4-1777/3 | 4-1777/3 |
5 MEI 2010
I. PROCEDURE
De commissie voor de Institutionele Aangelegenheden van de Senaat heeft het ontwerp van verklaring tot herziening van de Grondwet, tezamen met de elf toegevoegde voorstellen, besproken tijdens haar vergadering van 5 mei 2010, in aanwezigheid van de heer Steven Vanackere, vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen, en de heer Stefaan De Clerck, minister van Justitie.
Bij de bespreking heeft de commissie het ontwerp van de regering als uitgangspunt genomen en er de voorstellen van de senatoren bij betrokken, naar gelang van de bepalingen die ze beogen.
Zij heeft daarbij kennis genomen van de brief van de voorzitter van het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap van 3 mei 2010, waarin wordt verwezen naar de resolutie die het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap op 26 maart 2007 aan de federale regering en het federaal parlement heeft gericht in verband met de verklaring tot herziening van de Grondwet (zie bijlagen).
Een brief van de Adviesraad van de magistratuur van 29 april 2010 waarin de noodzaak werd beklemtoond artikel 153 van de Grondwet voor herziening vatbaar te verklaren, werd aan de leden van de commissie meegedeeld.
Na de inleidende uiteenzetting door vice-eersteminister Vanackere (II) volgen de algemene (III) en de puntsgewijze bespreking met de stemmingen (IV), alsook de bijlagen (V).
II. INLEIDENDE UITEENZETTING DOOR DE HEER STEVEN VANACKERE, VICE-EERSTEMINISTER EN MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN EN INSTITUTIONELE HERVORMINGEN
Tijdens deze legislatuur werd artikel 22bis van de Grondwet herzien (Belgisch Staatsblad van 29 december 2008).
De regering stelt voor de reeks overige artikelen opgenomen in de verklaring tot herziening van de Grondwet van 2007 (Belgisch Staatsblad van 2 mei 2007) over te nemen en aan te vullen met een aantal nieuwe artikelen.
I. Een reeks bepalingen heeft betrekking op de fundamentele rechten en vrijheden, namelijk om :
— nieuwe bepalingen in te voegen die de bescherming moeten verzekeren van de rechten en vrijheden gewaarborgd door het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden alsook door de aanvullende protocollen bij dit verdrag;
— de niet-Belgen in staat te stellen toegang te krijgen tot betrekkingen in overheidsdienst;
— een universele dienstverlening inzake post, communicatie en mobiliteit in te schrijven;
— de waarborg van de vrijheid van drukpers naar andere informatiemiddelen uit te breiden;
— het verzoekschriftenrecht te moderniseren;
— het briefgeheim tot de nieuwe vormen van communicatie en andere correspondentievormen uit te breiden.
De regering wenst het tevens mogelijk te maken om, in de volgende legislatuur, de Grondwet te herzien in verband met :
— het waarborgen van het genot van rechten en vrijheden voor personen met een handicap;
— het recht op veiligheid als kernopdracht van de overheid;
— de uitbreiding van de bescherming van de bedienaren der erediensten tot de afgevaardigden van de door de wet erkende organisaties die morele diensten verlenen op basis van een niet-confessionele levensbeschouwing;
— de uitbreiding van de regels betreffende de bescherming van persoonsgegevens om ze ook tussen de burgers onderling van toepassing te verklaren;
— de dienstgewijze decentralisatie;
— het toelaten aan de gewesten een volksraadpleging in te voeren en te organiseren;
— het opnemen van internationale rechtscolleges in de Grondwet;
— het mogelijk maken om de bevoegdheden van het Grondwettelijk Hof en van het Rekenhof uit te breiden.
II. Er wordt ook voorgesteld om meerdere artikelen verbonden aan de hervorming van justitie en politie voor herziening vatbaar te verklaren. Deze hebben betrekking op de volgende elementen :
— het naleven van de rechtspraak van het Europees Hof voor de rechten van de mens in verband met het recht op bijstand door een advocaat vanaf het eerste verhoor;
— het optimaliseren van de doeltreffendheid van de organisatie van het gerecht;
— afwijkingen op de verplichte integrale voorlezing van vonnissen door de rechter in openbare zitting;
— een algemene bevoegdheidsdiscussie over de Hoge Raad voor Justitie, onder meer naar aanleiding van een nieuw beheersmodel voor Justitie;
— de hervorming van het tuchtrecht van de magistraten, onder meer om ook de evaluatie van de korpschefs van de Zetel mogelijk te maken en om in het kader van de hervorming van het tuchtrecht de oprichting van een tuchtrechtbank mogelijk te maken;
— de mogelijkheid om flexibeler te antwoorden op de verhoging van de werklast bij de hoven en rechtbanken.
III. De regering wil ook een grondige hervorming van de politieke instellingen van ons land mogelijk maken, evenals een aanpassing van die instellingen aan de federale staatsstructuur.
De herzieningsverklaring heeft daarom betrekking op :
— de hervorming van het bicameraal systeem (in het bijzonder de bevoegdheden van Kamer en Senaat);
— de mogelijkheid van gelijktijdige verkiezingen voor de Kamer en de Gemeenschaps- en Gewestparlementen;
— het toekennen van de constitutieve autonomie aan het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (uit te oefenen met een bijzondere meerderheid) en de Duitstalige Gemeenschap;
— het verbod op dubbele kandidaatstelling;
— het versterken van de efficiëntie van de lokale besturen.
IV. Ten slotte stelt de regering voor artikel 195 voor herziening vatbaar te verklaren om de procedure tot herziening van de Grondwet te herzien.
III. ALGEMENE BESPREKING
De heer Mahoux wenst, ongeacht de inhoud van de verschillende voorstellen van verklaring tot herziening van de Grondwet die werden ingediend, een algemene politieke houding aan te nemen ten aanzien van het ontwerp van verklaring tot herziening van de Grondwet dat door de regering werd ingediend. Het is immers wenselijk om zich te houden aan de lijst van de artikelen die door de regering wordt voorgesteld en die zowel door de Kamer van volksvertegenwoordigers als door de Senaat dient te worden aangenomen om tot een gemeenschappelijke lijst van artikelen te komen.
Het lijkt hem dan ook niet raadzaam om elk voorstel van verklaring tot herziening van de Grondwet ten gronde te bespreken. Niettemin heeft spreker enkele bedenkingen bij het voorstel van de regering om de vorige verklaring tot herziening van de Grondwet (Belgisch Staatsblad van 2 mei 2007) aan te vullen met nieuwe artikelen.
De heer Monfils vraagt zich af welke houding de Kamer van volksvertegenwoordigers zal aannemen ten aanzien van het ontwerp van verklaring tot herziening van de Grondwet dat door de regering werd ingediend. Zal zij zich ook beperken tot de lijst van de artikelen die door de regering wordt voorgesteld ?
De voorzitter, de heer De Decker, herinnert eraan dat artikel 195 van de Grondwet bepaalt : « De federale wetgevende macht heeft het recht te verklaren dat er redenen zijn tot herziening van zodanige grondwettelijke bepaling als zij aanwijst ». Vermits de federale wetgevende macht, overeenkomstig artikel 36 van de Grondwet, gezamenlijk wordt uitgeoefend door de Koning, de Kamer van volksvertegenwoordigers en de Senaat, zijn enkel de artikelen die werden opgenomen in elk van de drie lijsten vatbaar voor herziening.
Dat neemt niet weg dat de Senaat volledig vrij is om ook andere artikelen dan die welke werden opgenomen in het ontwerp van de regering, voor herziening vatbaar te verklaren. Dat is overigens ook daadwerkelijk gebeurd aan het einde van de vorige legislatuur (zie stuk Senaat, nr. 3-2377).
De heer Coveliers is het niet eens met deze zienswijze. Hij meent dat de lijsten identiek moeten zijn en stelt vast dat hier een nieuwe interpretatie wordt voorgesteld.
Volgens de heer Delpérée is het perfect mogelijk dat er twee verschillende lijsten worden gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad : één van de Kamers en één van de Koning. Wanneer een artikel van de Grondwet slechts op één van deze lijsten voorkomt, is het evenwel niet voor herziening vatbaar.
Vanzelfsprekend kan de Senaat ook andere artikelen aanwijzen dan die welke zijn opgenomen in het ontwerp van verklaring tot herziening van de Grondwet dat door de regering werd ingediend, maar dat zou volstrekt nutteloos zijn.
De heer Vanackere, vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen, is het eens met deze zienswijze. Hij wijst erop dat het ook mogelijk is dat er artikelen die werden opgenomen in het regeringsontwerp, niet voorkomen in de lijst die door de Kamers wordt goedgekeurd. In dat geval zijn deze artikelen niet voor herziening vatbaar tijdens de volgende legislatuur.
De heer Daras is er zich van bewust dat, wanneer voorstellen van verklaring tot herziening van de Grondwet of amendementen op het ontwerp van de regering worden ingediend, dat eerder een louter politiek karakter heeft. Hij herinnert eraan dat in het verleden de Kamers reeds hebben besloten om bepaalde artikelen die voorkwamen in het ontwerp van verklaring tot herziening van de Grondwet dat door de regering werd ingediend, niet op te nemen in de lijst die zij goedkeurden. Het ontwerp van de regering is als het ware het maximum. In die zin is het werk van de Senaat niet helemaal nutteloos.
De heer Coveliers kondigt aan amendementen te zullen indienen op het ontwerp van verklaring tot herziening van de Grondwet van de regering teneinde alle artikelen van de Grondwet voor herziening vatbaar te verklaren.
De heer Vandenberghe meent dat het de parlementsleden vrij staat om amendementen in te dienen op het ontwerp van de regering. Alle amendementen moeten rustig besproken kunnen worden, ongeacht hun inhoudelijke draagwijdte.
Ook de heer Moureaux is van oordeel dat alle artikelen van de Grondwet voor herziening vatbaar moeten kunnen worden verklaard. Gelet op de huidige crisis en politieke stand van zaken, zou dat een meer neutrale keuze zijn. De optie die werd genomen in het ontwerp van verklaring tot herziening van de Grondwet dat door de regering werd ingediend, waarin met name wordt voorgesteld om artikel 195 van de Grondwet voor herziening vatbaar te verklaren, is slechts een schijnoplossing. Door dat te doen, laat men immers toe dat àlle artikelen van de Grondwet kunnen worden herzien, vermits de procedure tot herziening van de Grondwet zélf ter discussie wordt gesteld.
Het lijkt spreker verkieslijker en duidelijker om meteen alle artikelen voor herziening vatbaar te verklaren. Hij merkt op dat hij, bij de bespreking van het ontwerp van verklaring tot herziening van de Grondwet in 2007 (stuk Senaat, nr. 3-2377), tegen dit specifieke punt heeft gestemd. Dit keer zal hij evenwel met volle overtuiging vóór dit punt stemmen. De hervorming van de instellingen mag immers geenszins gehinderd worden.
De heer Vandenberghe wenst zich niet uit te spreken over de vraag wie de hervorming van de instellingen tot nog toe heeft verhinderd. Hij wijst evenwel op de ratio legis van het huidige artikel 195 van de Grondwet, dat een verklaring voorafgaand aan de verkiezingen voorschrijft. Aldus is de kiezer op de hoogte van de constitutionele inzet van deze verkiezingen : hij weet immers wat aan de orde is. Vandaag worden al te veel procedurele antwoorden gegeven op vragen om een inhoudelijke herziening te verwezenlijken.
De heer Delpérée herhaalt dat de artikelen die tijdens de volgende legislatuur voor herziening vatbaar zullen zijn, moeten worden opgenomen in zowel de lijst die door de Kamers wordt goedgekeurd, als in de lijst die door de Koning wordt goedgekeurd. Vermits het ontwerp van verklaring tot herziening van de Grondwet dat door de regering werd ingediend, de handtekening van de Koning draagt, heeft het geen zin om in de Senaat een lijst goed te keuren waarin alle artikelen van de Grondwet zouden opgenomen zijn. De lijst van de regering is dus het maximum.
IV. PUNTSGEWIJZE BESPREKING EN STEMMINGEN
Aangezien het regeringsontwerp, de erop ingediende amendementen, alsmede de aan het ontwerp toegevoegde voorstellen in globo alle artikelen van de Grondwet betreffen of de invoeging van nieuwe bepalingen mogelijk wensen te maken, worden zij hierna puntsgewijs per artikel gegroepeerd.
DE BELGISCHE GRONDWET
TITEL I. HET FEDERALE BELGIË, ZIJN SAMENSTELLING EN ZIJN GRONDGEBIED
Artikel 1
(Amendement nr. 1 en voorstel nr. 4-782/1)
1. De heer Van Hauthem c.s. dient amendement nr. 1 in teneinde dit artikel voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/2).
2. De heer Roelants du Vivier, die inmiddels geen senator meer is, stelt voor te verklaren dat er redenen zijn tot herziening van artikel 1 van de Grondwet, en tot toevoeging van een tweede lid aan dat artikel teneinde er het beginsel van de scheiding van Kerk en Staat in op te nemen (stuk Senaat, nr. 4-782/1).
De heer Coveliers verbaast zich over het feit dat dit artikel niet voorkomt in het ontwerp van verklaring tot herziening van de Grondwet dat door de regering werd ingediend. Hij verwijst naar het standpunt dat de CD&V-fractie tijdens de vorige legislatuur heeft ingenomen in haar voorstel van verklaring tot herziening van de Grondwet (stuk Senaat, nr. 3-2381/1). Daarin wordt gesteld dat de artikelen 1 tot 3 voor herziening vatbaar moeten zijn om de confederale optie concreet in te schrijven en de deelstatelijkheid grondwettelijk te verankeren, in functie van de invoering van twee deelstaten en de deelgebieden Brussel en de Duitstalige Gemeenschap. Nu is de herziening van artikel 1 van de Grondwet blijkbaar niet meer wenselijk. Welke is hiervoor de verklaring ?
De heer Vanackere, vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen, verwijst naar de inleidende uiteenzetting. Hij bevestigt dat de artikelen, opgenomen in de vorige verklaring tot herziening van de Grondwet, worden overgenomen en aangevuld met enkele nieuwe artikelen. Er is geen andere verklaring.
De heer Vandenberghe meent dat het voorstel van verklaring tot herziening van de Grondwet dat door de CD&V-fractie in 2007 werd ingediend, niets anders is dan de vertaling van het inhoudelijk programma van deze fractie. Dit programma is sedertdien niet veranderd.
Hij wijst er evenwel op dat het thans besproken ontwerp van verklaring tot herziening van de Grondwet werd ingediend door een regering die slechts belast is met de afhandeling van de lopende zaken. Dat is een belangrijk verschil met de toenmalige regering-Verhofstadt die beschikte over de volheid van bevoegdheid wanneer zij in 2007 haar ontwerp van verklaring tot herziening van de Grondwet indiende. Deze regering koos er toen voor om de wetgevende verkiezingen met 14 dagen te vervroegen om aldus te verhinderen dat ze ongrondwettig zouden zijn, wat nu het geval zal zijn. De huidige regering echter kan slechts die artikelen voorstellen waarover een akkoord bestaat in de Ministerraad, die paritair is samengesteld, en hierover de instemming vragen aan de Kamer van volksvertegenwoordigers en de Senaat. In deze context kon zij niet voorstellen om artikel 1 van de Grondwet voor herziening vatbaar te verklaren. Daarmee bevestigt zij enkel dat de Belgische Staat, zoals die vandaag constitutioneel bestaat, niet werkbaar is.
Amendement nr. 1 van de heer Van Hauthem c.s. wordt verworpen met 10 stemmen tegen 1 stem.
Het voorstel van de heer Roelants du Vivier wordt ingetrokken.
Artt. 2 tot 7
(Amendementen nrs. 2 tot 7)
De heer Van Hauthem c.s. dient de amendementen nrs. 2 tot 7 in teneinde deze artikelen voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/2).
Deze amendementen worden achtereenvolgens verworpen met 10 stemmen tegen 1 stem.
TITEL Ibis. ALGEMENE BELEIDSDOELSTELLINGEN VAN HET FEDERALE BELGIË, DE GEMEENSCHAPPEN EN DE GEWESTEN
Art. 7bis
(Ontwerp nr. 4-1777/1 en amendement nr. 8)
1. Het ontwerp van de regering stelt voor dit artikel voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/1).
2. Amendement nr. 8 van de heer Van Hauthem c.s. heeft dezelfde doelstelling (stuk Senaat, nr. 4-1777/2).
De heer Monfils wenst te vernemen waarom de regering voorstelt om artikel 7bis voor herziening vatbaar te verklaren.
De heer Delpérée stelt vast dat titel Ibis de algemene beleidsdoelstellingen van het federale België, de gemeenschappen en de gewesten omschrijft. Vandaag bevat deze titel slechts één artikel, namelijk artikel 7bis, waarin slechts sprake is van de duurzame ontwikkeling. Men kan zich afvragen of dit de enige beleidsdoelstelling is van ons land en de gefedereerde entiteiten. Het lijkt wenselijk dat ook andere beleidsdoelstellingen worden toegevoegd.
De heer Daras wenst eveneens dat dit artikel voor herziening vatbaar wordt verklaard, maar dan eerder om nader te preciseren wat onder « duurzame ontwikkeling » moet worden verstaan.
De heer Coveliers meent dat moet vermeden worden dat onze Grondwet, die aanvankelijk zeer duidelijk en vooruitstrevend was, zou verworden tot een encyclopedie van allerhande rechten die vaak nauwelijks afdwingbaar zijn. Het is blijkbaar zelfs niet mogelijk om de uitvoering van een arrest van het Grondwettelijk Hof af te dwingen; welke zin heeft het dan om in onze Grondwet andere rechten in te schrijven die evenmin afdwingbaar zullen zijn ?
Het regeringsontwerp wordt aangenomen met eenparigheid van de 12 uitgebrachte stemmen.
Bijgevolg vervalt het amendement van de heer Van Hauthem c.s.
Art. 7ter (nieuw)
(Voorstel nr. 4-797/1)
Mevrouw de Bethune stelt voor te verklaren dat er redenen zijn tot herziening van titel Ibis van de Grondwet om een artikel 7ter toe te voegen betreffende de internationale solidariteit (stuk Senaat, nr. 4-797/1).
Dit voorstel wordt ingetrokken.
TITEL II. DE BELGEN EN HUN RECHTEN
(Ontwerp nr. 4-1777/1 en amendement nr. 204)
1. Het ontwerp van de regering stelt voor te verklaren dat er redenen zijn tot herziening van titel II om nieuwe bepalingen in te voegen die de bescherming moeten verzekeren van de rechten en vrijheden gewaarborgd door het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) (stuk Senaat, nr. 4-1777/1).
2. Het ontwerp beoogt voorts de herzienbaarheid van titel II om een nieuw artikel in te voegen dat de personen met een handicap het genot van de rechten en vrijheden moet waarborgen (stuk Senaat, nr. 4-1777/1).
3. Tot slot stelt de regering voor te verklaren dat er redenen zijn tot herziening van titel II om een nieuw artikel in te voegen om het recht op veiligheid te waarborgen (stuk Senaat, nr. 4-1777/1).
De minister verklaart dat de voorstellen betreffende titel II integraal zijn overgenomen uit de verklaring tot herziening van de Grondwet van 2007, met uitzondering van die betreffende het recht op veiligheid als centrale taak van de overheid en betreffende artikel 12, derde lid, van de Grondwet, om de Europese rechtspraak betreffende de bijstand van een advocaat van bij het eerste verhoor in acht te nemen.
De heer Monfils wijst er eerst en vooral op dat hij instemt met het ontwerp wat de rechten en vrijheden van personen met een handicap betreft, en herinnert eraan dat de Senaat op 14 januari 2010 een voorstel tot herziening van de Grondwet heeft aangenomen teneinde in titel II van de Grondwet een artikel 22ter in te voegen dat het recht waarborgt van personen met een handicap op aangepaste maatregelen die hun zelfstandigheid en culturele, maatschappelijke en professionele integratie garanderen (stukken Senaat, nrs. 4-1531/1-4). Helaas heeft de Kamer van volksvertegenwoordigers dat voorstel zelfs niet onderzocht.
Tevens meent de senator dat het recht op veiligheid een algemeen recht is, anders dan de rechten van personen met een handicap, die een aantal specifieke verplichtingen voor de overheid met zich brengen. Het is echter moeilijk het recht op veiligheid concreet inhoud te geven. Het gaat om een algemeen en quasi maatschappelijk en filosofisch recht, dat in de praktijk geen reële inhoud heeft.
