomenen maakt een efficiënt optreden bijzonder moeilijk en afhankelijk van een goede samenwerking tussen diverse nationale en internationale actoren.

3. Onderhandelingsprocedure zonder bekendmaking (artikel 17, § 2), offerteaanvraag verstuurd naar alle Belgische universiteiten (onderzoekscoördinatoren), Rijksuniversiteit Gent (RUG), Gent.

4. Ja.

5. November 2007 – juni 2008.

6. 37 499.90 euro (inclusief BTW).

7. Nederlands.

8. De studie zal ofwel op de website van de FOD aangeboden worden, via de working papers, of deel uitmaken van de publicatiereeks rond ondergrondse economie.

9. De resultaten van de studie worden meegenomen binnen de activiteiten van de Belgische instanties in het Europees kader voor de sociale zekerheid.

10. De studie die gerealiseerd werd tussen november 2007 en juni 2008 diende als basis voor het uitwerken van een ICNUW-project op Europees niveau, met medewerking van andere Europese landen, teneinde concrete vorm te geven aan een Europees samenwerkingskader tussen de inspectiediensten. Dit project zal eveneens voedsel moeten geven aan een evenement dat zal georganiseerd worden door het Belgische voorzitterschap van 2010.

TITEL “HET VERZEKEREN VAN TOEREIKENDE PENSIOENEN IN EEN NIEUWE MAATSCHAPPELIJKE CONTEXT. DE DETERMINANTEN VAN DE SAMENSTELLING EN HOOGTE VAN HET GLOBALE BELGISCHE PENSIOENPAKKET”

1. Een evaluatie van de (on)toereikendheid van het globale Belgische pensioenpakket (eerste en tweede pensioenpijler, private verzekeringen) en zijn determinanten en een evaluatie van de mate waarin het Belgische pensioensysteem is aangepast aan de nieuwe maatschappelijke context. Dit werd op basis van administratieve gegevens gerealiseerd.

2. Een reeks maatschappelijke ontwikkelingen, zoals de ouder wordende samenleving en de gestegen arbeidsmarktparticipatie van vrouwen, de pensioenvoorzieningen, zijn een fundamentele inzet van het politieke en wetenschappelijke discours. Er worden steeds meer vragen gesteld, vooral over de financiële en sociale houdbaarheid van de pensioenstelsels wordt in toenemende mate in vraag gesteld. De toegenomen aandacht voor de pensioenproblematiek staat in scherp contrast met de beperkte informatie die in België beschikbaar is.

3. Onderhandelingsprocedure zonder bekendmaking (artikel 17, § 2), offerteaanvraag verstuurd naar alle Belgische universiteiten (onderzoekscoördinatoren), Katholieke Universiteit Leuven (KU Leuven), Leuven.

4. Ja.

5. December 2007 – augustus 2008.

6. 67 000.00 euro.

7. Nederlands.

8. Publicatie als working paper (elektronisch en gedrukt). Presentatie tijdens studiedagen (bijvoorbeeld 1 oktober 2008: Internationale Dag van de Ouderen).

9. Verbetering van de administratieve gegevensbronnen, zoals het pensioenkadaster, het datawarehouse arbeidsmarkt en sociale bescherming (beheerd door KSZ).

10. De resultaten werden gevaloriseerd door de publicatie van een working paper en de presentatie tijdens een studiedag (1 oktober 2008).

TITEL “HET VERZEKEREN VAN TOEREIKENDE PENSIOENEN IN EEN NIEUWE MAATSCHAPPELIJKE CONTEXT II”

1. Verwerking en analyse van steekproefgegevens die, buiten de wil van de onderzoekers en de opdrachtgever, nog niet door de Kruispuntbank werden opgeleverd. Deze gegevens leveren originele en vitale informatie voor beleidsmakers en andere actoren van de sector.

2. Een reeks maatschappelijke ontwikkelingen, zoals de ouder wordende samenleving en de gestegen arbeidsmarktparticipatie van vrouwen, en de pensioenvoorzieningen, zijn een fundamentele inzet van het politieke en wetenschappelijke discours. Er worden vooral steeds meer vragen gesteld over de financiële en sociale houdbaarheid van de pensioenstelsels. De toegenomen aandacht voor de pensioenproblematiek staat in scherp contrast met de beperkte informatie die in België beschikbaar is.

