4-1149/3 | 4-1149/3 |
16 JUNI 2009
I. INLEIDING
Op 2 juli 2008 ontving de commissie voor de Binnenlandse Zaken en Administratieve Aangelegenheden van de minister van Binnenlandse Zaken een nota betreffende een evaluatie van de wet van 21 maart 2007 tot regeling van de plaatsing en het gebruik van bewakingscamera's (wet bewakingscamera's). Deze nota is tot stand gekomen na overleg tussen de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, de Union des Villes et Communes de Wallonie, deVereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten, de Vereniging van de Stad en Gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, de Vaste Commissie van de Lokale Politie en van de Federale Politie. (Zie bijlage 1)
Op 13 januari 2009 heeft de commissie beslist om zelf de wet bewakingscamera's te evalueren.
Op 29 januari werd door de senatoren Antheunis en Lijnen een wetsvoorstel ingediend houdende wijziging van de wet van 21 maart 2007 tot regeling van de plaatsing en het gebruik van bewakingscamera's (St. Senaat 4-1149/1). De commissie heeft in haar vergadering van 10 januari beslist om beide dossiers samen te voegen.
In het kader van haar bespreking heeft de commissie hoorzittingen gehoord met de volgende personen :
1. de heer Nicholas Paelinck, korpschef politiezone Westkust;
2. de heer Alain Liners en mevrouw Marie-Agnes Langouche van de juridische dienst van de federale politie;
3. de heer Stefan Verschuere, vice-voorzitter van de commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.
De commissie heeft op 3 februari 2009 ook een bezoek gebracht aan :
1. het commandocentrum van de Brusselse spoorweg- en metropolitie;
2. de dispatchingdienst van de loake politie zone Brussel-West.
II. EVALUATIE VAN DE WET TOT REGELING VAN DE PLAATSING EN HET GEBRUIK VAN BEWAKINGSCAMERA'S
A. Inleidende uiteenzetting door de heer Guido De Padt, minister van Binnenlandse Zaken
De minister wijst er op dat de knelpunten van de camerawet grondig worden uiteengezet in de nota die hij de commissie heeft overgemaakt. Het betreft voornamelijk :
— het dubbel advies van de gemeenteraad en van de politiechefs waar soms tegenstrijdigheden uit voortvloeien;
— het gebruik van mobiele camera's bij incidenten. Het betreft bijvoorbeeld het opnemen van beelden via helikopters waarvoor geen procedure is voorzien in overeenstemming met de camerawet. Het is moeilijk een zichtbaar insigne te voorzien enz. Het voorstel is dus om het gebruik van de mobiele camera's te onttrekken aan de toepassingssfeer van de camerawet.
B. Gedachtewisseling
De heer Anthuenis stelt dat hij het eens met de aandachtspunten die werden opgenomen in de evaluatienota. Zo is hij van oordeel dat er duidelijkheid moet komen over de mobiele camera's. Zijn gemeente, Lokeren, bezit een mobiele camera waarover het parket positief advies heeft gegeven. Dit is echter niet voor alle parketten het geval. Een grotere uniformiteit voor de mobiele camera's is dus zeker nodig.
Hij stelt vast dat de minister voorstelt om de mobiele camera's, gemonteerd op sproeiwagens en helikopters, aan het toepassingsgebied van de camerawet te onttrekken. Daarbij moet er op worden gelet dat een dergelijke oplossing juridisch haalbaar is aangezien de mobiele camera's dan rechtstreeks onder de toepassing vallen van de wet van 8 december 1992 voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens. Er moet worden vermeden dat gerechtelijke instanties in de toekomst zouden beslissen dat er bijgevolg geen gebruik mag worden gemaakt van deze beelden.
Het lijkt hem wenselijk om de mobiele camera's toch in de camerawet te behouden.
Mevrouw Bouarfa komt terug op het ontstaan van de camerawet : bij de goedkeuring ervan was de commissie verdeeld over de noodzaak en het beginsel van een camerawet. Het lijkt haar dus onontbeerlijk om een duidelijke evaluatie te maken van de toepassing van die wet en van het gebruik van bewakingscamera's.
De heer Claes was op de hoogte van de evaluatie door de minister. Toen de minister nog Kamerlid was had hij een vraag om uitleg ingediend over de cijfergegevens over de controle op het gebruik van de camerawetgeving. Het is van essentieel belang om te weten of er toezicht is en of er overtredingen zijn. De vorige minister van Binnenlandse zaken heeft steeds geantwoord dat er geen cijfermateriaal beschikbaar was. Dit is nochtans een essentiële basis voor een goede evaluatie.
Er worden overal camera's geplaatst. In hoeveel procent van de gevallen hebben de opgenomen beelden geholpen om de misdaden op te lossen ? Leidt het gebruik van camera's niet gewoon tot een verplaatsing van de misdrijven ?
De heer Elsen wenst het beginsel van de camerawet niet in vraag te stellen en het hele debat hierover te heropenen. De bedoeling is na te gaan of de onderliggende doelstellingen ervan overeenstemmen met de werkelijkheid. Aangezien dit instrument hoofdzakelijk ter beschikking wordt gesteld van steden en gemeenten, lijkt het logisch om hun vertegenwoordigers te horen tijdens een hoorzitting.
Mevrouw Lanjri denkt dat de commissie, buiten de problemen die in de nota werden aangehaald, ook een ruimer zicht moet krijgen op de toepassing van de camerawetgeving.
Het juridisch probleem van de mobiele camera's moet grondig worden onderzocht; deze zonder meer onttrekken aan het toepassingsgebied van de camerawet is volgens spreekster een stap te ver.
De VVSG had opgegeven dat er een omzendbrief moet worden voorzien over het bekijken van de beelden in real time.
Vermits de camerawetgeving en de mobiele camera's reeds bestaan in het buitenland kan het een oplossing zijn om de buitenlandse wetgevingen te onderzoeken.
De heer Mouraux heeft twee opmerkingen. De eerste betreft het feit dat de camera's niet alleen een repressiemiddel zijn maar ook repressie voorkomen aangezien zij een preventieve rol vervullen. Een concreet voorbeeld : tijdens de recente rellen in Anderlecht werd er een wilde samenscholing aangekondigd in Molenbeek. Samen met zijn korpschef besloot hij die plaats te neutraliseren, maar dankzij de bewakingscamera's ter plaatse verliep de samenscholing rustig.
Zijn tweede opmerking gaat over het feit dat de voorstellen in verband met de mobiele camera's enkel de camera's van de politie regelen. Hoe zit dat dan voor de mobiele camera's die door andere diensten worden gebruikt om overtredingen vast te stellen, zoals het sluikstorten ? Hij meent dat men moet voorkomen dat het probleem te politioneel wordt bekeken.
Ten slotte stelt hij vast dat men tot elke prijs moet voorkomen dat een rechtbank de bewijzen die via mobiele camera's werden verkregen, onontvankelijk verklaart, ook voor ernstige feiten, omdat de wet niet zou zijn nageleefd.
De heer Buysse wijst erop dat camera's soms ook voordelen bieden die niets te maken hebben met criminaliteit : onlangs is een persoon flauwgevallen op het treinperron in het Centraal Station van Brussel. Dankzij de camerabeelden werd deze persoon zeer snel opgehaald door een medisch team.
Over het ophelderingspercentage blijkt quasi geen enkel onderzoek te bestaan in ons land. In het buitenland, en met name in het Verenigd Koninkrijk, is dit blijkbaar wel het geval. Hij vraagt om meer informatie over het ophelderingspercentage van feiten die worden vastgesteld met bewakingscamera's in België.
De heer Collas meent dat de nota van de minister al interessante denkpistes biedt in verband met de problemen die de camerawet oproept. Een journalistieke balans werd ook opgemaakt door le Vif l'Express en UNIZO.
III. HOORZITTINGEN
A. Uiteenzetting van de heer Paelinck, korpschef zone Westkust
De heer Paelinck stelt vast dat de camerawet niet in ideale omstandigheden is in werking getreden. Over de concrete toepassing werden vele vragen gesteld aan de lokale korpschefs maar pas een jaar na de inwerkingtreding is het uitvoeringsbesluit gepubliceerd (Koninklijk Besluit van 2 juli 2008 betreffende de aangiften van de plaatsing en het gebruik van bewakingscamera's).
De wet schrijft een zeer omslachtige procedure voor en de gebruikte terminologie is voor interpretatie vatbaar zodat er rechtsonzekerheid bestaat.
Tenslotte wachten politiechefs en burgemeesters al meer dan een jaar op een ministeriële omzendbrief die de wet nader toelicht. Het gebruik van camera's is immers een complexe materie waarvan slechts enkelen goed op de hoogte zijn.
De opmerkingen in zijn uiteenzetting gaan uit van de evaluatienota van de minister van Binnenlandse Zaken.
a. Het uitsluiten van mobiele camera's uit het toepassingsgebied van de wet
In de nota van de minister wordt, voor de problemen vastgesteld bij het gebruik van mobiele camera's, voorgesteld om de mobiele camera's uit het toepassingsgebied van de camerawet uit te sluiten. Alvorens hier concreet op in te gaan, stelt hij voor om terug te grijpen naar de basisprincipes die de inzet van camera's regelen.
Camera's worden door de politie gebruikt in het kader van bestuurlijke politie en van gerechtelijke politie. De BOM-wet regelt het gebruik van camera's inzake gerechtelijke politie. Voor het gebruik in het kader van de bestuurlijke politie rijzen er evenwel een aantal problemen.
Hij meent dat er drie mogelijke oplossingen zijn :
1. Ofwel wordt in de camerawet een uitzondering voorzien voor het gebruik van politiecamera's in het kader van de bestuurlijke politie. In de nota van de minister wordt evenwel enkel over een uitzondering voor mobiele camera's gesproken.
2. In de wet op het politieambt een nieuw hoofdstuk opnemen dat het gebruik van camera's in het kader van bestuurlijke politie regelt.
3. Een nieuwe organieke wet, een zogenaamde BAM-wet, die het cameragebruik in het kader van bestuurlijke politie regelt.
De laatste twee oplossingen bieden het voordeel dat het gebruik van camera's door de politie in één wet wordt ondergebracht. De in de nota voorstelde oplossing regelt enkel het gebruik van de mobiele camera's, het gebruik van vaste camera's blijft dan immers in de camerawet.
Hij gebruikt in zijn zone vaste camera's voor nummerplaatherkenning. Het juridisch vacuüm waarin deze camera's opereren wordt niet opgelost door de in de nota voorgestelde oplossing.
De camera's voor nummerplaatherkenning verifiëren of de passerende voertuigen niet zijn opgenomen in een databank (niet-verzekerde, gestolen, ...voertuigen). Deze beelden worden 15 dagen opgeslagen om eventueel nadien een en ander te kunnen controleren als er zich bepaalde feiten hebben voorgedaan binnen de politiezone.
De camerawet is eigenlijk geschreven vanuit de optiek dat de camera's zullen worden gebruikt om misdrijven te voorkomen of op te sporen of in het kader van de ordehandhaving. De wet houdt geen rekening met de mogelijkheid dat een vaste camera gebruikt wordt om de daders van een misdrijf, dat ergens anders reeds gebeurd is, op te sporen. Deze finaliteit is niet voorzien in de camerawet. Daarom meent niet alleen de heer Paelinck dat vaste camera's voor nummerplaatherkenning niet onder de huidige wet vallen. Hij twijfelt er ook aan dat dergelijk gebruik onder de toepassing valt van artikel 44/1 van de wet op het politieambt.
Artikel 44/1 bepaalt het volgende :
« Bij het vervullen van de opdrachten die hun zijn toevertrouwd, kunnen de politiediensten gegevens van persoonlijke aard en inlichtingen inwinnen en verwerken, meer bepaald met betrekking tot de gebeurtenissen, de groeperingen en de personen die een concreet belang vertonen voor de uitoefening van hun opdrachten van bestuurlijke politie en voor de uitoefening van hun opdrachten van gerechtelijke politie overeenkomstig de artikelen 28bis, 28ter, 55 en 56 van het Wetboek van strafvordering.
Bij het vervullen van hun opdrachten van gerechtelijke en van bestuurlijke politie kunnen de politiediensten op de wijze bepaald door de Koning, na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, de persoonsgegevens verzamelen en verwerken bedoeld in artikel 6 van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens. »
Artikel 44/1 regelt dus het gebruik van informatie in het kader van de bestuurlijke en gerechtelijke politie. Het systematisch registreren van nummerplaten valt buiten het domein van de bestuurlijke politie.
Blijft dan nog de vraag of een nummerplaat een persoonsgegeven is in de strikte betekenis van het woord die valt op de wetgeving over de verwerking van de persoonsgegevens. Franse nummerplaten, bijvoorbeeld, volgen altijd het voertuig.
Om die redenen stelt hij voor om het gebruik van camera's in het kader van bestuurlijke politie uit de camerawet te lichten en apart te regelen, ofwel in de wet in het politieambt, ofwel in een aparte wet. Het gevolg hiervan is dat ook de mobiele camera's buiten het toepassingsgebied van de camerawet zouden vallen.
b. Toelatingsprocedure voor mobiele camera's
In de nota van de minister wordt een toelatingsprocedure voorzien door een officier van bestuurlijke of gerechtelijke politie. De vraag is maar of dit geen al te omslachtige administratieve procedure is. In de nota zelf worden het gebruik van camera's op helikopter of sproeiwagen als voorbeelden gegeven. Dit zijn uitzonderlijke toestanden.
In de filosofie van de gemeenschapsgerichte politiezorg, verloopt deze informatiegestuurd. De technologische informatiegestuurde politiezorg is daar een wezenlijk onderdeel van (Technological led policing — TLP). In de toekomst zal de politie dagdagelijks camera's gebruiken.
In de zone Westkust wordt nu een project gestart waarbij de politiepatrouilles in de uitgangsbuurten (vechtpartijen, vandalisme) zijn uitgerust met hoofdcamera's. In het Verenigd Koninkrijk zijn inmiddels meer dan 2 000 agenten met een dergelijk systeem uitgerust. Het systeem biedt een aantal voordelen :
1. de kwaliteit van de pv's is verbeterd;
2. er wordt minder geweld gebruikt tegen politiemensen;
3. de politie gebruikt zelf minder geweld tegen derden;
4. er zijn minder betwistingen voor de rechtbank.
Het gebruik van hoofdcamera's zal in de toekomst dus toenemen en een routine-instrument worden. Als daar telkens een administratieve toelating moet gegeven worden door een officier van bestuurlijke of gerechtelijke politie, dan zal de administratieve overlast zeker toenemen.
c. Procedure voor camera's in niet-besloten plaatsen
Na overleg zal deze procedure vereenvoudigd worden. Het probleem was dat er een negatief advies kon zijn van de korpschef en een positief advies van de gemeenteraad. Is het mogelijk om tegen een dergelijk negatief advies beroep aan te tekenen door de aanvrager ? Wat dit advies bemoeilijkte was dat het moest gegeven worden voor een systeem dat nog niet geplaatst was.
Nu is afgesproken dat de korpschef een advies geeft aan de gemeenteraad, een advies gebaseerd op de criminaliteitsfenomenen die gebeuren op de plaats waar de camera zal geplaatst worden. Het is dan de gemeenteraad die een beslissing neemt.
d. Onderscheid tussen de begrippen besloten en niet-besloten plaatsen
In de camerawet zou het onderscheid preciezer omschreven moeten worden. De korpschefs betreuren dat in de wet het klassieke onderscheid tussen privé-domein of openbaar domein niet gebruikt is omdat hierover rechtspraak bestaat en deze begrippen beter bekend zijn door zowel politie als burgers.
e. Het begrip overlast
De korpschefs vragen dat ook wanneer er sprake is van overlast de beelden in real-time zouden moeten kunnen bekeken worden.
In dit verband heeft de heer Paelinck een opmerking over het begrip reassurance-policy. Dit is een aanpak die vanuit het Verenigd Koninkrijk via Nederland ook bij ons stilaan ingang vindt. Men probeert de onveiligheidsgevoelens bij de burger weg te nemen omdat dit ontwrichtend werkt voor een samenleving. Zoals de camerawet nu is opgevat, kunnen nooit camera's worden gebruikt om tegemoet te komen aan onveiligheidsgevoelens.
f. Het koninklijk besluit over het pictogram
Het koninklijk besluit over de bewakingscamera's bepaalt dat bij iedere toegang een pictogram moet geplaatst worden. Dat is geen enkel probleem als er maar één camera geplaatst is maar als er in de gemeente op verschillende plaatsen observatiecamera's of camera's voor nummerplaatherkenning geplaatst worden dan krijgt men een woekering van borden. Daarom vraagt de heer Paelinck of het niet mogelijk is om, zoals dat in de verkeerswet is geregeld, een zonebord toe te laten. Dat zou een en ander in de praktijk gemakkelijker maken.
g. Administratieve sancties
De heer Paelinck betreurt dat er in de wet geen administratieve sancties zijn voorzien voor de overtredingen van de camerawet. Ook moet worden vastgesteld dat het heimelijk gebruik van camera's minder zwaar bestraft wordt dan inbreuken op de procedure. Een handelaar zal dan ook zijn economisch belang afwegen tegen de lichte sanctie die is voorzien voor inbreuken op de camerawet.
Gedachtewisseling
De heer Moureaux merkt op dat de camerawet het resultaat is van een compromis tussen heel uiteenlopende meningen. Hij onthoudt meerdere elementen uit deze uiteenzetting.
Hij meent dat men het expliciet mogelijk moet maken mobiele camera's te gebruiken. Die camera's worden zelfs niet strikt voor politiewerk gebruikt. In zijn eigen gemeente is er een terugkerend probleem van sluikstorten. Het college heeft beslist mobiele camera's in te zetten omdat er onmogelijk overal camera's kunnen worden geplaatst. Dit stootte echter op een weigering van het parket. Dat soort camera's zou nochtans erg nuttig kunnen zijn om dat verschijnsel te bestrijden, zonder dat dit gepaard gaat met een te zware administratieve procedure.