De heer Delpérée wenst een opmerking te maken over het voorstel om de invoeging mogelijk te maken van een nieuw artikel dat het recht op veiligheid waarborgt, alsook de wijziging van artikel 12 om de Europese rechtspraak over de bijstand van een advocaat in acht te nemen. Die opmerkingen gelden ook voor het vervolg van het voorliggend ontwerp van verklaring tot herziening.
De ontslagnemende regering is een regering van lopende zaken. Ze mag bijgevolg alleen de lijst met artikelen die in de vorige regeerperiode voor herziening vatbaar zijn verklaard overnemen. Senator Delpérée blijft die praktijk trouw. De cdH-fractie zal zeker instemmen met de herzienbaarheid van de in het regeringsontwerp vermelde bepalingen van titel II, alsook met de in dat ontwerp voorgestelde mogelijkheid tot invoeging van het recht op veiligheid. Persoonlijk kan spreker echter niet accepteren dat een regering van lopende zaken artikelen toevoegt ten opzichte van die welke in de verklaring van 1 mei 2007 stonden, zelfs met instemming van beide assemblees.
De minister herinnert eraan dat de regeling van de lopende zaken dient om een sterke parlementaire controle op de regering mogelijk te maken. Zij dient dus niet om het Parlement in zijn activiteiten te beknotten. Daarom heeft de regering, rekening houdend met het advies van professor Velaers (zie De Standaard, 30 april 2010), besloten om aan Kamer en Senaat een ruimere lijst voor te leggen dan in 2007.
De heer Mahoux vraagt zich af wat er gebeurt wanneer de basistekst niet afkomstig is van de regering van lopende zaken, maar van de beide ten volle geconstitueerde assemblees, die een identiek voorstel aannemen. Gaat de regering, wanneer de assemblees een lijst zouden aannemen met voor herziening vatbare artikelen die niet op de lijst van 2007 staan, haar bevoegdheden van lopende zaken te buiten indien ze diezelfde lijst aanneemt ?
De heer Delpérée citeert de volgende passage uit zijn werk Le Droit constitutionnel de la Belgique : « Un projet de déclaration de révision de la Constitution préparé par un gouvernement démissionnaire ne saurait contenir d'autres dispositions que celles qui figuraient déjà dans des déclarations précédentes. Cette déclaration ne reprend pas les articles qui ont été révisés dans l'intervalle. À supposer même que l'initiative parlementaire puisse, à cette occasion, se déployer de manière plus large, le gouvernement d'affaires courantes ne saurait intervenir au côté du Roi pour marquer son accord à une déclaration qui irait au-delà des compétences limitées qui sont à ce moment les siennes. » (1) .
De heer Coveliers wijst erop dat de interpretatie van de heer Delpérée impliceert dat, wanneer de federale Kamers te maken hebben met een regering van lopende zaken, er geen verklaring tot herziening van de Grondwet zou kunnen worden aangenomen.
Spreker heeft een bijkomende vraag inzake artikel 12 en de naleving van de Europese rechtspraak in verband met de bijstand door een advocaat vanaf het eerste verhoor. Is daarvoor een wijziging van de Grondwet nodig ? Kan dat niet worden gerealiseerd door een wijziging van het Wetboek van Strafvordering ? Bovendien vraagt senator Coveliers zich af of het de bedoeling is alle arresten van het Europees Hof voor de rechten van de mens na te leven. Er bestaat namelijk eveneens een arrest van dat hof met betrekking tot het onderzoek van de geloofsbrieven van gekozenen (Grosaru t. Roemenië van 2 maart 2010). Moet ook niet in de Grondwet worden bepaald dat het onderzoek van de geloofsbrieven door een onafhankelijk rechterlijk orgaan moet worden verricht ?
De heer Vandenberghe merkt op dat artikel 12 de aanhoudingstermijn betreft. België wordt met een enorm probleem geconfronteerd : vele grote strafzaken zullen het eindoordeel van het Europees Hof niet overleven. Deze kwestie is trouwens jaren geleden in de Senaat behandeld. Het gaat hier om de vraag om de termijn van administratieve aanhouding te verlengen van 24 naar 48 uur. Spreker is er persoonlijk geen voorstander van, maar er moet wel dringend een oplossing voor gezocht worden.
De heer Coveliers stelt zich vragen bij de verwoording : het gaat eigenlijk niet om het voorzien in de bijstand van een advocaat vanaf het eerste verhoor, maar wel om de verlenging van de termijn voor de aflevering van het aanhoudingsmandaat.
De minister merkt op dat een onderscheid moet worden gemaakt tussen twee elementen : enerzijds, de wil om in titel II de verwijzing naar het EVRM mogelijk te maken, en, anderzijds, de mogelijkheid creëren om de termijn voor de aflevering van het aanhoudingsmandaat te verlengen.
De heer Vandenberghe is het ermee eens dat het EVRM uitdrukkelijk in de Grondwet zou worden vermeld. Dat komt trouwens tegemoet aan de filosofie achter het voorstel van bijzondere wet tot wijziging van artikel 26 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, verheven tot de bijzondere wet van 12 juli 2009 (cf. stukken Senaat, nrs. 4-12/1-9).
Wat de bevoegdheden van de regering van lopende zaken betreft, wijst spreker erop dat elke vraag theoretisch beantwoord kan worden, maar dat tegelijk elk antwoord op een vraag kan evolueren. De verplichting om grondwetsartikelen te herzien ingevolge de rechtspraak van het Europees Hof voor de rechten van de mens primeert in elk geval op het begrip « lopende zaken ».
4. De heer Daras dient amendement nr. 204 in dat ertoe strekt de mogelijkheid te creëren om aan partijen en organisaties die de vrijheid willen tenietdoen de afgeleide democratische rechten te ontnemen (stuk Senaat, nr. 4-1777/2).
De heer Mahoux herinnert eraan dat een aantal wetsvoorstellen in identiek dezelfde richting gingen en dat het moment slecht gekozen is om die tekst door te voeren.
De heer Daras merkt op dat, ook al wordt het amendement aangenomen, het toch niet vermeld staat in het ontwerp van verklaring tot herziening van de Grondwet.
Het regeringsontwerp wordt voor de twee eerste punten eenparig aangenomen door de 12 aanwezige leden.
Het regeringsontwerp inzake de mogelijkheid tot invoeging van een nieuw artikel om het recht op veiligheid te waarborgen, wordt aangenomen met 9 stemmen tegen 1 stem, bij 2 onthoudingen.
Amendement nr. 204 van de heer Daras wordt ingetrokken.
Artt. 8 en 9
(Amendementen nrs. 9 en 10)
De heer Van Hauthem c.s. dient de amendementen nrs. 9 en 10 in teneinde deze artikelen voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/2).
Deze amendementen worden achtereenvolgens verworpen met 10 stemmen tegen 1 stem.
Art. 10
(Ontwerp nr. 4-1777/1 en amendement nr. 11)
1. Het ontwerp van de regering beoogt artikel 10, tweede lid, tweede zinsdeel, voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/1).
2. De heer Van Hauthem c.s. dient amendement nr. 11 in teneinde artikel 10 in zijn geheel voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/2).
Het regeringsontwerp wordt aangenomen met 11 stemmen bij 1 onthouding.
Het amendement van de heer Van Hauthem c.s. wordt verworpen met 10 stemmen tegen 1 stem.
Artt. 11 en 11bis
(Amendementen nrs. 12 en 13)
De heer Van Hauthem c.s. dient de amendementen nrs. 12 en 13 in teneinde deze artikelen voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/2).
Deze amendementen worden achtereenvolgens verworpen met 10 stemmen tegen 1 stem.
Art. 12
(Ontwerp nr. 4-1777/1 en amendement nr. 14)
1. Het ontwerp van de regering beoogt artikel 12, derde lid, voor herziening vatbaar te verklaren om de Europese rechtspraak in verband met de bijstand door een advocaat vanaf het eerste verhoor na te leven (stuk Senaat, nr. 4-1777/1).
2. De heer Van Hauthem c.s. dient amendement nr. 14 in teneinde artikel 12 in zijn geheel voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/2).
De heer Delpérée herhaalt dat, met het oog op de samenhang, hij persoonlijk niet de herzienbaarheid van een artikel van de Grondwet in overweging zal nemen die verder reikt dan de verklaring tot herziening van de Grondwet van 1 mei 2007. Bijgevolg stemt hij tegen het ontwerp van de regering.
De heer Mahoux vraagt waar het idee vandaan komt om het beginsel van de bijstand van een advocaat in de Grondwet in te schrijven en niet in een wet. Tijdens de bespreking van het wetsvoorstel houdende het Wetboek van strafprocesrecht (stukken Senaat, nrs. 3-450/1-25) tijdens de vorige zittingsperiode, had de Senaat voorgesteld om dat probleem bij wet te regelen.
De heer De Clerck, minister van Justitie, antwoordt dat men geconfronteerd wordt met de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) die ons land ertoe verplicht dit principe in de Grondwet op te nemen.
Het is mogelijk dat dit een weerslag heeft op het huidige artikel 12, derde lid, van de Grondwet dat bepaalt dat « (...) niemand kan worden aangehouden dan krachtens een met redenen omkleed bevel van de rechter, dat moet worden betekend bij de aanhouding of uiterlijk binnen vierentwintig uur ».
De heer Vandenberghe deelt de mening dat men het probleem van de bijstand van een advocaat niet in de Grondwet moet regelen. Dit is een voorstel tot herziening van de Grondwet door terugkaatsing. Men ziet dat de toepassing van de arresten van het EHRM terugkaatst op grondwetsbepalingen en dat de mogelijkheid om die te wijzigen misschien tot een oplossing kan leiden. Het Hof van Cassatie is immers van oordeel dat het EVRM primeert op de Grondwet.
De heer Daras meent dat het ontwerp van de regering, wat artikel 12, derde lid, betreft, tot verwarring leidt. Men verwijst naar de bijstand van een advocaat, terwijl men in werkelijkheid de termijn van 24 uur zou moeten wijzigen, die in het huidige artikel 12, derde lid, van de Grondwet staat. Bijgevolg zal hij tegen het ontwerp van de regering stemmen.
De heer Coveliers merkt op dat volgens de rechtspraak van het EHRM, de termijn van 24 uur zoals bepaald in artikel 12, derde lid, van de Grondwet niet strijdig is met het EVRM. De balies vinden het echter moeilijk om dat in de praktijk binnen 24 uur te organiseren. Los van dit probleem zijn er argumenten om deze termijn te verlengen zodat men meer tijd heeft voor het onderzoek en minder aanhoudingen zal moeten verrichten. Men moet dan wel beschikken over arresthuizen voor personen in voorlopige hechtenis.
Het regeringsontwerp wordt aangenomen met 8 tegen 2 stemmen, bij 1 onthouding.
Het amendement van de heer Van Hauthem c.s. wordt verworpen met 10 stemmen tegen 1 stem.
Art. 13
(Amendement nr. 15 en voorstel nr. 4-1363/1)
1. De heer Van Hauthem c.s. dient amendement nr. 15 in teneinde dit artikel voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/2).
2. Het voorstel van mevrouw de Bethune beoogt de herzienbaarheid van dit artikel om de gehanteerde terminologie genderbewust te maken (stuk Senaat, nr. 4-1363/1).
Mevrouw de Bethune legt uit dat haar voorstel niet alleen slaat op artikel 13 maar ook op tal van andere artikelen in de Grondwet. Aangezien deze problematiek niet wordt geviseerd door het ontwerp van verklaring tot herziening van de Grondwet van de regering, moet de Senaat als reflectiekamer hier werk van maken. Er zijn trouwens een aantal voorbeelden van genderbewuste terminologie te vinden in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
Volgens mevrouw de Bethune zijn er twee opties : ofwel wordt beslist om een aantal artikelen voor herziening vatbaar te verklaren en dan moet over de door haar opgestelde lijst worden gestemd, ofwel wordt beslist om tijdens de volgende legislatuur artikel 198, eerste lid, te gebruiken dat bepaalt dat : « (...) de grondwetgevende Kamers kunnen de nummering van de artikelen en de onderverdelingen van artikelen van de Grondwet, evenals de onderverdeling van de Grondwet in titels, hoofdstukken en afdelingen aanpassen, de terminologie van de niet aan herziening onderworpen bepalingen wijzigen om deze in overeenstemming te brengen met de terminologie van de nieuwe bepalingen en de Nederlandse, de Franse en de Duitse tekst van de Grondwet met elkaar in overeenstemming brengen. ».
Spreekster is van mening dat men op deze wijze een soort van sokkel creëert waar men in de volgende legislatuur op kan voortbouwen om in een moderne Grondwet te voorzien die beter aansluit op het hedendaags Europees kader.
De heer Delpérée merkt op dat artikel 198 niet voorkomt in de herzieningslijst van 1 mei 2007. Niettegenstaande het voorstel van mevrouw de Bethune zeker valabel is, is het op technisch vlak bijzonder arbeidsintensief. Niet alleen zou de Grondwet vrijwel volledig moeten worden herschreven, maar ook het vertaalwerk mag niet uit het oog worden verloren.
Artikel 198 biedt geen soelaas voor dat probleem. Het tweede lid van dat artikel bepaalt immers dat : « In dit geval mogen de Kamers niet beraadslagen wanneer niet ten minste twee derden van de leden waaruit elke Kamer bestaat, aanwezig zijn; en de veranderingen zijn alleen dan aangenomen, indien het geheel van de wijzigingen ten minste twee derden van de stemmen heeft verkregen. » Een bijzondere meerderheid is dus vereist.
De heer De Clerck, minister van Justitie, is van mening dat bij de herziening of invoeging van grondwetsbepalingen tijdens de volgende legislatuur rekening moet worden gehouden met de genderproblematiek zodat andere grondwetsbepalingen op grond van artikel 198 in dezelfde zin hertaald kunnen worden.
Dit voorstel kan binnen de commissie op een ruime consensus rekenen.
De heer Mahoux stelt voor dat tijdens de volgende zittingsperiode de terminologie van de Grondwet zou worden herzien door een commissie van parlementsleden, die wordt bijgestaan door taalkundigen.
Het amendement van de heer Van Hauthem c.s. wordt verworpen met 10 stemmen tegen 1 stem.
Gelet op de voorgaande gedachtewisseling trekt mevrouw de Bethune haar voorstel in.
Artt. 14, 14bis en 15
(Amendementen nrs. 16, 17 en 18)
De heer Van Hauthem c.s. dient de amendementen nrs. 16, 17 en 18 in teneinde deze artikelen voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/2).
Deze amendementen worden achtereenvolgens verworpen met 10 stemmen tegen 1 stem.
Art. 16
(Amendement nr. 19 en voorstel nr. 4-1363/1)
1. De heer Van Hauthem c.s. dient amendement nr. 19 in teneinde dit artikel voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/2).
2. Het voorstel van mevrouw de Bethune beoogt de herzienbaarheid van dit artikel om de gehanteerde terminologie genderbewust te maken (stuk Senaat, nr. 4-1363/1).
Het amendement van de heer Van Hauthem c.s. wordt verworpen met 10 stemmen tegen 1 stem.
Het voorstel van mevrouw de Bethune wordt ingetrokken (zie de commentaar bij de bespreking van het voorstel van mevrouw de Bethune over artikel 13).
Artt. 17 en 18
(Amendementen nrs. 20 en 21)
De heer Van Hauthem c.s. dient de amendementen nrs. 20 en 21 in teneinde deze artikelen voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/2).
Deze amendementen worden achtereenvolgens verworpen met 10 stemmen tegen 1 stem.
Art. 19
(Amendement nr. 22 en voorstel nr. 4-1363/1)
1. De heer Van Hauthem c.s. dient amendement nr. 22 in teneinde dit artikel voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/2).
2. Het voorstel van mevrouw de Bethune beoogt de herzienbaarheid van dit artikel om de gehanteerde terminologie genderbewust te maken (stuk Senaat, nr. 4-1363/1).
Het amendement van de heer Van Hauthem c.s. wordt verworpen met 10 stemmen tegen 1 stem.
Het voorstel van mevrouw de Bethune wordt ingetrokken (zie de commentaar bij de bespreking van het voorstel van mevrouw de Bethune over artikel 13).
Art. 20
(Amendement nr. 23)
De heer Van Hauthem c.s. dient amendement nr. 23 in teneinde dit artikel voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/2).
Dit amendement wordt verworpen met 10 stemmen tegen 1 stem.
Art. 21
(Ontwerp nr. 4-1777/1, amendement nr. 24 en voorstellen nrs. 4-305/1 en 4-1547/1)
1. Het ontwerp van de regering beoogt artikel 21, eerste lid, voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/1).
2. De heer Van Hauthem c.s. dient amendement nr. 24 in teneinde artikel 21 in zijn geheel voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/2).
3. Het voorstel van mevrouw Defraigne strekt ertoe artikel 21, tweede lid, van de Grondwet voor herziening vatbaar te verklaren. Volgens de toelichting zou de herziening tot doel moeten hebben deze bepaling aan te vullen met het principe dat de wet altijd boven religieuze akten staat (stuk Senaat, nr. 4-305/1).
4. De heer Beke c.s. stelt voor om artikel 21, tweede lid, voor herziening vatbaar te verklaren, om het op te heffen (stuk Senaat, nr. 4-1547/1).
Het regeringsontwerp wordt eenparig aangenomen door de 11 aanwezige leden.
Het amendement van de heer Van Hauthem c.s. wordt verworpen met 10 stemmen tegen 1 stem.
Het voorstel van mevrouw Defraigne wordt ingetrokken.
Het voorstel van de heer Beke c.s. wordt verworpen met 7 stemmen tegen 4, bij 1 onthouding.
Stemverklaringen bij het voorstel van de heer Beke c.s. :
De heer Monfils is van oordeel dat het voor herziening vatbaar verklaren van artikel 21, tweede lid, gevaarlijk is aangezien dat een vrij verkeerd signaal aan het adres van sommige personen zou inhouden. Hij heeft dan ook tegen dat voorstel gestemd.
Ook de heer De Decker heeft tegengestemd.
De heer Coveliers heeft zich onthouden omdat hij heeft vastgesteld dat kerkelijke huwelijksinzegeningen soms plaatsvinden vóór het burgerlijk huwelijk zonder dat dit aanleiding geeft tot de ongeldigheid van het huwelijk. Als men deze bepaling wil behouden, moet men ze ook toepassen.
De heer Vandenberghe heeft voor dit voorstel gestemd omdat hij vindt dat hierover van gedachten moet worden gewisseld. A priori is hij geen voorstander van de anterioriteit van het kerkelijk huwelijk ten opzichte van het burgerlijk huwelijk. Men moet immers ook rekening houden met de problematiek van de schijnhuwelijken, de aanwezigheid van verschillende godsdiensten en de immigratie. Deze bepaling dateert echter nog van de Franse Revolutie en moet gemoderniseerd worden.
Art. 22
(Ontwerp nr. 4-1777/1, amendement nr. 25 en voorstel nr. 4-1363/1)
1. Het ontwerp van de regering beoogt dit artikel voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/1).
2. Amendement nr. 25 van de heer Van Hauthem c.s. heeft dezelfde doelstelling (stuk Senaat, nr. 4-1777/2).
3. Het voorstel van mevrouw de Bethune beoogt eveneens de herzienbaarheid van dit artikel om de gehanteerde terminologie genderbewust te maken (stuk Senaat, nr. 4-1363/1).
De heer Vandenberghe stipt aan dat er in de rechtsleer een evolutie is van de klassieke naar de informationele privacy. Er is veel informatie over iedereen in omloop zonder dat men weet waar ze is opgeslagen of wie ze gebruikt. Spreker is van oordeel dat de wetten op de informationele privacy enkel door informatici gebruikt worden om persoonlijke informatie naar eigen goeddunken aan te wenden, buiten elk rechtskader.
Het regeringsontwerp wordt eenparig aangenomen door de 12 aanwezige leden.
Bijgevolg vervalt het amendement van de heer Van Hauthem c.s.
Het voorstel van mevrouw de Bethune wordt ingetrokken (zie de commentaar bij de bespreking van het voorstel van mevrouw de Bethune over artikel 13).
Art. 22bis
(Amendement nr. 26 en voorstel nr. 4-1363/1)
1. De heer Van Hauthem c.s. dient amendement nr. 26 in teneinde dit artikel voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/2).
2. Het voorstel van mevrouw de Bethune beoogt de herzienbaarheid van dit artikel om de gehanteerde terminologie genderbewust te maken (stuk Senaat, nr. 4-1363/1).
Het amendement van de heer Van Hauthem c.s. wordt verworpen met 10 stemmen tegen 1 stem.
Het voorstel van mevrouw de Bethune wordt ingetrokken (zie de commentaar bij de bespreking van het voorstel van mevrouw de Bethune over artikel 13).