3. Verlenging omwille van aanvullende, niet-voorziene diensten, Katholieke Universiteit Leuven (KU Leuven), Leuven.

4. Wet van 24 december 1993, artikel 17 §2, 2°, a) (aanvullende, niet-voorziene diensten).

5. September 2008 – december 2008.

6. 39 930.00 euro (inclusief BTW).

7. Nederlands.

8. Publicatie als working paper (elektronisch en gedrukt). Presentatie tijdens studiedagen (bijvoorbeeld 1 oktober 2008: Internationale Dag van de Ouderen).

9. Verbetering van de administratieve gegevensbronnen, zoals het pensioenkadaster, het datawarehouse arbeidsmarkt en sociale bescherming (beheerd door KSZ).

10. De resultaten werden gevaloriseerd door de publicatie van een working paper en de presentatie tijdens een studiedag (1 oktober 2008).

TITEL “STRATEGISCH INFORMATIESYSTEEM SOCIALE BESCHERMING”

1. De doelstelling van de studieopdracht is het bieden van wetenschappelijke ondersteuning voor het ontwikkelen en implementeren van een kwantitatief beleidsinformatiesysteem sociale bescherming. Het doel van dergelijk beleidsinformatiesysteem moet erin bestaan om de inspanningen op het vlak van indicatorontwikkeling te integreren en waar nodig aan te vullen, in een coherent conceptueel kader en in een formaat dat een permanente consultatie en actualisatie toelaat. Hieraan moet ook een plan van exploitatie en toelevering van informatie aan de betrokken actoren gekoppeld zijn.

2. Internationaal wordt in toenemende mate het belang erkend van het gebruik van kwantitatieve gegevens voor beleidsvoorbereiding en –evaluatie. Onder andere in het kader van de Europese Open Methode van Coördinatie Sociale Bescherming en sociale inclusie hebben de Europese lidstaten zich geëngageerd om een monitoringsysteem te ontwikkelen voor het opvolgen van de beleidsstrategieën op de betreffende domeinen. Daarbij worden de lidstaten gestimuleerd om dit voortdurend verder te ontwikkelen.

Een coherent, regelmatig geactualiseerd en toegankelijk systeem van indicatoren van sociale bescherming moet ook toelaten om op een adequatere wijze aan internationale rapporteringverplichtingen te voldoen.

Het ontwikkelen van een adequaat beleidsinformatiesysteem moet ook bijdragen tot de opdracht van de FOD Sociale Zekerheid en zijn DG Beleidsondersteuning inzake het waarborgen van de houdbaarheid van een sociale zekerheid die een afdoende sociale bescherming biedt.

Dergelijk beleidsinformatiesysteem moet toelaten om

- adequater te antwoorden op concrete beleidsvragen (reactief);

- beter de huidige en toekomstige uitdagingen in kaart te brengen (proactief);

- een betere ontsluiting van statistische informatie inzake sociale bescherming naar beleidsverantwoordelijken en het bredere publiek te realiseren.

3. Onderhandelingsprocedure zonder bekendmaking (artikel. 17, § 2), offerteaanvraag verstuurd naar alle Belgische universiteiten (onderzoekscoördinatoren), Université de Liège (ULG), Luik.

4. Ja.

5. Januari 2008 – februari 2009.

6. 69 575.00 européenne (inclusief BTW).

7. Frans.

8. Het rapport zal publiek beschikbaar zijn (web, bibliotheek) en een samenvatting zal als working paper Sociale Zekerheid worden gepubliceerd (web en druk).

9. De DG Beleidsondersteuning van de FOD Sociale Zekerheid wil vanaf 2009 deze indicatoren periodiek gaan publiceren (web en druk) voor beleidsmakers en het bredere publiek.

10. Idem.

TITEL “OPVOLGING VAN DE SECUNDAIRE NETWERKEN VAN DE SOCIALE ZEKERHEID – II”

1. Het onderzoek heeft betrekking op de studie over het bestuur in vijf secundaire netwerken van de sociale zekerheid: Ziekte-Invaliditeit, Arbeidsongevallen, Zelfstandigen, Kinderbijslag, Jaarlijkse Vakantie.

Het onderzoek heeft de volgende doelstellingen:

1. De eerste doelstelling van het onderzoek is het verschaffen van een cartografie (per netwerk) van de relaties en interacties tussen de “controle-instellingen” (over het algemeen OISZ) en de meewerkende instellingen, en dit bij het vervullen van hun basisopdrachten.