Hij meent dat de camera's niet moeten worden gebruikt om het onveiligheidsgevoel aan te pakken. Hij meent dat ze enkel moeten worden gebruikt om feiten vast te stellen. In zijn gemeente worden bijvoorbeeld enkel camera's geplaatst waar feiten vast te stellen zijn.
Hij gaat akkoord met het voorstel om voor de pictogrammen een zonale indicatie mogelijk te maken. Er zou bijvoorbeeld op enkele plaatsen in de gemeente een lijst met de camera's van de gemeente kunnen worden opgehangen.
De huidige situatie is een beetje tegenstrijdig. Wat is er aan de hand ? Men gebruikt de camera's, vooral bij de politiediensten. Als er overtredingen worden vastgesteld dankzij de camera's, geeft de politie die feiten aan, ook al gaat het om een toepassing waarin de wet niet duidelijk voorziet. We bevinden ons dus tussen twee democratische eisen : het eerbiedigen van de persoonlijke levenssfeer — het is trouwens daarom dat de camera's enkel mogen worden gebruikt door beëdigde personen — en het recht op openbare veiligheid.
Op basis van zijn ervaring, herinnert de heer Moureaux eraan dat het gebruik van camera's vaak een middel is om onnodige politieoptredens te voorkomen. Vlak na de rellen in Anderlecht bijvoorbeeld circuleerden er sms'en tussen de jongeren om af te spreken op een bepaalde plaats. Aangezien er camera's waren op die plaats, kon de situatie worden geobserveerd. Er waren kleine ongeregeldheden maar rellen konden worden voorkomen. Zonder de camera's had er een politiemacht moeten worden ingezet en de situatie had misschien veel betreurenswaardiger kunnen aflopen.
Senator Claes meent dat het belangrijk is dat de politie ook op bestuurlijk vlak zijn werk behoorlijk kan uitvoeren. De camerawet mag dit niet onmogelijk maken. De politie zal onvermijdelijk meer en meer beroep doen op camera's. Hij denkt hierbij alleen al aan verkeersbegeleiding. Bij de organisatie van Rock Werchter, bijvoorbeeld, wordt permanent gebruik gemaakt van een helikopter en vaste camera's aan de ingang van het terrein om het verkeer te sturen.
Het gebruik van vaste camera's voor nummerplaatherkenning moet dan weer in de sfeer van de gerechtelijke politie gesitueerd worden. In Brussel worden wagens gebruikt die zijn uitgerust met een camera voor nummerplaatherkenning.
Bij het plaatsen van bewakingscamera's moet er vooraf toelating gegeven worden door de korpschef en de gemeente. Eigenlijk gebeurt er veel te weinig controle wanneer een systeem eenmaal geplaatst is om na te gaan of de wet wordt nageleefd zodat eventuele correcties kunnen worden aangebracht.
Bij het gebruik van camera's tegen onveiligheidsgevoelens moet er toch op gelet worden dat de privacy niet geschonden wordt. Terzake zou hij de mening van de Privacycommissie willen horen om te vernemen waar de grenzen liggen van het bestuurlijk gebruik van cameratoezicht.
Hij is het er mee eens dat de straffen voor het heimelijk gebruik van camera's zwaarder zouden moeten zijn dan de overtredingen van de wetgeving.
De heer Buysse wenst meer informatie over een eventuele toename van de ophelderingsgraad van misdrijven, na het gebruik van camera's. Bestaan daar cijfers over in de zone Westkust ?
Daarnaast wijst hij op de lange discussie bij de totstandkoming van de wet over de termijn gedurende dewelke de video-opnames mogen bewaard worden. Beschikt de heer Paelinck over aanwijzingen dat de beelden eventueel langer moeten kunnen bewaard worden ? Onlangs heeft iemand, die betrokken was bij de opsporing van verdwenen kinderen, zich in die zin uitgesproken.
De heer Daras formuleert enkele korte gedachten.
In verband met de bewaarperiode denkt hij dat de beelden van de TEC — hij was bevoegd minister toen de camera's werden ingevoerd — slechts 8 uur worden bijgehouden, tenzij er overtredingen worden vastgesteld. De foto's van nummerplaten worden blijkbaar 15 dagen bijgehouden. Dat is lang behalve wanneer een voertuig een overtreding begaat.
Waarvoor worden die beelden gebruikt ? Hij denkt dat die beelden enkel kunnen worden gebruikt voor een specifiek doel.
Blijft uiteraard het probleem van de controle op de gefilmde beelden. De burger moet weten na welke periode die beelden worden vernietigd en waarvoor die beelden uiteindelijk worden gebruikt.
De heer Elsen meent ook dat de camera's slechts kunnen worden gebruikt door beëdigd personeel. De misdrijven die in het oog moeten worden gehouden, dienen ook afgebakend te worden.
De heer Anthuenis meent dat het belangrijkste probleem is dat het gebruik van mobiele camera's niet behoorlijk geregeld is. De hamvraag is dus op welke manier het gebruik van mobiele camera's wettelijk geregeld moet worden.
Ofwel worden de mobiele camera's aan het toepassingsgebied van de camerawet onttrokken zodat voor het gebruik van deze camera's de algemene regels van de privacywet van 1992 van toepassing zijn. Wat de opdrachten van gerechtelijke politie betreft zou voor mobiele camera's de BOM-wet van toepassing zijn, voor de bestuurlijke politie zou de wet op het politieambt van toepassing zijn. Hij vraagt zich echter af of het gebruik van mobiele camera's op die manier voldoende wettelijk geregeld is.
Ofwel moeten in de camerawet een aantal artikelen worden opgenomen die het gebruik van mobiele camera's op een duidelijke manier regelen wat betreft zowel de bestuurlijke als de gerechtelijke politie.
De heer Collas heeft van de heer Paelinck vernomen dat hij het wenselijk vond de begrippen uit de wet op de bewakingscamera's te herzien, zoals het begrip « niet-besloten plaats », « voor het publiek toegankelijk besloten plaats », « niet voor het publiek toegankelijk besloten plaats ». Hij stelt voor meer bekende begrippen te gebruiken zoals« openbaar domein »en« privédomein ». De heer Paelinck meent dat die laatste begrippen duidelijker zijn omdat er hierover al rechtspraak bestaat.
Wat de gevraagde cijfergegevens betreft en gegevens over de ophelderingsgraad, antwoordt de heer Paelinck dat zijn zone op dit ogenblik een jaarverslag opstelt over de inzet van camera's in het jaar 2008. Vooral de camera's gericht op nummerplaatherkenning hebben een enorme impact op de aanpak van de criminaliteit. Daardoor is de ophelderingsgraad aanzienlijk gestegen.
Zoals hij reeds heeft vermeld is het politiewerk in zijn zone gebaseerd op informatiegestuurde politiezorg. In België gebeuren er soms massale politieacties, die veel personeel vergen en die veel economisch verlies opleveren voor de burgers die in de file staan te wachten. Dergelijke acties kosten veel geld terwijl men hoopt dat er hier en daar een toevalstreffer tussen zit.
In zijn zone worden enkel die voertuigen gecontroleerd die via het systeem geseind worden. Daardoor treedt men veel efficiënter op. Wie met een gestolen wagen rijdt wordt zelden gecontroleerd. Met een systeem van camerabewaking gebeurt de controle systematisch als men de politiezone binnenrijdt.
De wet voorziet een maand bewaartermijn maar in zijn zone worden de beelden slechts 14 dagen bewaard omdat anders de opslagkosten van de beelden op een server te hoog oplopen. Zodra er een dossier bestaat over, bijvoorbeeld, rondtrekkende dadergroeperingen, wordt er een proces-verbaal opgesteld dat wordt neergelegd op de griffie. Blijken die beelden nodig in het kader van een gerechtelijk onderzoek dan blijven ze op die manier beschikbaar.
Wat het gebruik van de beelden betreft, wijst de heer Paelinck erop dat het de politieraad is die finaal beslist in welke materies de beelden kunnen worden gebruikt. Zo worden ze, bijvoorbeeld, in de Zone Westkust niet gebruikt voor verkeersgerelateerde feiten maar enkel voor criminaliteitsfenomenen die in het zonaal veiligheidsplan zijn opgenomen.
De controle op de bewakingscamera's gebeurt door een controlecommissie die bestaat uit een magistraat, een burgemeester, twee politieraadsleden en een extern die op geregelde ogenblikken zowel de gebruikte technologie kunnen inspecteren als het gebruik van de beelden. Zo wordt bijvoorbeeld nagegaan of de beelden zijn afgeschermd van het publiek. De beelden worden enkel bekeken door politiemensen omdat zij de politie op het terrein moeten aansturen en omdat zij meer waarborgen bieden inzake respect voor de bescherming van het privé-leven.
De heer Moureaux voegt eraan toe dat in zijn gemeente de beelden worden gebruikt om de geverbaliseerde chauffeurs te tonen welke overtredingen ze hebben begaan.
B. Uiteenzetting van de heer Liners van de juridische dienst van de federale politie
a. Context
Voor de evaluatie van de wet van 21 maart 2007 tot regeling van de plaatsing en het gebruik van bewakingscamera's is bij de federale politie overleg gepleegd tussen vertegenwoordigers van de directie van de operaties inzake bestuurlijke politie, de directie van de operationele politionele informatie, het controle-orgaan van het beheer van de politionele informatie, de algemene reserve en de luchtsteun.
b. Evaluatie van de wet
Die evaluatie heeft verscheidene relatief belangrijke problemen bevestigd in verband met de toepassing van de wet. Het gaat hoofdzakelijk, wat de federale politie betreft, om het gebruik van mobiele bewakingscamera's.
De mobiele bewakingscamera's worden door de politiediensten gebruikt op open plaatsen, hoofdzakelijk op de openbare weg, en in voor het publiek toegankelijke besloten plaatsen. Ze behoren tot de uitrusting van de waterkanonnen, de helikopters en bepaalde patrouillevoertuigen, of worden gebruikt door de videoteams en de bewijsteams van de algemene reserve.
De camerawet legt de persoon die verantwoordelijk is voor de verwerking wat de open plaatsen betreft verscheidene verplichtingen op :
1. een voorafgaand advies van de gemeenteraad;
2. het aanbrengen van een pictogram aan de ingang van de bewaakte plaats;
3. een voorafgaande kennisgeving aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.
Wat het advies van de gemeenteraad betreft, werd er op verscheidene problemen gewezen. Eerst en vooral vermeldt de wet niet of dat voorafgaand advies moet worden gevraagd bij elk gebruik van mobiele camera's, dan wel of alleen voor het eerste gebruik van die camera's een voorafgaand advies moet worden gegeven. Vervolgens is er het probleem van de termijnen waarbinnen moet worden verwittigd en waarbinnen het voorafgaand advies van de gemeenteraad tijdig moet worden verkregen. De mobiele bewijsteams worden immers niet alleen ingezet bij geplande operaties en de geplande operaties kunnen zich over het grondgebied van verscheidene gemeenten uitstrekken, zonder dat het mogelijk is de betreffende plaatsen vooraf te kennen.
Het probleem groeit met het territoriale niveau, al naargelang er beelden worden opgenomen naar aanleiding van gebeurtenissen over verscheidene gemeenten, gewesten of zelfs landen, wat een efficiënte coördinatie vergt tussen de verschillende betrokken beslissingsniveaus. De gemeentelijke autonomie moet in acht worden genomen, zodat een eventueel negatief advies of zelfs een eenvoudige weigering niet in de wind kan worden geslagen, ook al beperkt de opdracht zich tot een korte transit over het grondgebied van de betreffende gemeente.
Een tweede probleem is de beschikbaarheid van de autoriteiten die een voorafgaand advies moeten geven en wel op het tijdstip van de week, de dag of de nacht waarop de beelden kunnen of moeten worden gemaakt, bijvoorbeeld bij een vraag om voorafgaand advies om op een zaterdag de plaats te bepalen waar dezelfde avond een samenkomst is gepland van leden van organisaties of groeperingen die moeten worden gevolgd.
Er zijn ook problemen met het aanbrengen van een pictogram bij de ingang van een bewaakte plaats. De wet verbiedt elk verborgen gebruik van camera's. Als verborgen gebruik beschouwt hij elk gebruik van bewakingscamera's dat niet vooraf door de gefilmde persoon werd toegestaan. Het feit dat men een plaats binnengaat waar een pictogram camerabewaking meldt, staat echter gelijk met een voorafgaande toestemming.
In de veronderstelling dat de politie de toestemming individueel vraagt, is het tactisch noch strategisch verdedigbaar alleen de personen te filmen die hun toestemming hebben gegeven, ook al kan die aanpak wat hen betreft een ontradend en dus preventief aspect hebben. Die belemmering om tot de daad over te gaan is immers slechts tijdelijk, en bovendien beperkt tot een bepaalde plaats, wat hoogstens een verschuiving met zich zal brengen van de gebeurtenis die of het gedrag dat de politie probeert te voorkomen. Bovendien is dat slechts denkbaar voor een deel van de politie-opdrachten, namelijk die welke geen minimum aan discretie vergen.
De heer Liners herinnert eraan dat inzake instemming, de commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer oordeelt dat de legitimiteit van de verwerking gebaseerd moet zijn op artikel 5, e) of f) van de privacywet, dat wil zeggen :
— wanneer ze noodzakelijk is voor de vervulling van een taak van openbaar belang of die deel uitmaakt van de uitoefening van het openbaar gezag, die is opgedragen aan de verantwoordelijke voor de verwerking(...);
— of wanneer ze noodzakelijk is voor de behartiging van het gerechtvaardigde belang van de verantwoordelijke voor de verwerking(...);
— en niet op artikel 5, a), dat over de toestemming van de gefilmde persoon gaat.
Bovendien is de administratieve last in verband met het bewijs van de toestemming een belangrijk obstakel en een wettelijke verplichting die onmogelijk kan worden verwezenlijkt bij het nemen van beelden van een aantal personen die zich verzameld hebben en a fortiori van honderden mensen bij manifestaties of voetbalwedstrijden.
Tevens is bij beeldopnames op de openbare weg het traject dat de gevolgde persoon of groepering zal volgen, noch de bestemming noodzakelijkerwijze door de politiediensten gekend. De vereiste om een pictogram aan te brengen dat erop wijst dat er op een plaats gefilmd wordt, kan dus slechts in acht worden genomen indien het pictogram vooraf de gehele openbare weg en dus alle delen ervan op het grondgebied van de betreffende gemeente bestrijkt. Het spreekt vanzelf dat die oplossing noch realiseerbaar, noch wenselijk is. Ook voor de helikopters en de mobiele videoteams is het praktisch onmogelijk aan de informatieplicht door middel van pictogrammen te voldoen.
Hetzelfde geldt voor de voor het publiek toegankelijke besloten plaatsen, zoals dancings. Het is lang niet zeker dat de uitbaters ermee zullen instemmen dat de politiediensten een pictogram aanbrengen bij de ingang van hun zaak.
Er zijn nog voorbeelden van toepassingsproblemen met de wet. Het verbod op elk verborgen gebruik van bewakingscamera's bijvoorbeeld, belet de teams die in het veld naar bewijzen zoeken hun werk in alle discretie te doen, wat nochtans noodzakelijk is om hun opdracht efficiënt te vervullen.
Dat geldt ook voor beelden die zijn opgenomen door bewijsteams in en rond voetbalstadions, welke niet onder het toepassingsgebied vallen van het koninklijk besluit van 22 februari 2006 betreffende de installatie en de werking van bewakingscamera's in de voetbalstadions.
We kunnen besluiten dat de vermelde wettelijke verplichtingen het gebruik van mobiele bewakingscamera's door de politiediensten bij gebeurtenissen die een impact hebben op de handhaving van de openbare orde, zoals betogingen, voetbalwedstrijden, bijeenkomsten van te volgen groeperingen, motorbendes of neonazi's in het gedrang brengen.
Artikel 14 van de camerawet voorziet weliswaar in een overgangsperiode van drie jaar, om de bezitters of de gebruikers van bewakingscamera's de kans te geven zich aan de nieuwe wetgeving aan te passen, maar die periode loopt op 10 juni 2010 af.
c. Voorgestelde oplossing
Voor het oplossen van dat probleem, dat zowel de bestuurlijke politie als de gerechtelijke politie aangaat, aangezien de opgenomen beelden voor beide doeleinden kunnen worden aangewend, kan worden overwogen het tweede lid van artikel 3 van de wet aan te vullen. Dat lid somt de gevallen op waarin de camerawet niet van toepassing is. Achter de twee punten die er worden vermeld, kan een 3 worden toegevoegd om de mobiele bewakingscamera's die de politiediensten gebruiken voor de uitvoering van hun opdrachten van bestuurlijke politie en van gerechtelijke politie van het toepassingsgebied van de wet uit te sluiten.
Maar om het voorschrift van artikel 8 van het EVRM te vervullen, moet de juridische regeling van de indringing van de overheid in het privé-leven van de burger bij de wet worden bepaald. De wet moet dus toestaan dat de politiediensten hun vaststellingen van bestuurlijke politie en van gerechtelijke politie doen door middel van beeldopnames, zoals dat reeds het geval is voor andere federale overheidsdiensten in reeds oudere wetten zoals de wet betreffende de arbeidsinspectie van 16 november 1972 : bevoegde personeelsleden mogen vaststellingen doen door foto's, film- en video-opnamen te maken.
Op die manier worden de mobiele camera's aan het toepassingsgebied van de camerawet onttrokken, maar blijven ze vallen onder de wet tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens en dus onder het finaliteits-, het proportionaliteits- en het subsidiariteitsbeginsel. Tevens kan voor een bijkomende waarborg worden gezorgd : men kan de beslissing om mobiele bewakingscamera's te gebruiken slechts in een dienstorder of in algemene richtlijnen laten nemen, door een officier van bestuurlijke politie of van gerechtelijke politie, die er de verantwoordelijkheid voor draagt in het raam van de politie-opdracht.