Art. 23
(Ontwerp nr. 4-1777/1, amendement nr. 27 en voorstel nr. 4-1363/1)
1. Het ontwerp van de regering beoogt artikel 23 voor herziening vatbaar te verklaren, om een lid toe te voegen betreffende het recht van de burger op een universele dienstverlening inzake post, communicatie en mobiliteit (stuk Senaat, nr. 4-1777/1).
2. De heer Van Hauthem c.s. dient amendement nr. 27 in teneinde artikel 23 in zijn geheel voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/2).
3. Het voorstel van mevrouw de Bethune beoogt eveneens de herzienbaarheid van dit artikel om de gehanteerde terminologie genderbewust te maken (stuk Senaat, nr. 4-1363/1).
Het regeringsontwerp wordt aangenomen met 11 stemmen bij 1 onthouding.
Het amendement van de heer Van Hauthem c.s. wordt verworpen met 10 stemmen tegen 1 stem.
Het voorstel van mevrouw de Bethune wordt ingetrokken (zie de commentaar bij de bespreking van het voorstel van mevrouw de Bethune over artikel 13).
Art. 24
(Amendement nr. 28 en voorstel nr. 4-1363/1)
1. De heer Van Hauthem c.s. dient amendement nr. 28 in teneinde dit artikel voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/2).
2. Het voorstel van mevrouw de Bethune beoogt de herzienbaarheid van dit artikel om de gehanteerde terminologie genderbewust te maken (stuk Senaat, nr. 4-1363/1).
Het amendement van de heer Van Hauthem c.s. wordt verworpen met 10 stemmen tegen 1 stem.
Het voorstel van mevrouw de Bethune wordt ingetrokken (zie de commentaar bij de bespreking van het voorstel van mevrouw de Bethune over artikel 13).
Art. 25
(Ontwerp nr. 4-1777/1, amendement nr. 29 en voorstel nr. 4-1363/1)
1. Het ontwerp van de regering beoogt artikel 25 voor herziening vatbaar te verklaren, om een lid toe te voegen teneinde de waarborgen van de drukpers uit te breiden tot de andere informatiemiddelen (stuk Senaat, nr. 4-1777/1).
2. De heer Van Hauthem c.s. dient amendement nr. 29 in teneinde dit artikel in zijn geheel voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/2).
3. Het voorstel van mevrouw de Bethune beoogt eveneens de herzienbaarheid van dit artikel om de gehanteerde terminologie genderbewust te maken (stuk Senaat, nr. 4-1363/1).
De heer Monfils vraagt nadere uitleg over de reden waarom dit artikel op de lijst werd gezet. Wil men de persvrijheid uitbreiden tot de andere media ?
De heer Delpérée legt uit dat deze vermelding voortspruit uit een vrij klassieke jurisprudentie volgens welke artikel 25 slechts voor de geschreven pers geldt. Dit artikel maakt immers slechts gewag van « schrijvers, uitgevers of drukkers ». Het audiovisuele bijvoorbeeld wordt door de hoven en rechtbanken dus niet in aanmerking genomen wanneer men het over de pers heeft.
De heer Vandenberghe wijst erop dat dit artikel een relikwie is uit de geschiedenis. Men past die bepaling niet toe op de andere media, niet om de censuur te verdedigen — want er zijn arresten over televisieuitzendingen — maar omdat dit artikel ook de getrapte verantwoordelijkheid bevat (schrijver, uitgever, drukker). Hoewel uit de voorbereidende werken van dit artikel blijkt dat de getrapte verantwoordelijkheid niet bedoeld was voor de burgerlijke procesvoering, wordt ze thans wel in dat kader toegepast.
Gaat men de getrapte verantwoordelijkheid echter ook invoeren voor het internet en voor alle nieuwe media ?
Deze discussie is niet relevant. Artikel 10 van het EVRM dat de vrijheid van mening waarborgt, biedt een voldoende bescherming. Artikel 25 zou echter wel moeten worden aangepast onder meer in het licht van de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens.
De heer Mahoux meent dat de bespreking aantoont dat artikel 25 voor herziening vatbaar zou moeten zijn. Een zeer recent arrest van het hof van beroep van Brussel schakelt het internet gelijk met de pers. Men riskeert dus, onder voorwendsel van assimilatie met de pers, elke vorm van laster op het internet de facto toe te staan.
De voorzitter, de heer De Decker, merkt op dat naar schatting 2 miljoen internetsites verband houden met prostitutie en mensenhandel. Men zou het dus mogelijk moeten maken dat dit artikel wordt verduidelijkt.
De heer Monfils meent dat men zou moeten voorkomen dat het internet een zone wordt waar rechteloosheid heerst.
De heer Coveliers merkt op dat het internet zeer manipuleerbaar is en dat misbruiken zeer moeilijk beteugeld kunnen worden terwijl men anderzijds ook de vrijheid van meningsuiting moet garanderen, ook wanneer die via het internet wordt uitgeoefend.
De heer Vandenberghe stelt vast dat de herzienbaarheid van dit artikel in een andere context moet worden beschouwd dan drie jaar geleden. De vroegere interpretatie dat de bescherming van de drukpers moet worden « overgeplant » naar de moderne communicatiemiddelen moet misschien net in de andere richting gaan.
Het regeringsontwerp wordt eenparig aangenomen door de 12 aanwezige leden.
Het amendement van de heer Van Hauthem c.s. wordt verworpen met 10 stemmen tegen 1 stem.
Het voorstel van mevrouw de Bethune wordt ingetrokken (zie de commentaar bij de bespreking van het voorstel van mevrouw de Bethune over artikel 13).
Artt. 26 en 27
(Amendementen nrs. 30 en 31)
De heer Van Hauthem c.s. dient de amendementen nrs. 30 en 31 in teneinde deze artikelen voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/2).
Deze amendementen worden achtereenvolgens verworpen met 10 stemmen tegen 1 stem.
Art. 28
(Ontwerp nr. 4-1777/1, amendement nr. 32 en voorstel nr. 4-1363/1)
1. Het ontwerp van de regering beoogt dit artikel voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/1).
2. Amendement nr. 32 van de heer Van Hauthem c.s. heeft dezelfde doelstelling (stuk Senaat, nr. 4-1777/2).
3. Het voorstel van mevrouw de Bethune beoogt eveneens de herzienbaarheid van dit artikel om de gehanteerde terminologie genderbewust te maken (stuk Senaat, nr. 4-1363/1).
Het regeringsontwerp wordt eenparig aangenomen door de 12 aanwezige leden.
Bijgevolg vervalt het amendement van de heer Van Hauthem c.s.
Het voorstel van mevrouw de Bethune wordt ingetrokken (zie de commentaar bij de bespreking van het voorstel van mevrouw de Bethune over artikel 13).
Art. 29
(Ontwerp nr. 4-1777/1 en amendement nr. 33)
1. Het ontwerp van de regering beoogt dit artikel voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/1).
2. Amendement nr. 33 van de heer Van Hauthem c.s. heeft dezelfde doelstelling (stuk Senaat, nr. 4-1777/2).
Het regeringsontwerp wordt eenparig aangenomen door de 12 aanwezige leden.
Bijgevolg vervalt het amendement van de heer Van Hauthem c.s.
Art. 30
(Amendement nr. 34 en voorstel nr. 4-860/1)
1. De heer Van Hauthem c.s. dient amendement nr. 34 in teneinde dit artikel voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/2).
2. In subsidiaire orde stelt hij voor dit artikel voor herziening vatbaar te verklaren, om de bescherming der talen uit te breiden (stuk Senaat, nr. 4-860/1).
Het amendement van de heer Van Hauthem c.s. wordt verworpen met 10 stemmen tegen 1 stem.
Zijn voorstel wordt eveneens verworpen met 11 stemmen tegen 1 stem.
Art. 31
(Amendement nr. 35)
De heer Van Hauthem c.s. dient amendement nr. 35 in teneinde dit artikel voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/2).
Dit amendement wordt verworpen met 10 stemmen tegen 1 stem.
Art. 32
(Amendement nr. 36 en voorstel nr. 4-1363/1)
1. De heer Van Hauthem c.s. dient amendement nr. 36 in teneinde dit artikel voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/2).
2. Het voorstel van mevrouw de Bethune beoogt de herzienbaarheid van dit artikel om de gehanteerde terminologie genderbewust te maken (stuk Senaat, nr. 4-1363/1).
Het amendement van de heer Van Hauthem c.s. wordt verworpen met 10 stemmen tegen 1 stem.
Het voorstel van mevrouw de Bethune wordt ingetrokken (zie de commentaar bij de bespreking van het voorstel van mevrouw de Bethune over artikel 13).
TITEL III. DE MACHTEN
(Ontwerp nr. 4-1777/1)
De regering stelt voor te verklaren dat er redenen zijn tot herziening :
— van titel III, hoofdstuk II, van de Grondwet, om een nieuw artikel in te voegen betreffende aanvullende exclusieve bevoegdheden van de Kamer van volksvertegenwoordigers.
Het regeringsontwerp wordt voor dit punt aangenomen met 5 stemmen bij 6 onthoudingen;
— van titel III van de Grondwet, om een nieuw artikel in te voegen betreffende de dienstgewijze decentralisatie.
Het regeringsontwerp wordt voor dit punt eenparig aangenomen door de 12 aanwezige leden;
— van titel III van de Grondwet, om een nieuw artikel in te voegen dat de gewesten toelaat een volksraadpleging in te voeren en te organiseren in de aangelegenheden waarvoor zij bevoegd zijn (stuk Senaat, nr. 4-1777/1).
Het regeringsontwerp wordt voor dit punt eenparig aangenomen door de 12 aanwezige leden.
Artt. 33, 34 en 35
(Amendementen nrs. 37, 38 en 39)
De heer Van Hauthem c.s. dient de amendementen nrs. 37, 38 en 39 in teneinde deze artikelen voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/2).
Deze amendementen worden achtereenvolgens verworpen met 10 stemmen tegen 1 stem.
Artt. 36 en 37
(Amendementen nrs. 40 en 41 en voorstel nr. 4-1363/1)
1. De heer Van Hauthem c.s. dient de amendementen nrs. 40 en 41 in teneinde deze artikelen voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/2).
2. Het voorstel van mevrouw de Bethune beoogt de herzienbaarheid van deze artikelen om de gehanteerde terminologie genderbewust te maken (stuk Senaat, nr. 4-1363/1).
De amendementen van de heer Van Hauthem c.s. worden achtereenvolgens verworpen met 10 stemmen tegen 1 stem.
Het voorstel van mevrouw de Bethune wordt ingetrokken (zie de commentaar bij de bespreking van het voorstel van mevrouw de Bethune over artikel 13).
Art. 38
(Amendement nr. 42)
De heer Van Hauthem c.s. dient amendement nr. 42 in teneinde dit artikel voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/2).
Dit amendement wordt verworpen met 10 stemmen tegen 1 stem.
Artt. 39 en 40
(Amendementen nrs. 43 en 44 en voorstel nr. 4-1363/1)
1. De heer Van Hauthem c.s. dient de amendementen nrs. 43 en 44 in teneinde deze artikelen voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/2).
2. Het voorstel van mevrouw de Bethune beoogt de herzienbaarheid van deze artikelen om de gehanteerde terminologie genderbewust te maken (stuk Senaat, nr. 4-1363/1).
De amendementen van de heer Van Hauthem c.s. worden achtereenvolgens verworpen met 10 stemmen tegen 1 stem.
Het voorstel van mevrouw de Bethune wordt ingetrokken (zie de commentaar bij de bespreking van het voorstel van mevrouw de Bethune over artikel 13).
Art. 41
(Ontwerp nr. 4-1777/1 en amendement nr. 45)
1. De regering stelt voor artikel 41, eerste lid, voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/1).
2. De heer Van Hauthem c.s. dient amendement nr. 45 in teneinde dit artikel in zijn geheel voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/2).
De heer Monfils heeft sterke twijfels bij het voorstel om dat artikel te herzien. Hij staat open voor modernisering, actualisering of vereenvoudiging, maar dat artikel herzienbaar verklaren nu de regering voorstelt om ook de herziening van artikel 162 mogelijk te maken, staat gelijk met de mogelijkheid om de provincies en zelfs de gemeenten af te schaffen.
De volgende regering zal de federale staatsstructuur grondig en fundamenteel wijzigen, en bij die gelegenheid eveneens een grondige wijziging van de provincies en de gemeenten kunnen doorvoeren. De regering geeft nergens aan welke richting zij met dat artikel uit wil.
De heer Delpérée merkt op dat de artikelen 5 en 7 van de Grondwet, over de provincies en de gemeenten, niet voor herziening worden voorgelegd.
De heer Mahoux wijst erop dat de motivering van de preconstituante niet bepalend is voor het standpunt dat de constituante inneemt.
De heer Durnez verklaart dat door de voorgestelde herzienbaarheid van de artikelen 41, 162 en 170 drie grote beginselen kunnen worden losgelaten : « het gemeentelijk en provinciaal belang », de rechtstreekse verkiezing en de fiscaliteit. Wat is hiervan de bedoeling ?
De heer Delpérée stelt vast dat alleen artikel 41, eerste lid, in de herzieningsverklaring is opgenomen en niet de volgende leden. Het vijfde lid van dat artikel gewaagt nog steeds van « gemeentelijk of provinciaal belang ». Bijgevolg zal er altijd een gemeentelijk of provinciaal belang zijn waarover een volksraadpleging kan worden georganiseerd. Hij weet niet of het gaat om een vergetelheid van de regering.
De heer De Clerck, minister van Justitie, wijst erop dat dit punt door verschillende partijen is aangebracht om de wijze waarop provincies en gemeenten functioneren te kunnen herzien en verbeteren. Het debat over de efficiëntie van de lokale besturen wordt op dit ogenblik gehouden in, bijvoorbeeld, het Vlaams Parlement. Als blijkt dat daarvoor eventueel grondwettelijke ingrepen nodig zijn, dan is het nuttig om deze artikelen voor herziening vatbaar te verklaren.
De heer Daras geeft aan dat iedere mogelijkheid om de rol en de werking van de provincies diepgaand te wijzigen, door zijn fractie zeer gunstig wordt onthaald.
Het regeringsontwerp wordt aangenomen met 4 stemmen tegen 1 stem, bij 7 onthoudingen.
Het amendement van de heer Van Hauthem c.s. wordt verworpen met 10 stemmen tegen 1 stem.
HOOFDSTUK I. DE FEDERALE KAMERS
Art. 42
(Amendement nr. 46 en voorstel nr. 4-1363/1)
1. De heer Van Hauthem c.s. dient amendement nr. 46 in teneinde dit artikel voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/2).
2. Het voorstel van mevrouw de Bethune beoogt de herzienbaarheid van dit artikel om de gehanteerde terminologie genderbewust te maken (stuk Senaat, nr. 4-1363/1).
Het amendement van de heer Van Hauthem c.s. wordt verworpen met 10 stemmen tegen 1 stem.
Het voorstel van mevrouw de Bethune wordt ingetrokken (zie de commentaar bij de bespreking van het voorstel van mevrouw de Bethune over artikel 13).
Art. 43
(Ontwerp nr. 4-1777/1, amendement nr. 47 en voorstel nr. 4-1363/1)
1. De regering stelt voor artikel 43, § 2, voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/1).
2. De heer Van Hauthem c.s. dient amendement nr. 47 in teneinde artikel 43 in zijn geheel voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/2).
3. Het voorstel van mevrouw de Bethune beoogt de herzienbaarheid van dit artikel om de gehanteerde terminologie genderbewust te maken (stuk Senaat, nr. 4-1363/1).
De heer Monfils is van mening dat dit punt een van de artikelen betreft waardoor een fundamentele wijziging in de structuur en de bevoegdheden van de Senaat ten opzichte van die van de Kamer mogelijk wordt. Een artikelsgewijze bespreking dient dan ook nergens toe. De Senaat weigert of aanvaardt dat debat. Wordt het debat aanvaard, dan moet de mogelijkheid worden gecreëerd om die artikelen te wijzigen.
De heer Vandenberghe benadrukt dat het debat over de respectieve rol van de Kamer en de Senaat vandaag in een heel andere politieke context verloopt. De mening van de Kamer dat zij meer bevoegdheden moet hebben om de functioneringsproblemen van ons bicameraal systeem op te lossen, en het feit dat de Senaat zijn rol als Senaat van Gemeenschappen en Gewesten niet mag spelen, zijn als basisconcepten voorbijgestreefd. De vraag over de verdeling van de bevoegdheden speelt nu in de context van een herverdeling van de bevoegdheden naar de deelstaten. In die zin kan worden ingestemd met de hervorming maar niet met de verklaring van de regering uit 2007. Die verklaring is passé, men heeft deze legislatuur de kans gehad om een staatshervorming te realiseren en er niets van terecht gebracht. Nu gaat het debat over een verdeling van de bevoegdheden tussen de federale Staat en de deelstaten. Welke dan nog de bevoegdheden zijn van Kamer en Senaat, moet in het kader van een dergelijk globaal akkoord worden bekeken.
De heer Monfils is het ermee eens dat de structuur en de bevoegdheden van de Senaat zullen afhangen van de wijze waarop het nieuwe België georganiseerd zal worden.
Hij heeft trouwens nooit begrepen hoe een Senaat, die de twee gemeenschappen vertegenwoordigt, tot akkoorden zou kunnen komen wanneer de deelstaten daar niet zelf in slagen.
Hij is er niet van overtuigd dat na afloop van dit debat nog een Senaat zal bestaan.
De heer Mahoux merkt op dat een federale staat twee kamers nodig heeft. Hij meent echter dat in die tweede kamer de wet van het getal niet op dezelfde manier mag spelen als in de eerste kamer.
De heer Vandenberghe meent dat er een fundamenteel misverstand bestaat. Men herneemt gewoon de verklaring van 2007 terwijl de toestand in 2010 fundamenteel anders is. Daarop biedt de verklaring van 2007 geen antwoord. Dat zal uit de verkiezingsresultaten in Vlaanderen blijken. Als de wet van de meerderheid in het parlement geen enkele rol speelt, dan zal de Vlaamse kiezer daar zijn conclusies uit trekken. Het is een grote vergissing van de Franstalige collega's om te denken dat men de kamers kan ontbinden en dan vanaf nul opnieuw kan beginnen te onderhandelen. De verklaring tot herziening van de Grondwet beantwoordt geenszins aan de politieke werkelijkheid in Vlaanderen.
De voorzitter, de heer De Decker, is er zich van bewust dat een hervorming van de Senaat noodzakelijk is, in de zin dat het aantal gemeenschapssenatoren in de huidige structuur te laag is om hun de mogelijkheid te geven in naam van hun gemeenschap te spreken. De samenstelling van de Senaat moet in die geest worden herzien.
Het regeringsontwerp wordt eenparig aangenomen door de 11 aanwezige leden.
Het amendement van de heer Van Hauthem c.s. wordt verworpen met 10 stemmen tegen 1 stem.
Het voorstel van mevrouw de Bethune wordt ingetrokken (zie de commentaar bij de bespreking van het voorstel van mevrouw de Bethune over artikel 13).
Art. 44
(Ontwerp nr. 4-1777/1, amendement nr. 48 en voorstel nr. 4-1363/1)
1. Het ontwerp van de regering beoogt artikel 44, eerste lid, van de Grondwet voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/1).
2. De heer Van Hauthem c.s. dient amendement nr. 48 in teneinde artikel 44 in zijn geheel voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/2).
3. Het voorstel van mevrouw de Bethune beoogt de herzienbaarheid van dit artikel om de gehanteerde terminologie genderbewust te maken (stuk Senaat, nr. 4-1363/1).
Het regeringsontwerp wordt eenparig aangenomen door de 11 aanwezige leden.
Het amendement van de heer Van Hauthem c.s. wordt verworpen met 10 stemmen tegen 1 stem.
Het voorstel van mevrouw de Bethune wordt ingetrokken (zie de commentaar bij de bespreking van het voorstel van mevrouw de Bethune over artikel 13).
Art. 45
(Ontwerp nr. 4-1777/1, amendement nr. 49 en voorstel nr. 4-1363/1)
1. Het ontwerp van de regering beoogt dit artikel voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/1).
2. Amendement nr. 49 van de heer Van Hauthem c.s. heeft dezelfde doelstelling (stuk Senaat, nr. 4-1777/2).
3. Het voorstel van mevrouw de Bethune beoogt de herzienbaarheid van dit artikel om de gehanteerde terminologie genderbewust te maken (stuk Senaat, nr. 4-1363/1).