2. Op basis van deze cartografie zullen de algemene werkpistes om deze relaties te optimaliseren (in het kader van de huidige reglementering) tevens door het onderzoeksteam bepaald worden (in samenwerking met de actoren van de betrokken netwerken). Deze analyse zal niet enkel een beschrijving van deze werkpistes omvatten, maar tevens een analyse van de verschillende succesfactoren.

3. Op vraag van de geanalyseerde netwerken zullen voor iedere sector meer specifieke analyses en voorstellen (bijvoorbeeld, een specifiekere relatie of instrument) tevens overwogen kunnen worden.

Het onderzoek wordt door de POD Wetenschapsbeleid gefinancierd onder leiding en coördinatie van de FOD Sociale Zekerheid. In het kader van een offerteaanvraag werd het Instituut voor de Overheid van Professor Geert Bouckaert (KU Leuven) aangeduid om het onderzoek te leiden. De algemene voortgang van het onderzoeksproject gebeurt onder toezicht van de FOD Sociale Zekerheid met de steun van een adviescomité voor de helft samengesteld uit onderzoekers en voor de andere helft uit ambtenaren. Het onderzoek is gepland van september 2007 tot september 2008. Een verlenging van zes maanden, gefinancierd door de FOD Sociale Zekerheid, werd overeengekomen: het eindverslag zou dus tegen de maand februari 2009 beschikbaar moeten zijn.

2. De FOD Sociale Zekerheid had opgemerkt dat er politieke en administratieve belangstelling was over de manier waarop de relaties tussen “controleorganen” en meewerkende instellingen (uitbetalings- of verzekeringsinstellingen) opgebouwd worden bij de secundaire netwerken van de sociale zekerheid. Deze belangstelling was zodanig uitgesproken dat de relaties tussen de meeste instellingen van het primaire netwerk en hun toezichthoudende overheid steeds meer publiciteit kregen door middel van de bestuursovereenkomsten gesloten tussen de openbare instellingen van sociale zekerheid en de federale Staat. Het leek ons dus noodzakelijk dat, om te anticiperen op een mogelijke inhoudelijke discussie over de relaties bij de secundaire netwerken, een onderzoek/studie uitgevoerd moest worden om de bestaande relaties en interacties, het specifieke karakter van deze netwerken en organisaties waaruit ze bestaan, evenals de huidige projecten en de ideeën die bij dezelfde netwerken leven, te belichten.

3. Verlenging vanwege aanvullende niet-voorziene diensten, Katholieke Universiteit Leuven (KU Leuven), Leuven.

4. Wet van 24 december 1993, artikel 17 §2, 2°, a) (aanvullende, niet-voorziene diensten).

5. Augustus 2008 – december 2008.

6. 39 930.00 eiuro (inclusief BTW).

7. Nederlands.

8. - Het online plaatsen van het verslag op de website van de POD Wetenschapsbeleid en van de FOD.

- Publicatie van een verslag.

- Mededeling aan het College van de OISZ, aan de beheerscomités, aan de geïnterviewde actoren, aan de beleidscellen van de toezichthoudende ministers.

9. Het onderzoek heeft niet tot doel “kant-en-klare” oplossingen aan de onderzochte sectoren voor te stellen. Het is meer de bedoeling een self assesment tool te verschaffen, die het voor iedere sector mogelijk zal maken zich te situeren ten opzichte van een soepel, normatief en aangepast kader en tevens de door hemzelf of volgens de wil van de sector aan te brengen verbeteringen te bepalen.

De organisaties die actief zijn bij de geanalyseerde secundaire netwerken werden vanzelfsprekend bij het onderzoek betrokken. Deze organisaties werden niet enkel meermaals verzocht hun ervaring, expertise en advies mede te delen tijdens rechtstreekse contacten met het onderzoeksteam, maar tevens werd door dezelfde organisaties een validatiesysteem uitgewerkt om de voorlopige en eindresultaten van het onderzoek te kunnen bespreken en valideren. Thans wordt contact opgenomen met de actoren van de tak Ziekte-Invaliditeit om een algemene vergadering te organiseren en werd een akkoord gesloten met de tak Kinderbijslag opdat de resultaten aan het beheerscomité van de RKW zouden voorgesteld worden. Er zal tevens gecommuniceerd worden aan de beleidscellen van de toezichthoudende ministers.