Tot slot brengt die wijziging de toepassing van de wet van 6 januari 2003 betreffende de bijzondere opsporingsmethoden en enige andere onderzoeksmethoden niet in het gedrang.
Evenmin geeft ze enige bijzondere bewijskracht aan het verkregen beeldmateriaal : de rechter is en blijft de persoon die in laatste instantie beslist over de wettelijkheid van het verzamelen van bewijzen en dus over de bewijskracht die aan het beeldmateriaal moet worden toegekend.
Gedachtewisseling
De heer Anthuenis stelt vast dat uit het betoog van de heer Liners duidelijk blijkt dat het eenvoudig onttrekken van de mobiele camera's aan het toepassingsgebied niet volstaat om het probleem op te lossen. Er moet een positieve oplossing komen die het gebruik van deze camera's regelt, waarbij ook wordt bepaald volgens welke procedure deze camera's kunnen worden ingezet.
De heer Moureaux onthoudt van deze uiteenzetting dat er voor de mobiele camera's een machtiging nodig is, maar dat die niet gepaard kan gaan met dezelfde controleregels als voor de vaste camera's. De eis van een pictogram is zelfs absurd. Men dient bijgevolg de regels inzake democratische controle aan te passen. De toestemming door elke gemeenteraad bijvoorbeeld is niet verantwoord in deze context.
De heer Claes verwijst naar de overgangsbepaling van de wet die geldt tot 10 juni 2010. Bij privé-personen bestaan nog een heleboel systemen die niet in overeenstemming zijn met de wet. Heeft men een idee van hoeveel systemen nog niet aan de normen beantwoorden ? In elk geval is er nog een heleboel te regelen voor de overgangsperiode afloopt.
Anderzijds is het zo dat, als men de toelating heeft, die voor altijd geldt. Daarom vraagt hij dat de bestaande systemen regelmatig zouden worden gecontroleerd om na te gaan of ze nog wel gebruikt worden in overeenstemming met de wet.
Mevrouw Lanjri merkt op dat bij de bespreking van het zonaal veiligheidsplan in Antwerpen geen opmerkingen werden gemaakt over problemen met de toepassing van de wet.
Wanneer met camerabewaking informatie wordt ingewonnen over sluikstorten of het spuiten van graffiti dan moeten die beelden na een maand vernietigd worden als zij niet onmiddellijk kunnen gebruikt worden om de daders te identificeren. Zou het echter niet goed zijn dat voor dergelijke fenomenen de gemeentes zelf langer over die beelden kunnen beschikken ? Op die manier zouden zij constanten kunnen herkennen en efficiënter optreden tegen dergelijke overlastfenomenen.
De heer Paelinck merkt op dat de bewaartermijn een van de discussiepunten was bij de totstandkoming van de wet. Het is een afweging geweest tussen de bescherming van de privacy en de bruikbaarheid voor vervolging door de politie. Voor dergelijke fenomenen kan een oplossing er in bestaan dat de politie een proces-verbaal opstelt tegen onbekenden zodat de beelden op DVD kunnen bewaard worden in het kader van een gerechtelijk onderzoek. Hij is er zeker geen voorstander van dat de beelden onbeperkt bewaard worden in een databank binnen de gemeente.
C. Uiteenzetting van de heer Verschuere, ondervoorzitter van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer
De heer Verschuere geeft wat bijkomende informatie van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer sinds de totstandkoming van de camerawet. Wat de camera's betreft die in private plaatsen, dit wil zeggen de zogenaamde besloten plaatsen, worden opgesteld, heeft de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer vastgesteld dat ze, over de periode van de goedkeuring van de privacywet tot de inwerkingtreding van de camerawet, 800 aangiften met betrekking tot de plaatsing van camera's heeft ontvangen. Deze aangiften waren zeer wisselend van aard : drie winkelketens hanteerden bijvoorbeeld een sterk verschillend beleid. De ene gaf al haar camera's aan, een andere gaf de bewaking van elke bewaakte site aan en de laatste tenslotte deed één enkele aangifte voor alle winkels van haar keten.
Sinds de goedkeuring van de camerawet tot op heden, dit wil zeggen een periode van ongeveer 18 maanden, heeft de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer 36 aangiften ontvangen van gemeenten die camera's op hun grondgebied hebben geplaatst. Er dient te worden opgemerkt dat de gemeenten die reeds camera's hadden vóór de inwerkingtreding van de wet van 21 maart 2007 overeenkomstig artikel 14 van deze wet beschikten over een termijn van drie jaar om aan de voorwaarden van de wet te voldoen. Ze vallen nog binnen deze regularisatietermijn.
Wat de besloten plaatsen betreft die al dan niet toegankelijk zijn voor het publiek, heeft de Commissie 2500 aangiften van bewaakte plaatsen ontvangen.
Tijdens de afgelopen 18 maanden heeft de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer dus meer substantiële informatie ontvangen. Deze aangiften hebben niet enkel tot gevolg dat er een grotere transparantie ten opzichte van de bewaakte personen wordt gewaarborgd, maar tevens dat de politieoverheden het bestaan van informatie kunnen opsporen op plaatsen waar misdrijven zijn gepleegd. Weten waar er camera's zijn geplaatst, vergemakkelijkt bijgevolg het onderzoekswerk van de politiediensten.
Sinds 18 maanden werden bij de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer 15 klachten ingediend, die voornamelijk te maken hebben met buurtoverlast. De Commissie heeft onderzoek ingesteld naar deze dossiers.
De Commissie heeft tevens vastgesteld dat, gezien het aantal vragen om inlichtingen vanwege de bevolking, zij goed ingelicht blijkt over het bestaan van de camerawet en hier terdege van bewust is gemaakt. Er heerst ook een gunstige perceptie van de camerawet bij het publiek.
Wat de concretere problemen betreft die in de nota van de minister van Binnenlandse Zaken worden aangekaart, heeft de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer reeds eind februari 2008 een advies uitgebracht. Dit advies was ongunstig omdat het oordeelde dat de voorstellen van de minister van Binnenlandse Zaken te vaag waren. De Commissie is er zich evenwel van bewust dat de camerawet van 21 maart 2007 niet aangepast is aan de behoeften van de politiediensten en dat het noodzakelijk is de wet te verbeteren door nieuwe bepalingen te creëren.
De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer gaat uit van het principe dat men niet van oordeel kan zijn dat de opdrachten van gerechtelijke politie waarbij vaste of mobiele bewakingscamera's worden gebruikt onder de wet van 21 maart 2007 vallen. Binnen deze logica zou een officier van gerechtelijke politie die handelt op vordering van een procureur des Konings of op grond van een beschikking van een onderzoeksrechter zijn optreden voor advies moeten voorleggen aan een bestuurlijke overheid, namelijk de gemeentelijke overheid.
De opdrachten van gerechtelijke politie waarbij camera's worden gebruikt vallen dan ook niet onder de wet van 21 maart 2007. Hiertoe geldt er een algemene machtiging voor de politiediensten die een opdracht van gerechtelijke politie vervullen zoals bepaald in artikel 44/1 en 44/2 van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt. Deze bepalingen verduidelijken dat de politiediensten gegevens van persoonlijke aard kunnen verzamelen in het kader van gerechtelijke opdrachten. Ze worden gecontroleerd door toezichthoudende overheden. Camerabeelden verzamelen bij opdrachten van gerechtelijke politie valt binnen het normale kader van de uitvoering van hun taken. Dit geldt zowel voor camerabeelden als voor beelden die met een fototoestel zijn gemaakt of een opname.
De opname van beelden op straat, dit wil zeggen een openbare ruimte, in het kader van een onderzoek van gerechtelijke politie valt niet onder de wet betreffende de bijzondere opsporingsmethoden, die slechts op bepaalde misdrijven van toepassing is. Voor de openbare ruimte gelden de algemene regels voor het verzamelen van informatie, zowel voor het gebruik van camera's als voor dat van fototoestellen.
Hoewel de camerawet betrekking heeft op de politiediensten, betreft ze dus enkel de opdrachten van bestuurlijke politie.
Een tweede element waarover moet worden nagedacht, betreft het gebruik van camera's door de bestuurlijke politie. Het onderscheid tussen vaste en mobiele camera's is wellicht niet adequaat ten aanzien van de inzet en het probleem. Een onderzoek van bestuurlijke politie of een onderzoek in het kader van een bijzondere opdracht kan immers worden verricht met een vaste camera die gedurende een jaar wordt geplaatst op een vaste plaats met het oog op ordehandhaving. Een plaats die normaal gesproken niet door een vaste camera zou worden bewaakt.
Een onderscheid maken tussen vaste camera's en mobiele camera's dreigt tot ontsporingen te leiden. Het zou beter zijn om een onderscheid te maken tussen de camera's die permanent bewaken en de camera's die niet permanent bewaken. Het heeft dan weinig belang of er wordt bewaakt met vaste camera's of met mobiele camera's. De eigenlijke inzet heeft geen betrekking op de technische eigenschappen van de camera maar wel op de manier waarop het onderzoek wordt gevoerd in het kader van een al dan niet permanente bewaking.
Wat de begrippen « niet-besloten plaats/besloten plaats » of « openbaar domein/privédomein » betreft, dient eraan te worden herinnerd dat de keuze van de wetgever in 2007 uiteindelijk is uitgegaan naar het eerste begrip, teneinde het probleem van de eigendom van de plaats ten opzichte van de opdrachten en de bevoegdheden van de politiediensten op te lossen.
De politiediensten zijn bevoegd voor administratief toezicht op niet-besloten plaatsen op privédomein (een vaag of verlaten terrein, een private weg met een zeker verkeer). In de geest van de wet gaat het wel degelijk om een niet-besloten plaats, ook al bevindt die zich op privédomein.
Het onderscheid tussen een niet-besloten plaats en een besloten plaats stemt bijgevolg beter overeen met de samenhang van de politieopdrachten op het gebied van ordehandhaving en bewaking.
Een laatste opmerking betreft het pictogram. De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer stelt zich hierover zeer soepel op en is voorstander van een zonepictogram. Het volstaat dat de informatie toegankelijk is voor de bewaakte persoon. De plaats waar de camera's zijn geïnstalleerd moet niet worden geïdentificeerd maar wel de plaats die wordt gefilmd.
Wat de termijn van één maand voor de bewaring van de beelden betreft, lijkt die termijn de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer redelijk. Deze mening wordt blijkbaar gedeeld door de politiediensten. Het probleem heeft niet zozeer betrekking op de bewaringstermijn als wel op de beheersing en de controle van de informatie door een bevoegde overheid.
Gedachtewisseling
De heer Anthuenis is het er mee eens dat in het kader van een individueel gerechtelijk onderzoek het gebruik van mobiele camera's geen probleem vormt.
Het door de heer Verschuere voorgestelde onderscheid tussen permanent en niet-permanente camerabewaking is een nuttige suggestie. Het verandert echter niets aan het feit dat het in het kader van bestuurlijke politie mogelijk moet zijn om beelden te maken met mobiele camera's en dat die beelden kunnen gebruikt worden in een gerechtelijke procedure.
Tot nog toe heeft hij nog geen sluitend antwoord gekregen op de vraag hoe dit wettelijk moet geregeld worden.
De heer Moureaux verklaart dat hij in zijn gemeente al overwogen heeft om mobiele camera's in te zetten voor problemen in verband met de milieupolitie. Het Brusselse parket heeft zijn politieagenten geen toestemming gegeven om aan deze actie mee te werken, omdat ze in strijd was met de wet op de camera's. De gespecialiseerde substituut heeft zelfs toegevoegd dat hij zich niet zou uitspreken over het eventuele gebruik van mobiele camera's door gemeenteambtenaren in het kader van het algemeen politiereglement. Het gebruik van mobiele camera's zorgt dus voor problemen en kan de vervolging van de gefilmde inbreuken onmogelijk maken. Hij verkiest dan ook dat het gebruik van de mobiele camera's expressis verbis in de wet wordt geregeld.
Senator Lanjri is het ermee eens dat het niet volstaat om het gebruik van mobiele camera's uit de wet te lichten maar dat het beter is de camerawet aan te passen zodat het gebruik van mobiele camera's duidelijk geregeld wordt om problemen in verband met de bewijsvoering te vermijden.
Verder meent zij dat een wetsvoorstel ook de andere problemen die er zijn met het gebruik van camera's moet oplossen. In de wet moet bijvoorbeeld duidelijk bepaald worden wat mobiele camera's zijn en wat niet. Naast de vaste camera's worden in Antwerpen een twintigtal mobiele camera's gebruikt voor de aanpak van specifieke fenomenen in bepaalde probleemwijken. Deze camera's worden een beperkte tijd gebruikt op een bepaalde plaats. Gaat het dan om mobiele camera's of vaste camera's die worden verplaatst ? Dit moet in de wet duidelijk geregeld worden.
In zijn uiteenzetting heeft de heer Paelinck er op gewezen dat het niet mogelijk is om gemeentelijke administratieve sancties op te leggen voor inbreuken die werden vastgesteld met een camera, terwijl die wel kunnen worden opgelegd als ze zijn vastgesteld door een agent. Ook dit is een probleem dat mogelijk kan worden opgelost door een wijziging van de camerawet.
De heer Verschuere stelt voor een onderscheid te maken tussen toezicht dat permanent gebeurt en toezicht dat uitgaat van beelden genomen op verschillende plaatsen (langs het traject van een betoging), in plaats van een onderscheid te maken tussen mobiele en vaste camera's. Dit onderscheid dient in de wet te worden vastgelegd, hetzij in de camerawet, hetzij in de wet op het politieambt. Het niet-permanente toezicht mag niet onderworpen worden aan de huidige bepalingen van de camerawet (voorafgaand advies, overleg, pictogram, ...).
De heer Moureaux vraagt zich af of de commissie haar tijd niet heeft verbeuzeld. Het zou immers volstaan alle vaste camera's te vervangen door mobiele camera's om aan de toepassing van de wet te ontsnappen.
De heer Anthuenis komt tot dezelfde conclusie. In feite pleit de heer Verschuere voor de afschaffing van de camerawet en heeft de wetgever veel moeite gedaan voor een overbodige wet.
De heer Verschuere zegt dat de camerawet op dit moment van toepassing is op alle situaties, en dat is ook goed. De camerawet is een basiswet die heel goed werkt voor alle andere camera's. Toezicht dat niet-permanent is van aard of dat op verschillende plaatsen gebeurt, dient echter apart in de wet te worden behandeld en er moet meer bepaald worden verduidelijkt dat dit soort toezicht niet aan de huidige regels onderhevig kan zijn. Het wordt moeilijk dit in de camerawet te verduidelijken. Het is dan ook verkieslijk deze vorm van toezicht uit de wet te halen, aangezien bijna geen van de wetsbepalingen erop kunnen worden toegepast : voorafgaand advies, verklaring, pictogrammen. De eerste suggestie van de politiediensten in dit verband was om die bepalingen op te nemen in de wet op het politieambt (cf. art. 44/2 van de wet op het politieambt).
De heer Moureaux stelt vast dat er in dat geval geen camerawet meer nodig is, aangezien alle camera's die in zijn gemeente staan politiecamera's zijn.
De heer Verschuere herinnert eraan dat hij van mening is dat er nog steeds een camerawet moet zijn, voor alle toezicht dat niet door de politiediensten gebeurt. Niet alle camerabewaking door de politie hoeft trouwens aan de toepassing van de wet onttrokken te worden. Er zijn gewoon enkele vormen van camerabewaking die niet onder de wet vallen. Voor dat type van toezicht dient er een uitzondering te komen.
Mevrouw Lanjri vraagt waar dan precies de grens ligt tussen permanente en niet-permanente camerabewaking dat de heer Verschuere als criterium naar voor schuift. Zij heeft ook geen antwoord gekregen op haar vraag over de gemeentelijke administratieve sancties.
De heer Paelinck wijst erop dat de lokale politie zelf vraagt wat mobiele camera's precies zijn. Gaat het om verplaatsbare niet-beweegbare camera's, niet-verplaatsbare beweegbare camera's ? Vandaar de vraag over een verduidelijkende omzendbrief van de minister.
Wat de administratieve sancties betreft, wijst hij er op dat het in het kader van de toepassing van deze wet, en gelet op de regels inzake de bescherming van de privacy, bijzonder moeilijk wordt om dossiers tot een gerechtelijk einde te brengen. Voor de administratieve sancties zou de wet gemakkelijker moeten kunnen toegepast worden. De politiediensten vragen dat, voor wat het gebruik van camera's door de politie betreft, deze uit het toepassingsgebied van de camerawet zouden worden gehaald en dat zij ofwel in een nieuw luik in de wet op het politieambt worden ingeschreven ofwel in een nieuwe organieke wet. Dit lijkt hem de eenvoudigste oplossing voor de toepassingsproblemen. Dat zou ook een oplossing zijn voor het juridisch vacuüm dat bestaat rond de toepassing van camera's met nummerplaatherkenning. Deze laatsten vallen immers buiten de finaliteit van de camerawet : het voorkomen van misdrijven, het ophelderen of het vaststellen van misdrijven. Bij nummerplaatherkenning is het misdrijf al gebeurd, bestaat er al een dossier.
De heer Anthuenis meent dat de commissie een keuze zal moeten maken in welke wet zij deze problematiek moet regelen. De camerawet zou dan enkel van toepassing zijn op het gebruik door privé-personen. Hij wijst erop dat dit thema met een zekere spoed moet behandeld worden gelet op de juridische lacunes die er op dit ogenblik bestaan.
Op 3 februari legde de commissie een aantal bezoeken af in het kader van deze evaluatie. Een samenvatting van deze bezoeken en de vastgestelde problemen is opgenomen als bijlage II van dit verslag.
