SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2009-2010 Zitting 2009-2010
________________
12 février 2010 12 februari 2010
________________
Question écrite n° 4-6937 Schriftelijke vraag nr. 4-6937

de Sabine de Bethune (CD&V)

van Sabine de Bethune (CD&V)

à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l'Intégration sociale

aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie
________________
Laboratoires de biologie clinique - Agrément - Critères - Obligation d'engager un médecin biologiste Laboratoria voor klinische biologie - Erkenning - Criteria - Verplichte aanwerving van een arts-bioloog 
________________
établissement hospitalier
biologie clinique
médecin
ziekenhuis
klinische biologie
dokter
________ ________
12/2/2010Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 18/3/2010)
15/4/2010Antwoord
12/2/2010Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 18/3/2010)
15/4/2010Antwoord
________ ________
Herkwalificatie van : vraag om uitleg 4-1445 Herkwalificatie van : vraag om uitleg 4-1445
________ ________
Question n° 4-6937 du 12 février 2010 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 4-6937 d.d. 12 februari 2010 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

La loi du 10 décembre 2009 portant des dispositions diverses en matière de santé modifie notamment la loi relative aux hôpitaux et à d'autres établissements de soins, coordonnée le 10 juillet 2008, mieux connue comme loi sur les hôpitaux.

La modification législative visait à lever l'incertitude qui était née à la suite d'un arrêt du Conseil d'État du 12 juillet 2007 annulant l'article 6.4 de l'arrêté ministériel du 30 avril 1999. Le Conseil d'État a affirmé que l'article 13 de la loi sur les hôpitaux implique que le chef d'un service hospitalier doit être un médecin. En conséquence de cet arrêt, les dentistes, les pharmaciens et les licenciés en chimie ne pourraient plus être les chefs des services hospitaliers dont l'activité correspond à leur spécialité. La loi du 10 décembre 2009 modifie l'article 9 de la loi sur les hôpitaux et confirme la volonté initiale du législateur.

Lors de la modification législative, la ministre a souligné que l'intention a toujours été de donner aux dentistes, aux pharmaciens et aux biologistes travaillant en hôpital le même statut qu'aux médecins hospitaliers ainsi que les mêmes possibilités de prendre part à l'organisation de l'hôpital.

C'est aussi le 10 décembre 2009 qu'a été promulgué un arrêté royal modifiant l'arrêté royal du 3 décembre 1999 relatif à l'agrément des laboratoires de biologie clinique, qui change les critères d'agrément pour les laboratoires de biologie clinique. Chaque laboratoire doit dorénavant disposer d'au moins deux spécialistes en biologie clinique correspondant à minimum deux équivalents temps plein, dont au moins 0,8 équivalent temps plein médecin spécialiste, qui peut être assuré au maximum par deux médecins.

Cette nouvelle disposition n'est-elle pas quelque peu contradictoire ? Le but poursuivi par l'arrêté royal du 10 décembre 2009 n'est pas plus apparent. Il y a en effet beaucoup de laboratoires cliniques où ne travaillent que des pharmaciens-biologistes ou que des médecins-biologistes. L'arrêté royal du 10 décembre 2009 contraindra les laboratoires cliniques n'employant que des pharmaciens-biologistes à engager un médecin-biologiste supplémentaire, ou, à défaut de moyens budgétaires, de licencier un pharmacien-biologiste pour le remplacer par un médecin-biologiste. En pratique, chacun des deux devrait pourtant disposer des mêmes qualifications pour travailler dans un laboratoire clinique et ils exécutent le même travail.

C'est pourquoi je voudrais demander à la ministre :

1. Dans quel but l'arrêté royal du 10 décembre 2009 a-t-il été pris ?

2. Les laboratoires cliniques où ne travaillent que des médecins-biologistes devront-ils à brève échéance intégrer des pharmaciens-biologistes avant de prétendre à un agrément ?

3. La ministre est-elle consciente qu'elle oblige ainsi certains laboratoires à licencier des pharmaciens-biologistes afin d'arriver à une équipe mixte ?

 

De wet van 10 december 2009 houdende diverse bepalingen inzake gezondheid wijzigt onder meer de wet betreffende de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen, gecoördineerd op 10 juli 2008, beter bekend als Ziekenhuiswet (ZHW).

De wetswijziging beoogde de onzekerheid op te heffen die ontstaan was naar aanleiding van een arrest van de Raad van State van 12 juli 2007 dat artikel 6.4 van het ministerieel besluit van 30 april 1999 vernietigde. De Raad van State stelde dat artikel 13 van de ZHW inhoudt dat het diensthoofd van een ziekenhuisdienst een arts dient te zijn. Als gevolg van dit arrest zouden tandartsen, apothekers en licentiaten in de scheikunde geen diensthoofd meer kunnen zijn van ziekenhuisdiensten waarvan de activiteit tot hun specialisatie behoort. De wet van 10 december 2009 wijzigt artikel 9 van de ZHW en herbevestigt de oorspronkelijke bedoeling van de wetgever.

