SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2019-2020 Zitting 2019-2020
________________
4 février 2020 4 februari 2020
________________
Question écrite n° 7-355 Schriftelijke vraag nr. 7-355

de Latifa Gahouchi (PS)

van Latifa Gahouchi (PS)

au ministre de la Sécurité et de l'Intérieur, chargé du Commerce extérieur

aan de minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, belast met Buitenlandse Handel
________________
Réchauffement climatique - Feux de sites naturels - Prévention - Gestion - Pompiers belges - Formation de lutte contre les feux de forêts - Collaboration entre les services de sécurité civile et les départements régionaux de la nature et des forêts Klimaatopwarming - Branden in natuurgebieden - Preventie - Beheer - Belgische brandweerlui - Opleiding voor de bestrijding van bosbranden - Samenwerking tussen de diensten van de Civiele Veiligheid en de regionale departementen van natuur en bos 
________________
réchauffement climatique
politique en matière de changement climatique
incendie
lutte anti-incendie
coopération territoriale européenne
coopération transfrontalière
protection de la forêt
formation professionnelle continue
protection civile
désastre naturel
opwarming van het klimaat
beleid inzake klimaatverandering
brand
brandbestrijding
Europese territoriale samenwerking
grensoverschrijdende samenwerking
bosbescherming
voortdurende bijscholing
burgerbescherming
natuurramp
________ ________
4/2/2020Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 5/3/2020)
5/3/2020Antwoord
4/2/2020Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 5/3/2020)
5/3/2020Antwoord
________ ________
Question n° 7-355 du 4 février 2020 : (Question posée en français) Vraag nr. 7-355 d.d. 4 februari 2020 : (Vraag gesteld in het Frans)

Le réchauffement climatique couplé à de longues périodes de canicule et sécheresse entraîne le risque de voir davantage de mégas feux se développer à l'instar de ceux qui rongent actuellement l'Australie. Cela fait plusieurs années que les scientifiques soulignent que le réchauffement du climat risque d'accroître la fréquence et la gravité des incendies dans beaucoup de régions du monde. Avec les gigantesques incendies qui ont eu lieu en Californie, Amazonie, Sibérie, Indonésie et Australie, l'année 2019 semble leur donner raison.

En outre, à mesure que la végétation s'assèche la probabilité de telles catastrophes dans des zones aujourd'hui préservées du feu augmentera.

C'est le cas de l'Europe, où ces trois dernières années ont servi de signaux d'alarme. D'importants feux ont frappé le nord de l'Europe dans des régions habituellement préservées. La Bretagne et le centre de la France, le Royaume-Uni, l'Allemagne, les pays baltes, etc. En 2018, près de 19 000 ha furent ravagés par des incendies en Suède.

Selon le Groupe d'experts intergouvernemental sur l'évolution du climat (GIEC), les prochaines décennies promettent un accroissement du nombre des jours à risque d'incendie et une extension de la saison des incendies. S'il est vrai que le pourtour méditerranéen - dont le climat est assez proche de celui du sud-est australien - a été qualifié de "hotspot" climatique par le GIEC, la question est également posée pour d'autres zones du nord.

Selon des chercheurs européens, il convient de tenir compte de ces impacts en chaîne. Les dérèglements climatiques favorisent l'émergence de maladies et de ravageurs qui affaiblissent les forêts, voire provoquent la mort massive de certaines espèces d'arbres. C'est le cas du scolyte en Ardenne belge. La présence, au sein des massifs forestiers, de vastes zones d'arbres morts fournit ainsi un combustible pour alimenter les feux.

En Belgique, les forêts de résineux et les Fagnes sont particulièrement à risques. C'est ainsi qu'Anvers, le Limbourg, et le Luxembourg ont été déclarées provinces à risques.

1) Si un plan d'action national "feux de sites naturels" a vu le jour en 2011 et que la Belgique a conclu un accord européen en vue de permettre le déploiement sur son territoire de bombardiers d'eau français, des mesures supplémentaires ne s'imposent-elles pas au vu des nouveaux éléments mis en exergue par les experts du climat et d'autres spécialistes? Une actualisation et un renforcement de ce plan sont-ils à l'ordre du jour?