IV. WETSVOORSTEL HOUDENDE WIJZIGING VAN DE WET VAN DE WET VAN 21 MAART 2007 TOT REGELING VAN DE PLAATSING EN HET GEBRUIK VAN BEWAKINGSCAMERA'S (stuk Senaat, nr. 4-1149/1)
De commissie heeft beslist dit wetsvoorstel en de evaluatie van de camerawet samen te voegen.
A. Inleidende uiteenzetting door de heer Antheunis
De heer Antheunis vestigt er de aandacht op dat het thans voorliggende voorstel niet te nemen of te laten is. Het is eerder de bedoeling om de vastgestelde problemen rond de toepassing van de camerawet op te lossen waarbij het mogelijk moet blijven om bewakingscamera's te gebruiken zonder het risico te lopen dat de gemaakte opnames door een rechtbank nietig worden verklaard.
Hij is er zich bewust dat het een ingewikkelde materie gaat en het zal niet eenvoudig zijn om tot een voor iedereen aanvaardbare oplossing te komen.
Uit de evaluatienota van de minister van Binnenlandse Zaken blijkt dat de voorwaarden tot het inzetten van mobiele camera's moet verduidelijkt worden dat er onduidelijkheid is over de adviezen van de korpschefs en van de gemeenteraad en dat een aantal technische correcties moeten worden aangebracht. Verder zijn er problemen met de definitie van een besloten en niet-besloten plaats.
Ook in de Kamer zijn wetsvoorstellen ingediend om op de vastgestelde problemen een antwoord te geven. Het door hem en collega Lijnen ingediende wetsvoorstel wil rekening houden met de technische evolutie van de camerasystemen en de graad van aanvaarding door de burger. Daarnaast probeert het wetsvoorstel ook een oplossing te vinden voor het gebruik van zogenaamde « smart cameras » zoals die in de politiezone Westkust worden gebruikt.
Het belangrijkste element van dit wetsvoorstel is de reden om het gebruik van mobiele camera's wel in de camerawet op te nemen — de adviezen daarover waren zeer verdeeld.
In sommige adviezen werd voorgesteld om de mobiele bewakingscamera's uit het toepassingsgebied van de camerawet te lichten. Het argument is dat het gebruik van mobiele camera's onderworpen blijft aan de algemene privacywet. Artikel 44 van de wet op het politieambt dient dan als wettelijke basis waardoor het gebruik van mobiele camera's toegelaten is.
Senator Antheunis is evenwel de mening toegedaan dat het gebruik van mobiele bewakingscamera's best in de camerawet zelf geregeld wordt. Inzet van mobiele camera's in het kader van een gerechtelijk onderzoek wordt dan geregeld door de BOM-wet, de inzet van mobiele camera's in het kader van administratieve politie wordt dan eenduidig geregeld door de camerawet.
De vele tussenkomsten in de commissie hebben hem gesterkt in de overtuiging dat het gebruik van bewakingscamera's door vele burgers aanvaard wordt in het kader van een veiligheidsbeleid. Mensen zijn bereid om een deel van hun privacy op te geven in ruil voor een grotere veiligheid op straat. Dit belet niet dat we waakzaam moeten blijven voor « Big Brother »-effecten. Ook om die reden meent hij dat voor mobiele camera's een duidelijke regelgeving moet worden uitgewerkt in de camerawet.
In het voorstel worden de mobiele bewakingscamera's die geïnstalleerd en gebruikt worden door de politiediensten, in het kader van de uitvoering van hun opdrachten van bestuurlijke, expliciet in de wet opgenomen en hun gebruik geregeld.
Deze dringende en noodzakelijke aanpassing van de wet vloeit voort uit de vaststelling van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en van de politiediensten dat er een aantal praktische problemen rijzen met betrekking tot de dagelijkse werking van de politiediensten ingevolge het van kracht worden van deze wet.
Het gebruik van mobiele bewakingscamera's (sproeiwagens, politiehelikopters, videoteams binnen de politiediensten, enz.) komt, gelet op de voorwaarden voorzien in de huidige camerawet, ernstig in het gedrang. Voor de politiehelikopters of de mobiele videoteams is het bijvoorbeeld onmogelijk om via pictogrammen aan de informatieplicht van de camerawet te voldoen. Voor de teams op het terrein die gebruikmaken van mobiele camera's, is het onmogelijk om tegemoet te komen aan de bepaling van artikel 8. Bovendien zijn de artikelen 9 en 10 onwerkbaar.
Dit probleem bedreigt de juridische waarde van de vaststellingen gedaan bij evenementen met een grote impact op de handhaving van de openbare orde, zoals betogingen, voetbalwedstrijden, bijeenkomsten van motorbendes, enz.
De beelden die tijdens deze verschillende gelegenheden worden verzameld kunnen zowel dienstig zijn in het kader van bestuurlijke politie, als van gerechtelijke politie; de overheden die belast zijn met het opleggen van een sanctie hechten in toenemende mate belang aan beeldmateriaal om een situatie a posteriori te evalueren (eveneens om te beoordelen of een politioneel optreden gerechtvaardigd was). Het is derhalve belangrijk de wetgeving aan te passen om de handelingen van onruststokers niet te vergemakkelijken.
B. Algemene bespreking
a. Mobiele camera's
De heer Claes stelt vast dat het wetsvoorstel een regeling treft voor het gebruik van mobiele camera's. Hij is het eens met de argumenten van de heer Antheunis :
— als men het gebruik niet regelt in de wet op de bewakingscamera's dan dreigt het snel in de sfeer van de gerechtelijke politie te belanden;
— het gebruik van mobiele camera's vergt een wettelijke regeling; de wet op het politieambt lijkt hem daartoe minder geschikt dan de camerawet.
Mevrouw Lanjri stelt voor dat de commissie het voorliggend wetsvoorstel gebruikt als basis om de knelpunten van de huidige camerawet aan te pakken.
De heer Daras is het niet helemaal eens met de heer Antheunis dat het gebruik van bewakingscamera's door de bevolking aanvaard wordt. Men kan de bevolking doen instemmen met een heleboel dingen, als men ze angst aanjaagt, bijvoorbeeld. In hoeverre de bevolking iets aanvaardt, is dus geen goede graadmeter. George Orwell gaat er in « 1984 » van uit dat het overgrote deel van de mensen aanvaardt wat hen wordt opgedrongen.
De vraag is of de camerawet aangepast moet worden om de werking en de veiligheid van de samenleving te waarborgen.
Hij was verbaasd te vernemen dat er bewakingscamera's staan in de ateliers van de MIVB. Hij denkt dat de vakbonden dit in andere tijden geweigerd zouden hebben. Nu er een economische crisis is en mensen bang zijn hun baan te verliezen, aanvaarden ze dat er bewakingscamera's op het werk staan.
Hij verzet zich niet tegen het feit dat men tracht een oplossing te vinden voor intelligente camera's en de mobiele camera's, zolang men de princiepskwesties die hiermee te maken hebben, grondig bespreekt.
De heer Moureaux stelt vast dat de heer Daras één van de grote problemen van de democratie aanroert. Volstaat het dat als een grote meerderheid van de mensen iets wil, dit ook moet doen ? Of ligt het wat subtieler ?
De mate waarin iets aanvaardt wordt is natuurlijk wel belangrijk maar men moet daar ook mee oppassen. Er zijn momenten waarop men alles zou aanvaarden. Wat is dat trouwens, de « publieke opinie » ?
De heer Elsen vindt dat men tot een wetgevende tekst moet komen die een meerwaarde inhoudt. Eerst moeten de thema's worden afgebakend die de moeite van het bespreken waard zijn. Dergelijke discussie zal meer filosofisch dan technisch zijn. Het is onze taak onze politieke verantwoordelijkheid te nemen en de bevolking te overtuigen van de redenen waarom wij een bepaalde beslissing nemen. De kern van het debat wordt het evenwicht tussen de bescherming van de samenleving enerzijds, en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer anderzijds.
De heer Moureaux vindt dat er eerst en vooral een gepaste procedure moet worden gevonden voor de mobiele camera's. Hij is van mening dat de commissie moet beslissen over de te volgen procedure. Dat houdt in dat de mobiele camera's in de camerawet zullen worden opgenomen. Volgens hem is dat noodzakelijk, aangezien een gewone verwijzing naar de wet op het politieambt niet zal volstaan als juridische grondslag om dergelijke technieken toe te passen.
Wat de intelligente camera's betreft, heeft de heer Moureaux heel wat twijfels bij het feit dat men van het domein van de visuele bewaking zou overgaan naar het domein van het afluisteren van gesprekken en wie weet wat nog meer — technologisch kan er in de toekomst nog heel wat evolueren. Hij vraagt zich af of er, bij het gebruik van dergelijke technieken, geen waarborgen horen te komen naar het voorbeeld van wat er bestaat bij de bijzondere opsporingstechnieken.
De heer Antheunis verwijst naar het gebruik van intelligente camera's door de politiezone Westkust. Volgens hem is de door de heer Paelinck gebruikte technologie niet wettelijk geregeld. Ofwel wordt deze camera's verboden ofwel wordt een wettelijke regeling uitgewerkt waarbij het gebruik van « smart » camera's mogelijk wordt maar dan onder zeer strikte voorwaarden. Het is uiteraard aan de commissie om het gebruik van deze camera's al dan niet met strengere voorwaarden mogelijk te maken dan wel te verbieden.
Mevrouw Lanjri wijst er op dat er ook een verduidelijking moet gegeven worden van wat moet begrepen worden onder mobiele, verplaatsbare en tijdelijke camera's. Ook mag niet vergeten worden dat het probleem van de pictogrammen moet worden opgelost.
De heer Elsen denkt dat de technologische vooruitgang het ons vandaag onmogelijk maakt om te bepalen wat men morgen zal verstaan onder « smart camera ».Hij meent dan ook dat men zich moet beperken tot het bepalen van basisbeginselen, met name de controle, de beheersing en het gebruik van het toestel. De definitie van smart camera van de heer Antheunis is reeds problematisch omdat zij een autonome behandeling veronderstelt.
De heer Moureaux meent dat men in een wet niet moet proberen te definiëren wat tot het domein van de technologie behoort.
De heer Daras meent dat het beginsel van de beheersing belangrijk is. Wat wij vandaag als intelligent beschouwen zal binnen tien jaar misschien heel banaal zijn. Wij moeten niet proberen aan te geven vanaf welk ogenblik een camera intelligent is. « Intelligentie » begint vanaf het ogenblik dat er sprake is van een zekere autonomie in de gegevensverwerking. In de huidige stand van de wetgeving is het helemaal niet zeker dat het gebruik van dergelijke camera's verboden is. Het betreft een bewakingscamera die uitgerust is met een aantal technische mogelijkheden.
De heer Moureaux meent dat de heer Daras op dit punt gelijk heeft. Een bewakingscamera wordt momenteel als volgt gedefinieerd : « een vast (statisch of verplaatsbaar naar tijdelijke standplaats) of een mobiel observatiesysteem dat tot doel heeft misdrijven tegen personen of goederen of overlast in de zin van artikel 135 van de nieuwe gemeentewet te voorkomen, vast te stellen of op te sporen, of de orde te handhaven en dat hiervoor beelden verzamelt, verwerkt of bewaart » (artikel 2, 4 van de camerawet).
Mevrouw Bouarfa had reeds bedenkingen tijdens het debat dat de stemming van de huidige camerawet voorafging, ondanks de in de wet opgenomen voorwaarden (advies van de gemeenteraad, pictogram). Zij meent dat intelligente cameras tot het domein van de gerechtelijke politie en de bijzondere opsporingsmethoden behoren, en dus het debat over de bewakingscamera's overstijgen.
Wat de mobiele camera's betreft, verwacht zij dat het gebruik ervan goed gecontroleerd wordt.
De heer Moureaux herinnert eraan dat de hoven en rechtbanken zich heel terughoudend opstellen wat het gebruik van beeldmateriaal door de politie betreft. Dit soort methoden is immers voorbehouden aan de gerechtelijke politie, en is een toepassing van de bijzondere opsporingsmethoden.
De heer Antheunis wijst er op dat met mobiele camera's die camera's bedoeld worden die zijn vastgemaakt aan een helikopter of een voertuig. Camera's die ergens tijdelijk geplaatst worden om, bijvoorbeeld, een fenomeen als sluikstorten te observeren zijn vaste camera's. Vaste camera's hoeven dus niet permanent opgesteld worden. Het komt er dus op goed het onderscheid te definiëren tussen vaste en mobiele camera's. Het al dan niet permanent karakter van de vaste camera's lijkt hem geen relevant criterium.
b. Toestemmingsprocedure
De heer Moureaux merkt op dat het wetsvoorstel van de heer Antheunis de toestemming van de korpschef wil afschaffen en vervangen door een advies die hij aan de gemeenteraad moet geven. De gemeenteraad blijft daarbij de enige instantie die de plaatsing van bewakingscamera's moet goedkeuren. De heer Moureaux wenst te weten waarom men deze dubbele filter wil afschaffen.
Mevrouw Lanjri wijst er op dat uit de hoorzittingen is gebleken dat over deze dubbele filter onduidelijkheid bestaat. Wat moet er gebeuren wanneer de adviezen van korpschef en gemeenteraad elkaar tegenspreken ? Daarom vindt zij het niet slecht dat de rol van de korpschef wordt verduidelijkt : volgens het voorstel moet hij alleen nog een advies geven aan de gemeenteraad die dan de enige instantie wordt die de toelating geeft.
Wel is het niet duidelijk voor hoelang deze toelating geldt en of er, bijvoorbeeld, telkens een nieuwe toelating moet aangevraagd als men bijkomende camera's wil hangen. Zij vermoedt dat de gemeenten allemaal een verschillend beleid voeren in dit verband. Zij vindt het belangrijk dat de gemeenteraad een zekere bevoegdheid behoudt.
Deze oplossing is dus een antwoord op de problemen die in de nota van de minister van Binnenlandse Zaken werden aangekaart.
De heer Moureaux meent dat de toestemming voor altijd geldig blijft. In geval van misbruik of overtreding kan de gemeenteraad de toestemming natuurlijk wel intrekken. Hij vindt het trouwens ondenkbaar om camera's te plaatsen zonder toestemming van de korpschef. Indien de gemeente bijvoorbeeld bijkomende camera's wil plaatsen terwijl de politie niet over voldoende personeel beschikt om ze te bewaken, heeft een dergelijke plaatsing geen enkele zin. Meestal is het trouwens de korpschef die voorstelt om op een bepaalde plaats een bewakingscamera te plaatsen. Een bekwame politiebeambte zal trouwens nooit voorstellen om camera's te plaatsen waar dat niet nodig is of wanneer hij niet over voldoende personeel beschikt om ze te bewaken. Hij stelt voor dat de huidige wettelijke procedure behouden blijft.
De heer Claes verwijst naar de opmerkingen van de Dienst Wetsevaluatie. Terecht merkt deze dienst op dat in het voorstel niet bepaald wordt waarover het advies van de korpschef moet worden gevraagd. Dit wordt wel vermeld in de Toelichting bij het wetsvoorstel waarin gepreciseerd wordt dat de korpschef een veiligheidsadvies moet uitbrengen dat gebaseerd is op de omvang en het soort criminaliteit. Hij meent dat de inhoud van de opdracht best in de wet zelf wordt opgenomen.
Onduidelijk is ook of het advies van de korpschef vrijblijvend is of niet.
De heer Moureaux blijft bij zijn mening over dit aspect, en pleit ervoor dat de korpschef en de gemeenteraad een eensluidend advies geven.
De heer Elsen is het eens met het standpunt van de heer Moureaux. Degene die de camera's bedient — en dat is niet de gemeenteraad — moet een deel van de verantwoordelijkheid dragen. Daarom is een gezamenlijk advies van de twee instanties nuttig. Het advies van de korpschef zal betrekking hebben op de plaats, de nodige apparatuur, en in voorkomend geval, de middelen om op te treden. Wanneer dit alles duidelijk is, moet het advies niet meer bij elke nieuwe plaatsing opnieuwwordengegeven.
De heer Antheunis wijst er op dat in de praktijk deze twee adviezen tot problemen leiden. Wie heeft het laatste woord, de korpschef weet niet goed waarover hij advies moet geven. In het wetsvoorstel wordt eenvoudig bepaald dat het laatste woord bij de gemeenteraad ligt. Hij waarschuwt er voor dat deze adviesprocedure niet mag leiden tot een administratieve overlast die geen enkel bijkomende waarborg biedt.
De heer Moureaux gaat ermee akkoord dat de gemeenteraad het laatste woord heeft, maar enkel op voorwaarde dat zijn advies overeenstemt met dat van de korpschef.
De heer Elsen stelt vast dat als het advies eensluidend moet zijn, de gemeenteraad niet kan ingaan tegen het advies van de korpschef wanneer het negatief is.
Mevrouw Lanjri wijst er op dat in sommige gevallen de overheid kan afwijken van een advies als zij dit motiveert. Indien de gemeenteraad niet kan afwijken van het advies van de korpschef dan geef je deze laatste een monopolie over het plaatsen van bewakingscamera's terwijl het niet de korpschef is die kan worden afgestraft door de kiezers. De gemeenteraad moet dus een zekere beleidsruimte blijven hebben. Wel is zij het er mee eens dat het advies van de korpschef moet worden ingewonnen.
Wat de duur van de toelating betreft, meent zij dat er meestal geen probleem is met de vaste camera's. Wanneer er echter mobiele camera's worden ingezet moet de rol van de gemeenteraad en de korpschef duidelijk zijn. Mobiele camera's moeten voor een bepaalde tijd geplaatst worden op een plaats waar het nodig is. Als de procedure niet voldoende soepel is, doordat bijvoorbeeld een beslissing van de gemeenteraad te lang op zich laat wachten, dan kan je niet snel inspelen op de lokale noden. De procedure zal op dat punt de nodige soepelheid moeten voorzien.