TITEL: “MODERNISERING BOEKHOUDPLAN”

1. Het onderzoek heeft tot doel:

- strategische keuzes voor de modernisering van het boekhoudplan van de openbare instellingen van sociale zekerheid te maken;

- de algemene opbouw van een modern boekhoudplan, die verenigbaar is met deze keuzes, uit te denken;

- een operationeel plan voor de uitvoering van de modernisering voor te stellen.

Deze opdracht ondersteunt de activiteiten van de Commissie voor de normalisatie van de boekhouding van de openbare instellingen van sociale zekerheid voor de modernisering van het algemeen boekhoudplan. Dat is een fase in de werkzaamheden van de Commissie.

2. De opdracht vloeit voort uit de noodzaak:

- de structuur van het algemeen boekhoudplan van de instellingen van openbaar nut van de sociale zekerheid te moderniseren;

- het algemeen boekhoudplan aan te passen om rekening te houden met de veranderingen bij de sociale zekerheid, namelijk de invoering van het globaal beheer en de bestuursovereenkomsten voor de openbare instellingen van sociale zekerheid.

3. De overeenkomsten tussen de FOD Sociale Zekerheid en de Universiteit van Gent en de Université Libre de Bruxelles werden opgesteld op basis van de wet van 24 december 1993 betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten, in het bijzonder artikel 17, § 2, eerste lid, f) (technische specificiteit).

De professoren F. Khrouz van de ULB en J. Christiaens van de Universiteit van Gent werden aangeduid wegens de ervaring die ze hebben opgedaan inzake boekhouding van de overheidssector.

4. Niet van toepassing.

5. De opdracht is op 1 november 2007 van start gegaan en het eindverslag werd op 18 juni 2008 afgeleverd.

6. 60 984.00 euro.

7. Het eindverslag werd gedeeltelijk in het Nederlands en gedeeltelijk in het Frans opgesteld.

8. Het eindverslag werd aan alle leden van de Commissie voor de normalisatie van de boekhouding van de openbare instellingen van sociale zekerheid tijdens de plenaire vergadering van 16 september 2008 voorgesteld. Het werd besproken tijdens deze vergadering en de leden van de Commissie voor de normalisatie hebben hun opmerkingen kunnen mededelen.

9. Een tussentijds verslag werd aan het College van de administrateurs-generaal van de openbare instellingen van sociale zekerheid op 18 april 2008 voorgesteld.

Het eindverslag werd de Commissie voor de normalisatie op 16 september 2008 voorgesteld. Daarop volgde een bespreking over de inhoud. Deze bespreking is in het verslag van de vergadering opgenomen.

In het verslag werd de aandacht gevestigd op enkele incoherenties in het algemeen boekhoudplan die onduidelijke financiële staten tot gevolg hebben, en op het belang rekening te houden met internationale standaarden (IPSAS) voor rapportering. Verschillende opties werden aangehaald om het algemeen boekhoudplan te verbeteren teneinde de kwaliteit van de financiële staten te doen toenemen en bijgevolg betere informatie voor de besluitvorming te bekomen.

10. De Commissie heeft beslist deze werkzaamheden voort te zetten rekening houdend met het onderzoeksverslag. Een werkmethode werd vastgelegd om de eigenlijke modernisering van het algemeen boekhoudplan uit te voeren. Een document met daarin de algemeen te volgen activiteiten voor deze modernisering werd goedgekeurd. Een fase van dit document wordt reeds uitgevoerd.

Naar de geest van artikel. 16. § 1 van het koninklijk besluit van 3 april 1997 heeft het College van de administrateurs-generaal van de openbare instellingen van sociale zekerheid tevens voorzien de inhoud van het verslag van de vergadering van de Commissie over deze beslissing tijdens de vergadering van 12 december 2008 te bespreken.

B. Stafdienst Logistiek.

1) Studieopdracht voor het begeleiden bij het uitbesteden van de catering en het onderzoek naar het nut van het in concessie geven van het Conference Center in de “Finance Tower” aan de Kruidtuinlaan te Brussel.

2) De vraagstelling in de opdracht was drieledig.

In 2008 wordt de gerenoveerde Finance Tower aan de Kruidtuinlaan 50 te 1000 Brussel opnieuw in gebruik genomen. In totaal zullen ca. 4 600 personeelsleden van verschillende overheidsdiensten hun intrek nemen.

In het gebouw is een nieuwe eetzaal en cafetaria voorzien.

In het complex werd de vroegere conferentiezaal “Pacheco Center” eveneens gerenoveerd.