2) Selon nos sources, si les pompiers français des régions du sud et du sud-ouest disposent déjà d'une telle formation, les pompiers des autres territoires, ceux du nord y compris, vont recevoir une formation spécifique pour lutter contre les (mégas) feux de forêt.

Qu'en est-il pour les pompiers belges? Combien sont-ils à recevoir une telle formation?

3) Enfin, il est important de fédérer tous les acteurs sur la problématique du feu, notamment lorsque l'on redoute des étés caniculaires.

Quel est le niveau de collaboration entre les acteurs de la sécurité civile, dont les pompiers et la Protection civile, et les départements de la Nature et des Forêts qui relèvent de la compétence des Régions en matière d'environnement? Notamment en ce qui concerne la prévention d'incendie dans les forêts, tourbières, dunes, bruyères, etc., par exemple via l'aménagement de coupe-feux, brûlages dirigés, etc.?

 

Als de klimaatopwarming samenvalt met lange periodes van hittegolven en droogte draagt ze bij tot een verhoogd risico op grote branden, zoals die welke nu Australië teisteren. Al enkele jaren wijzen wetenschappers erop dat de klimaatopwarming de frequentie en de ernst van branden in vele delen van de wereld dreigt te vergroten. De reusachtige branden die in 2019 gewoed hebben in Californië, het Amazonegebied, Siberië, Indonesië en Australië lijken dit te bevestigen.

Naarmate de vegetatie droger wordt, zal bovendien de kans op dergelijke rampen in zones die momenteel van brand gevrijwaard bleven nog toenemen.

In Europa golden de laatste drie jaren als alarmsignaal. Er woedden grote branden in het noorden van Europa, in zones die daar normaal vrij van zijn. Dat was zo in Bretagne en in het centrum van Frankrijk, in het Verenigd Koninkrijk, in Duitsland; in de Baltische staten, enz. In 2018 gingen zowat 19.000 ha in vlammen op in Zweden.

Volgens de Intergouvernementele Werkgroep inzake Klimaatverandering (IPCC), valt de komende decennia een verhoging van het aantal risicodagen en een verlenging van het brandseizoen te verwachten. Het Middellandse Zeegebied, waarvan het klimaat goed gelijkt op dat van Zuidoost-Australië, werd door het IPCC al als klimatologische 'hotspot' bestempeld, maar ook andere noordelijke gebieden komen in beeld.

Volgens Europese wetenschappers moet er rekening gehouden worden met kettingreacties. Klimaatontregeling creëert ook een voedingsbodem voor ziektes en ziekteverwekkers die de bossen verzwakken of zelfs leiden tot massale sterfte van sommige boomsoorten. In de Belgische Ardennen richt de schorskever veel schade aan. Als er in bosgebieden grote zones met dode bomen ontstaan, leveren die veel brandstof op voor mogelijke branden.

In België is er vooral gevaar in naaldbossen en in de Venen. Daarom worden de provincies Antwerpen, Limburg en Luxemburg als risicogebied beschouwd.

1) In 2011 werd een nationaal actieplan voor branden in natuurgebieden opgesteld en België heeft een Europees akkoord afgesloten om Franse blusvliegtuigen op ons grondgebied toe te laten. Zijn er, gelet op de nieuwe elementen die het IPCC en andere wetenschappers naar voren schuiven, niet meer maatregelen nodig? Moet dat plan niet aangepast en uitgebreid worden?

2) Volgens onze bronnen kregen de brandweermannen in het zuiden en het zuidwesten van Frankrijk al een specifieke opleiding om grote bosbranden te bestrijden. De andere, ook die in het noorden, zullen daartoe ook worden opgeleid.

Hoe zit dat met de Belgische brandweerlui? Hoeveel van hen krijgen zo'n opleiding?

3) Het is van belang om alle actoren inzake brandbestrijding bijeen te brengen, met name wanneer men vreest voor zeer hete zomers.