De heer Daras wijst erop dat de korpschef in de huidige wet een bijzondere verantwoordelijkheid draagt. Enerzijds moet zijn advies gebaseerd zijn op een veiligheids- en doelmatigheidsanalyse. Anderzijds moet hij bewijzen dat de plaatsing beantwoordt aan de in de wet van 8 december 1992 bepaalde beginselen. Het zijn juist deze specifieke aspecten die het optreden van de korpschef verantwoorden : hij licht de gemeenteraad in. In het wetsvoorstel worden deze elementen van het advies van de korpschef opgeheven. Dat advies bevatte evenwel de rechtvaardiging van de plaatsing van camera's op een specifieke plaats. Door deze bepaling te schrappen, verdwijnt het bewijs dat de plaatsing overeenstemt met de wet van 8 december 1992.
De heer Moureaux is het ermee eens dat het advies van de korpschef op twee elementen betrekking heeft : de doelmatigheid en de naleving van de wet van 8 december 1992.
Wat de opmerking van mevrouw Lanjri betreft, herinnert hij eraan dat elke beslissing van de gemeenteraad met redenen omkleed moet zijn. Als de korpschef meent dat de plaatsing van een bewakingscamera nutteloos is, kan een daarmee strijdige beslissing van de gemeenteraad door de Raad van State worden vernietigd. Men zou het mogelijk kunnen maken om van het advies van de korpschef af te wijken, maar dan met een bijzondere meerderheid.
Dat probleem zou vooral kunnen rijzen in meergemeentezones waar één gemeente een ander veiligheidsbeleid wil voeren dan de andere gemeenten van de zone.
c. Het begrip overlast
De heer Moureaux wijst erop dat met dit wetsvoorstel het begrip « overlast » uit artikel 2 van de huidige wet, in andere artikelen van die wet wordt ingevoerd. Dat biedt de gemeenten meer mogelijkheden om camera's te gebruiken om vormen van overlast, zoals bedoeld in artikel 135 van de nieuwe gemeentewet, te bestrijden.
De leden hebben geen bezwaar tegen deze bepaling.
d. Informatie aan het publiek
De heer Moureaux herinnert eraan dat zijn korpschef tijdens een bezoek aan zijn gemeente heeft uitgelegd hoe zwaar en onpraktisch het systeem van de pictogrammen is. Hij stelde een systeem voor waarin pictrogrammen wijzen op de aanwezigheid van bewakingscamera's wanneer men de bewaakte zone binnentreedt.
Volgens de heer Moureaux zijn andere mogelijkheden denkbaar. In gemeenten die beschikken over een gemeenteblad of een elektronische website met informatie kan het verplichte pictogram worden aangevuld met de bekendmaking van alle plaatsen met bewakingscamera's in dat blaadje of op die website. Dat zou overigens een veel betere manier zijn om de burger te informeren dan een klein pictogram aan het begin van de bewaakte zone.
Mevrouw Lanjri wijst erop dat dat wel een oplossing is voor de inwoners van de gemeente maar niet voor mensen van buiten de gemeente.
Volgens de heer Moureaux zouden de burgers dan toch veel beter geïnformeerd zijn dan met kleine pictogrammen.
Mevrouw Lanjri wijst er op dat iedereen, ook personen die door de gemeente rijden of er een eenmalig bezoek aan brengen, op de hoogte moet zijn van de camerabewaking. In de verkeerswetgeving heb je een analoog probleem. In hele wijken is betalend parkeren van kracht. Dat wordt niet op elke hoek van de straat aangegeven maar telkens bij de ingang van de zone waar deze regeling van kracht is. Zij meent dat een gemeente evengoed aan de ingang van de zone waar er camerabewaking gebeurt, dit kan aangeven met een pictogram.
De heer Moureaux besluit dat meerdere situaties mogelijk zijn :
— in een gemeente met slechts één camera kan men hierop wijzen met een pictogram vlakbij de camera;
— wanneer er meerdere camera's zijn, kan men hierop wijzen hetzij bij de gemeentegrens hetzij aan het begin van de zone met camerabewaking;
— men kan het ook verplicht maken om plaatsen met camerabewaking bekend te maken in een gemeenteblaadje of op een website.
Volgens de heer Daras staan deze oplossingen er geenszins borg voor dat de bevolking goed geïnformeerd is.
e. Proactief politieoptreden
Mevrouw Lanjri wijst er op dat er ook duidelijkheid moet komen voor het gebruik van bewakingscamera's in het kader van het proactief politieoptreden. Het proactief politieoptreden kadert in de opdrachten van bestuurlijke politie. Het moet mogelijk zijn om camerabeelden te maken zonder dat telkens een tussenkomst nodig is van het parket in het kader van de BOM-wet. In Brussel bestaat er in elk geval een probleem voor het gebruik van camerabeelden voor feiten die kunnen leiden tot administratieve boetes.
De heer Moureaux herinnert eraan dat dit probleem ook kan worden opgelost door de veralgemeende invoering van het begrip « overlast » in de camerawet.
C. Verderzetting van de algemene bespreking
De commissie heeft haar algemene bespreking verder gezet op basis van een nota die door een technische werkgroep is voorbereid. In deze nota wordt ingegaan op de verschillende vragen die door de commissie zijn gesteld (zie bijlage III).
a. Pictogrammen
Een van de problemen waar het wetsvoorstel een oplossing moest bieden was het probleem van de pictogrammen. Voor de vaste bewakingscamera's rees echter de vraag waar en hoeveel pictogrammen moeten geplaatst worden in niet-besloten plaatsen.
In zijn nota komt de werkgroep tot de volgende conclusie :
« Artikel 8 van de huidige camerawet verplicht immers niet om bij elke camera een pictogram op te hangen, integendeel. Artikel 8 verplicht enkel dat de plaats waar camerabewaking gebeurt met een pictogram wordt aangegeven.
Wanneer er camerabewaking gebeurt over het geheel van het grondgebied van een gemeente is het niet strijdig met de wet om de camerabewaking aan te geven met een pictogram op de invalswegen van de gemeente.
Wanneer er camerabewaking gebeurt binnen een bepaalde zone van een gemeente (een markt, een wijk), volstaat het de camerabewaking aan te geven met een pictogram bij het betreden van die zone. »
De commissie bevestigt deze analyse. Het volstaat dus om pictogrammen aan te brengen op de toegangen tot een zone waar camerabewaking is.
b. Definitie mobiele camera's (artikel 2 van de wet)
In de tekst van de werkgroep wordt een definitie voorgesteld van mobiele camera's. Deze definitie levert geen problemen op en wordt door de commissie goedgekeurd.
c. Toepassingsgebied van de camerawet (artikel 3 van de wet)
De vertegenwoordiger van de minister herinnert er aan dat de gebruikte formulering in artikel 3 van de camerawet, dat preciseert op welke toepassingen van camerabewaking deze wet niet van toepassing is (bewakingscamera's geregeld door of krachtens een bijzondere wet) impliceert dat in sommige gevallen het gebruik door een koninklijk besluit kan geregeld worden.
De heer Moureaux is het hiermee eens voor zover deze bevoegdheid door een wet aan de Koning is toevertrouwd.
d. Het advies van de korpschef (artikel 5, § 2 van de wet)
In de nota van de werkgroep wordt een concrete invulling gegeven aan het advies van de korpschef. Het oorspronkelijke wetsvoorstel bepaalde weliswaar dat de korpschef een advies diende te verstrekken aan de gemeenteraad maar enkel in de toelichting werd gepreciseerd waarop het advies diende betrekking te hebben.
De heer Moureaux meent dat het voorgestelde advies van de korpschef te beperkt is. Hij ziet niet in waarom dit advies beperkt zou moeten blijven tot « de omvang en het soort criminaliteit in de desbetreffende niet-besloten plaats ».
De heer Antheunis herinnert eraan dat hij deze woorden heeft gebruikt in de toelichting bij zijn wetsvoorstel. Hij is evenwel niet gekant tegen een uitbreiding van het advies.
De heer Moureaux stelt voor deze zin te schrappen. Het volstaat in het verslag te vermelden dat het advies vooral betrekking heeft tot de omvang en het soort van « delinquentie » in de desbetreffende niet-besloten plaats.
De commissie is het eens met dit voorstel.
e. Het bekijken in real time (artikel 5, § 4, van de wet)
Met betrekking tot het bekijken van beelden in real time, zoals geregeld in § 4 van artikel 5 van de wet, stelt de heer Moureaux vast dat dit enkel kan gebeuren onder toezicht van de bevoegde overheid. Aangezien het gaat om bewakingscamera's in een niet-besloten plaats, zou in de wet moeten worden verduidelijkt dat de enige mogelijke bevoegde overheid de politiediensten zijn.
De commissie is het eens met dit voorstel.
De heer Daras stelt vast dat de eerste drie paragrafen van artikel 5 betrekking hebben op bewakingscamera's in niet-besloten plaatsen. Paragraaf 4 bevat evenwel een algemene regel. Zou het niet beter zijn om hiervan een afzonderlijk artikel te maken ? Als § 4 enkel betrekking heeft op niet-besloten plaatsen zou dat in deze paragraaf moeten worden verduidelijkt.
De heer Moureaux wijst erop dat het hele artikel 5 betrekking heeft op bewakingscamera's in een niet-besloten plaats. De voorgestelde verduidelijking is dus overbodig.
f. Grote volkstoelopen (artikel 7/1)
De minister wijst er op dat in artikel 7/1 het principe voorzien wordt dat mobiele camera's kunnen worden ingezet bij grote volkstoelopen. Hij herinnert er evenwel aan dat, in het kader van de voetbalwedstrijden, de politie reeds met mobiele camera's werkt waarbij de supporters worden gevolgd zodra zij, bijvoorbeeld op of van de trein stappen. Een dergelijk gebruik van mobiele camera's is niet mogelijk op basis van deze wet.
De heer Moureaux vraagt of het gebruik van een dergelijke techniek mogelijk wordt gemaakt door de voetbalwet.
De vertegenwoordiger van de minister antwoordt dat dergelijk gebruik niet voorzien is in de voetbalwet.
De heer Antheunis vraagt of het probleem niet kan worden opgelost door in het voorgestelde artikel 7/1 de woorden « tijdens grote volkstoelopen » te vervangen door de woorden « naar aanleiding van grote volkstoelopen ».
De heer Moureaux vraagt zich af of het niet beter is de tekst te laten zoals hij is en in het verslag te preciseren dat « tijdens » impliceert dat er wordt gefilmd net voor en net na een massale volkstoeloop. Als men geen duidelijke grens afbakent dan wordt er op de duur de hele tijd gefilmd.
Verschillende leden menen dat de door de heer Antheunis voorgestelde formulering te vaag is en te veel ruimte laat voor een extensieve interpretatie. Het gebruik van mobiele camera's moet immers beperkt zijn in tijd. De commissie wordt het er over eens dat de formulering die het best beantwoordt aan haar bedoeling is : « in het kader van ». Dit maakt het mogelijk om mobiele camera's in te zetten voor en na afloop van het massa-evenement.
De Collas vraagt zich af of het begrip « grote volkstoelopen » niet moet worden verduidelijkt.
De vertegenwoordiger van de minister wijst er op dat dit begrip is overgenomen uit artikel 22 van de wet op het politieambt. Ook daar is het begrip echter niet precies gedefinieerd. Voor de uitvoering van de opdrachten van openbare ordehandhaving volstaat dit begrip voor de politie. Vraag is echter of het voldoende limitatief is.
De heer Claes stelt voor om de term « tijdens » te vervangen door de woorden « in het kader van ». Hij stemt ermee in dat het niet volledig losgelaten mag worden maar men moet zeker zijn dat het gebruik van de mobiele camera's mogelijk gemaakt wordt van bij de start van de grote volkstoeloop tot de aftocht. Het gebruik van de mobiele camera's mag echter niet onbeperkt toegelaten maar de woorden « in het kader van » beperken dit gebruik in se.
De heer Antheunis stelt vast dat de beperking in het gebruik afgeleid wordt uit het tweede lid van het artikel, waarin duidelijk wordt opgenomen dat het uitsluitend om niet permanente opdrachten gaat, die in uitvoeringstijd beperkt zijn.
De heer Moureaux meent dat de begrippen « ontstaan » en « verplaatsing » van grote volkstoelopen moeten worden verduidelijkt in de artikelsgewijze bespreking in het verslag. In het Frans zou men dan de term « dans le cadre de » gebruiken.
g. De beslissing tot de inzet van mobiele camera's in niet-besloten plaatsen (artikel 7/2, § 1)
Het in het oorspronkelijke voorstel vastgestelde procedure, de voorafgaande toestemming van de burgemeester, wordt in de nota van de werkgroep vervangen door een meer praktische oplossing. De beslissing om bewerkingscamera's te gebruiken zal worden genomen door de officier van de administratieve politie die is belast met de operationele verantwoordelijkheid overeenkomstig de bepalingen uit de wet op het politieambt. De betrokken burgemeester of burgemeesters worden op de hoogte gebracht van deze beslissing.
In de nota van de werkgroep wordt er van uitgegaan dat mobiele bewakingscamera's enkel kunnen gebruikt worden door de politie voor ordehandhavingsopdrachten bij massa-evenementen. Het betreft dan ook enkel een niet-permanente opdracht die in de tijd moet beperkt zijn.
De reden voor het toevertrouwen van deze opdracht aan de operationeel verantwoordelijke officier van bestuurlijke politie gebeurt voornamelijk om praktische redenen. Wanneer er betogingen zijn of verstoringen van de openbare orde zijn deze meestal verspreid over het grondgebied van verschillende gemeenten. De burgemeesters kunnen niet altijd bereikt worden op een moment dat snelle beslissingen nodig zijn.
Een meerderheid van de commissie is het eens met dit voorstel.
h. De beslissing tot de inzet van mobiele camera's in voor het publiek toegankelijke besloten plaatsen (artikel 7/2, § 2)
De minister wijst er evenwel dat bij bepaalde massa-evenementen het nuttig en nodig kan zijn mobiele camera's in te zetten in voor het publiek toegankelijke besloten plaatsen. Hij denkt hierbij aan ordeverstoringen op festivalweides, in evenementenhallen waarbij het gebruik van mobiele camera's nuttig kan zijn om zo efficiënt mogelijk op te treden en om eventueel achteraf verantwoordelijkheden vast te stellen. Hij vraagt dan ook dat de commissie zou willen overwegen om de inzet mogelijk te maken van mobiele camera's in voor het toegankelijke besloten plaatsen.
Wat betreft de toegang van politiediensten tot gesloten plaatsen die voor het publiek toegankelijk zijn en waar grote bijeenkomsten van privé-personen plaatsvinden (festivals, concerten, sportevenementen, enz.), herinnert de minister eraan dat krachtens de artikelen 14 en 26 van de wet op het politieambt, de politiediensten steeds voor het publiek toegankelijke plaatsen mogen betreden om toe te zien op de handhaving van de openbare orde en de naleving van de wetten en politiereglementen. Zij kunnen dat dag en nacht doen, op voorwaarde dat de plaats voor het publiek toegankelijk is (onafhankelijk van het feit of de toegang al dan niet betalend is).
De politiediensten moeten geen toegangsgeld betalen, aangezien hun bevoegdheid om deze plaatsen te betreden op een wettelijke bepaling rust.
Artikel 14 van de wet op het politieambt bepaalt :
« Bij het vervullen van hun opdrachten van bestuurlijke politie, zien de politiediensten toe op de handhaving van de openbare orde met inbegrip van de naleving van de politiewetten en -verordeningen, de voorkoming van misdrijven en de bescherming van personen en goederen.
Zij verlenen tevens bijstand aan eenieder die in gevaar verkeert.
Daartoe zorgen zij voor een algemeen toezicht en voor controles op de plaatsen waartoe zij wettelijk toegang hebben, bezorgen zij het verslag van hun opdrachten en de inlichtingen die zij naar aanleiding van die opdrachten hebben ingewonnen aan de bevoegde overheden, voeren zij maatregelen van bestuurlijke politie uit, treffen zij materiële maatregelen van bestuurlijke politie waarvoor zij bevoegd zijn en onderhouden zij contact met elkaar, alsmede met de bevoegde overheidsdiensten). ».
Artikel 26 van de wet op het politieambt bepaalt het volgende :
« De politieambtenaren kunnen steeds de voor het publiek toegankelijke plaatsen alsook de verlaten onroerende goederen betreden teneinde toe te zien op de handhaving van de openbare orde en de naleving van de politiewetten en -verordeningen.
Zij kunnen steeds diezelfde plaatsen betreden teneinde opdrachten van gerechtelijke politie uit te voeren.
Met inachtneming van de onschendbaarheid van de woning kunnen zij hotelinrichtingen en andere logiesverstrekkende inrichtingen bezoeken. Zij kunnen zich door de eigenaars, exploitanten of aangestelden van die inrichtingen de inschrijvingsdocumenten van de reizigers doen overleggen. ».
Uiteraard zouden voor de inzet van mobiele camera's in voor het publiek toegankelijke plaatsen dezelfde strenge voorwaarden gelden als op niet-besloten plaatsen. Eventueel kan worden voorzien dat de beheerder van de plaats zijn toelating moet geven voor het filmen.
De heer Claes stelt vast dat er alleen vaste camera's op de weide van Rock Werchter voorzien zijn.
Mevrouw Lanjri is eveneens van oordeel dat men voor beide mogelijkheden moet opteren. In het geval van een open treinstation zou het nuttig zijn dat de helikopters bijvoorbeeld ook mogen filmen. Zij vindt de toestemming van de beheerder echter overbodig.