Het regeringsontwerp wordt eenparig aangenomen door de 11 aanwezige leden.
Bijgevolg vervalt het amendement van de heer Van Hauthem c.s.
Het voorstel van mevrouw de Bethune wordt ingetrokken (zie de commentaar bij de bespreking van het voorstel van mevrouw de Bethune over artikel 13).
Art. 46
(Ontwerp nr. 4-1777/1, amendement nr. 50 en voorstel nr. 4-1363/1)
1. Het ontwerp van de regering beoogt artikel 46, vierde lid, voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/1).
2. De heer Van Hauthem c.s. dient amendement nr. 50 in teneinde artikel 46 in zijn geheel voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/2).
3. Het voorstel van mevrouw de Bethune beoogt de herzienbaarheid van dit artikel om de gehanteerde terminologie genderbewust te maken (stuk Senaat, nr. 4-1363/1).
Het regeringsontwerp wordt eenparig aangenomen door de 11 aanwezige leden.
Het amendement van de heer Van Hauthem c.s. wordt verworpen met 10 stemmen tegen 1 stem.
Het voorstel van mevrouw de Bethune wordt ingetrokken (zie de commentaar bij de bespreking van het voorstel van mevrouw de Bethune over artikel 13).
Art. 47
(Amendement nr. 51 en voorstel nr. 4-1363/1)
1. De heer Van Hauthem c.s. dient amendement nr. 51 in teneinde dit artikel voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/2).
2. Het voorstel van mevrouw de Bethune beoogt de herzienbaarheid van dit artikel om de gehanteerde terminologie genderbewust te maken (stuk Senaat, nr. 4-1363/1).
Het amendement van de heer Van Hauthem c.s. wordt verworpen met 10 stemmen tegen 1 stem.
Het voorstel van mevrouw de Bethune wordt ingetrokken (zie de commentaar bij de bespreking van het voorstel van mevrouw de Bethune over artikel 13).
Art. 48
(Amendement nr. 52)
De heer Van Hauthem c.s. dient amendement nr. 52 in teneinde artikel 48 voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/2).
Dit amendement wordt verworpen met 10 stemmen tegen 1 stem.
Art. 49
(Ontwerp nr. 4-1777/1 en amendement nr. 53)
1. De regering stelt voor dit artikel voor herziening vatbaar te verklaren, om een tweede lid toe te voegen om te bepalen dat niemand tegelijk kandidaat kan zijn voor de verkiezingen van de Kamer van volksvertegenwoordigers en de Senaat (stuk Senaat, nr. 4-1777/1).
2. De heer Van Hauthem c.s. dient amendement nr. 53 in teneinde artikel 49 in zijn geheel voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/2).
Het regeringsontwerp wordt aangenomen met 9 stemmen tegen 1 stem, bij 1 onthouding.
Het amendement van de heer Van Hauthem c.s. wordt verworpen met 10 stemmen tegen 1 stem.
Artt. 50, 51 en 52
(Amendementen nrs. 54, 55 en 56 en voorstel nr. 4-1363/1)
1. De heer Van Hauthem c.s. dient de amendementen nrs. 54, 55 en 56 in teneinde deze artikelen voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/2).
2. Het voorstel van mevrouw de Bethune beoogt de herzienbaarheid van deze artikelen om de gehanteerde terminologie genderbewust te maken (stuk Senaat, nr. 4-1363/1).
De amendementen van de heer Van Hauthem c.s. worden achtereenvolgens verworpen met 10 stemmen tegen 1 stem.
Het voorstel van mevrouw de Bethune wordt ingetrokken (zie de commentaar bij de bespreking van het voorstel van mevrouw de Bethune over artikel 13).
Art. 53
(Amendement nr. 57)
De heer Van Hauthem c.s. dient amendement nr. 57 in teneinde dit artikel voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/2).
Dit amendement wordt verworpen met 10 stemmen tegen 1 stem.
Art. 54
(Ontwerp nr. 4-1777/1 en amendement nr. 58)
1. Het ontwerp van de regering beoogt dit artikel voor herziening vatbaar te verklaren, om een lid toe te voegen teneinde de procedure te specificeren in het licht van de hervorming van de Senaat (stuk Senaat, nr. 4-1777/1).
2. De heer Van Hauthem c.s. dient amendement nr. 58 in teneinde artikel 54 in zijn geheel voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/2).
Het regeringsontwerp wordt eenparig aangenomen door de 11 aanwezige leden.
Het amendement van de heer Van Hauthem c.s. wordt verworpen met 10 stemmen tegen 1 stem.
Art. 55
(Amendement nr. 59)
De heer Van Hauthem c.s. dient amendement nr. 59 in teneinde dit artikel voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/2).
Dit amendement wordt verworpen met 10 stemmen tegen 1 stem.
Art. 56
(Ontwerp nr. 4-1777/1 en amendement nr. 60)
1. Het ontwerp van de regering beoogt dit artikel voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/1).
2. Amendement nr. 60 van de heer Van Hauthem c.s. heeft dezelfde doelstelling (stuk Senaat, nr. 4-1777/2).
Het regeringsontwerp wordt aangenomen met 7 tegen 3 stemmen, bij 1 onthouding.
Bijgevolg vervalt het amendement van de heer Van Hauthem c.s.
Art. 57
(Ontwerp nr. 4-1777/1, amendement nr. 61 en voorstel nr. 4-1363/1)
1. Het ontwerp van de regering beoogt dit artikel voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/1).
2. Amendement nr. 61 van de heer Van Hauthem c.s. heeft dezelfde doelstelling (stuk Senaat, nr. 4-1777/2).
3. Het voorstel van mevrouw de Bethune beoogt de herzienbaarheid van dit artikel om de gehanteerde terminologie genderbewust te maken (stuk Senaat, nr. 4-1363/1).
Het regeringsontwerp wordt eenparig aangenomen door de 12 aanwezige leden.
Bijgevolg vervalt het amendement van de heer Van Hauthem c.s.
Het voorstel van mevrouw de Bethune wordt ingetrokken (zie de commentaar bij de bespreking van het voorstel van mevrouw de Bethune over artikel 13).
Artt. 58 en 59
(Amendementen nrs. 62 en 63 en voorstel nr. 4-1363/1)
1. De heer Van Hauthem c.s. dient de amendementen nrs. 62 en 63 in teneinde deze artikelen voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/2).
2. Het voorstel van mevrouw de Bethune beoogt de herzienbaarheid van deze artikelen om de gehanteerde terminologie genderbewust te maken (stuk Senaat, nr. 4-1363/1).
De amendementen van de heer Van Hauthem c.s. worden achtereenvolgens verworpen met 10 stemmen tegen 1 stem.
Het voorstel van mevrouw de Bethune wordt ingetrokken (zie de commentaar bij de bespreking van het voorstel van mevrouw de Bethune over artikel 13).
Art. 60
(Amendement nr. 64)
De heer Van Hauthem c.s. dient amendement nr. 64 in teneinde dit artikel voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/2).
Dit amendement wordt verworpen met 10 stemmen tegen 1 stem.
Afdeling I. De Kamer van volksvertegenwoordigers
Art. 61
(Amendement nr. 65 en voorstel nr. 4-1363/1)
1. De heer Van Hauthem c.s. dient amendement nr. 65 in teneinde dit artikel voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/2).
2. Het voorstel van mevrouw de Bethune beoogt de herzienbaarheid van dit artikel om de gehanteerde terminologie genderbewust te maken (stuk Senaat, nr. 4-1363/1).
Het amendement van de heer Van Hauthem c.s. wordt verworpen met 10 stemmen tegen 1 stem.
Het voorstel van mevrouw de Bethune wordt ingetrokken (zie de commentaar bij de bespreking van het voorstel van mevrouw de Bethune over artikel 13).
Art. 62
(Amendement nr. 66)
De heer Van Hauthem c.s. dient amendement nr. 66 in teneinde dit artikel voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/2).
Dit amendement wordt verworpen met 10 stemmen tegen 1 stem.
Art. 63
(Ontwerp nr. 4-1777/1 en amendement nr. 67)
1. Het ontwerp van de regering beoogt artikel 63, §§ 1 tot 3, voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/1).
2. De heer Van Hauthem c.s. dient amendement nr. 67 in teneinde artikel 63 in zijn geheel voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/2).
De heer Siquet herinnert aan de resolutie van 26 maart 2007 van de commissie voor de algemene politieke aangelegenheden van het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap, waarin een gewaarborgde vertegenwoordiging van de Duitstalige Gemeenschap in de Kamer van volksvertegenwoordigers wordt gevraagd.
De heer Van Parys stelt dat zijn fractie zich zal onthouden omdat het ontwerp onder meer wordt gemotiveerd door de mogelijkheid om een federale kieskring in te richten.
Het regeringsontwerp wordt aangenomen met 7 stemmen tegen 1 stem, bij 4 onthoudingen.
Het amendement van de heer Van Hauthem c.s. wordt verworpen met 10 stemmen tegen 1 stem.
Art. 64
(Ontwerp nr. 4-1777/1, amendement nr. 68 en voorstel nr. 4-1363/1)
1. Het ontwerp van de regering beoogt artikel 64, eerste lid, 3º, voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/1).
2. De heer Van Hauthem c.s. dient amendement nr. 68 in teneinde artikel 64 in zijn geheel voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/2).
3. Het voorstel van mevrouw de Bethune beoogt de herzienbaarheid van dit artikel om de gehanteerde terminologie genderbewust te maken (stuk Senaat, nr. 4-1363/1).
De heer Coveliers stelt vast dat het regeringsontwerp wordt gemotiveerd door de mogelijke verlaging van de verkiesbaarheidsleeftijd tot 18 jaar. Dat is de leeftijd waarop men nipt aan de jeugdrechtbank ontsnapt. Hij is het daar niet mee eens.
Het regeringsontwerp wordt aangenomen met 11 stemmen tegen 1 stem.
Het amendement van de heer Van Hauthem c.s. wordt verworpen met 10 stemmen tegen 1 stem.
Het voorstel van mevrouw de Bethune wordt ingetrokken (zie de commentaar bij de bespreking van het voorstel van mevrouw de Bethune over artikel 13).
Art. 65
(Ontwerp nr. 4-1777/1 en amendement nr. 69)
1. Het ontwerp van de regering beoogt dit artikel voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/1).
2. Amendement nr. 69 van de heer Van Hauthem c.s. heeft dezelfde doelstelling (stuk Senaat, nr. 4-1777/2).
Het regeringsontwerp wordt aangenomen met 11 stemmen tegen 1 stem.
Bijgevolg vervalt het amendement van de heer Van Hauthem c.s.
Art. 66
(Amendement nr. 70 en voorstellen nrs. 4-1363/1 en 4-726/1)
1. De heer Van Hauthem c.s. dient amendement nr. 70 in teneinde dit artikel voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/2).
2. Het voorstel van mevrouw de Bethune beoogt de herzienbaarheid van dit artikel om de gehanteerde terminologie genderbewust te maken (stuk Senaat, nr. 4-1363/1).
3. Mevrouw de Bethune c.s. stelt ook voor om de artikelen 66, eerste lid, en 71, eerste en tweede lid, van de Grondwet voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-726/1).
Het amendement van de heer Van Hauthem c.s. wordt verworpen met 10 stemmen tegen 1 stem.
Het voorstel van mevrouw de Bethune (nr. 4-1363/1) wordt ingetrokken (zie de commentaar bij de bespreking van het voorstel van mevrouw de Bethune over artikel 13).
Het voorstel van mevrouw de Bethune c.s. (nr. 4-726/1) wordt verworpen met 6 stemmen tegen 4, bij 2 onthoudingen.
Afdeling II. De Senaat
Artt. 67 en 68
(Ontwerp nr. 4-1777/1, amendementen nrs. 71 en 72 en voorstel nr. 4-1363/1)
1. Het ontwerp van de regering beoogt deze artikelen voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/1).
2. De heer Van Hauthem c.s. dient de amendementen nrs. 71 en 72 in teneinde deze artikelen voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/2).
3. Het voorstel van mevrouw de Bethune beoogt de herzienbaarheid van deze artikelen om de gehanteerde terminologie genderbewust te maken (stuk Senaat, nr. 4-1363/1).
Het regeringsontwerp wordt voor de twee punten achtereenvolgens aangenomen met eenparigheid van de 10 uitgebrachte stemmen.
Bijgevolg vervallen de amendementen van de heer Van Hauthem c.s.
Het voorstel van mevrouw de Bethune wordt voor de twee punten ingetrokken (zie de commentaar bij de bespreking van het voorstel van mevrouw de Bethune over artikel 13).
Art. 69
(Ontwerp nr. 4-1777/1, amendement nr. 73 en voorstel nr. 4-1363/1)
1. De regering stelt voor artikel 69, 3º, voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/1).
2. De heer Van Hauthem c.s. dient amendement nr. 73 in teneinde artikel 69 in zijn geheel voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/2).
3. Het voorstel van mevrouw de Bethune beoogt de herzienbaarheid van dit artikel om de gehanteerde terminologie genderbewust te maken (stuk Senaat, nr. 4-1363/1).
De heer Coveliers is van mening dat om tot senator gekozen of aangewezen te kunnen worden, men de volle leeftijd van eenentwintig jaar moet hebben bereikt.
De voorzitter, de heer De Decker, is niet gekant tegen een herziening van de leeftijd om tot senator gekozen of aangewezen te kunnen worden, maar hij stelt eerder de leeftijd van 30 jaar voorop.
Het regeringsontwerp wordt aangenomen met 10 stemmen tegen 1 stem.
Het amendement van de heer Van Hauthem c.s. wordt verworpen met 10 stemmen tegen 1 stem.
Het voorstel van mevrouw de Bethune wordt ingetrokken (zie de commentaar bij de bespreking van het voorstel van mevrouw de Bethune over artikel 13).
Art. 70
(Ontwerp nr. 4-1777/1 en amendement nr. 74)
1. Het ontwerp van de regering beoogt dit artikel voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/1).
2. De heer Van Hauthem c.s. dient amendement nr. 74 in teneinde dit artikel eveneens voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/2).
Het regeringsontwerp wordt aangenomen met eenparigheid van de 11 uitgebrachte stemmen.
Bijgevolg vervalt het amendement van de heer Van Hauthem c.s.
Art. 71
(Amendement nr. 75 en voorstel nr. 4-726/1)
1. De heer Van Hauthem c.s. dient amendement nr. 75 in teneinde dit artikel voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/2).
2. Mevrouw de Bethune c.s. heeft een voorstel ingediend om naast artikel 66, eerste lid, ook artikel 71, eerste en tweede lid, van de Grondwet voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-726/1).
Het amendement van de heer Van Hauthem c.s. wordt verworpen met 10 stemmen tegen 1 stem.
Het voorstel van mevrouw de Bethune c.s. wordt verworpen met 7 tegen 4 stemmen, bij 1 onthouding.
Art. 72
(Ontwerp nr. 4-1777/1, amendement nr. 76 en voorstel nr. 4-1363/1)
1. Het ontwerp van de regering beoogt dit artikel voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/1).
2. De heer Van Hauthem c.s. dient amendement nr. 76 in teneinde dit artikel eveneens voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/2).
3. Het voorstel van mevrouw de Bethune beoogt de herzienbaarheid van dit artikel om de gehanteerde terminologie genderbewust te maken (stuk Senaat, nr. 4-1363/1).
Het regeringsontwerp wordt aangenomen met eenparigheid van de 12 uitgebrachte stemmen.
Bijgevolg vervalt het amendement van de heer Van Hauthem c.s.
Het voorstel van mevrouw de Bethune wordt ingetrokken (zie de commentaar bij de bespreking van het voorstel van mevrouw de Bethune over artikel 13).
Art. 73
(Amendement nr. 77)
De heer Van Hauthem c.s. dient amendement nr. 77 in teneinde dit artikel voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/2).
Dit amendement wordt verworpen met 10 stemmen tegen 1 stem.
HOOFDSTUK II. DE FEDERALE WETGEVENDE MACHT
Art. 74
(Amendement nr. 78 en voorstel nr. 4-1363/1)
1. De heer Van Hauthem c.s. dient amendement nr. 78 in teneinde dit artikel voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/2).
2. Het voorstel van mevrouw de Bethune beoogt de herzienbaarheid van dit artikel om de gehanteerde terminologie genderbewust te maken (stuk Senaat, nr. 4-1363/1).
Het amendement van de heer Van Hauthem c.s. wordt verworpen met 10 stemmen tegen 1 stem.
Het voorstel van mevrouw de Bethune wordt ingetrokken (zie de commentaar bij de bespreking van het voorstel van mevrouw de Bethune over artikel 13).
Art. 75
(Ontwerp nr. 4-1777/1, amendement nr. 79 en voorstel nr. 4-1363/1)
1. Het ontwerp van de regering beoogt artikel 75, derde lid, voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/1).
2. De heer Van Hauthem c.s. dient amendement nr. 79 in teneinde artikel 75 in zijn geheel voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/2).
3. Het voorstel van mevrouw de Bethune beoogt de herzienbaarheid van dit artikel om de gehanteerde terminologie genderbewust te maken (stuk Senaat, nr. 4-1363/1).
Het regeringsontwerp wordt aangenomen met eenparigheid van de 12 uitgebrachte stemmen.
Het amendement van de heer Van Hauthem c.s. wordt verworpen met 10 stemmen tegen 1 stem.
Het voorstel van mevrouw de Bethune wordt ingetrokken (zie de commentaar bij de bespreking van het voorstel van mevrouw de Bethune over artikel 13).
Art. 76
(Amendement nr. 80)
De heer Van Hauthem c.s. dient amendement nr. 80 in teneinde dit artikel voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/2).
Dit amendement wordt verworpen met 10 stemmen tegen 1 stem.
Art. 77
(Ontwerp nr. 4-1777/1 en amendement nr. 81)
1. De regering stelt voor artikel 77 van de Grondwet voor herziening vatbaar te verklaren, om het eerste lid, 3º, 5 o, 6 o, 7 o, 8 o, 9 o, 10 o, en het tweede lid, te herzien, alsook om een nieuw lid toe te voegen betreffende de wetten inzake belasting in het geval dat een meerderheid in elke taalgroep vereist is (stuk Senaat, nr. 4-1777/1).
2. De heer Van Hauthem c.s. dient amendement nr. 81 in teneinde artikel 77 in zijn geheel voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/2).
Het regeringsontwerp wordt aangenomen met eenparigheid van de 12 uitgebrachte stemmen.
Het amendement van de heer Van Hauthem c.s. wordt verworpen met 10 stemmen tegen 1 stem.
Art. 78
(Ontwerp nr. 4-1777/1, amendement nr. 82 en voorstel nr. 4-1363/1)
1. Het ontwerp van de regering beoogt artikel 78, tweede en derde lid, voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/1).
2. De heer Van Hauthem c.s. dient amendement nr. 82 in teneinde artikel 78 in zijn geheel voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/2).
3. Het voorstel van mevrouw de Bethune beoogt de herzienbaarheid van dit artikel om de gehanteerde terminologie genderbewust te maken (stuk Senaat, nr. 4-1363/1).
Het regeringsontwerp wordt aangenomen met eenparigheid van de 12 uitgebrachte stemmen.
Het amendement van de heer Van Hauthem c.s. wordt verworpen met 10 stemmen tegen 1 stem.
Het voorstel van mevrouw de Bethune wordt ingetrokken (zie de commentaar bij de bespreking van het voorstel van mevrouw de Bethune over artikel 13).
Art. 79
(Ontwerp nr. 4-1777/1, amendement nr. 83 en voorstel nr. 4-1363/1)
1. Het ontwerp van de regering beoogt artikel 79, eerste lid, voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/1).
2. De heer Van Hauthem c.s. dient amendement nr. 83 in teneinde artikel 79 in zijn geheel voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/2).
3. Het voorstel van mevrouw de Bethune beoogt de herzienbaarheid van dit artikel om de gehanteerde terminologie genderbewust te maken (stuk Senaat, nr. 4-1363/1).
Het regeringsontwerp wordt aangenomen met eenparigheid van de 12 uitgebrachte stemmen.
Het amendement van de heer Van Hauthem c.s. wordt verworpen met 10 stemmen tegen 1 stem.
Het voorstel van mevrouw de Bethune wordt ingetrokken (zie de commentaar bij de bespreking van het voorstel van mevrouw de Bethune over artikel 13).
Art. 80
(Ontwerp nr. 4-1777/1 en amendement nr. 84)
1. Het ontwerp van de regering beoogt artikel 80, tweede lid, voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/1).
2. De heer Van Hauthem c.s. dient amendement nr. 84 in teneinde artikel 80 in zijn geheel voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/2).