In welke mate wordt er samengewerkt tussen de diensten voor Civiele Veiligheid, en onder meer door de brandweerdiensten en de civiele bescherming, en de agentschappen voor natuur en bos van de gewesten, die bevoegd zijn voor milieuzaken? Het gaat dan over brandpreventie in bossen, veengebieden, duinen en heidegronden, enz., bijvoorbeeld door het aanleggen van brandgangen en het omgaan met gecontroleerde branden, enz.

 
Réponse reçue le 5 mars 2020 : Antwoord ontvangen op 5 maart 2020 :

1) Le risque de feux de sites naturels dans notre pays est connu et pris en compte par l’ensemble des acteurs en charge de la planification d’urgence. L’attention pour ce risque s’est fortement accrue suite aux incendies ayant touché les fagnes et la région anversoise en 2011 et brûlant plus de 2000 hectares.

Ces évènements ont donné naissance au plan d'action national «feux de sites naturels» et aux groupes de travail y associés mis en place autour de thématiques diverses pour traiter le phénomène:

–  Groupe de travail 1: analyse et cartographie des risques - composition: Centre de crise national (NCCN), Centre fédéral de connaissances pour la sécurité civile (KCCE), zones de secours, services de planification d'urgence des services fédéraux des gouverneurs.

–  Groupe de travail 2: équipement - composition: Direction générale de la sécurité civile (DGSC), zones de secours.

–  Groupe de travail 3: procédures et formation - composition: KCCE, DGSC, zones de secours.

–  Groupe de travail 4: planification d'urgence - composition: NCCN, services de planification d'urgence des services des gouverneurs fédéraux, zones de secours.

–  Groupe de travail 5: exercices - composition: NCCN, DGSC, services de planification d'urgence des services fédéraux des gouverneurs, zones de secours.

Le 11 décembre 2018, une rencontreincendies en milieu naturel et changements climatiques’ a été organisée par le groupe de travail adaptation de la Commission Nationale Climat dans le cadre de la mise en œuvre du Plan National Adaptation aux changements climatiques. Cette rencontre a réuni différents acteurs (scientifiques, NCCN, DGSC, services d’intervention, zones de secours, etc.) afin de dresser un état des lieux de la situation.

Le suivi de ce risque au niveau local se traduit également par la prise d’actions concrètes par les gouverneurs de province et les disciplines. En témoignent les exemples suivants:

–  Planification d’urgence:

Consciente de son statut de «province à risque» en ce qui concerne les feux de sites naturels, la province d’Anvers prend les mesures nécessaires pour prévenir et se préparer à ce risque. Le service de planification d'urgence du gouverneur d'Anvers élabore actuellement un Plan Particulier d'Urgence et d'Intervention (PPUI) pour les sites naturels de la province d'Anvers. Les procédures à inclure dans ce plan seront coordonnées avec tous les acteurs concernés, tant les disciplines que les gestionnaires de réserves naturelles.

Des initiatives sont également prises localement par les zones de secours compétentes. Par exemple, la zone de secours Rand et la zone de secours Kempen/Taxandria travaillent toutes deux sur un Plan d’Urgence zonal pour leurs réserves naturelles.

En ce qui concerne la prévention des feux de sites naturels, le service de planification d’urgence du gouverneur d'Anvers réalise une communication sur le risque au cours des mois où le risque de feux des sites naturels est le plus élevé (de février à septembre). Cela se fait à l’aide d’un code pour le risque exprimé par un code couleur.

Le gouverneur du Limbourg dispose depuis 2012 d'un PPUI Forêt et sites naturels, qui a été actualisé en 2019.

En février 2020, le service de planification d'urgence du gouverneur du Limbourg organise la réunion de lancement de la saison des feux de forêts 2020 avec des représentants de l'Agence pour la nature et les forêts, de la discipline 1, de la Défense et du centre d'urgence 112. Si la situation devient précaire, les mêmes services se réuniront régulièrement pour évaluer la situation.

Le gouverneur de Liège dispose d'un PPUI Hautes Fagnes, dans lequel, entre autres, le risque de feux des sites naturels est abordé.

Les gouverneurs wallons ont réalisé en collaboration avec le centre de crise wallon un arrêté type pour augmenter le niveau de prévention des feux de forêt en cas de sécheresse (interdiction des barbecues, interdiction de feu dans les camps scouts, etc.).