De heer Moureaux herinnert eraan dat men zich hier binnen het kader bevindt van de bestuurlijke en preventieve politieopdrachten. Loopt men niet het risico het werkterrein van de politiediensten teveel te verruimen door toestemming te geven om met mobiele camera's te filmen op besloten, voor het publiek toegankelijke plaatsen, terwijl het om een bestuurlijke politieopdracht gaat en niet een gerechtelijke opdracht ? Het probleem is delicaat en de dingen kunnen misgaan. Mag men bijvoorbeeld filmen in dancings als het niet om een gerechtelijk onderzoek gaat ?
De heer Daras zegt zich hier onbehaaglijk bij te voelen : wanneer er mobiele camera's gebruikt worden, is de officier van de bestuurlijke politie vrijgesteld van de verplichting om dit te melden aan de commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. In § 3 van het nieuwe artikel 7/2, wordt bepaald dat beelden bewaard kunnen worden teneinde preventieve maatregelen te nemen om een verstoring van de openbare orde te voorkomen. Dat is wel erg permissief. Uiteindelijk zou men dan mobiele camera's gebruiken in plaats van vaste camera's omdat de regelgeving errond minder dwingend en strikt is.
De heer Moureaux stelt voor een punt bis in te voegen, waardoor het voorafgaand akkoord van de burgemeester nodig blijft voor het gebruik van mobiele camera's in besloten, voor het publiek toegankelijke ruimtes.
Mevrouw Jansegers begrijpt dat men de politiediensten geen « carte blanche » mag geven maar anderzijds zijn zij verantwoordelijk voor de veiligheid van de burgers. Het is om die veiligheid te verhogen dat zij eventueel mobiele camera's moeten kunnen gebruiken. Er is vertrouwen nodig in de politiediensten. Er is immers een controle voorzien op de politiediensten. Er vanuit gaan dat de mobiele camera's misbruikt zouden worden door de politiediensten lijkt haar overdreven.
De heer Moureaux merkt op dat hun bevoegdheid al uitgebreid wordt, aangezien het gebruik van de mobiele camera's op niet-besloten plaatsen al toevertrouwd wordt aan de operationele verantwoordelijke van de bestuurlijke politie.
Mevrouw Lanjri vindt het voorstel om een punt bis in te voeren mits toelating van de burgemeester niet leefbaar. Zij volgt wel de mening dat het gebruik van mobiele camera's in het kader van een dancing moet gekoppeld worden aan de toelating van de burgemeester.
De heer Moureaux wijst erop dat het bij het filmen van een grote bijeenkomst meestal gaat om een bekende plek. Dan is het ook geen probleem om de burgemeester om zijn akkoord te vragen.
De heer Claes herinnert eraan dat men alleen spreekt over grote volkstoelopen. Publiek in een dancing is geen grote volkstoeloop. Er is volgens hem dus geen probleem. Filmen in een dancing is iets totaal anders.
De heer Moureaux zegt sceptisch te zijn. Een hondertal personen volstaat reeds om te spreken van een grote bijeenkomst. De meest gewelddadige manifestaties zijn trouwens vaak die waar groepen van 100 tot 200 personen bijeenkomen.
Een meerderheid van de commissie komt tot overeenstemming over de suggestie van de heer Moureaux. Principieel wordt het mogelijk om mobiele camera's in te zetten op voor het publiek toegankelijke besloten plaatsen. Dit is echter niet langer een beslissing van de operationeel verantwoordelijke politieofficier maar van de burgemeester. Aangezien dergelijke evenementen op het grondgebied van een specifieke gemeente plaats vindt gaat het argument niet langer op dat het moeilijk is om verschillende burgemeesters te verwittigen, zoals bij een betoging. Het is ten slotte ook de burgemeester die verantwoordelijk is voor handhaving van de openbare orde op zijn grondgebied. Enkel bij uiterste hoogdringendheid moet de verantwoordelijke officier nog zelf kunnen beslissen om mobiele camera's te gebruiken.
i. Personen die de beelden kunnen bekijken (artikel 7/2, § 4)
In de nota van werkgroep is er voor de mobiele camera's een analoge regeling opgenomen als voor de vaste bewakingscamera's waarin bepaald wordt dat bij koninklijk besluit kan bepaald worden wie de beelden kan bekijken buiten de politiediensten.
De heer Moureaux meent dat de verwijzing naar een koninklijk besluit dat anderen de bevoegdheid kan geven die beelden te bekijken, uit het artikel moet worden geschrapt. Hij vindt dat wat de mobiele camera's betreft, alleen politiemensen de bevoegdheid moeten krijgen om die beelden te bekijken. Er worden beelden gemaakt met preventieve bedoelingen en om onmiddellijk op te treden.
De commissie stemt met dat voorstel in.
j. Mobiele camera's en het verbod op heimelijk gebruik van bewakingscamera's (artikel 8)
Artikel 8 van de wet op de bewakingscamera's verbiedt het heimelijk gebruik van bewakingscamera's en bepaalt daarom dat de gefilmde personen hun toestemming dienen te verlenen.
Voor de vaste bewakingscamera's wordt een oplossing voorzien door de verplichte pictogrammen. Voor de inzet van mobiele camera's bij een massa-evenement biedt deze regeling echter geen oplossing. Daarom wordt de regel ingevoerd dat wie deelneemt aan een massa-evenement verondersteld wordt dat door de deelname toelating wordt gegeven voor het maken van opnames wanneer dit op een zichtbare manier gebeurt.
Deze mobiele bewakingscamera's echter worden soms op voertuigen gemonteerd (sproeiwagens, helikopters, ...) waarbij men niet altijd kan zien dat er camera's op gemonteerd zijn. Daarom wordt een fictie ingevoerd. Wanneer het gaat om niet-gebanaliseerde politievoertuigen dan wordt verondersteld dat de opnames op zichtbare wijze worden gemaakt.
Bij de bespreking van dit punt vroeg de heer Moureaux of een dergelijke regeling ook gold voor het gebruik van mobiele camera's voor het vaststellen van verkeersovertredingen. Vaak wordt er dan gebruik gemaakt van heimelijk opgestelde mobiele camera's.
De minister wijst er op dat het gebruik van mobiele camera's voor het vaststellen van verkeersovertredingen of in het kader van de verkeersveiligheid op grond van een andere wetgeving gebeurt.
De bepalingen terzake bevinden zich enerzijds in artikel 62 van de wet betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd op 16 maart 1968 (Belgisch Staatsblad van 27 maart 1968), en anderzijds in het koninklijk besluit van 18 december 2002 tot aanwijzing van de overtredingen waarvan de vaststelling gesteund op materiële bewijsmiddelen die door onbemande automatisch werkende toestellen worden opgeleverd, bewijskracht heeft zolang het tegendeel niet is bewezen (Moniteur belge du 25 december 2002).
De commissie stemt met de voorgestelde wijzigingen in.
V. ARTIKELSGEWIJZE BESPREKING EN STEMMING
Op grond van de algemene bespreking heeft de heer Moureaux c.s. een aantal amendementen ingediend. De heer Elsen heeft er enkele subamendementen op ingediend.
Artikel 1
Over dat artikel worden geen opmerkingen gemaakt. Het wordt aangenomen met 8 stemmen bij 1 onthouding.
Artikel 2
Amendement nr. 1
De heer Moureaux c.s. dienen een amendement nr. 1 in (St. Senaat nr. 4-1149/2), om in het voorgestelde artikel 2 de definitie van « mobiele bewakingscamera » toe te voegen.
Amendement nr. 1 wordt aangenomen met 8 stemmen bij 1 onthouding.
Het aldus geamendeerde artikel wordt eveneens aangenomen met 8 stemmen bij één onthouding.
Artikel 3
Over dit artikel worden geen opmerkingen gemaakt. Het wordt aangenomen met acht stemmen bij 1 onthouding.
Artikel 3/1 (nieuw)
Amendement nr. 2
De heer Moureaux c.s. dient een amendement nr. 2 in (St. Senaat nr. 4-1149/2), om het opschrift van hoofdstuk III te wijzigen, door te vermelden dat het de gebruiksvoorwaarden voor vaste camera's regelt.
De heer Daras verklaart dat hij zich zal onthouden omdat hij het op een aantal punten principieel oneens is met de voorgelegde tekst.
Mevrouw Jansegers verklaart dat zij zich bij de stemming zal onthouden. Haar fractie heeft te weinig tijd gehad om de amendementen grondig te onderzoeken.
Amendement nr. 2 wordt aangenomen met 8 stemmen bij 1 onthouding.
Artikel 4
Amendement nr. 3
De heer Moureaux c.s. dient een amendement nr. 3 in (St. Senaat nr. 4-1149/2), om verscheidene redactionele correcties aan te brengen en om de definitie van mobiele camera in dit artikel te doen vervallen omdat die voortaan in artikel 2, 4 van de wet is opgenomen, bij de basisdefinities.
Amendement nr. 3 wordt aangenomen met 7 stemmen bij 2 onthoudingen.
Het aldus geamendeerde artikel 4 wordt aangenomen met 7 stemmen bij 2 onthoudingen.
Artikel 5
Amendement nr. 7
De heer Moureaux c.s. dient een amendement nr. 7 in (St. Senaat, nr. 4-1149/2) dat ertoe strekt het voorgestelde artikel 5 te vervangen omwille van technische wijzigingen.
Amendement nr. 7 wordt aangenomen met 7 stemmen bij 2 onthoudingen.
Artikel 5, zoals geamendeerd, wordt aangenomen met 7 stemmen bij 2 onthoudingen.
Artikel 6
Amendement nr. 8
De heer Moureaux c.s. dient een amendement nr. 8 in (St. Senaat, nr. 4-1149/2) dat ertoe strekt het voorgestelde artikel 6 te vervangen vanwege technische wijzigingen.
Amendement nr. 8 wordt aangenomen met 8 stemmen bij 1 onthouding.
Artikel 6, zoals geamendeerd, wordt aangenomen met 8 stemmen bij 1 onthouding.
Artikel 6/1 (nieuw)
Amendement nr. 4
De heer Moureaux c.s. dient een amendement nr. 4 in (St. Senaat nr. 4-1149/2), om een nieuw hoofdstuk III/1 in te voegen over de gebruiksvoorwaarden van de mobiele bewakingscamera's.
Amendement nr. 4 wordt aangenomen met 8 stemmen bij 1 onthouding.
Artikel 6/2 (nieuw)
Amendement nr. 5
De heer Moureaux c.s. dient een amendement nr. 5 in (St. Senaat nr. 4-1149/2), teneinde in de wet van 21 maart 2007 een nieuw artikel 7/1 in te voegen, dat de voorwaarden bepaalt waarin het gebruik van mobiele bewakingscamera's is toegestaan, met name bij grote volkstoelopen bedoeld in artikel 22 van de wet op het politieambt. Tevens bepaalt het amendement dat mobiele bewakingscamera's kunnen worden gebruikt in niet-besloten plaatsen en in voor het publiek toegankelijke besloten plaatsen.
Amendement nr. 12 (subamendement op amendement nr. 5)
De heer Elsen dient een subamendement in op amendement nr. 5 (amendement nr. 12, St. Senaat nr. 4-1149/3). Het beperkt de mogelijkheid tot het inzetten van mobiele camera's tot niet-besloten plaatsen en alleen wanneer het risico bestaat op ernstige misdrijven.
De heer Elsen verklaart dat men met dit amendement het proportionaliteitsbeginsel probeert toe te passen, zoals het is bepaald in de wet van 8 december 1992 betreffende de persoonlijke levenssfeer.
De heer Moureaux verklaart waarom zijn fractie aanvaard heeft dat er in sommige gevallen mobiele camera's kunnen gebruikt worden in voor het publiek toegankelijke besloten plaatsen. In de eerste plaats wijst hij er op dat het, in tegenstelling tot het gebruik van mobiele plaatsen op een niet-besloten plaats, de burgemeester is die hiervoor de toelating moet geven. Enkel in uitzonderlijke en dringende omstandigheden kan de verantwoordelijke politieofficier zelf die beslissing nemen. Wanneer, bijvoorbeeld, tijdens een « moeilijke » betoging een aantal manifestanten plots een zaal binnen stormen kan dit het geval zijn.
Mevrouw Lanjri meent ook dat het nuttig en nodig kan zijn om de politie toe te laten om mobiele camera's te gebruiken op voor het publiek toegankelijke besloten plaatsen. Zij denkt hierbij aan muziekfestivals als Rock Werchter. Het moet dus gaan om echte grote massa-evenementen. Zij pleit er dus voor dat de commissie dit principieel zou mogelijk maken. Wel wil zij eventueel nog spreken over strengere voorwaarden.
Het subamendement wordt verworpen met 7 tegen 2 stemmen.
Amendement nr. 5 wordt aangenomen met 6 tegen 1 stem bij 2 onthoudingen.
Artikel 6/3 (nieuw)
Amendement nr. 6
De heer Moureaux c.s. dient een amendement nr. 6 in (St. Senaat nr. 6-1149/2), om een nieuw artikel 7/2 in te voegen dat de procedure bepaalt bij gebruik van mobiele bewakingscamera's. § 1 bepaalt dat de beslissing om gebruik te maken van bewakingscamera's in niet-besloten plaatsten wordt genomen door de officier van bestuurlijke politie die is aangewezen overeenkomstig de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt en dat hij de betrokken burgemeester daarover moet inlichten.
Amendement nr. 13 (subamendement op amendement nr. 6)
De heer Elsen dient een subamendement in op amendement nr. 6 (amendement nr. 13, St. Senaat nr. 4-1149/3). Het strekt om § 1 van het voorgestelde nieuw artikel 7/2 aan te vullen met de bepaling dat de officier van bestuurlijke politie de betrokken burgemeester of burgemeesters zo snel mogelijk op de hoogte moet brengen.
Subamendement nr. 2 wordt eenparig aangenomen door de 9 aanwezige leden.
§ 1 van het nieuwe artikel 7/2, zoals voorgesteld in het sub-geamendeerde amendement nr. 6, wordt aangenomen met 9 stemmen bij 2 onthoudingen.
§ 2 van het voorgestelde artikel bepaalt dat de burgemeester de beslissing neemt tot het gebruik van mobiele camera's in voor het publiek toegankelijke besloten plaatsen.
Amendement nr. 15 (subamendement op amendement nr. 6)
De heer Moureaux dient een subamendement in op amendement nr. 6 (amendement nr. 15, St. Senaat nr. 4-1149/3), om in de laatste zin van het derde lid van § 2 van het voorgestelde artikel 7/2, tussen het woord « wordt » en het woord « genomen » het woord « onmiddellijk » in te voegen.
Subamendement nr. 4 wordt aangenomen met 8 stemmen bij 1 onthouding.
§ 2 van het nieuwe artikel 7/2, zoals voorgesteld in amendement nr. 6, wordt aangenomen met 7 stemmen tegen 1 stem bij 1 onthouding.
Amendement nr. 14 (subamendement op amendement nr. 6)
De heer Elsen dient een subamendement in op amendement nr. 6 (amendement nr. 14, St. Senaat nr. 4-1149/3). Het strekt om in § 3 van het voorgestelde nieuw artikel 7/2 de verplichting te behouden de commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer vooraf op de hoogte brengen van het gebruik van mobiele bewakingscamera's. Bij dringende noodzakelijkheid wordt een rapport achteraf verplicht.
De heer Moureaux kan er eventueel mee akkoord gaan dat de commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer achteraf moet worden verwittigd.
Mevrouw Lanjri vraagt zich af of dit subamendement wel realistisch is. Het lijkt haar onmogelijk dat de privaycommissie een dergelijke actie op voorhand zal kunnen onderzoeken. Als mensen vinden dat er misbruiken zijn kunnen zij zich wenden tot de privacycommissie. Het lijkt haar weinig zinvol om een heleboel administrative verplichtingen in te voeren die tot niets leiden.
De heer Moureaux antwoordt dat in de privacywet voorzien dat er klachten kunnen worden ingediend.
Het subamendement wordt verworpen met 7 stemmen tegen 2.
§ 3 van het nieuwe artikel 7/2, zoals voorgesteld in amendement nr. 6, wordt aangenomen met 6 stemmen bij 3 onthoudingen.
Amendement nr. 16 (subamendement op amendement nr. 6)
Mevrouw Lanjri dient een subamendement op amendement nr. 6 in (amendement nr. 16, St. Senaat nr. 4-1149/3) dat strekt om § 4 van het voorgestelde artikel 7/2 te vervangen als volgt : « § 4. Het bekijken van deze beelden in real time door de politiediensten is uitsluitend toegestaan opdat de bevoegde diensten zich preventief kunnen opstellen en onmiddellijk kunnen ingrijpen bij overlast, misdrijven, schade of verstoring van de openbare orde en deze diensten in hun optreden optimaal kunnen worden gestuurd. »
Mevrouw Lanjri verklaart dat het bekijken van beelden opgenomen door mobiele camera's in real time enkel door de politiediensten kan gebeuren. Daarentegen moeten die beelden door de politie kunnen gebruikt worden om andere diensten — brandweer, ziekenwagen, hulpdiensten — op te roepen.
De minister waarschuwt er voor dat in artikel 5, § 4, tweede lid van de huidige camerawet bij koninklijk besluit kan bepaald worden welke andere diensten de opgenomen beelden kunnen bekijken. Deze personen handelen onder toezicht van de politiediensten. Met de huidige formulering van het amendement is dat niet mogelijk voor de beelden opgenomen met mobiele camera's : alleen politiediensten zullen de beelden kunnen bekijken.
De heer Moureaux bevestigt dat dit de uitdrukkelijke bedoeling is. Voor mobiele camera's wenst hij geen dergelijke delegatie. Enkel politiediensten zullen deze beelden kunnen bekijken.
Mevrouw Lanjri heeft begrip voor het standpunt van de heer Moureaux maar vraagt of er in de praktijk geen problemen zullen rijzen. De opnamen vanuit een helikopter worden doorgestuurd naar de dispatchings van de politie waar ook andere diensten aanwezig zijn, bijvoorbeeld de verantwoordelijken van de brandweer. Om die reden vraagt zij of toch niet om praktische redenen een machtiging kan verleend worden als bedoeld in artikel 5, § 4, tweede lid van de huidige wet.