Het regeringsontwerp wordt aangenomen met eenparigheid van de 12 uitgebrachte stemmen.
Het amendement van de heer Van Hauthem c.s. wordt verworpen met 10 stemmen tegen 1 stem.
Art. 81
(Ontwerp nr. 4-1777/1 en amendement nr. 85)
1. De regering stelt voor artikel 81, tweede tot zesde lid, voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/1).
2. De heer Van Hauthem c.s. dient amendement nr. 85 in teneinde artikel 81 in zijn geheel voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/2).
Het regeringsontwerp wordt aangenomen met eenparigheid van de 12 uitgebrachte stemmen.
Het amendement van de heer Van Hauthem c.s. wordt verworpen met 10 stemmen tegen 1 stem.
Art. 82
(Ontwerp nr. 4-1777/1 en amendement nr. 86)
1. Het ontwerp van de regering beoogt artikel 82, tweede lid, voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/1).
2. De heer Van Hauthem c.s. dient amendement nr. 86 in teneinde artikel 82 in zijn geheel voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/2).
Het regeringsontwerp wordt aangenomen met eenparigheid van de 12 uitgebrachte stemmen.
Het amendement van de heer Van Hauthem c.s. wordt verworpen met 10 stemmen tegen 1 stem.
Artt. 83 en 84
(Amendementen nrs. 87 en 88)
De heer Van Hauthem c.s. dient de amendementen nrs. 87 en 88 in teneinde deze artikelen voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/2).
Deze amendementen worden achtereenvolgens verworpen met 10 stemmen tegen 1 stem.
HOOFDSTUK III. DE KONING EN DE FEDERALE REGERING
Afdeling I. De Koning
(Voorstel nr. 4-1363/1)
Mevrouw de Bethune c.s. stelt voor te verklaren dat er redenen zijn tot herziening van titel III, hoofdstuk III, afdeling I, om in het opschrift de gehanteerde terminologie genderbewust te maken (stuk Senaat, nr. 4-1363/1).
Dit voorstel wordt ingetrokken (zie de commentaar bij de bespreking van het voorstel van mevrouw de Bethune over artikel 13).
Artt. 85 tot 94
(Amendementen nrs. 89 tot 98 en voorstel nr. 4-1363/1)
1. De heer Van Hauthem c.s. dient de amendementen nrs. 89 tot 98 in teneinde deze artikelen voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/2).
2. Het voorstel van mevrouw de Bethune beoogt de herzienbaarheid van deze artikelen om de gehanteerde terminologie genderbewust te maken (stuk Senaat, nr. 4-1363/1).
De amendementen van de heer Van Hauthem c.s. worden achtereenvolgens verworpen met 10 stemmen tegen 1 stem.
Het voorstel van mevrouw de Bethune wordt ingetrokken (zie de commentaar bij de bespreking van het voorstel van mevrouw de Bethune over artikel 13).
Art. 95
(Amendement nr. 99)
De heer Van Hauthem c.s. dient amendement nr. 99 in teneinde dit artikel voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/2).
Dit amendement wordt verworpen met 10 stemmen tegen 1 stem.
Afdeling II. De federale Regering
Art. 96
(Amendement nr. 100 en voorstel nr. 4-1363/1)
1. De heer Van Hauthem c.s. dient amendement nr. 100 in teneinde dit artikel voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/2).
2. Het voorstel van mevrouw de Bethune beoogt de herzienbaarheid van dit artikel om de gehanteerde terminologie genderbewust te maken (stuk Senaat, nr. 4-1363/1).
Het amendement van de heer Van Hauthem c.s. wordt verworpen met 10 stemmen tegen 1 stem.
Het voorstel van mevrouw de Bethune wordt ingetrokken (zie de commentaar bij de bespreking van het voorstel van mevrouw de Bethune over artikel 13).
Art. 97
(Amendement nr. 101)
De heer Van Hauthem c.s. dient amendement nr. 101 in teneinde dit artikel voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/2).
Dit amendement wordt verworpen met 10 stemmen tegen 1 stem.
Art. 98
(Amendement nr. 102 en voorstel nr. 4-1363/1)
1. De heer Van Hauthem c.s. dient amendement nr. 102 in teneinde dit artikel voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/2).
2. Het voorstel van mevrouw de Bethune beoogt de herzienbaarheid van dit artikel om de gehanteerde terminologie genderbewust te maken (stuk Senaat, nr. 4-1363/1).
Het amendement van de heer Van Hauthem c.s. wordt verworpen met 10 stemmen tegen 1 stem.
Het voorstel van mevrouw de Bethune wordt ingetrokken (zie de commentaar bij de bespreking van het voorstel van mevrouw de Bethune over artikel 13).
Art. 99
(Amendement nr. 103)
De heer Van Hauthem c.s. dient amendement nr. 103 in teneinde dit artikel voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/2).
Dit amendement wordt verworpen met 10 stemmen tegen 1 stem.
Art. 100
(Ontwerp nr. 4-1777/1 en amendement nr. 104)
1. De regering stelt voor artikel 100, tweede lid, tweede volzin, voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/1).
2. De heer Van Hauthem c.s. dient amendement nr. 104 in teneinde artikel 100 in zijn geheel voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/2).
Het regeringsontwerp wordt aangenomen met eenparigheid van de 12 uitgebrachte stemmen.
Het amendement van de heer Van Hauthem c.s. wordt verworpen met 10 stemmen tegen 1 stem.
Artt. 101 tot 104
(Amendementen nrs. 105 tot 108 en voorstel nr. 4-1363/1)
1. De heer Van Hauthem c.s. dient de amendementen nrs. 105 tot 108 in teneinde deze artikelen voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/2).
2. Het voorstel van mevrouw de Bethune beoogt de herzienbaarheid van de artikelen 101, 102 en 104 om de gehanteerde terminologie genderbewust te maken (stuk Senaat, nr. 4-1363/1).
De amendementen van de heer Van Hauthem c.s. worden achtereenvolgens verworpen met 10 stemmen tegen 1 stem.
Het voorstel van mevrouw de Bethune wordt ingetrokken (zie de commentaar bij de bespreking van het voorstel van mevrouw de Bethune over artikel 13).
Afdeling III. De bevoegdheden
Artt. 105 tot 108
(Amendementen nrs. 109 tot 112 en voorstel nr. 4-1363/1)
1. De heer Van Hauthem c.s. dient de amendementen nrs. 109 tot 112 in teneinde deze artikelen voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/2).
2. Het voorstel van mevrouw de Bethune beoogt de herzienbaarheid van deze artikelen om de gehanteerde terminologie genderbewust te maken (stuk Senaat, nr. 4-1363/1).
De amendementen van de heer Van Hauthem c.s. worden achtereenvolgens verworpen met 10 stemmen tegen 1 stem.
Het voorstel van mevrouw de Bethune wordt ingetrokken (zie de commentaar bij de bespreking van het voorstel van mevrouw de Bethune over artikel 13).
Art. 109
(Amendementen nrs. 113 en 206 en voorstel nr. 4-1363/1)
1. De heer Van Hauthem c.s. dient amendement nr. 113 in teneinde dit artikel voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/2).
2. Amendement nr. 206 van de heer Van Den Driessche heeft dezelfde doelstelling (stuk Senaat, nr. 4-1777/2).
3. Het voorstel van mevrouw de Bethune beoogt de herzienbaarheid van dit artikel om de gehanteerde terminologie genderbewust te maken (stuk Senaat, nr. 4-1363/1).
Wat betreft amendement nr. 206 herinnert de heer Van Den Driessche aan de wet van 3 april 1990 betreffende de zwangerschapsafbreking die tot stand is gekomen zonder de koninklijke handtekening omdat toenmalig Koning Boudewijn dit niet in overeenstemming kon brengen met zijn geweten. Alle politieke partijen hebben toen verklaard dat een herziening van de Grondwet zich opdrong om een herhaling van dit voorval te vermijden. Voormalig eerste minister Dehaene heeft nadien getracht om een en ander te regelen via een « gentlemen's agreement », doch dit is een stille dood gestorven. Ook recent nog hebben vrijwel alle politieke partijen verklaard dat over de constitutionele rol van de Koning moet kunnen worden gepraat. Dit element werd evenwel niet opgenomen in het ontwerp van verklaring tot herziening van de Grondwet dat door de regering werd ingediend.
Spreker herinnert aan de uitspraak van voormalig eerste minister Van Acker : « gouverner, c'est prévoir ». Het is niet omdat er zich vandaag geen probleem stelt, dat in de toekomst een Koning niet zou kunnen weigeren om een wet die werd aangenomen door de wetgevende kamers, te bekrachtigen en af te kondigen. Daarom is de heer Van Den Driessche van oordeel dat men aan het volgende Parlement, dat een constituante zal zijn, de mogelijkheid moet geven om dit probleem aan te pakken en aldus een nieuwe constitutionele crisis te vermijden.
De heer Moureaux verwijst naar het standpunt dat hij heeft ingenomen tijdens de algemene bespreking, met name dat alle artikelen van de Grondwet voor herziening vatbaar zouden moeten worden verklaard. Nu dit niet het geval zal zijn, meent hij dat het een grote vergissing zou zijn om de rol van de Koning in vraag te stellen. Men zou immers ten aanzien van de publieke opinie immers de indruk wekken dat de huidige politieke crisis te wijten is aan de rol die de Koning heeft gespeeld.
Ook de heer Monfils kant zich tegen een mogelijke herziening van de rol van de Koning, niet alleen omdat de regering unaniem heeft beslist om artikel 109 niet op te nemen in het ontwerp van verklaring tot herziening van de Grondwet dat zij heeft ingediend in Kamer en Senaat, maar ook omdat er zich sedert 1990 geen enkel probleem heeft gesteld met betrekking tot de rol die de Koning speelt. Nochtans heeft de politieke wereld intussen reeds een oplossing gegeven aan heel wat ethische vraagstukken, zoals bijvoorbeeld de wetgeving inzake euthanasie, waar spreker zich uitdrukkelijk voor heeft geëngageerd.
De heer Monfils zal het amendement van de heer Van Den Driessche dan ook verwerpen, vermits hij meent dat hier een oplossing wordt voorgesteld voor een probleem dat uit een heel ander politiek tijdperk dateert.
De heer Coveliers is van oordeel dat het onaanvaardbaar is dat een niet democratisch verkozen persoon de inwerkingtreding van een wet zou kunnen verhinderen. Hij zal dan ook het amendement van de heer Van Den Driessche steunen vermits het in het belang is van de monarchie zelf.
De heer Delpérée meent dat het geen zin heeft om dit probleem nu op te werpen wanneer men weet dat alle regeringen intussen 20 jaar de tijd hebben gehad om een oplossing voor te stellen en dat niet hebben gedaan. Ook vandaag heeft de regering hierin een duidelijk standpunt ingenomen.
Hij wijst er bovendien op dat de huidige, ontslagnemende regering die enkel belast is met de afhandeling van de lopende zaken, terzake geen initiatief kon nemen wat meebrengt dat het, vanuit louter procedureel oogpunt, geen enkele zin heeft dat de Senaat artikel 109 van de Grondwet voor herziening vatbaar zou verklaren.
De heer Vandenberghe herinnert eraan dat de Koning in zijn optreden steeds moet worden gedekt door de regering. De hypothese waarin een Koning zou weigeren om een wet te bekrachtigen en af te kondigen, zonder daarbij gedekt te zijn door de regering, is dan ook onaanvaardbaar in een constitutionele monarchie en zou ertoe leiden dat de Koning zijn functie zou moeten neerleggen. De invulling van de monarchie is het voorwerp geweest van een evolutie die zich in de praktijk heeft doorgezet en waarbij de constitutionele gewoonte een belangrijke rol heeft gespeeld. Anders dan vroeger is er vandaag geen enkele twijfel mogelijk : de Koning kan slechts optreden wanneer hij politiek gedekt wordt door de regering en wanneer de regering haar instemming niet zou kunnen betuigen met een wet die door de wetgevende kamers is aangenomen, kan zij niet anders dan overgaan tot de ontbinding van de kamers. Het mogelijke conflict tussen de uitvoerende en de wetgevende macht kan dan ook vandaag reeds in de constitutionele praktijk worden opgelost. De herziening van artikel 109 van de Grondwet is voor spreker dan ook geenszins een prioriteit, in tegenstelling tot de herziening van de artikelen van de Grondwet die een grondige hervorming van de staat mogelijk moeten maken.
De heer Lambert heeft begrip voor het argument dat men ten aanzien van de publieke opinie niet de indruk mag wekken dat de huidige politieke crisis te wijten zou zijn aan de rol die de Koning vandaag speelt. Historici zullen later uitmaken welke deze rol precies is geweest. Niettemin meent hij dat het volgend parlement de rol van de Koning ten gronde moet kunnen bekijken. Daarom hoopt spreker dat het amendement van de heer Van Den Driessche zal worden aangenomen en dat artikel 109 van de Grondwet wordt opgenomen in de lijst van de voor herziening vatbare artikelen die de Senaat zal goedkeuren.
De heer De Decker wenst een andere uitspraak van voormalig eerste minister Van Acker in herinnering te brengen : « Dit land heeft de monarchie nodig als brood ».
De heer Van Den Driessche verduidelijkt dat hij de monarchie niet in vraag wenst te stellen, maar enkel wil vermijden dat er zich in de toekomst opnieuw ernstige grondwettelijke problemen zouden voordoen.
Het amendement van de heer Van Hauthem c.s. wordt verworpen met 10 stemmen tegen 1 stem.
Het amendement van de heer Van Den Driessche wordt verworpen met 9 tegen 2 stemmen, bij 1 onthouding.
Het voorstel van mevrouw de Bethune wordt ingetrokken (zie de commentaar bij de bespreking van het voorstel van mevrouw de Bethune over artikel 13).
Art. 110
(Amendement nr. 114 en voorstellen nrs. 4-1363/1 en 4-1368/1)
1. De heer Van Hauthem c.s. dient amendement nr. 114 in teneinde dit artikel voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/2).
2. Het voorstel van mevrouw de Bethune beoogt de herzienbaarheid van dit artikel om de gehanteerde terminologie genderbewust te maken (stuk Senaat, nr. 4-1363/1).
3. Mevrouw Van dermeersch en de heer Coveliers stellen eveneens voor artikel 110 van de Grondwet voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1368/1).
De heer Coveliers meent dat er geen enkele reden is om de Koning de bevoegdheid te geven om genade te verlenen. Er bestaan immers strafuitvoeringsrechtbanken die hierover moeten oordelen. De bestaande bepaling van artikel 110 van de Grondwet wekt de indruk dat het mogelijk zou zijn dat sommigen via een achterpoortje aan hun straf ontsnappen en anderen niet. Het lijkt spreker dan ook wenselijk om het genaderecht af te schaffen.
Het amendement van de heer Van Hauthem c.s. wordt verworpen met 10 stemmen tegen 1 stem.
Het voorstel van mevrouw de Bethune wordt ingetrokken (zie de commentaar bij de bespreking van het voorstel van mevrouw de Bethune over artikel 13).
Het voorstel van mevrouw Van dermeersch en de heer Coveliers wordt verworpen met 10 stemmen tegen 1 stem, bij 1 onthouding.
Art. 111
(Ontwerp nr. 4-1777/1, amendement nr. 115 en voorstel nr. 4-1363/1)
1. Het ontwerp van de regering beoogt dit artikel voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/1).
2. Amendement nr. 115 van de heer Van Hauthem c.s. heeft dezelfde doelstelling (stuk Senaat, nr. 4-1777/2).
3. Het voorstel van mevrouw de Bethune beoogt de herzienbaarheid van dit artikel om de gehanteerde terminologie genderbewust te maken (stuk Senaat, nr. 4-1363/1).
De heer Monfils wenst de reden te kennen waarom de regering dit artikel voor herziening vatbaar wil verklaren.
De heer Vanackere, vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen, antwoordt dat de herzienbaarheid van dit artikel wordt voorgesteld omdat een minister niet noodzakelijk door het Hof van Cassatie wordt berecht, maar ook door een hof van beroep kan worden veroordeeld. Het lijkt de regering wenselijk om de Grondwet op dit punt aan te passen.
Het regeringsontwerp wordt aangenomen met 11 stemmen bij 1 onthouding.
Bijgevolg vervalt het amendement van de heer Van Hauthem c.s.
Het voorstel van mevrouw de Bethune wordt ingetrokken (zie de commentaar bij de bespreking van het voorstel van mevrouw de Bethune over artikel 13).
Art. 112
(Amendement nr. 116 en voorstel nr. 4-1363/1)
1. De heer Van Hauthem c.s. dient amendement nr. 116 in teneinde dit artikel voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/2).
2. Het voorstel van mevrouw de Bethune beoogt de herzienbaarheid van dit artikel om de gehanteerde terminologie genderbewust te maken (stuk Senaat, nr. 4-1363/1).
Het amendement van de heer Van Hauthem c.s. wordt verworpen met 10 stemmen tegen 1 stem.
Het voorstel van mevrouw de Bethune wordt ingetrokken (zie de commentaar bij de bespreking van het voorstel van mevrouw de Bethune over artikel 13).
Art. 113
(Amendement nr. 117 en voorstellen nrs. 4-851/1 en 4-1363/1)
1. De heer Van Hauthem c.s. dient amendement nr. 117 in teneinde dit artikel voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/2).
2. De heer Coveliers c.s. stelt voor te verklaren dat er redenen zijn tot herziening van artikel 113 van de Grondwet, om het op te heffen (stuk Senaat, nr. 4-851/1).
3. Het voorstel van mevrouw de Bethune beoogt de herzienbaarheid van dit artikel om de gehanteerde terminologie genderbewust te maken (stuk Senaat, nr. 4-1363/1).
De heer Coveliers verklaart dat het voorstel van verklaring tot herziening van de Grondwet (nr. 4-851/1) in hoofdzaak verwijst naar het voorstel van huidig minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen, de heer Vincent Van Quickenborne, en de heer Jean-Marie Dedecker, dat tijdens een vorige zittingsperiode in de Senaat werd ingediend (stuk Senaat, nr. 2-1008/1) en waarvan de motivering gehandhaafd blijft.
Het is duidelijk dat het uitdelen van adellijke titels en bijbehorende royale honneurs een achterhaalde traditie is met ongewenste maatschappelijke gevolgen voor het principe van de gelijkwaardigheid van alle burgers in dit land. Daarom wenst spreker het recht van de Koning om iemand tot de adelstand te verheffen af te schaffen.
De heer Vandenberghe herinnert eraan dat in Zwitserland de opinie overheerst dat de democratie niet toelaat dat er adellijke titels of onderscheidingen worden toegekend. In de Nederlandse democratie kan men dan weer wel een onderscheiding maar geen adellijke titel verwerven, zij het dat de oude adel in zijn toestand wordt gelaten en men dus via een huwelijk alsnog een adellijke titel kan bemachtigen. Hoe dan ook lijkt het niet erg revolutionair te zijn om dit artikel voor herziening vatbaar te verklaren en de wezenlijke problemen van onze staatsstructuur niet aan te pakken.
Het amendement van de heer Van Hauthem c.s. wordt verworpen met 10 stemmen tegen 1 stem.
Het voorstel van de heer Coveliers c.s. wordt verworpen met 9 tegen 2 stemmen, bij 1 onthouding.
Het voorstel van mevrouw de Bethune wordt ingetrokken (zie de commentaar bij de bespreking van het voorstel van mevrouw de Bethune over artikel 13).
Art. 114
(Amendement nr. 118 en voorstel nr. 4-1363/1)
1. De heer Van Hauthem c.s. dient amendement nr. 118 in teneinde dit artikel voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/2).
2. Het voorstel van mevrouw de Bethune beoogt de herzienbaarheid van dit artikel om de gehanteerde terminologie genderbewust te maken (stuk Senaat, nr. 4-1363/1).
Het amendement van de heer Van Hauthem c.s. wordt verworpen met 10 stemmen tegen 1 stem.
Het voorstel van mevrouw de Bethune wordt ingetrokken (zie de commentaar bij de bespreking van het voorstel van mevrouw de Bethune over artikel 13).
HOOFDSTUK IV. DE GEMEENSCHAPPEN EN DE GEWESTEN
Afdeling I. De organen
Onderafdeling I. De Gemeenschaps- en Gewestparlementen
Artt. 115 en 116
(Amendementen nrs. 119 en 120)
De heer Van Hauthem c.s. dient de amendementen nrs. 119 en 120 in teneinde deze artikelen voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/2).
Deze amendementen worden achtereenvolgens verworpen met 10 stemmen tegen 1 stem.