Tot op heden werden de verschillende restaurants van de overheidsdiensten die in de Finance Tower zullen worden gehuisvest uitgebaat door de respectieve sociale diensten van de FOD’s, met eigen personeel en eigen middelen. Wat het restaurant en de cafetaria in de Finance Tower betreft hadden deze diensten in eerste instantie laten verstaan niet te zijn geïnteresseerd in de uitbating. Gelet op de verplichting van de overheidsdiensten om hun personeelsleden de gelegenheid te geven een maaltijd te nuttigen aan democratische prijzen, moest worden gezocht naar een private partner om het restaurant uit te baten en hiervoor diende een lastenboek te worden opgesteld. In de loop van de studieopdracht is op deze beslissing teruggekomen in die zin dat een dienst afzonderlijk beheer (DAB), ontsproten uit de Sociale diensten van de bezetters, zal instaan voor de catering in de Finance Tower.

De toekomstige bezetters wensten eveneens te onderzoeken of de conferentiezaal Pacheco Center en aanpalende vergaderzalen in concessie kunnen worden gegeven aan een private partner. Dit is het tweede deel van de opdracht.

Na aanbesteding van de catering zal de opdrachtnemer de overheid begeleiden bij de evaluatie van de inschrijvingen, en bij de keuze van de catering contractor. Ook bij het opstartproces zal begeleiding worden voorzien, meer bepaald voor het uitwerken van een controle- en evaluatiesysteem. Dit is het derde deel van de opdracht.

3) Onderhandelingsprocedure met voorafgaande bekendmaking, gegund aan HTC Horeca & Catering, Nieuwe Steen 20, Postbus 92, te Hoorn, Nederland.

4) De opdracht werd gegund aan de inschrijver die op alle gunningscriteria samen de meeste punten behaalde; het criterium prijs telde voor 40 % mee in de puntenweging. De firma HTC was voor het deelcriterium prijs niet de goedkoopste.

5) 27 november 2007. Gezien de opdracht uit drie welomschreven delen bestond, was er voor elk van de delen een timing voorzien. De opdracht in totaliteit moest in ongeveer zes maanden afgerond zijn.

6) 67 380 euro, exclusief BTW. Ingevolge latere beperking van de opdracht (annulatie opstellen lastenboek) is het totaal van de kostprijs beperkt gebleven tot 55  .400, exclusief BTW.

7) Ingevolge de wetgeving inzake taalgebruik in bestuurszaken mocht de studie in de Franse of de Nederlandse taal worden afgeleverd. De firma HTC heeft haar rapport in de Nederlandse taal afgeleverd.

8) Aangezien deze studie in naam en voor rekening van alle bezetters van de Finance Tower werd uitgevoerd, zijn allen betrokken geweest bij de uitvoering van de opdracht en hebben kennis genomen van de conclusies van het rapport.

9) Inzake de catering Finance Tower werden met alle bevindingen en conclusies van de studieopdracht rekening gehouden. Zo is de onder andere ook uit de studie naar voor gekomen dat het Pacheco Center niet op een economisch rendabele manier kan in concessie gegeven worden.

10) Zie eveneens antwoord op vraag 9). De studie is volledig voltooid. Volgende onderzoeken en aanbevelingen werden in de praktijk omgezet: het klantenbehoefteonderzoek, de mogelijkheden tot in concessie geven van het Conference Center, het aanbod en variatie aan maaltijden, het plaatsaanbod in het restaurant, de openingsuren, de kwaliteitscontrole, de wenselijkheid van reserveringen, aanbevelingen inzake het aankopen van een betaalsysteem, het uitwerken van een personeelsorganigram met de verschillende functies.

C. Stafdienst ICT

1. Studieopdracht om de maturiteit in verband met IT-veiligheidsaspecten te bepalen (22 dagen) - 2008.

2. Managementtransparantie creëren inzake IT-veiligheid.

3.Onderhandelingsprocedure zonder bekendmaking / Telindus - Geldenaaksebaan 335 - 3001 Heverlee.

4. Neen. Bij de beoordeling van de offertes werd, naast de prijs, ook rekening gehouden met de kwaliteit van de offertes (het profiel van de consultant(s), de communicatiemethode en de planning van de realisatie).

5. 19 februari 2008 - geleverd op 28 oktober 2008.

6. 29 228,76 euro.

7. Engels.

8. Management.

9. Nog te bepalen.

10. Bezig.