De heer Moureaux antwoordt dat zijn fractie de mogelijkheid van mobiele camera's enkel heeft aanvaard op voorwaarde dat alleen de politie deze beelden kan bekijken, in het kader van haar opdrachten inzake handhaving van de openbare orde. Onder geen beding wenst hij dat bewakingsfirma's of gemeenteambtenaren deze beelden kunnen bekijken.
De minister vreest dat er daardoor praktische zullen rijzen. Op de dispatchingcentra zijn alle verantwoordelijken aanwezig en worden alle beelden bekeken. Alleen de politiemensen zullen echter de beelden kunnen bekijken die door mobiele camera's gemaakt worden. Hij vreest dat daardoor de dispatchings zullen moeten worden opgesplitst. Bovendien biedt de wet een dubbele garantie : de commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer moet haar advies geven en de politie houdt toezicht op de personen die de beelden bekijken. In de voetbalstadia zullen de beelden die tijdens een match worden doorgestuurd naar een centrale eenheid nog enkel kunnen bekeken worden door politiemensen. De mensen van het Rode Kruis of de brandweer zullen die opnames niet langer mogen bekijken.
De heer Moureaux wijst er op dat voor voetbalwedstrijden een aparte regelgeving geldt.
Mevrouw Lanjri meent dat dan de nodige voorzieningen moeten getroffen worden zodat die beelden enkel door politiemensen kunnen bekeken worden.
De heer Moureaux wijst er op dat sommige burgemeesters in hun gemeenten bewakingsdiensten hebben uitgebouwd die volledig tot hun dienst staan. De politiediensten bieden het voordeel dat zij administratief niet volledig van de burgemeester afhangen waardoor er meer waarborgen bestaan voor een correcte handhaving van de wet. Zijn grote vrees is dat sommige burgemeesters hun stadswachten met mobiele camera's zullen uitrusten om op zijn bevel opnames te maken.
Het subamendement van mevrouw Lanjri wordt aangenomen met 8 stemmen bij 1 onthouding.
§ 4 van het nieuwe artikel 7/2, zoals voorgesteld in het amendement nr. 6, wordt aangenomen met 7 stemmen bij 2 onthoudingen.
De §§ 5 en 6 van het nieuwe artikel 7/2 worden aangenomen met eenzelfde stemming.
Het geheel van het aldus gesubamendeerde amendement nr. 6 wordt aangenomen met 6 stemmen bij 3 onthoudingen.
Artikel 7
Amendement nr. 9
De heer Moureaux c.s. dienen een amendement nr. 9 in (St. Senaat, nr. 4-1149/2) dat ertoe strekt het voorgestelde artikel 7 te vervangen.
Amendement nr. 9 wordt aangenomen met 7 stemmen bij 2 onthoudingen.
Artikel 7, zoals geamendeerd, wordt aangenomen met 7 stemmen bij 2 onthoudingen.
Artikel 8
Over dit artikel worden geen opmerkingen gemaakt.
Het wordt aangenomen met 8 stemmen bij 1 onthouding.
Artikel 9
Amendement nr. 10
De heer Moureaux c.s. dienen een amendement nr. 10 in (stuk Senaat, nr. 4-1149/2) dat ertoe strekt het voorgestelde artikel 9 te schrappen.
Amendement nr. 10 wordt aangenomen met 7 stemmen bij 2 onthoudingen.
Artikel 10
Amendement nr. 11
De heer Moureau c.s. dienen een amendement nr. 11 in (St. Senaat, nr. 4-1149/2) om de strafbepalingen, zoals bedoeld in artikel 13 van de wet van 21 maart 2007 op de bewakingcamera's, ook van toepassing te maken op de mobiele bewakingscamera's.
Amendement nr. 11 wordt aangenomen met 8 stemmen bij 1 onthouding.
Artikel 10, zoals geamendeerd, wordt aangenomen met 8 stemmen bij 1 onthouding.
Het aldus geamendeerde wetsvoorstel wordt in zijn geheel aangenomen met 6 stemmen bij 3 onthoudingen.
Dit verslag werd eenparig goedgekeurd door de 9 aanwezige leden.
De rapporteur, | De voorzitter, |
Dirk CLAES. | Philippe MOUREAUX. |
Nota betreffende de evaluatie van de camerawet
1. Context
In het kader van de evaluatie van de wet van 21 maart tot regeling van de plaatsing en het gebruik van bewakingscamera's (hierna camerawet genoemd), werd er een overleg georganiseerd met de afgevaardigden van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, de Union des Villes et Communes de Wallonië, de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten, de Vereniging van de Stad en de Gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, de Vaste Commissie van de Lokale Politie en van de Federale Politie.
2. Evaluatie van de wet en voorgestelde oplossingen
Tijdens dit overleg werden verschillende belangrijke toepassingsproblemen vastgesteld. Het gaat vooral over het gebruik van mobiele bewakingscamera's door de politiediensten en over het advies van de korpschef in de procedure betreffende de plaatsing van bewakingscamera's in niet-besloten plaatsen. De andere problemen hebben meer betrekking op de formulering van de wet.
Voor elk van deze problemen wordt een oplossing voorgesteld op basis van de overlegvergaderingen die plaats vonden met de voornoemde instanties. Tevens werd het advies ingewonnen van het Controleorgaan van het politionele informatiebeheer over het probleem van de mobiele bewakingscamera's die door de politiediensten worden gebruikt.
a. Eerste probleem
a.1. Beschrijving
Het eerste probleem heeft betrekking op de mobiele bewakingscamera's die door de politiediensten worden gebruikt (sproeiwagens, politiehelikopters, videoteams, bewijsteams, enz.).
De camerawet legt immers aan de verantwoordelijke voor de verwerking voor de niet-besloten plaatsen (voornamelijk de openbare weg) verschillende verplichtingen op : voorafgaand advies van de gemeenteraad, pictogram bij de toegang van de bewaakte plaats, notificatie aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. De wet verbiedt tevens elk heimelijk gebruik van camera's, alsook elk gebruik van bewakingscamera's die gericht zijn op het inwinnen van informatie over de filosofische, religieuze, politieke, syndicale gezindheid, etnische of sociale origine, het seksuele leven of de gezondheidstoestand (artikelen 8 en 10).
Alle verplichtingen opgelegd door de wet brengen het gebruik, door de politiediensten, van mobiele bewakingscamera's bij evenementen met een grote impact op de handhaving van de openbare orde, zoals betogingen, voetbalwedstrijden, bijeenkomsten van motorbendes, in het gedrang. Voor de politiehelikopters of de mobiele videoteams is het bijvoorbeeld onmogelijk om via pictogrammen aan de informatieplicht van de camerawet te voldoen. Voor de teams op het terrein die bewijselementen zoeken, is het onmogelijk om tegemoet te komen aan de bepaling van artikel 8, dat elk heimelijk gebruik van bewakingscamera's verbiedt en het gebruik van een pictogram vereist.
a.2. Voorgestelde oplossing
Om dit probleem, dat zowel de bestuurlijke als de gerechtelijke politie aangaat (de ingezamelde beelden kunnen voor beide finaliteiten dienen) op te lossen, wordt voorgesteld om het tweede lid van artikel 3 van de wet te vervolledigen. Dit lid somt de gevallen op waarin de camerawet niet van toepassing is. Naast de twee punten opgesomd door dit lid, zou men een 3º toevoegen om de mobiele bewakingscamera's, die gebruikt worden door de politiediensten in het kader van de uitvoering van hun opdrachten van bestuurlijke of gerechtelijke politie, te onttrekken aan het toepassingsgebied van de wet.
Onttrokken aan het toepassingsgebied van de camerawet, blijven deze camera's onderworpen aan de wet tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens en dus aan de beginselen van finaliteit, doelmatigheid, proportionaliteit en subsidiariteit. Bovendien is een bijkomende garantie voorzien : het gebruik van mobiele bewakingscamera's moet worden beslist door een officier van bestuurlijke of gerechtelijke politie, die in het kader van de politieopdracht, met de verantwoordelijkheid ervan zal worden belast.
Tenslotte zal deze wijziging geen nadelen met zich meebrengen voor de toepassing van de wet van 6 januari 2003 betreffende de bijzondere opsporingsmethoden en enige andere onderzoeksmethoden. Bovendien geeft deze wijziging geenszins een bijzondere bewijswaarde aan het beeldmateriaal en de verzamelde beelden.
b. Tweede probleem
b.1. Beschrijving
In zijn huidige formulering legt de wet, ingeval van plaatsing van bewakingscamera's in een niet-besloten plaats, het voorafgaand positief advies van de gemeenteraad en van de korpschef van de zone waar de plaats zich bevindt, op. Er wordt voorzien dat dit advies moet laten blijken dat een veiligheids- en doelmatigheidsanalyse werd uitgevoerd en dat de plaatsing beantwoordt aan de in de wet van 8 december 1992 bepaalde beginselen. In de wet wordt niet verduidelijkt wat onder de woorden « veiligheids- en doelmatigheidsanalyse », moet worden verstaan, wat tot grote toepassingsproblemen leidt voor de korpschefs. Er stelt zich eveneens het probleem van de chronologie tussen het advies van de gemeenteraad en dat van de korpschef.
Bovendien brengt deze bepaling in zekere zin een verplaatsing van de verantwoordelijkheid met zich mee van de verantwoordelijke voor de verwerking naar de korpschef, met betrekking tot de naleving van de beginselen van de wet op de private levenssfeer, wat eveneens een probleem vormt.
b.2. Voorgestelde oplossing
Voorgesteld wordt om dit voorafgaand positief advies van de korpschef in de procedure voor het plaatsen van bewakingscamera's in niet-besloten plaatsen, te schrappen.
Om dit voorafgaande positief advies te vervangen wordt voorgesteld om in de wet te voorzien dat de gemeenteraad, vooraleer haar advies te geven, de korpschef van de zone waar de plaats zich bevindt, moet raadplegen. Dit advies dat de korpschef zal uitbrengen aan de gemeenteraad, zal betrekking hebben op de veiligheid, te weten op de omvang en het soort criminaliteit in de desbetreffende niet-besloten plaatsen.
Naar aanleiding van deze wijziging, wordt eveneens voorgesteld om de procedure voor de niet-besloten plaatsen aan te passen aan de procedure die is voorzien voor de besloten plaatsen, te weten, de mededeling aan de korpschef van de beslissing tot het installeren van bewakingscamera's (al naargelang de overdrachtsmodaliteiten bedoeld bij koninklijk besluit), evenals de bevestiging in het hiertoe ingevulde formulier door de verantwoordelijke voor de verwerking van de conformiteit van de camera(«s) met de beginselen van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens.
c. Andere problemen
c.1. Beschrijving
Zoals de tekst nu is opgesteld, is het niet altijd gemakkelijk om op basis van de definities van artikel 2 (definitie van elke categorie van plaatsen), te bepalen of een plaats niet-besloten of besloten is. In de wet wordt immers onder een niet-besloten plaats verstaan « elke plaats die niet door een omsluiting is afgebakend en vrij toegankelijk is voor het publiek », zonder te bepalen wat moet worden verstaan onder « omsluiting ». Aangezien de wet niet duidelijk genoeg is, zou het opportuun zijn om dit in de wetsvoorschriften te vermelden.
De overige moeilijkheden hebben betrekking op de formuleringen in de wet.
Allereerst wordt er in de definitie van de bewakingscamera melding gemaakt van misdrijven tegen personen of goederen, overlast in de zin van artikel 135 van de nieuwe gemeentewet en van de handhaving van de openbare orde. In de rest van het dispositief (artikelen 5, § 4, 6, § 3, 7, § 3, en 9), wordt er geen melding meer gemaakt van overlast, maar enkel van misdrijven, schade of ordeverstoring. Een onzekerheid is dus toegestaan inzake de toepasbaarheid van de desbetreffende bepalingen (die het bekijken in real time, het opnemen en het bijhouden van beelden regelen) ingeval van dergelijke overlast.
Vervolgens werden er op het vlak van de vertaling gebreken van overeenstemming vastgesteld, aangezien « ordeverstoorder » werd vertaald door « perturbateur » in de artikelen 5, § 4, derde lid, 6, § 3, tweede lid, en 7, § 3, en « misdrijven » door « délits » in plaats van door « infractions » in het artikel 2.
Tenslotte meldt artikel 9 « private plaats» in plaats van één van de bij wet bepaalde categorieën van plaats, wat elke verwarring zou uitsluiten.
c.2. Voorgestelde oplossingen
Er wordt voorgesteld om een lid toe te voegen aan het artikel 2 om te verduidelijken wat dient te worden verstaan onder « omsluiting », en om aldus in de wettekst de criteria in te voegen die het mogelijk maken om het niet-besloten of besloten karakter van de plaats te bepalen, te weten een op rechtmatige wijze aangebrachte visuele afbakening of aanduiding waardoor de plaatsen van elkaar kunnen worden onderscheiden.
Om de bewoordingen gebruikt in de artikelen 5, § 4, 6, § 3, 7, § 3, en 9, van de wet, in overeenstemming te brengen met de definitie van de bewakingscamera van artikel 2, eerste lid, 4º, wordt voorgesteld om het woord « overlast » in te voegen. Zodoende wordt de onzekerheid weggenomen betreffende de toepasbaarheid van deze bepalingen in geval van overlast; volgens de wettelijke definitie van de camera's, worden deze ook geplaatst om overlast in de zin van artikel 135 van de nieuwe gemeentewet te voorkomen, vast te stellen of op te sporen.
Er wordt tevens voorgesteld om, in de Franstalige versie, het woord « perturbateur » dat wordt gebruikt in de artikelen 5, § 4, derde lid, 6, § 3, tweede lid, en 7, § 3, aan te vullen met de woorden « de l'ordre », wat beter overeenstemt met de Nederlandstalige term « ordeverstoorder ».
Tot slot, om geen verwarring tussen de categorieën van plaatsen te creëren, en om een overeenstemming in de gebruikte bewoordingen te bewaren, worden in artikel 9 de woorden « private plaats » van de wet, vervangen door de woorden « niet voor het publiek toegankelijke besloten plaats ».
1. Bezoek aan Commandocentrum Brusselse Spoorweg- en Metropolitie (Rogier)
Dit bezoek bevat twee luiken :
1. het coördinatiebureau van de operaties (MIVB);
2. het RAMCO-commandocenter (politieafdeling van de Brusselse metro en spoorwegen).
In het BCO worden 24u/24u de beelden gevolgd van 980 camera's van de MIVB. Deze beeldbewaking leidt tot gemiddeld 110 interventies per 24u. Dit kan gaan van een geblokkeerde lift of van iemand die ziek wordt tot echte incidenten. Daarvan zijn er 20 à 30 per dag.
Doel van het systeem is in de eerste plaats preventie. Wanneer de MIVB zelf het probleem kan oplossen dan wordt de eigen bewaking ingeschakeld. Als er een echt incident is dan wordt de politie ingeschakeld. Door de beelden in real time kan de politie precies aangestuurd worden en kan eventueel versterking worden opgeroepen.
Voor dit laatste staan er zowel preventie- als interventieploegen klaar. De preventieploegen zijn er in 42 stations vooral tussen 04.00 pm tot 12.00 pm.
Het BCO slaat de beelden niet op en kan ze dus ook niet opnieuw bekijken.
In het RAMCO beschikt men over dezelfde beelden als het BCO maar daar worden de beelden ook opgeslagen voor eventuele gerechtelijke exploitatie. Maximaal blijven de beelden 30 dagen bewaard. In de praktijk nooit meer dan 20 dagen (opslagcapaciteit). De opslag van beelden laat toe om na te gaan wat er precies gebeurd is (cf. zaak Van Holsbeek). Door reconstructie van de feiten kunnen ook beelden opgezocht worden op andere plaatsen of eventuele getuigen opgespoord worden.
2. Bezoek dispatching Molenbeek
Op dit ogenblik zijn er 110 camera's en 18 monitoren die door politiepersoneel geviseerd worden. In Koekelberg (zelfde politiezone) worden de beelden geviseerd door stewards van de gemeente. In Molenbeek worden de beelden opgeslagen met het oog op eventuele gerechtelijke finaliteit.
De camera's staan over het algemeen op gevoelige plaatsen waar strafbare feiten kunnen worden gepleegd. In Molenbeek bijvoorbeeld zijn bepaalde plaatsen berucht als actieterrein van drugsdealers. Er worden dag en nacht opnames gemaakt.
Het voetbalterrein van de gemeente Molenbeek wordt ook permanent gefilmd en de camera's staan in verbinding met het dispatchingcenter.
Het grote voordeel is het preventieve effect en het feit dat, als er iets gebeurt, men precies kan zien wat er aan de hand is. Op dit ogenblik is de inzet van camera's onontbeerlijk gebleken. Het maakt het mogelijk om minder politiepersoneel in te zetten en de beelden laten toe om niet op te treden als het niet nodig is.
Op de vraag of de beelden niet in real time kunnen worden doorgestuurd naar de politie die in de zone patrouilleert, is het antwoord negatief. Hierbij rijst immers het probleem van de vertrouwelijkheid want er moet een beroep worden gedaan op een privéoperator en dat gaat in tegen de wet op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.
Wat het gebruikte materiaal betreft, beschikt de gemeente Molenbeek over twee soorten camera's. De zogenoemde camera's van de eerste generatie (jaar 1992) en de camera's van de tweede generatie (jaar 2004). Met die laatste soort is een snelle scanning mogelijk en kan er op een beeld worden ingezoomd.
Er zijn momenteel camera's van de derde generatie die permanent 360 °C kunnen scannen. De gemeente Molenbeek beschikt hier nog niet over, in tegenstelling tot Koekelberg.