Art. 117
(Ontwerp nr. 4-1777/1 en amendement nr. 121)
1. De regering stelt voor artikel 117 van de Grondwet voor herziening vatbaar te verklaren, om een lid toe te voegen dat niemand tegelijk kandidaat kan zijn voor de verkiezingen van het federale parlement en die van de Gemeenschaps- en Gewestparlementen (stuk Senaat, nr. 4-1777/1).
2. De heer Van Hauthem c.s. dient amendement nr. 121 in teneinde artikel 117 in zijn geheel voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/2).
Het regeringsontwerp wordt aangenomen met 9 stemmen tegen 1 stem, bij 1 onthouding.
Het amendement van de heer Van Hauthem c.s. wordt verworpen met 10 stemmen tegen 1 stem.
Art. 118
(Ontwerp nr. 4-1777/1 en amendement nr. 122)
1. Het ontwerp van de regering beoogt artikel 118, § 2, voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/1).
2. De heer Van Hauthem c.s. dient amendement nr. 122 in teneinde artikel 118 in zijn geheel voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/2).
Het regeringsontwerp wordt eenparig aangenomen door de 12 aanwezige leden.
Het amendement van de heer Van Hauthem c.s. wordt verworpen met 10 stemmen tegen 1 stem.
Art. 118bis
(Amendement nr. 123)
De heer Van Hauthem c.s. dient amendement nr. 123 in teneinde dit artikel voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/2).
Dit amendement wordt verworpen met 10 stemmen tegen 1 stem.
Art. 119
(Ontwerp nr. 4-1777/1, amendement nr. 124 en voorstel nr. 4-1363/1)
1. Het ontwerp van de regering beoogt dit artikel voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/1).
2. Amendement nr. 124 van de heer Van Hauthem c.s. heeft dezelfde doelstelling (stuk Senaat, nr. 4-1777/2).
3. Het voorstel van mevrouw de Bethune beoogt de herzienbaarheid van dit artikel om de gehanteerde terminologie genderbewust te maken (stuk Senaat, nr. 4-1363/1).
Het regeringsontwerp wordt eenparig aangenomen door de 12 aanwezige leden.
Bijgevolg vervalt het amendement van de heer Van Hauthem c.s.
Het voorstel van mevrouw de Bethune wordt ingetrokken (zie de commentaar bij de bespreking van het voorstel van mevrouw de Bethune over artikel 13).
Art. 120
(Amendement nr. 125)
De heer Van Hauthem c.s. dient amendement nr. 125 in teneinde dit artikel voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/2).
Dit amendement wordt verworpen met 10 stemmen tegen 1 stem.
Onderafdeling II. De Gemeenschaps- en Gewestregeringen
Artt. 121 en 122
(Amendementen nrs. 126 en 127)
De heer Van Hauthem c.s. dient de amendementen nrs. 126 en 127 in teneinde deze artikelen voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/2).
Deze amendementen worden achtereenvolgens verworpen met 10 stemmen tegen 1 stem.
Art. 123
(Ontwerp nr. 4-1777/1 en amendement nr. 128)
1. De regering stelt voor artikel 123, § 2, van de Grondwet voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/1).
2. De heer Van Hauthem c.s. dient amendement nr. 128 in teneinde artikel 123 in zijn geheel voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/2).
Het regeringsontwerp wordt eenparig aangenomen door de 12 aanwezige leden.
Het amendement van de heer Van Hauthem c.s. wordt verworpen met 10 stemmen tegen 1 stem.
Artt. 124 en 125
(Amendementen nrs. 129 en 130 en voorstel nr. 4-1363/1)
1. De heer Van Hauthem c.s. dient de amendementen nrs. 129 en 130 in teneinde deze artikelen voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/2).
2. Het voorstel van mevrouw de Bethune beoogt de herzienbaarheid van deze artikelen om de gehanteerde terminologie genderbewust te maken (stuk Senaat, nr. 4-1363/1).
De amendementen van de heer Van Hauthem c.s. worden achtereenvolgens verworpen met 10 stemmen tegen 1 stem.
Het voorstel van mevrouw de Bethune wordt ingetrokken (zie de commentaar bij de bespreking van het voorstel van mevrouw de Bethune over artikel 13).
Art. 126
(Amendement nr. 131)
De heer Van Hauthem c.s. dient amendement nr. 131 in teneinde dit artikel voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/2).
Dit amendement wordt verworpen met 10 stemmen tegen 1 stem.
Afdeling II. De bevoegdheden
Artt. 127 tot 140
(Amendementen nrs. 132 tot 145)
De heer Van Hauthem c.s. dient de amendementen nrs. 132 tot 145 in teneinde deze artikelen voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/2).
Deze amendementen worden achtereenvolgens verworpen met 10 stemmen tegen 1 stem.
HOOFDSTUK V. HET GRONDWETTELIJK HOF, DE VOORKOMING EN DE REGELING VAN CONFLICTEN
Afdeling I. De voorkoming van de bevoegdheidsconflicten
Art. 141
(Amendement nr. 146)
De heer Van Hauthem c.s. dient amendement nr. 146 in teneinde dit artikel voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/2).
Dit amendement wordt verworpen met 10 stemmen tegen 1 stem.
Afdeling II. Het Grondwettelijk Hof
Art. 142
(Ontwerp nr. 4-1777/1 en amendement nr. 147)
1. Het ontwerp van de regering beoogt dit artikel voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/1).
2. Amendement nr. 147 van de heer Van Hauthem c.s. heeft dezelfde doelstelling (stuk Senaat, nr. 4-1777/2).
Het regeringsontwerp wordt eenparig aangenomen door de 12 aanwezige leden.
Bijgevolg vervalt het amendement van de heer Van Hauthem c.s.
Afdeling III. De voorkoming en de regeling van de belangenconflicten
Art. 143
(Ontwerp nr. 4-1777/1 en amendement nr. 148)
1. De regering stelt voor artikel 143, § 2, voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/1).
2. De heer Van Hauthem c.s. dient amendement nr. 148 in teneinde artikel 143 in zijn geheel voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/2).
Het regeringsontwerp wordt eenparig aangenomen door de 12 aanwezige leden.
Het amendement van de heer Van Hauthem c.s. wordt verworpen met 10 stemmen tegen 1 stem.
HOOFDSTUK VI. DE RECHTERLIJKE MACHT
Art. 144
(Ontwerp nr. 4-1777/1 en amendement nr. 149)
1. Het ontwerp van de regering beoogt de herzienbaarheid van artikel 144, wat de verantwoordelijkheid van de Staat in al haar aspecten betreft, en dit in het licht van de scheiding der machten (stuk Senaat, nr. 4-1777/1).
2. De heer Van Hauthem c.s. dient amendement nr. 149 in teneinde artikel 144 in zijn geheel voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/2).
De heer Monfils is van mening dat de herzieningsverklaring vrij vaag is over de artikelen die de rechterlijke macht betreffen, niet het minst over artikel 144 van de Grondwet. De regering vraagt om dat artikel op te nemen in de herzieningsverklaring « wat de verantwoordelijkheid van de Staat in al haar aspecten betreft ». Evenzo voor artikel 146, dat kan worden herzien om « de doeltreffendheid van de organisatie van het gerecht te optimaliseren ». Wat is de betekenis van die bewoordingen ? Om een organisatie te optimaliseren, kan men haar afschaffen. Een dergelijke verklaring zou de grondslagen van de rechterlijke macht ter discussie kunnen stellen. Welk doel streeft de regering na ? Beoogt zij de inrichting van administratieve rechtbanken ?
De heer De Decker verklaart dat de huidige tekst van artikel 144 van de Grondwet een fundamentele aangelegenheid betreft, die maar moeilijk kan worden gewijzigd.
De heer Vandenberghe merkt op dat artikel 144 ook in de vorige herzieningsverklaring was opgenomen. De opname van artikel 144 houdt verband met de vraag of de gewone rechtbanken wetten buiten werking kunnen stellen omdat ze onzorgvuldig zijn. In het licht van het arrest van het Hof van Cassatie van 28 september 2006 zouden gewone rechtbanken immers op grond van artikel 1382 van het Burgerlijk Wetboek kunnen besluiten tot de aansprakelijkheid van de wetgever, zonder dat er sprake is van een ongrondwettigheid van de wet of strijdigheid met het internationale recht. Een grondwetsherziening dringt zich op om de overheidsaansprakelijkheid — en in het bijzonder de aansprakelijkheid van de wetgever — een duidelijk en rechtszeker kader te bieden.
De vice-eersteminister antwoordt dat de recente reflectie over de hervorming van het gerechtelijk landschap leidde tot een aantal voorstellen. De verwezenlijking van bepaalde voorstellen vergt een herziening van de Grondwet. Dat kan ook het geval zijn voor een eventueel akkoord dat tijdens de volgende zittingsperiode wordt gesloten. De regering wenst met het voorliggende ontwerp van herzieningsverklaring enkel te verzekeren dat een hervorming van de hoven en rechtbanken niet wordt belemmerd doordat bepaalde grondwetsartikelen niet voor herziening vatbaar zouden zijn. Het is evenwel niet mogelijk nu reeds aan te geven welke concrete vorm die hervorming zal aannemen.
Volgens de heer Monfils vereisen de maatregelen die tijdens de besprekingen te berde zijn gebracht, geen herziening van de Grondwet. Zelfs de oprichting van een administratieve rechtbank van eerste aanleg vereist geen grondwetsherziening.
De regering is nochtans van plan een volledige machtiging te geven om deze artikelen te herzien. Spreker herinnert eraan dat er een begin van debat werd gevoerd over een mogelijke regionalisering van justitie. De tekst die de regering voorstelt, zet de deur open voor een volledige regionalisering van justitie.
De vice-eersteminister repliceert dat de meeste artikelen in de herzieningsverklaring worden opgenomen zonder dat de preconstituante daarbij richtlijnen formuleert. Dergelijke richtlijnen zijn er wel bij de artikelen 144 en 146, ook al blijven ze veeleer vaag.
De heer Moureaux herinnert eraan dat de redenering van de heer Monfils impliceert dat hij ook gekant zou moeten zijn tegen een verklaring tot herziening van artikel 195 van de Grondwet.
Wat het inhoudelijke betreft, kan hij begrijpen dat men nadenkt over een mogelijke regionalisering van het gerecht voor aangelegenheden die bijna volledig geregionaliseerd zijn, zoals het leefmilieu.
De heer Delpérée verklaart dat het debat over de hervorming van het gerechtelijk landschap een hervorming betrof van het beheer van de hoven en rechtbanken. Het ging om het beheer van de gebouwen en het personeel. Men sprak niet over de werking van het gerecht, noch over gerechtelijke achterstand, noch over gerechtsstructuren. De tekst die de regering voorlegt, lijkt echter de deur open te zetten voor een bespreking van de structuren en de organisatie van het gerecht. Is dat de bedoeling van de regering ?
De heer Vandenberghe antwoordt dat een ingreep in het management van de rechtscolleges geen grondwetsherziening vergt. Dat is wel het geval voor bepaalde structurele hervormingen. Bepaalde structurele hervormingen zijn nodig, bijvoorbeeld de oprichting van tuchtrechtbanken. De grondwetgever moet hiervoor een kader uittekenen, zoniet wordt die discussie beslecht door de rechtspraak. Het Vlaams Gewest heeft een gewestelijk administratief rechtscollege opgericht, de Raad voor Vergunningsbetwistingen. Is dat in overeenstemming met de Grondwet ?
De heer Mahoux verklaart dat tijdens de bespreking van de gerechtelijke hervorming, de enige verwijzing naar de Grondwet het tuchtrecht van de magistraten betrof.
De heer Delpérée herinnert eraan dat het probleem ontstond toen de minister van Justitie per arrondissement een pool van magistraten wilde organiseren waarbij zij konden worden overgeplaatst naar de arbeidsrechtbank en de handelsrechtbank. De fractie van spreker heeft zich hiertegen verzet omdat dat in strijd was met artikel 152 van de Grondwet dat over de toewijzing van de rechter gaat en voorkomt op de lijst die door de regering wordt voorgelegd.
De heer Mahoux erkent dat dit aspect er ook was, naast het tuchtonderdeel, en herinnert eraan dat zijn fractie hiermee helemaal niet akkoord ging. Het feit dat een hele reeks artikelen voor herziening wordt voorgelegd, betekent volgens hem dat er een grote hervorming van justitie moet komen, maar rechtvaardigt die hervorming het herzien van zoveel artikelen, ook al waren zij, sommige dan toch, al opgenomen in de vorige verklaring ? Spreker deelt mee dat zijn fractie zich zal houden aan de vorige verklaring van 2007, maar voegt eraan toe dat het interessant zou zijn de intentie van de regering te kennen in verband met een gerechtelijke hervorming waarvoor een wijziging van de Grondwet nodig zou zijn.
De heer Monfils vraagt of men in de huidige omstandigheden administratieve rechtbanken wil oprichten. Artikel 146, tweede zin, verbiedt dat omdat men geen buitengewone rechtbanken kan oprichten onder welke benaming ook. Toch heeft het Vlaams Gewest een administratieve rechtbank opgericht. Het ontwerp van de regering opent de doos van Pandora. De gerechtelijke organisatie zou fundamenteel in vraag kunnen worden gesteld. De regering die dat artikel in overweging heeft genomen, heeft geen duidelijk idee en volgt geen bijzondere richting, wat betekent dat alles kan. En dat zal niet noodzakelijk het logische gevolg zijn van de bespreking van de verdeling van de bevoegdheden tussen de federale Staat en de deelgebieden. Er zijn misschien nog andere dingen. Er dient aan herinnerd te worden dat het om een volledige machtiging gaat voor de toekomstige grondwetgever die over bijna geen enkele tekst beschikt waarnaar hij kan verwijzen als hij eventueel zou willen weten wat de idee van de preconstituante was.
De vice-eersteminister beklemtoont nogmaals dat de regering geen verdere precisering wil aanbrengen in de richtlijnen voor de constituante. De regering vindt het niet aangewezen om de bewegingsruimte van de constituante in deze aangelegenheid al te zeer te beperken. In ieder geval zal de constituante de vereiste meerderheid moeten vinden om de artikelen 144 en 146 te herzien, in welke zin dan ook. Het klopt evenwel dat de regering niet verder wil gaan dan het geven van een algemene duiding bij de opname van deze artikelen in de herzieningsverklaring.
De heer Delpérée herhaalt zijn eerdere vraag aan de vice-eersteminister, die zijn vroegere verklaring over de algemene strekking van de voorgestelde herzienbaarheid van artikel 144 bevestigt.
De heer Mahoux vraagt zich af of men niet moet werken aan een opheldering van artikel 144, gelet op de discussies over de interpretatie ervan.
De heer Delpérée verduidelijkt dat het niet artikel 144 is dat niet duidelijk is, maar de uitleg van de regering over de redenen waarom het zou moeten worden gewijzigd.
De heer Vandenberghe verklaart dat de redenen dezelfde zijn als in 2007.
Vorderingen tot schadevergoeding wegens aansprakelijkheid van de wetgevende, de uitvoerende of de rechterlijke macht worden overeenkomstig artikel 144 van de Grondwet exclusief behandeld door de burgerlijke rechtbanken. Daardoor heeft artikel 1382 van het Burgerlijk Wetboek een quasi-grondwettelijke draagwijdte gekregen. Dat schept een probleem vanuit het oogpunt van de naleving van het principe van de scheiding der machten. Kunnen de burgerlijke rechtbanken zich in de plaats stellen van de wetgever en hem aansprakelijk stellen wegens schending van de zorgvuldigheidsnorm omdat hij bijvoorbeeld in een bepaalde aangelegenheid niet wetgevend is opgetreden ? In 2007 werd geoordeeld dat dat niet kon. Bijgevolg moest de grondwetgever in de gelegenheid worden gesteld op te treden. Nu is het Parlement overgeleverd aan de rechtspraak wat betreft de soevereiniteit van de Natie. Een rechter kan een wet naast zich neerleggen wanneer die de zorgvuldigheidsnorm van artikel 1382 van het Burgerlijk Wetboek schendt, terwijl dat geen bepaling is van grondwettelijke aard. Het is die problematiek die de regering uitdrukkelijk in haar ontwerp van herzieningsverklaring viseert door de draagwijdte van een eventuele herziening als volgt te preciseren : « wat de verantwoordelijkheid van de Staat in al haar aspecten betreft, en dit in het licht van de scheiding der machten ».
De vice-eersteminister schaart zich achter die analyse.
De heer De Decker oordeelt dat zolang de rechtbanken bevoegd blijven voor burgerlijke rechten, er geen probleem is om artikel 144 te herzien.
De heer Vandenberghe herhaalt dat het probleem gekend is : het betreft de aansprakelijkheid van de Staat.
De voorgestelde verklaring tot grondwetsherziening heeft in ieder geval niet tot doel het mogelijk te maken dat de aansprakelijkheid van de Staat wordt onttrokken aan het oordeel van de burgerlijke rechtbanken.
De heer Mahoux vraagt welke de aansprakelijkheid van de wetgever is, afgezien van de politieke verantwoordelijkheid : zal men hem op het matje roepen zodra men leemtes of onvolkomenheden in de wet vaststelt ?
De heer Vandenberghe herinnert aan de rechtspraak van het Grondwettelijk Hof en het Hof van Straatsburg ter zake.
Een van de vragen die zijn gerezen, is of de vernietiging van een wet door het Grondwettelijk Hof automatisch impliceert dat de wetgever onzorgvuldig heeft gehandeld en aldus artikel 1382 van het Burgerlijk Wetboek heeft geschonden.
De heer Monfils vraagt zich af wat men moet zeggen over artikel 144 : moet men al dan niet aangeven dat het te maken heeft met de kwestie van de scheiding der machten, en dat men de controle van de rechterlijke macht op de wetgevende macht wil beperken ?
Het regeringsontwerp wordt eenparig aangenomen door de 10 aanwezige leden.
Het amendement van de heer Van Hauthem c.s. wordt verworpen met 10 stemmen tegen 1 stem.
Art. 145
(Amendement nr. 150)
De heer Van Hauthem c.s. dient amendement nr. 150 in teneinde dit artikel voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/2).
Dit amendement wordt verworpen met 10 stemmen tegen 1 stem.
Art. 146
(Ontwerp nr. 4-1777/1 en amendement nr. 151)
1. De regering stelt voor artikel 146, eerste zin, voor herziening vatbaar te verklaren, teneinde de doeltreffendheid van de organisatie van het gerecht te optimaliseren (stuk Senaat, nr. 4-1777/1).
2. De heer Van Hauthem c.s. dient amendement nr. 151 in teneinde artikel 146 in zijn geheel voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/2).
De heer De Decker merkt op dat het regeringsontwerp de deur openzet voor een mogelijke gedeeltelijke regionalisering van het gerecht.
De heer Moureaux onderstreept dat de eenheid van de rechtspraak in het land behouden moet blijven.
De heer Vandenberghe merkt op dat het gaat om de rol van het Hof van Cassatie en werpt de vraag op of daar nog eenheid van rechtspraak is.
De heer Delpérée vraagt dat men toevoegt dat de eenheid van de rechterlijke organisatie behouden moet blijven.
De heer Moureaux verduidelijkt dat zijn suggestie slechts wil geruststellen. Het is niet de bedoeling om « twee verschillende justitieapparaten » te hebben.
Het regeringsontwerp wordt aangenomen met 8 stemmen tegen 1 stem, bij 1 onthouding.
Het amendement van de heer Van Hauthem c.s. wordt verworpen met 10 stemmen tegen 1 stem.
Art. 147
(Amendement nr. 152)
De heer Van Hauthem c.s. dient amendement nr. 152 in teneinde dit artikel voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/2).
Dit amendement wordt verworpen met 10 stemmen tegen 1 stem.
Art. 148
(Ontwerp nr. 4-1777/1 en amendement nr. 153)
1. Het ontwerp van de regering beoogt artikel 148, tweede lid, voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/1).
2. De heer Van Hauthem c.s. dient amendement nr. 153 in teneinde artikel 148 in zijn geheel voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/2).
Het regeringsontwerp wordt eenparig aangenomen door de 10 aanwezige leden.
Het amendement van de heer Van Hauthem c.s. wordt verworpen met 10 stemmen tegen 1 stem.
Art. 149
(Ontwerp nr. 4-1777/1 en amendement nr. 154)
1. De regering stelt voor artikel 149 voor herziening vatbaar te verklaren, om een lid toe te voegen volgens hetwelk de wet afwijkingen kan voorzien op de verplichte integrale voorlezing van vonnissen, door de rechter, in openbare zitting (stuk Senaat, nr. 4-1777/1).
