Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 4-1173

van Freddy Van Gaever (Vlaams Belang) d.d. 27 juni 2008

aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen

Begroting 2008 - Kapitalisatiefondsen - Verkoop - Meerwaardetaks

rijksbegroting
beleggingsmaatschappij
belasting op de meerwaarde

Chronologie

27/6/2008Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 31/7/2008)
2/9/2008Antwoord

Vraag nr. 4-1173 d.d. 27 juni 2008 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Volgens de ontwerpen van staatsbegroting 2008 wordt de opbrengst uit de meerwaardetaks bij de verkoop van kapitalisatiefondsen die voor minstens 40% beleggen in vastrentende waarden, geraamd op 81 miljoen euro. Deze maatregel wordt geacht de vermindering van de beurstaks van 1,1% naar 0,5% bij verkoop van kapitalisatiefondsen precies te compenseren. De ingeschreven ontvangsten zijn gelijk aan de geraamde minderinkomsten ( - 81 miljoen euro) voortvloeiend uit deze tariefvermindering.

In zijn publicatie Commentaar en opmerkingen bij de ontwerpen van de staatsbegroting voor het jaar 2008 wijst het Rekenhof erop dat deze raming niet gebaseerd is op een onderbouwde becijfering uitgaande van de gerealiseerde meerwaardes.

a. Waarom werd geen onderbouwde becijfering van dit bedrag aan het Rekenhof overhandigd?

b. Hoe kan men verklaren dat de verwachte ontvangsten zo nauwkeurig overeenkomen met de geraamde minderinkomsten? Op welke economische wetmatigheid is dit gebaseerd?

Antwoord ontvangen op 2 september 2008 :

Toen beslist werd de meerwaarden te belasten op de obligatieportefeuille van de BEVEKS die minstens 40 % van hun portefeuille beleggen in vastrentende activa, werd er, op basis van de op dat moment beschikbare gegevens, verondersteld dat deze maatregel en de verlaging van de taks op de beursverrichtingen van 1,1 tot 0,5 % elkaar compenseerden. Beide maatregelen zijn op 1 januari 2008 in werking getreden.

Bij de opmaak van de begroting in februari 2008 werd gesteld dat men, bij ontstentenis van nieuwe elementen, met deze hypothese kon blijven werken. Er zou vanuit kunnen worden gegaan dat de tegenwoordige evoluties van de rentevoeten minderwaarden creëren en dat deze hypothese bijgevolg in vraag gesteld zou kunnen worden. De belastbare grondslag wordt evenwel slechts beïnvloed door de minderwaarden bij afstand, inkopen of verandering van compartiment van de aandelen. De huidige context is echter niet gunstig voor dergelijke verrichtingen. Bovendien kan een dynamisch beheer altijd meerwaarden creëren. Ten slotte, wanneer de ongunstige beurscontext de afstand of het inkopen van aandelen niet aanmoedigt, wordt de kost van de verlaagde beurstaks op die verrichtingen daardoor ook verminderd.

De evolutie van de ontvangsten aan roerende voorheffing blijft overigens zeer gunstig en verantwoordt niet de noodzaak om de betrokken raming neerwaarts te herzien.