De minister benadrukte met de wetswijziging dat het altijd de bedoeling is geweest de tandartsen, apothekers en biologen die werkzaam zijn in het ziekenhuis hetzelfde statuut te geven als een ziekenhuisarts, alsook dezelfde mogelijkheden om deel te nemen aan de organisatie van het ziekenhuis.

Eveneens op 10 december 2009 werd een koninklijk besluit afgekondigd houdende wijziging van het koninklijk besluit van 3 december 1999 betreffende de erkenning van de laboratoria voor klinische biologie, dat de erkenningscriteria van de laboratoria voor klinische biologie wijzigt. Elk laboratorium moet voortaan minstens beschikken over twee specialisten in de klinische biologie die samen minstens twee fulltime equivalenten vormen, waaronder een 0,8 voltijds equivalent geneesheer-specialist, die door maximum twee geneesheren mag worden verzekerd.

Is dit niet een wat tegenstrijdige nieuwe bepaling? Evenmin is het doel duidelijk dat het koninklijk besluit van 10 december 2009 beoogt. Er zijn namelijk heel wat klinische laboratoria waar enkel apothekers-biologen werken of labo's met enkel artsen-biologen. Op basis van het koninklijk besluit van 10 december 2009 zullen klinische laboratoria waar uitsluitend apothekers-biologen werkzaam zijn genoodzaakt zijn een bijkomende arts-bioloog aan te werven of indien hiervoor budgettair geen ruimte is een apotheker-bioloog ontslaan en vervangen door een arts-bioloog. In de praktijk zouden beiden nochtans beschikken over dezelfde bekwaamheden om in een klinisch laboratorium te werken en verrichten ze hetzelfde werk.

Daarom had ik de minister willen vragen:

1. Met welk oogmerk werd het koninklijk besluit van 10 december 2009 genomen?

2. Moeten klinische laboratoria die enkel uit artsen-biologen bestaan binnenkort ook apothekers-biologen opnemen in hun team vooraleer een erkenning te kunnen bekomen?

3. Is de minister zich ervan bewust dat ze hierdoor sommige laboratoria dwingt apothekers-biologen te ontslaan om tot een gemengd team te komen?

 
Réponse reçue le 15 avril 2010 : Antwoord ontvangen op 15 april 2010 :

L’arrêté royal du 10 décembre 2009 a été pris pour des considérations liées à la qualité. En effet, pour le médecin prescripteur, il est souvent utile, voire parfois nécessaire de pouvoir, dans l’intérêt du patient, se concerter avec un confrère médecin et lui donner des indications.

On considère en général qu’il existe deux façons d’appréhender la biologie clinique : une approche pharmaceutique et une médicale.

Alors que l’approche pharmaceutique est plutôt axée sur les aspects analytiques et toxicologiques de la biologie clinique, l’approche médicale porte sur les résultats cliniques et l’assistance, ce qui constitue un aspect indispensable des activités des laboratoires cliniques.

Un arrêté royal est en préparation en concertation avec la Commission de Biologie clinique de l’ISP (Institut Scientifique de Santé Publique), portant modification de l’ arrêté royal du 10 décembre 2009 ; l’entrée en vigueur de cet arrêté royal est prévue trois ans après la publication, au lieu d’un an. Cette longue période de transition offre la possibilité aux équipes mixtes de prestataires de biologie clinique de se constituer.

Het koninklijk besluit van 10 december 2009 werd genomen uit kwaliteitsoverwegingen. Voor de voorschrijvende arts is het immers vaak nuttig en soms zelfs nodig om in het belang van de patiënt overleg te kunnen plegen met en aanwijzingen te kunnen geven aan een collega-arts.

Algemeen wordt aangenomen dat er twee manieren zijn om de klinische biologie te benaderen: een farmaceutische en een medische.

Daar waar de farmaceutische invalshoek eerder gericht is op de analytische en toxicologische aspecten van de klinische biologie, richt de medische invalshoek zich naar klinische uitkomsten en ondersteuning, hetgeen een onontbeerlijk aspect uitmaakt van de activiteiten van klinische laboratoria.

In overleg met de Commissie voor Klinische biologie van het WIV (Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid), wordt een koninklijk besluit voorbereid, tot wijziging van het koninklijk besluit van 10 december 2009, waardoor de inwerkingtreding wordt voorzien drie jaar na de publicatie, in plaats van één jaar. Deze ruime overgangsperiode biedt de gelegenheid om gemengde teams van vertrekkers van de klinische biologie samen te stellen.