2. De heer Van Hauthem c.s. dient amendement nr. 154 in teneinde artikel 149 in zijn geheel voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/2).
De heer De Decker herinnert eraan dat dit artikel in de vorige verklaring was opgenomen. Hij is voorstander van het behoud van de voorlezing van het vonnis.
De heer Moureaux verklaart dat dit een grondrecht is.
De heer Vandenberghe merkt op dat er landen zijn waar men alleen de veroordeling uitspreekt. De motivering wordt achteraf opgestuurd. De uitspraak moet in het openbaar gebeuren, maar niet de volledige voorlezing.
De heer De Decker wijst erop dat de regering vraagt om een lid toe te voegen, en dat het eerste lid dus behouden blijft.
De heren De Decker en Vandenberghe menen allebei dat de uitspraak in naam van het democratisch toezicht openbaar moet blijven, zonder dat het arrest daarom in zijn geheel moet worden voorgelezen.
Het regeringsontwerp wordt eenparig aangenomen door de 10 aanwezige leden.
Het amendement van de heer Van Hauthem c.s. wordt verworpen met 10 stemmen tegen 1 stem.
Art. 150
(Ontwerp nr. 4-1777/1 en amendement nr. 155)
1. Het ontwerp van de regering beoogt dit artikel voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/1).
2. Amendement nr. 155 van de heer Van Hauthem c.s. heeft dezelfde doelstelling (stuk Senaat, nr. 4-1777/2).
Het regeringsontwerp wordt eenparig aangenomen door de 10 aanwezige leden.
Bijgevolg vervalt het amendement van de heer Van Hauthem c.s.
Art. 151
(Ontwerp nr. 4-1777/1, amendement nr. 156 en voorstel nr. 4-1363/1)
1. Het ontwerp van de regering beoogt in de eerste plaats artikel 151, § 1, tweede zin, en § 2, tweede lid, tweede zin, voor herziening vatbaar te verklaren, teneinde de doeltreffendheid van de organisatie van het gerecht te optimaliseren (stuk Senaat, nr. 4-1777/1).
2. Het ontwerp van de regering beoogt tevens artikel 151, § 3, voor herziening vatbaar te verklaren, om een algemene bevoegdheidsdiscussie over de Hoge Raad voor de Justitie te kunnen voeren, onder meer naar aanleiding van een nieuw beheersmodel voor Justitie (stuk Senaat, nr. 4-1777/1).
3. Tot slot stelt de regering voor artikel 151, § 6, voor herziening vatbaar te verklaren, om ook de evaluatie van de korpschefs van de Zetel mogelijk te maken (stuk Senaat, nr. 4-1777/1).
4. De heer Van Hauthem c.s. dient amendement nr. 156 in teneinde artikel 151 in zijn geheel voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/2).
5. Het voorstel van mevrouw de Bethune beoogt de herzienbaarheid van dit artikel om de gehanteerde terminologie genderbewust te maken (stuk Senaat, nr. 4-1363/1).
De voorzitter vraagt wat het verschil is met de vorige verklaring.
Nieuw is de toevoeging van § 1, tweede zin, betreffende het parket. Met welke doelstelling ?
De vice-eersteminister herinnert eraan dat de grondwetgevende vergadering niet gebonden is aan verklaringen van de regering of van de preconstituante, en dat zij zal beslissen op grond van de meerderheid die op dat moment gevormd zal zijn. Daarom heeft men alle opties open willen laten. Dat betekent dus niet dat de regering van plan is om al dan niet de Gemeenschappen bij de procedure te betrekken. Er is geen enkele intentie geuit over deze mogelijkheid.
De heer Monfils stelt na deze uitleg vast dat de preconstituante haar rol niet kan vervullen.
Het regeringsontwerp (artikel 151, § 1, tweede zin) wordt aangenomen met 7 stemmen tegen 2, bij 1 onthouding (gesplitste stemming).
De heer De Decker verklaart dat hij zich heeft onthouden omdat de betrokken bepaling niet was opgenomen in de lijst van 1 mei 2007.
De heer Delpérée stelt dat hij om dezelfde reden heeft tegengestemd.
De heer Monfils verklaart dat hij ook heeft tegengestemd omdat hij meent dat het niet aan de preconstituante toekomt om de organisatie van het gerecht voor herziening vatbaar te verklaren zonder enige toelichting te geven.
De heer Vanackere, vice-eersteminister, legt uit dat de regering in haar ontwerp van verklaring tot herziening van de Grondwet de voorkeur heeft gegeven aan een zeer algemene formulering die veel ruimte openlaat. Het is aan de constituante om hierin haar verantwoordelijkheid te nemen. Het is eventueel mogelijk dat de Gemeenschappen en de Gewesten zouden betrokken worden bij de procedure, maar daar kan men zich vandaag nog niet definitief over uitspreken.
Het regeringsontwerp (artikel 151, § 2, tweede lid, tweede zin) wordt eenparig aangenomen door de 10 aanwezige leden (gesplitste stemming).
Het regeringsontwerp (artikel 151, § 3) wordt aangenomen met 8 stemmen tegen 1 stem, bij 1 onthouding.
De heer De Decker verklaart dat hij zich heeft onthouden omdat de betrokken bepaling niet was opgenomen in de lijst van 1 mei 2007.
De heer Delpérée stelt dat hij om dezelfde reden heeft tegengestemd.
Het regeringsontwerp (artikel 151, § 6) wordt aangenomen met 8 stemmen tegen 1 stem, bij 1 onthouding.
De heer De Decker verklaart dat hij zich heeft onthouden omdat de betrokken bepaling niet was opgenomen in de lijst van 1 mei 2007.
De heer Delpérée stelt dat hij om dezelfde reden heeft tegengestemd.
Het amendement van de heer Van Hauthem c.s. wordt verworpen met 10 stemmen tegen 1 stem.
Het voorstel van mevrouw de Bethune wordt ingetrokken (zie de commentaar bij de bespreking van het voorstel van mevrouw de Bethune over artikel 13).
Art. 152
(Ontwerp nr. 4-1777/1, amendement nr. 157 en voorstel nr. 4-1363/1)
1. De regering stelt voor artikel 152, tweede en derde lid, voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/1).
2. De heer Van Hauthem c.s. dient amendement nr. 157 in teneinde artikel 152 in zijn geheel voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/2).
3. Het voorstel van mevrouw de Bethune beoogt de herzienbaarheid van dit artikel om de gehanteerde terminologie genderbewust te maken (stuk Senaat, nr. 4-1363/1).
Het regeringsontwerp wordt eenparig aangenomen door de 10 aanwezige leden.
Het amendement van de heer Van Hauthem c.s. wordt verworpen met 10 stemmen tegen 1 stem.
Het voorstel van mevrouw de Bethune wordt ingetrokken (zie de commentaar bij de bespreking van het voorstel van mevrouw de Bethune over artikel 13).
Art. 153
(Amendement nr. 158 en voorstel nr. 4-1363/1)
1. De heer Van Hauthem c.s. dient amendement nr. 158 in teneinde dit artikel voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/2).
2. Het voorstel van mevrouw de Bethune beoogt de herzienbaarheid van dit artikel om de gehanteerde terminologie genderbewust te maken (stuk Senaat, nr. 4-1363/1).
Het amendement van de heer Van Hauthem c.s. wordt verworpen met 10 stemmen tegen 1 stem.
Het voorstel van mevrouw de Bethune wordt ingetrokken (zie de commentaar bij de bespreking van het voorstel van mevrouw de Bethune over artikel 13).
Art. 154
(Amendement nr. 159)
De heer Van Hauthem c.s. dient amendement nr. 159 in teneinde dit artikel voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/2).
Dit amendement wordt verworpen met 10 stemmen tegen 1 stem.
Art. 155
(Amendement nr. 160 en voorstel nr. 4-1363/1)
1. De heer Van Hauthem c.s. dient amendement nr. 160 in teneinde dit artikel voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/2).
2. Het voorstel van mevrouw de Bethune beoogt de herzienbaarheid van dit artikel om de gehanteerde terminologie genderbewust te maken (stuk Senaat, nr. 4-1363/1).
Het amendement van de heer Van Hauthem c.s. wordt verworpen met 10 stemmen tegen 1 stem.
Het voorstel van mevrouw de Bethune wordt ingetrokken (zie de commentaar bij de bespreking van het voorstel van mevrouw de Bethune over artikel 13).
Art. 156
(Amendement nr. 161)
De heer Van Hauthem c.s. dient amendement nr. 161 in teneinde dit artikel voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/2).
Dit amendement wordt verworpen met 10 stemmen tegen 1 stem.
Art. 157
(Ontwerp nr. 4-1777/1 en amendement nr. 162)
1. De regering stelt voor artikel 157 voor herziening vatbaar te verklaren, om in het kader van de hervorming van het tuchtrecht de oprichting van een tuchtrechtbank mogelijk te maken en de samenstelling en organisatie ervan via wet te regelen (stuk Senaat, nr. 4-1777/1).
2. De heer Van Hauthem c.s. dient amendement nr. 162 in teneinde dit artikel voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/2).
De heer Vanackere, vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen, legt uit dat het regeringsontwerp meer bepaald de tuchtrechtbanken betreft.
De heer Vandenberghe merkt op dat de grotere internationale rol van het leger en zijn optreden in buitenlandse missies vereisen dat er een embryonale aanwezigheid is van het specifiek militair strafrecht in zijn organisatie. Als men het militair vervolgingsbeleid moet overbrengen naar het gemeen recht, rijzen er problemen.
Het regeringsontwerp wordt aangenomen met 8 stemmen tegen 1 stem, bij 1 onthouding.
De heer De Decker verklaart dat hij zich heeft onthouden omdat de betrokken bepaling niet was opgenomen in de lijst van 1 mei 2007.
De heer Delpérée stelt dat hij om dezelfde reden heeft tegengestemd.
Het amendement van de heer Van Hauthem c.s. wordt verworpen met 10 stemmen tegen 1 stem.
Artt. 158 en 159
(Amendementen nrs. 163 en 164)
De heer Van Hauthem c.s. dient de amendementen nrs. 163 en 164 in teneinde deze artikelen voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/2).
Deze amendementen worden achtereenvolgens verworpen met 10 stemmen tegen 1 stem.
HOOFDSTUK VII. DE RAAD VAN STATE EN DE ADMINISTRATIEVE RECHTSCOLLEGES
Art. 160
(Amendement nr. 165 en voorstel nr. 4-1363/1)
1. De heer Van Hauthem c.s. dient amendement nr. 165 in teneinde dit artikel voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/2).
2. Het voorstel van mevrouw de Bethune beoogt de herzienbaarheid van dit artikel om de gehanteerde terminologie genderbewust te maken (stuk Senaat, nr. 4-1363/1).
Het amendement van de heer Van Hauthem c.s. wordt verworpen met 10 stemmen tegen 1 stem.
Het voorstel van mevrouw de Bethune wordt ingetrokken (zie de commentaar bij de bespreking van het voorstel van mevrouw de Bethune over artikel 13).
Art. 161
(Ontwerp nr. 4-1777/1 en amendement nr. 166)
1. De regering stelt voor artikel 161 voor herziening vatbaar te verklaren teneinde de doeltreffendheid van de organisatie van het gerecht te optimaliseren (stuk Senaat, nr. 4-1777/1).
2. De heer Van Hauthem c.s. dient amendement nr. 166 in teneinde dit artikel in zijn geheel voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/2).
De heer Vanackere, vice-eersteminister, legt uit dat men hier dezelfde discussie kan voeren als over artikel 146. Het regeringsontwerp is met betrekking tot die twee artikelen zeer ruim en algemeen verwoord.
Het regeringsontwerp wordt aangenomen met 7 stemmen tegen 2, bij 1 onthouding.
De heer De Decker verklaart dat hij zich heeft onthouden omdat de betrokken bepaling niet was opgenomen in de lijst van 1 mei 2007.
De heer Delpérée stelt dat hij om dezelfde reden heeft tegengestemd.
Het amendement van de heer Van Hauthem c.s. wordt verworpen met 10 stemmen tegen 1 stem.
HOOFDSTUK VIII. DE PROVINCIALE EN GEMEENTELIJKE INSTELLINGEN
Art. 162
(Ontwerp nr. 4-1777/1 en amendement nr. 167)
1. De regering stelt voor artikel 162 voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/1).
2. Amendement nr. 167 van de heer Van Hauthem c.s. heeft dezelfde doelstelling (stuk Senaat, nr. 4- 1777/2).
Het regeringsontwerp wordt aangenomen met 8 stemmen tegen 1 stem, bij 1 onthouding.
Bijgevolg vervalt het amendement van de heer Van Hauthem c.s.
Artt. 163 tot 166
(Amendementen nrs. 168 tot 171 en voorstel nr. 4-1363/1)
1. De heer Van Hauthem c.s. dient de amendementen nrs. 168 tot 171 in teneinde deze artikelen voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/2).
2. Mevrouw de Bethune c.s. stelt voor te verklaren dat er redenen zijn tot herziening van artikel 165 om de gehanteerde terminologie genderbewust te maken (stuk Senaat, nr. 4-1363/1).
De amendementen van de heer Van Hauthem c.s. worden achtereenvolgens verworpen met 10 stemmen tegen 1 stem.
Het voorstel van mevrouw de Bethune wordt ingetrokken (zie de commentaar bij de bespreking van het voorstel van mevrouw de Bethune over artikel 13).
TITEL IV. DE BUITENLANDSE BETREKKINGEN
(Ontwerp nr. 4-1777/1 en amendement nr. 205)
1. Het ontwerp van de regering stelt in de eerste plaats voor te verklaren dat er redenen zijn tot herziening van titel IV van de Grondwet, om een nieuw artikel in te voegen betreffende internationale rechtscolleges (stuk Senaat, nr. 4-1777/1).
2. Het ontwerp beoogt voorts de herzienbaarheid van titel IV van de Grondwet, om een nieuw artikel in te voegen om de Senaat de bevoegdheid te geven inzake de instemming met de verdragen die niet uitsluitend betrekking hebben op de aangelegenheden waarvoor de Gemeenschappen of de Gewesten door of krachtens de Grondwet bevoegd zijn en om het evocatierecht van de Kamer van volksvertegenwoordigers en van de betrokken Gemeenschaps- en Gewestparlementen in deze aangelegenheid te regelen (stuk Senaat, nr. 4-1777/1).
3. De heer Daras dient amendement nr. 205 in om in deze titel een nieuw artikel in te voegen waardoor de parlementaire controle inzake internationale politiek wordt aangescherpt (stuk Senaat, nr. 4-1777/2).
De heer Monfils meent dat het ontwerp van de regering weinig zin heeft omdat men de toekomstige vorm en bevoegdheden van de Senaat nog niet kent.
De heer De Decker is van oordeel dat de in het tweede punt beoogde bevoegdheid de Senaat meer gewicht kan geven.
De heer Daras legt uit dat hij amendement nr. 205 heeft ingediend omdat hij wenst dat het Parlement het internationaal beleid van ons land bepaalt.
Het regeringsontwerp wordt voor de twee voormelde punten eenparig aangenomen door de 10 aanwezige leden.
Amendement nr. 205 wordt verworpen met 9 stemmen tegen 1 stem.
Art. 167
(Ontwerp nr. 4-1777/1, amendement nr. 172 en voorstellen nrs. 4-915/1 en 4-1363/1)
1. De regering stelt voor artikel 167, § 2, tweede volzin, voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/1).
2. De heer Van Hauthem c.s. dient amendement nr. 172 in teneinde dit artikel in zijn geheel voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/2).
3. De heer Geert Lambert stelt voor artikel 167, § 1, tweede lid, voor herziening vatbaar te verklaren om de democratische controle op het vaststellen van de staat van oorlog en op het inzetten of het ter beschikking stellen van de krijgsmacht ter handhaving of bevordering van de internationale rechtsorde te verhogen (stuk Senaat, nr. 4-915/1).
De heer Lambert verklaart dat zijn voorstel gebaseerd is op de aanbevelingen van de parlementaire commissie van onderzoek betreffende de gebeurtenissen in Rwanda (stuk Senaat, nr. 1-611/7, hoofdstuk V, punten 54 en 55). De militaire interventies van onze strijdkrachten in het buitenland zouden onder een groter parlementair toezicht moeten worden gesteld. In Frankrijk en Nederland moet het Parlement zijn goedkeuring geven om strijdkrachten naar het buitenland te sturen. In België volstaat een loutere kennisgeving, wat volgens spreker onvoldoende is.
4. Mevrouw de Bethune c.s. stelt voor te verklaren dat er redenen zijn tot herziening van artikel 167 om de gehanteerde terminologie genderbewust te maken (stuk Senaat, nr. 4-1363/1).
Het regeringsontwerp wordt eenparig aangenomen door de 10 aanwezige leden.
Het amendement van de heer Van Hauthem c.s. wordt verworpen met 10 stemmen tegen 1 stem.
Het voorstel van de heer Lambert wordt verworpen met 9 stemmen tegen 1 stem.
Het voorstel van mevrouw de Bethune wordt ingetrokken (zie de commentaar bij de bespreking van het voorstel van mevrouw de Bethune over artikel 13).
Artt. 168 en 169
(Amendementen nrs. 173 en 174)
De heer Van Hauthem c.s. dient de amendementen nrs. 173 en 174 in teneinde deze artikelen voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/2).
Deze amendementen worden achtereenvolgens verworpen met 10 stemmen tegen 1 stem.
TITEL V. DE FINANCIËN
Art. 170
(Ontwerp nr. 4-1777/1 en amendement nr. 175)
1. De regering stelt voor artikel 170, § 3, voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/1).
2. De heer Van Hauthem c.s. dient amendement nr. 175 in teneinde dit artikel in zijn geheel voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/2).
Het regeringsontwerp wordt aangenomen met 9 stemmen tegen 1 stem, bij 1 onthouding.
De heer De Decker verklaart dat hij zich heeft onthouden omdat de betrokken bepaling niet was opgenomen in de lijst van 1 mei 2007.
De heer Delpérée stelt dat hij om dezelfde reden heeft tegengestemd.
Het amendement van de heer Van Hauthem c.s. wordt verworpen met 10 stemmen tegen 1 stem.
Artt. 171 tot 179
(Amendementen nrs. 176 tot 184)
De heer Van Hauthem c.s. dient de amendementen nrs. 176 tot 184 in teneinde deze artikelen voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/2).
Deze amendementen worden achtereenvolgens verworpen met 10 stemmen tegen 1 stem.
Art. 180
(Ontwerp nr. 4-1777/1 en amendement nr. 185)
1. De regering stelt voor artikel 180 voor herziening vatbaar te verklaren, om een lid toe te voegen krachtens hetwelk de wet bijkomende bevoegdheden aan het Rekenhof kan toekennen (stuk Senaat, nr. 4-1777/1).
2. De heer Van Hauthem c.s. dient amendement nr. 185 in teneinde artikel 180 in zijn geheel voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/2).
Het regeringsontwerp wordt eenparig aangenomen door de 11 aanwezige leden.
Het amendement van de heer Van Hauthem c.s. wordt verworpen met 10 stemmen tegen 1 stem.
Art. 181
(Amendement nr. 186 en voorstel nr. 4-1363/1)
1. De heer Van Hauthem c.s. dient amendement nr. 186 in teneinde dit artikel voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/2).
2. Het voorstel van mevrouw de Bethune beoogt de herzienbaarheid van dit artikel om de gehanteerde terminologie genderbewust te maken (stuk Senaat, nr. 4-1363/1).
Het amendement van de heer Van Hauthem c.s. wordt verworpen met 10 stemmen tegen 1 stem.
Het voorstel van mevrouw de Bethune wordt ingetrokken (zie de commentaar bij de bespreking van het voorstel van mevrouw de Bethune over artikel 13).
TITEL VI. DE GEWAPENDE MACHT
Artt. 182 en 183
(Amendementen nrs. 187 en 188)
De heer Van Hauthem c.s. dient de amendementen nrs. 187 en 188 in teneinde deze artikelen voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/2).
Deze amendementen worden achtereenvolgens verworpen met 10 stemmen tegen 1 stem.
Art. 184
(Amendement nr. 189 en voorstel nr. 4-1363/1)
1. De heer Van Hauthem c.s. dient amendement nr. 189 in teneinde dit artikel voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/2).
2. Het voorstel van mevrouw de Bethune beoogt de herzienbaarheid van dit artikel om de gehanteerde terminologie genderbewust te maken (stuk Senaat, nr. 4-1363/1).