–  Collaboration:

En matière de collaboration internationale, des tests ont été entrepris en 2013 afin de valider une procédure d’appel aux moyens aériens français. Les exercices ont été couronnés de succès. Un plan d’eau a été validé.

Les provinces du Limbourg et d'Anvers se tiennent également mutuellement informées des feux de sites naturels (par exemple, l'ajustement des codes de couleur annoncés pour la sensibilité au feu).

2) En ce qui concerne la formation, celle-ci est en cours d’élaboration et devrait voir le jour dans le courant du 2nd semestre 2020. Le contenu de la formation est basé sur la procédure opérationnelle standardisée (POS) feu de forêt, qui a été validée fin 2018 par la commission de validation (VALCOM).

Cette POS reprend les éléments opérationnels et de commandement nécessaires pour répondre à ce type d’incendie. Elle a été testée lors de deux exercices organisés en Flandre (Bourg Léopold) et en Wallonie (Fagnes). La POS sera adaptée aux enseignements qui auront été tirés lors de ces exercices.

Plus généralement, les POS se basent sur les analyses de risques développées par les pompiers. Celles-ci sont donc adaptées à la situation belge. Si l’analyse de risque venait à évoluer, la réponse opérationnelle serait adaptée (en terme de capacité, de matériel, de commandement, etc.). Nous ne nous attendons cependant pas dans les prochaines années à des situations comparables à celles constatées en Floride ou en Australie.

3) La collaboration en matière de lutte contre les incendies de forêt entre les acteurs de la sécurité civile prend la forme suivante: les pompiers assurent l’extinction et le contrôle de l’incendie, ainsi que le sauvetage et la protection des personnes et la Protection civile vient en renfort en s’occupant de l’organisation de l’appui aérien et de l’assistance logistique de cet appui, de la fourniture et de la mise en œuvre de produits retardant, ainsi que de la mise en œuvre de moyens lourds de génie civil.

1) Het risico op branden in natuurgebieden in ons land is bekend en wordt in aanmerking genomen door alle actoren die bevoegd zijn voor noodplanning en crisisbeheer. De aandacht voor dit risico is sterk toegenomen na de branden die de Hoge Venen en de Antwerpse regio in 2011 hebben getroffen en die meer dan 2 000 hectare hebben verwoest.

Deze evenementen waren de aanleiding tot het nationaal actieplan «natuurbranden» en de bijbehorende werkgroepen opgericht rond verschillende thema’s om het fenomeen aan te pakken :

–  Werkgroep 1: risicoanalyse en cartografie – samenstelling: Nationaal Crisiscentrum (NCCN), Federaal Kenniscentrum voor de Civiele Veiligheid (KCCE), hulpverleningszones, diensten noodplanning van de federale diensten van de gouverneurs.

–  Werkgroep 2: materieel – samenstelling: Algemene Directie Civiele Veiligheid (ADCV), hulpverleningszones.

–  Werkgroep 3: procedures en opleiding – samenstelling: KCCE, ADCV, hulpverleningszones.

–  Werkgroep 4: noodplanning – samenstelling: NCCN, diensten noodplanning van de federale diensten van de gouverneurs, hulpverleningszones.

–  Werkgroep 5: oefeningen – samenstelling: NCCN, ADCV, diensten noodplanning van de federale diensten van de gouverneurs, hulpverleningszones.

Op 11 december 2018 werd een vergadering over «branden in het natuurlijke milieu en klimaatverandering» georganiseerd door de werkgroep aanpassing van de Nationale Klimaatcommissie in het kader van de uitvoering van het Nationaal Adaptatieplan. Deze vergadering bracht verschillende actoren (wetenschappers, NCCN, ADCV, interventiediensten, hulpverleningszones, enz.) samen om de balans op te maken.