Het amendement van de heer Van Hauthem c.s. wordt verworpen met 10 stemmen tegen 1 stem.
Het voorstel van mevrouw de Bethune wordt ingetrokken (zie de commentaar bij de bespreking van het voorstel van mevrouw de Bethune over artikel 13).
Artt. 185 en 186
(Amendementen nrs. 190 en 191)
De heer Van Hauthem c.s. dient de amendementen nrs. 190 en 191 in teneinde deze artikelen voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/2).
Deze amendementen worden achtereenvolgens verworpen met 10 stemmen tegen 1 stem.
TITEL VII. ALGEMENE BEPALINGEN
Artt. 187 tot 190
(Amendementen nrs. 192 tot 195)
De heer Van Hauthem c.s. dient de amendementen nrs. 192 tot 195 in teneinde deze artikelen voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/2).
Deze amendementen worden achtereenvolgens verworpen met 10 stemmen tegen 1 stem.
Art. 191
(Amendement nr. 196 en voorstel nr. 4-1363/1)
1. De heer Van Hauthem c.s. dient amendement nr. 196 in teneinde dit artikel voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/2).
2. Het voorstel van mevrouw de Bethune beoogt de herzienbaarheid van dit artikel om de gehanteerde terminologie genderbewust te maken (stuk Senaat, nr. 4-1363/1).
Het amendement van de heer Van Hauthem c.s. wordt verworpen met 10 stemmen tegen 1 stem.
Het voorstel van mevrouw de Bethune wordt ingetrokken (zie de commentaar bij de bespreking van het voorstel van mevrouw de Bethune over artikel 13).
Artt. 192, 193 en 194
(Amendementen nrs. 197, 198 en 199)
De heer Van Hauthem c.s. dient de amendementen nrs. 197, 198 en 199 in teneinde deze artikelen voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/2).
Deze amendementen worden achtereenvolgens verworpen met 10 stemmen tegen 1 stem.
TITEL VIII. DE HERZIENING VAN DE GRONDWET
Art. 195
(Ontwerp nr. 4-1777/1, amendement nr. 200 en voorstel nr. 4-1363/1)
1. De regering stelt voor artikel 195 voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/1).
2. Amendement nr. 200 van de heer Van Hauthem c.s. heeft dezelfde doelstelling (stuk Senaat, nr. 4-1777/2).
3. Het voorstel van mevrouw de Bethune beoogt de herzienbaarheid van dit artikel om de gehanteerde terminologie genderbewust te maken (stuk Senaat, nr. 4-1363/1).
De heer Monfils meent dat de verklaring tot herziening van de Grondwet al erg uitgebreid is en dat ze de constituante in staat stelt een erg grote staatshervorming en hervorming van het Parlement tot stand te brengen. Dat betekent echter niet dat België zich in een permanente hervorming moet storten. Daarom zal spreker stemmen tegen de invoeging van artikel 195 in de verklaring tot herziening van de Grondwet.
De heer Moureaux had persoonlijk liever een volledige herzienbaarheid van de Grondwet gezien, met uitsluiting echter van artikel 195. Hierdoor zou eventueel een tabula rasa mogelijk zijn geweest, maar dat kon niet. Dit land heeft echter een diepgaande hervorming nodig. De volgende constituante moet daartoe een erg vrije hand krijgen. België moet een nieuw evenwicht krijgen en de volgende assemblees zullen dringend en op een delicate manier te werk moeten gaan. Spreker vraagt zijn collega's om dit punt goed te keuren om het land een kans te geven.
De heer Van Den Driessche is van oordeel dat artikel 195 voor herziening vatbaar moet worden verklaard als men wil vermijden dat men de volgende legislatuur in een impasse geraakt. Men moet België grondig en zo snel mogelijk hervormen, anders dreigt het staatsbestel definitief vast te lopen en zal ons land onregeerbaar worden.
De heer Tommelein vindt ook dat men bij het begin van de nieuwe legislatuur een grondige hervorming van de instellingen moet bewerkstelligen om de andere belangrijke problemen waarmee ons land geconfronteerd wordt, te kunnen aanpakken.
De heer Lambert is eveneens van oordeel dat ons land zich op een zeer belangrijk kruispunt bevindt. Hij verwijst naar een uitspraak van George Bernard Shaw die stelde :
« Een Grondwet van een Staat is zoals het geraamte van een persoon : men is zich daar niet van bewust tot men iets breekt ».
De Belgische Staat heeft zeer fragiele beenderen zoals men de laatste tijd heeft kunnen ondervinden en men zal dus snel ernstig werk moeten leveren op institutioneel vlak. De herziening van artikel 195 is daarvoor een belangrijk instrument.
De heer Delpérée wenst niet dat artikel 195 wordt opgenomen in de verklaring tot herziening van de Grondwet.
Wanneer artikel 195 voor herziening vatbaar zou worden verklaard, dan wordt de lijst van de artikelen die de commissie reeds voor herziening in aanmerking heeft genomen, eigenlijk overbodig gemaakt.
Spreker wenst intellectueel coherent te blijven. Hij heeft van meet af aan aangekondigd dat hij binnen de krijtlijnen van de herzieningsverklaring van 1 mei 2007 wenst te blijven. Het is alleen die verklaring en die verklaring in haar geheel die als maatstaf mag gelden. Zijn stemgedrag weerspiegelt die houding op consequente wijze.
Spreker moet node vaststellen dat we momenteel in een periode van lopende zaken verkeren, hetgeen, zoals hij reeds eerder heeft betoogd, zijn consequenties heeft voor de draagwijdte die een ontslagnemende regering aan een herzieningsverklaring mag geven.
De heer Delpérée wenst die institutionele logica te respecteren.
De voorzitter, de heer De Decker, sluit zich aan bij de meermaals verkondigde zienswijze dat ons land nood heeft aan een grondige en ruime staatshervorming. Tijdens de twee voorbije jaren behoorde hij tot degenen die gepoogd hebben die hervorming tot stand te brengen.
In 2007 was de voorzitter tegenstander van de herzienbaarheid van artikel 195. Hij is dat nog altijd omdat deze bepaling procedureel van aard is. Met de voorgestelde lijst van voor herziening vatbaar verklaarde bepalingen kan een grootscheepse staatshervorming worden gerealiseerd, zelfs al heeft de voorzitter zich om principiële redenen verzet tegen de herzienbaarheid van sommige bepalingen. In het huidige politieke klimaat lijkt het hem niet raadzaam artikel 195 voor herziening vatbaar te verklaren. Er is thans vooral nood aan wederzijds vertrouwen.
Spreker blijft zijn standpunt van 2007 dus getrouw, ook al heeft hem dat kritiek gekost.
De heer Mahoux sluit zich aan bij de heer Moureaux. Wanneer artikel 195 voor herziening vatbaar wordt verklaard, dan zal een eventuele herziening gebeuren in het licht van de bijzondere omstandigheden waarin we thans verkeren. Spreker deelt de overtuiging dat de Grondwet met respect moet worden behandeld omdat ze de burgers beschermt en het fundament vormt van onze instellingen. Maar in het licht van de bijzondere omstandigheden die we nu kennen, dient de constituante in de mogelijkheid te worden gesteld om tijdens de volgende legislatuur de nodige hervormingen te realiseren.
Het regeringsontwerp wordt aangenomen met 9 tegen 2 stemmen.
Bijgevolg vervalt het amendement van de heer Van Hauthem c.s.
Het voorstel van mevrouw de Bethune wordt ingetrokken (zie de commentaar bij de bespreking van het voorstel van mevrouw de Bethune over artikel 13).
Art. 196
(Amendement nr. 201)
De heer Van Hauthem c.s. dient amendement nr. 201 in teneinde dit artikel voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/2).
Dit amendement wordt verworpen met 10 stemmen tegen 1 stem.
Art. 197
(Amendement nr. 202 en voorstel nr. 4-1363/1)
1. De heer Van Hauthem c.s. dient amendement nr. 202 in teneinde dit artikel voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/2).
2. Het voorstel van mevrouw de Bethune beoogt de herzienbaarheid van dit artikel om de gehanteerde terminologie genderbewust te maken (stuk Senaat, nr. 4-1363/1).
Het amendement van de heer Van Hauthem c.s. wordt verworpen met 10 stemmen tegen 1 stem.
Het voorstel van mevrouw de Bethune wordt ingetrokken (zie de commentaar bij de bespreking van het voorstel van mevrouw de Bethune over artikel 13).
Art. 198
(Amendement nr. 203 en voorstellen nrs. 4-1363/1 en 4-1239/1)
1. De heer Van Hauthem c.s. dient amendement nr. 203 in teneinde dit artikel voor herziening vatbaar te verklaren (stuk Senaat, nr. 4-1777/2).
2. Het voorstel van mevrouw de Bethune beoogt de herzienbaarheid van dit artikel om de gehanteerde terminologie genderbewust te maken (stuk Senaat, nr. 4-1363/1).
3. De heer Delpérée stelt voor artikel 198 voor herziening vatbaar te verklaren om aan de wijzigingen die dit artikel mogelijk maakt de opheffing van overgangsbepalingen zonder voorwerp toe te voegen (stuk Senaat, nr. 4-1239/1).
De indiener acht zijn voorstel fijn, maar overbodig. Hij trekt het in, maar zal het later opnieuw indienen.
Het amendement van de heer Van Hauthem c.s. wordt verworpen met 10 stemmen tegen 1 stem.
Het voorstel van mevrouw de Bethune wordt ingetrokken (zie de commentaar bij de bespreking van het voorstel van mevrouw de Bethune over artikel 13).
Het voorstel van de heer Delpérée is ingetrokken.
Op de vraag of ook over het geheel van het ontwerp van verklaring tot herziening van de Grondwet moet worden gestemd, wordt ontkennend geantwoord. Er wordt enkel gestemd over de punten waarbij voorgesteld wordt om grondwetsbepalingen voor herziening vatbaar te verklaren of om nieuwe bepalingen in te voegen.
Zoals aangekondigd in Hoofdstuk I. Procedure, worden de door het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap aan de Senaat toegezonden teksten met betrekking tot de verklaring tot herziening van de Grondwet, op verzoek van de heer Siquet, als bijlage bij dit verslag gepubliceerd.
Met algemene instemming werd vertrouwen geschonken aan de rapporteurs voor het opstellen van dit verslag.
De rapporteurs, | De voorzitter, |
Hugo VANDENBERGHE. Francis DELPÉRÉE. | Armand DE DECKER. |
NEDERLANDSE VERTALING
PARLEMENT VAN DE DUITSTALIGE GEMEENSCHAP
RESOLUTIE VAN 26 MAART 2007 AAN DE FEDERALE REGERING EN HET FEDERALE PARLEMENT MET BETREKKING TOT DE VERKLARING TOT HERZIENING VAN DE GRONDWET
Preambule
Het Parlement stelt in principe vast :
— dat de drie gemeenschappen van het land op basis van artikel 2 van de Grondwet gelijkgesteld zijn en bijgevolg gelijk moeten worden behandeld;
— dat de bevolking van het Duitse taalgebied op basis van haar historische en taalkundig-culturele eigenheid klaarblijkelijk als een nationale minderheid als bedoeld in de Europese kaderovereenkomst ter bescherming van de nationale minderheden moet worden beschouwd;
— dat deze bevolking zich ook als zulke minderheid beschouwt;
— dat haar derhalve in het federale staatssysteem van België een speciale status moet worden toegekend;
— dat het aan het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap als wettelijke en democratisch verkozen vertegenwoordiger van deze bevolking toekomt om zoals in het verleden de denkbeelden met betrekking tot deze speciale status te formuleren;
— dat deze speciale status in de betekenis van een op verdraagzaamheid, respect en samenwerking gebaseerd federalisme de autonomie en de gelijkwaardigheid van de bevolking van het Duitse taalgebied en haar institutionele vertegenwoordiging tegenover de andere taalgemeenschappen van het land moet garanderen.
1. Gegarandeerde vertegenwoordiging van de bevolking van het Duitse taalgebied in de Kamer van volksvertegenwoordigers
Met verwijzing naar de in de preambule aangehaalde principiële overwegingen;
Op basis van de resoluties en standpunten van het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap, waarin de wens van een gegarandeerde vertegenwoordiging van de Duitstalige bevolking op federaal niveau werd geuit en in het bijzonder op basis van de resoluties van 10 juni 2002 en 17 februari 2003;
Op basis van het feit dat het Duitse taalgebied reeds een eigen kieskring vormt voor de verkiezing van het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap, voor het Europees Parlement alsmede voor de provincieraad;
stelt het Parlement aan de federale wetgevende macht voor,
hoofdstuk I van titel III van de Grondwet in de verklaring tot herziening van de Grondwet op te nemen om daarin nieuwe bepalingen in te voegen die voor de verkiezingen van de Kamer van volksvertegenwoordigers in een gegarandeerde vertegenwoordiging van de bevolking van het Duitse taalgebied van ten minste 2 mandaten voorzien en aan deze vertegenwoordiging dezelfde rechten als de overige afgevaardigden toekennen.
2. Vertegenwoordiging van de Duitstalige Gemeenschap in de Senaat en haar statuut
Met verwijzing naar de in de preambule aangehaalde principiële overwegingen;
Op basis van het feit dat de Duitstalige Gemeenschap een gelijkwaardig constitutief bestanddeel van de Belgische federale Staat is en ze daarom in de Senaat adequaat en voldoende moet worden vertegenwoordigd zijn;
Op basis van de vaststelling dat de Senaat zich tot een federale kamer van de Gemeenschappen en Gewesten ontwikkelt;
stelt het Parlement aan de federale wetgevende macht voor,
hoofdstuk I van titel III van de Grondwet in de verklaring tot herziening van de Grondwet op te nemen om daarin bepalingen in te voegen, die in een vertegenwoordiging van de Duitstalige Gemeenschap van ten minste twee mandaten voorzien en aan deze vertegenwoordiging dezelfde rechten als de overige senatoren toekennen.
3. Toekenning van constitutieve autonomie
Met verwijzing naar de in de preambule aangehaalde principiële overwegingen;
Op basis van het feit dat de Duitstalige Gemeenschap een gelijkwaardig constitutief bestanddeel van de Belgische federale Staat is en ze daarom over dezelfde organisatorische mogelijkheden als de andere Gemeenschappen zou moeten beschikken;
Op basis van het feit dat momenteel over vrijwel alle voorstellen tot wijziging met betrekking tot de verkiezingen, de samenstelling en de werkwijze van de organen van de Duitstalige Gemeenschap door de federale wetgevende macht een beslissing moet worden genomen;
stelt het Parlement aan de federale wetgevende macht voor,
de artikelen 118 en 123 van de Grondwet in de verklaring tot herziening van de Grondwet op te nemen om deze met een nieuwe bepaling aan te vullen, die aan de Duitstalige Gemeenschap de constitutieve autonomie in dezelfde mate toekent als aan de andere Gemeenschappen en de gewone wetgever met de uitvoering van deze bepaling belast.
4. Overneming van provinciale bevoegdheden en financiën
Op basis van de resoluties en standpunten van het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap, waarin de wens van een overneming van de bevoegdheden en financiën van de provincie werd geuit en in het bijzonder op basis van de nota van 26 oktober 1998;
Op basis van het feit dat de provincie Luik overwegend in sectoren actief is, die tot de bevoegdheden van de boven haar staande Gemeenschap behoren (toezicht op de gemeenten, onderwijs, toerisme, sociale aangelegenheden, cultuur, ...) en dat deze omstandigheid door het afsluiten van een zogenaamde partnerschapsovereenkomst met het Waals Gewest nog is versterkt;
Op basis van de vaststelling dat de beschreven omstandigheid ertoe bijdraagt dat de provincie slechts op ontoereikende wijze in het Duitse taalgebied actief kan worden, indien een dubbelaanbod aan diensten zou moeten worden vermeden;
Op basis van de vaststelling dat derhalve door de bundeling van de hieromtrent beschikbare middelen in de handen van de Gemeenschap een meer effectieve en efficiënte politiek in het Duitse taalgebied gevoerd zou kunnen worden;
Op basis van het feit dat de Duitstalige Gemeenschap sinds begin 2005 het gewone toezicht op de gemeenten van het Duitse taalgebied in plaats van het Waals Gewest organiseert en uitoefent en dat de overneming van de provinciale bevoegdheden daartoe kan bijdragen, het bevoegdheidspakket met betrekking tot de ondergeschikte besturen nog homogener en eenvoudiger te organiseren;
Op basis van het feit dat het Duitse taalgebied zowel territoriaal als demografisch relatief klein is, dat de betrekkingen tussen de bevolking en de gemeenten enerzijds en de Gemeenschap anderzijds zeer nauw zijn en dat de inschakeling van een « tussenoverheid » (zoals de provincie er een is) weinig zinvol lijkt, in het bijzonder tegen de achtergrond van de daarnet beschreven bevoegdheidsoverlappingen;
Op basis van het feit dat het inschakelen van deze anderstalige tussenoverheid een kosten- en tijdsintensieve administratieve inspanning tot gevolg heeft, die vooral door vertaalwerk wordt teweeggebracht;
Op basis van de vaststelling dat het overnemen van de provinciale bevoegdheden door de Duitstalige Gemeenschap tot een wezenlijke vereenvoudiging van het administratief apparaat en de administratieve inspanningen zou leiden, die ten slotte de burger ten goede zou komen;
Op basis van het feit dat het om juridische redenen raadzaam is een bepaling in de Grondwet op te nemen, die de Duitstalige Gemeenschap in staat stelt alle bevoegdheden van de verkozen provinciale organen in het Duitse taalgebied te behartigen;
stelt het Parlement aan de federale wetgevende macht voor :
— hoofdstuk VIII van titel III van de Grondwet in de verklaring tot herziening van de Grondwet op te nemen om een nieuwe bepaling in te voegen, die aan de Duitstalige Gemeenschap de uitoefening van alle bevoegdheden van de verkozen provinciale organen in het Duitse taalgebied en de daarmee verbonden financiële mogelijkheden overdraagt en de gewone wetgever met de uitvoering van deze bepaling belast;
— bovendien, indien nodig, de artikelen 5, 41, 151, 156, 162 en 170 in de verklaring op te nemen om door een formele aanpassing de coherentie van de Grondwet te bewaren.
AANGENOMEN DOOR HET PARLEMENT VAN DE DUITSTALIGE GEMEENSCHAP
Eupen, 26 maart 2007.
STANDPUNT VAN DE COMMISSIE I VOOR ALGEMENE POLITIEK I.V.M. DE POLITIEKE CRISIS OP FEDERAAL NIVEAU
In haar zitting van 3 mei 2010 beraadde de Commissie voor Algemene Politiek van het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap zich over de actuele politieke toestand in België en besloot met de steun van alle fracties om het volgende standpunt mee te delen aan de federale regering en aan de Kamer van volksvertegenwoordigers en de Senaat :
De vertegenwoordigers van alle fracties in de Commissie bevestigden dat de eisen zoals ze geformuleerd waren in de resolutie van 26 maart 2007 aan de federale regering en het federale Parlement in verband met de verklaring tot herziening van de Grondwet blijven bestaan. In deze resolutie werden de artikelen van de Grondwet aangewezen, die in verband met de grondwetsherziening moeten worden vrijgegeven om te voldoen aan de volgende eisen van de Duitstalige Gemeenschap :
— de gegarandeerde vertegenwoordiging van de bevolking van het Duitstalige gebied in de Kamer van volksvertegenwoordigers en in de Senaat,
— de toekenning van constitutieve autonomie,
— de overname van provinciebevoegdheden en -financiën.
De Commissie keurde de beslissing goed van de voorzitter van het Parlement om, gezien de politieke hoogdringendheid, reeds op vrijdag 30 april de resolutie van 26 maart 2007 aan de voorzitters van de beide federale Kamers en aan de eerste minister te sturen.
Bovendien bestond er binnen de commissie een consensus over de volgende punten :
— het behoud van een federale Staat binnen de Europese Unie blijft de beste oplossing voor België;
— als Gemeenschap die ook gewestelijke bevoegdheden uitoefent, moet de Duitstalige Gemeenschap definitief een zelfstandig en gelijkberechtigd bestanddeel van de federale Staat blijven;
— in geval van wijzigingen van de bevoegdheden en actiemogelijkheden van de Gemeenschappen en Gewesten moet vanaf het begin rekening worden gehouden met de gevolgen ervan voor de Duitstalige Gemeenschap.
Eupen, 3 mei 2010.
In naam van de Commissie I voor Algemene Politiek,
De voorzitter van het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap.
(1) Francis Delpérée, Le Droit constitutionnel de la Belgique, Brussel, Bruylant, 2000, blz. 79-80.