Het opvolgen van dit risico op lokaal niveau geeft ook aanleiding tot het nemen van concrete acties door de gouverneurs en de disciplines. Voorbeelden hiervan zijn:

–  Noodplanning:

De provincie Antwerpen is zich terdege bewust van zijn status als «risicoprovincie» met betrekking tot branden in natuurgebieden en neemt dan ook de nodige maatregelen voor preventie van en voorbereiding op dit risico. De dienst noodplanning van de gouverneur Antwerpen werkt momenteel een Bijzonder Nood-en Interventieplan (BNIP) voor de natuurgebieden in de provincie Antwerpen uit. De procedures die hierin worden opgenomen worden afgestemd met alle betrokken actoren, zowel met de disciplines als met de beheerders van natuurgebieden.

Maar ook lokaal worden er initiatieven genomen door de bevoegde hulpverleningszones. Zo werken zowel HVZ Rand als HVZ Kempen/Taxandria aan een zonaal noodplan voor hun natuurgebieden.

Met betrekking tot natuurbrandpreventie stuurt de dienst noodplanning van de gouverneur van Antwerpen tijdens de maanden met een verhoogd risico op natuurbranden (van februari tot en met september) risicocommunicatie uit. Dit wordt gedaan aan de hand van een risicocode die wordt uitgedrukt in een kleurcode.

De gouverneur van Limburg beschikt reeds sinds 2012 over een BNIP Bos- en Natuurgebieden dat in 2019 nog bijgewerkt werd.

In februari 2020 organiseert de dienst noodplanning van de gouverneur van Limburg de kick-off vergadering voor het natuurbrandseizoen 2020 met vertegenwoordigers van het Agentschap Natuur en Bos, discipline 1, Defensie en de noodcentrale 112. Als de situatie précair wordt, zitten dezelfde diensten op regelmatige basis samen om de situatie te beoordelen.

De gouverneur van Luik beschikt over een BNIP Hoge Venen, waarin onder meer het risico natuurbranden aan bod komt.

De Waalse gouverneurs hebben in samenwerking met het Waalse crisiscentrum een standaardbesluit opgesteld om het niveau van preventie van bosbranden in geval van droogte te verhogen (verbod om te barbecuen, verbod op kampvuren bij scoutskampen, enz.).

–  Samenwerking:

Wat de internationale samenwerking betreft, zijn in 2013 tests uitgevoerd om een procedure voor het aanspreken van de Franse luchtmacht te valideren. De oefeningen waren succesvol. Een waterplan is gevalideerd.

De provincies Limburg en Antwerpen houden elkaar eveneens op de hoogte met betrekking tot natuurbranden (bijvoorbeeld afstemmen afgekondigde kleurencodes brandgevoeligheid).

2) De opleiding wordt momenteel uitgewerkt en zou in de loop van het 2de semester 2020 klaar moeten zijn. De inhoud van de opleiding is gebaseerd op de standaard operationele procedure (SOP) bosbrand, die eind 2018 werd gevalideerd door de valideringscommissie (VALCOM).

Deze SOP vermeldt de operationele en bevelvoeringselementen die noodzakelijk zijn om op dit type brand te reageren. Deze werd getest tijdens twee oefeningen die werden georganiseerd in Vlaanderen (Leopoldsburg) en in Wallonië (Venen). De SOP zal worden aangepast aan de hand van de lessen die werden getrokken uit deze oefeningen.

De SOP zijn meer in het algemeen gebaseerd op de risicoanalyses die werden ontwikkeld door de brandweer. Deze zijn dus aangepast aan de Belgische situatie. Als de risicoanalyse zou evolueren, zou het operationele antwoord worden aangepast (in termen van capaciteit, materieel, bevelvoering, enz.). Wij verwachten ons in de komende jaren evenwel niet aan situaties die vergelijkbaar zijn met de situaties die werden vastgesteld in Florida of in Australië.

3) De samenwerking inzake de bestrijding van bosbranden tussen de actoren van de civiele veiligheid neemt de volgende vorm aan: de brandweer blust en houdt de brand onder controle en verzekert de redding en de bescherming van de personen en de civiele bescherming treedt op als versterking door zich bezig te houden met de luchtsteun en de logistieke bijstand van deze steun, met het aanleveren en toepassen van brandvertragende producten, alsook met het inzetten van zware werktuigen.