3. Problemen
a) De toepassing van de BOM-wet
Artikel 47sexies, van de wet van 6 januari 2003 betreffende de bijzondere opsporingsmethoden bepaalt :
« § 1. Observatie in de zin van dit wetboek is het stelselmatig waarnemen door een politieambtenaar van één of meerdere personen, hun aanwezigheid of gedrag, of van bepaalde zaken, plaatsen of gebeurtenissen.
Een stelselmatige observatie in de zin van dit wetboek is een observatie van meer dan vijf opeenvolgende dagen of van meer dan vijf niet-opeenvolgende dagen gespreid over een periode van een maand, een observatie waarbij technische hulpmiddelen worden aangewend, een observatie met een internationaal karakter, of een observatie uitgevoerd door de gespecialiseerde eenheden van de federale politie.
Een technisch hulpmiddel in de zin van dit wetboek is een configuratie van componenten die signalen detecteert, deze transporteert, hun registratie activeert en de signalen registreert, met uitzondering van de technische middelen die worden aangewend om een maatregel als bedoeld in artikel 90ter uit te voeren.
§ 2. De procureur des Konings kan in het kader van het opsporingsonderzoek een observatie machtigen wanneer het onderzoek zulks vereist en de overige middelen van onderzoek niet lijken te volstaan om de waarheid aan de dag te brengen.
Een observatie met gebruik van technische hulpmiddelen kan enkel gemachtigd worden wanneer er ernstige aanwijzingen zijn dat de strafbare feiten een correctionele hoofdgevangenisstraf van een jaar of een zwaardere straf tot gevolg kunnen hebben.
§ 3. De machtiging tot observatie is schriftelijk en vermeldt :
1º de ernstige aanwijzingen van het strafbaar feit die de observatie wettigen en indien de observatie zich situeert in het proactieve onderzoek zoals omschreven in artikel 28bis, § 2, de bijzondere aanwijzingen met betrekking tot de elementen omschreven in deze laatste bepaling;
2º de redenen waarom de observatie onontbeerlijk is om de waarheid aan de dag te brengen;
3º de naam of indien die niet bekend is, een zo nauwkeurig mogelijke beschrijving van de geobserveerde persoon of personen, alsmede van de zaken, plaatsen of gebeurtenissen bedoeld in § 1;
4º de wijze waarop aan de observatie uitvoering zal worden gegeven, daaronder begrepen de toelating tot het gebruik van technische hulpmiddelen in de gevallen bepaald bij § 2, tweede lid, en artikel 56bis, tweede lid. In dit laatste geval vermeldt de machtiging van de onderzoeksrechter het adres of een zo nauwkeurig mogelijke plaatsbepaling van de woning waarop de observatie betrekking heeft;
5º de periode tijdens welke de observatie kan worden uitgevoerd en die niet langer mag zijn dan één maand te rekenen van de datum van de machtiging;
6º de naam en de hoedanigheid van de officier van gerechtelijke politie, die de leiding heeft over de uitvoering van de observatie. »
Dit artikel stelt dus dat voorafgaandelijk de toelating nodig is van het parket om een pro-actief opsporingsonderzoek te doen naar bepaalde criminaliteitsfenomenen. Het feit dat de beelden 24u/24u bekeken worden door de politie en dat ze worden opgeslagen maakt dat ze onder de BOM-wet vallen. Een schriftelijke toelating is nodig van de BOM-magistraat wanneer men beelden wil maken van een bepaalde drugstraffikant.
De beelden kunnen dus niet proactief worden gebruikt, zonder toestemming, maar enkel retroactief.
b) Specifieke misdrijven
De BOM-wet kan enkel gebruikt worden voor misdrijven die met meer dan één jaar bestraft worden. Daardoor is cameragebruik onmogelijk in de strijd tegen sluikstorten. Dergelijke beelden vallen niet onder de BOM-wet wanneer ze door stewards zouden bekeken worden. Reden hiervan is dat in een Ordonnantie van het Brussels Gewest sluikstorten zowel een misdrijf is als een feit waarvoor een administratieve sanctie kan worden opgelegd. Het is dus een overtreding met een gemengd karakter. Aangezien de voorziene straf echter lager is dan één jaar kan geen gebruik gemaakt worden van camerabeelden die onder de BOM-wet vallen.
c) Probleem van pictogram van de camerabewaking
Het signaleren van de camera's aan de hand van een pictogram vormt ook een probleem. Momenteel zijn er ten minste 4 pictogrammen per camera nodig, gelet op de scanning die zij doen. Dat zijn in totaal 240 borden met pictogrammen enkel voor de gemeente Molenbeek.
In de toekomst zullen er in Molenbeek 150 camera's zijn. Moeten daarvoor overal pictogrammen worden opgehangen ?
De gemeente koos voor één enkel bord bij het betreden van de zone met cameratoezicht, ook al stemt dat niet overeen met de camerawet van 21 maart 2007.
SENAAT
Commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden
Evaluatie van de wet tot regeling van de plaatsing en het gebruik van bewakingscamera's; nr. 4-1114/1
Rapporteur : de heer Dirk Claes
Wetsvoorstel houdende wijziging van de wet van 21 maart 2007 tot regeling van de plaatsing en het gebruik van bewakingscamera's (van de heer Filip Anthuenis en mevrouw Nele Lijnen); nr. 4-1149/1
Rapporteur : de heer Dirk Claes
Werkstuk nr. 3
Tweede versie
Inhoudsopgave
1. Voorstel technische werkgroep
2. Officieuse coördinatie (F)
3. Officieuse coördinatie (N)
Technische werkgroep camerawet
Twee voorafgaande opmerkingen
1. Wet op de bewakingscamera's versus de BOM-wet
Politiediensten maken op verschillende manieren gebruik van camera's bij de uitoefening van hun functies. Dit gebruik wordt geregeld door verschillende wetten.
Het gebruik van bewakingscamera's door de politie valt onder de toepassing van de wet van 21 maart 2007 tot regeling van de plaatsing en het gebruik van bewakingscamera's.
Het gebruik van verborgen camera's in het kader van een gerechtelijk onderzoek valt onder de toepassing van de wet op de bijzondere opsporingsmethoden (de BOM-wet), ingevoerd in het wetboek van strafvordering door artikel 4 van de wet van 6 januari 2003.
Tussen deze beide toepassingen zit nog een waaier van toepassingen die niet precies wettelijk geregeld is. Zo gebruikt de politie, in het kader van pro-actieve politieacties, camera's om terreinverkenningen te doen, of worden bewijsteams uitgerust met camera's om misdrijven vast te leggen en daders op te sporen. Dit alles kadert in de opdrachten van bestuurlijke politie als omschreven in artikel 14 van de wet op het politieambt van 5 augustus 1992.
Dit gebruik van camera's valt zowel buiten het toepassingsgebied van de wet op de bewakingscamera's als dat van de BOM-wet. Algemeen wordt het gebruik van de camera's in het kader van een pro-actief politieoptreden verantwoord door de verwijzing naar artikel 44/1 van de wet op het politieambt. Dit artikel laat de politiediensten toe gegevens van persoonlijke aard en inlichtingen in te winnen en te verwerken, meer bepaald met betrekking tot de gebeurtenissen, de groeperingen en de personen die een concreet belang vertonen voor de uitoefening van hun opdrachten.
Artikel 44/2 van de wet op het politieambt bepaalt dat het inwinnen, de verwerking en het toezenden van de inlichtingen en gegevens bedoeld in artikel 44/1 moet gebeuren overeenkomstig de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens.
Het is echter onzeker dat de algemene omschrijving van artikel 44/1 van de wet op het politieambt voldoende specifiek is (een grondwettelijke voorwaarde) om het gebruik van camera's in die voorwaarden in alle omstandigheden toe te laten.
Deze opmerking houdt geen verband met de thans voorliggende wijziging van wet op de bewakingscamera's maar de technische werkgroep meent dat het niet onnuttig is om de commissie te wijzen op deze problematiek.
2. Pictogram
Een van de problemen die de commissie wenst op te lossen is dat van het pictogram. Voor wat de mobiele camera's betreft wordt in de wijzigingsvoorstellen een oplossing voorgesteld.
Voor wat betreft de vaste bewakingscamera's meent de technische werkgroep dat er eigenlijk geen probleem is voor het plaatsen van pictogrammen in niet-besloten plaatsen.
Artikel 8 van de huidige camerawet verplicht immers niet om bij elke camera een pictogram op te hangen, integendeel. Artikel 8 verplicht enkel dat de plaats waar camerabewaking gebeurt met een pictogram wordt aangegeven.
Wanneer er camerabewaking gebeurt over het geheel van het grondgebied van een gemeente is het niet strijdig met de wet om de camerabewaking aan te geven met een pictogram op de invalswegen van de gemeente.
Wanneer er camerabewaking gebeurt binnen een bepaalde zone van een gemeente (een markt, een wijk), volstaat het de camerabewaking aan te geven met een pictogram bij het betreden van die zone.
Wijzigingsvoorstel nr. 1
Art. 2
Dit artikel vervangen als volgt :
« Art. 2. — Artikel 2, 4º van de wet van 21 maart 2007 tot regeling van de plaatsing en het gebruik van bewakingscamera's wordt aangevuld als volgt :
« de bewakingscamera die verplaatst wordt tijdens de observatie teneinde vanaf verschillende plaatsen en posities te filmen, wordt als mobiel beschouwd; ». »
Verantwoording
Het leek aangewezen om een definitie te geven van « mobiele camera » in het artikel dat de basisbegrippen van de camerawet bevat. Verder in het wetsvoorstel worden de voorwaarden bepaald voor het gebruik van deze mobiele camera's.
In het voorstel van de werkgroep verdwijnt de definitie van « intelligente camera », er is geen enkele toepassing te bedenken van de voorgestelde definitie die niet gedekt wordt door de omschrijving van bewakingscamera in artikel 2, 4º van de huidige wet.
Indien het gaat om toestellen die enkel andere parameters meten dan gaat het niet langer om bewakingscamera's. (Zie ook de commentaar van de Dienst Wetsevaluatie)
Wijzigingsvoorstel nr. 2
Art. 4
In artikel 4 worden de volgende wijzigingen aangebracht :
A. De in het 1º voorgestelde § 2 aanvullen met een derde lid, luidende :
« Het advies van de korpschef heeft betrekking op de omvang en het soort criminaliteit in de desbetreffende niet-besloten plaats »;
B. Het 3º vervangen als volgt :
« paragraaf 3, tweede lid wordt aangevuld als volgt :
« en aan de korpschef van de politiezone waar die niet-besloten plaats zich bevindt. In dit formulier bevestigt de verantwoordelijke voor de verwerking dat de plaatsing en het voorgenomen gebruik van de camera of camera's in overeenstemming is met de beginselen van de wet van 8 december 1992. »;
C. Het 4º vervangen als volgt :
« in paragraaf 4, eerste lid, worden de woorden « de politiediensten onmiddellijk kunnen ingrijpen bij misdrijven, schade of ordeverstoring en in hun optreden optimaal kunnen worden gestuurd » vervangen door de woorden « de bevoegde diensten onmiddellijk kunnen ingrijpen bij misdrijf, schade, overlast of ordeverstoring en deze diensten in hun optreden optimaal kunnen worden gestuurd »;
D. Het 5º vervangen als volgt :
« in paragraaf 4, derde lid, worden de woorden « overlast of » ingevoegd tussen de woorden « bewijzen te verzamelen van » en het woord « feiten »en worden in de Franse tekst de woorden « de l'ordre » ingevoegd tussen het woord « perturbateur » en de woorden « un témoin »;»
E. Het 6º vervangen als volgt :
« in paragraaf 4, vierde lid, worden de worden de woorden « van een misdrijf of van schade » vervangen door de woorden « van een misdrijf, van schade of van overlast » en worden in de Franse tekst de woorden « de l'ordre » ingevoegd tussen het woord « perturbateur » en de woorden « un témoin » »;
Verantwoording
A. Hoewel vermeld in de toelichting bij het wetsvoorstel wordt in het beschikkend gedeelte niet bepaald waarover de korpschef zijn advies moet geven.
B. Dit zijn enkele preciseringen gesuggereerd door de Dienst Wetsevaluatie.
C. Dit betreft enkel een redactionele verbetering.
D. Dit betreft enkel een redactionele verbetering.
E. De voorgestelde redactie verhoogt enkel de leesbarheid van deze bepaling.
Wijzigingsvoorstel nr. 3
Art. 4/1 (nieuw)
Een artikel 4/1 invoegen, luidende :
« Na artikel 7 van de wet wordt een nieuw hoofdstuk III/1 ingevoegd, met als opschrift :
« Hoofdstuk III/ 1 — Voorwaarden waaronder het gebruik van mobiele bewakingscamera's is toegestaan. ». »
Verantwoording
Gelet op de specificiteit van de procedure voor mobiele bewakingscamera's (enkel door politiediensten, beperkt in de tijd, in specifieke omstandigheden) is het aangewezen de voorwaarden in een apart hoofdstuk onder te brengen.
Wijzigingsvoorstel nr. 4
Art. 4/2 (nieuw)
Het 7º van artikel 4 doen vervallen en vervangen door een artikel 4/2, luidende :
« Onder hoofdstuk III/1 wordt in de wet een artikel 7/1 ingevoegd, luidende :
« Artikel 7/1
De politiediensten kunnen gebruik maken van mobiele bewakingscamera's tijdens grote volkstoelopen. Het betreft uitsluitend niet-permanente opdrachten die tevens in uitvoeringstijd beperkt zijn. ». »
Verantwoording
De werkgroep stelt voor om de eerste zin van artikel 4, 7º van het wetsvoorstel te wijzigen. De initiële tekst bevatte zowel de definitie als de toepassingsvoorwaarden voor het gebruik van mobiele bewakingscamera's. De definitie van mobiele bewakingscamera's wordt in het voorstel van de werkgroep naar artikel 2 van de wet verplaatst. Voor wat de toepassingsvoorwaarden betreft heeft de werkgroep er voor geöpteerd voor de terminologie die reeds wordt gebruikt in artikel 22 van de wet op het politieambt van 5 augustus 1992.
Dit artikel regelt de bevoegdheden van administratieve politie inzake de openbare ordehandhaving bij massa-evenementen en heeft tot nog toe niet geleid tot enig interpretatieprobleem. Het leek een veilige keuze te opteren voor bestaande terminologie als men hetzelfde bedoelt.
Hoewel deze tekst het voordeel biedt dat hij bondiger is dan de tekst van het wetsvoorstel, rijst de vraag of de gemiddelde burger begrijpt wat precies bedoeld wordt met « massale volkstoeloop ». Indien de commissie meent dat dit niet het geval is dan moet een ruimere omschrijving gekozen worden. De commissie kan eventueel ook beslissen dat het is aangewezen in het dispositief te verwijzen naar artikel 22 van de wet op het politieambt.
De tweede zin is de letterlijke overname van de tekst van het wetsvoorstel
Wijzigingsvoorstel nr. 5
Art. 4/3 (nieuw)
Een artikel 4/3 invoegen, luidende :
« Art. 4/3. — Onder hoofdstuk III/1 wordt in de wet een artikel 7/2 ingevoegd, luidende :
« Artikel 7/2
§ 1. De beslissing tot het gebruik van mobiele camera's (in een niet-besloten plaats of een voor het publiek toegankelijke besloten plaats) wordt genomen door de officier van bestuurlijke politie aan wie de operationele verantwoordelijkheid is toevertrouwd in overeenstemming met de artikelen 7/1 tot 7/4 van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt. Hij brengt de betrokken burgemeester hiervan op de hoogte.
De officier van bestuurlijke politie, bedoeld in het vorige lid, waakt er tevens over dat het gebruik van de camera's doelmatig en efficiënt is en in overeenstemming is met de in de wet van 8 december 1992 bepaalde beginselen.
De beslissing tot het gebruik van mobiele bewakingscamera's in de zin van het eerste lid is vrijgesteld van mededeling aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.
§ 2. Het bekijken van beelden in realtime is uitsluitend toegestaan opdat de politiediensten zich preventief kunnen opstellen en onmiddellijk kunnen ingrijpen bij overlast misdrijven, schade of ordeverstoring en in hun optreden optimaal kunnen worden gestuurd.
Een koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, waarvan het ontwerp voor advies is voorgelegd aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, bepaalt de voorwaarden waaronder personen bevoegd kunnen zijn om die beelden te bekijken en wijst deze personen aan, welke handelen onder toezicht van de politiediensten.
§ 3. Het opnemen van beelden is uitsluitend toegestaan :
— om preventieve maatregelen te nemen om een verstoring van de openbare orde te vermijden;
— om bewijzen te verzamelen van feiten die een misdrijf opleveren of een aantasting van de openbare orde;
— om bewijzen te verzamelen van feiten die schade of overlast veroorzaken;
— om daders, ordeverstoorders, getuigen of slachtoffers op te sporen en te identificeren.
§ 4. Indien de beelden geen bijdrage kunnen leveren tot het bewijzen van overlast, een misdrijf of schade of tot het identificeren van een dader, een ordeverstoorder, een getuige of een slachtoffer, worden zij niet langer dan één maand bewaard. ». »
Verantwoording
Het komt de commissie toe te beslissen tot hoe ver mobiele bewakingscamera's kunnen worden ingezet. Bij ordehandhaving denkt men onmiddelijk aan niet-besloten plaatsen (straten, pleinen, parken,...) maar het gebruik van mobiele camera's kan ook zijn nut hebben bij massa-evenementen die zich afspelen op voor het publiek toegankelijke besloten plaatsen (pop-concerten in open lucht of in een grote zaal (Rock Werchter, Vorst, Sportpaleis, ...). De toelating tot de inzet van mobiele bewakingscamera's biedt op dat vlak onmiskenbaar voordelen maar houdt risico's in. Kan de politie filmen in een dancing, op een massafuif ? Bestaat niet het risico dat er enkel wordt gefilmd met het oog op het opsporen van misdrijven maar op die manier ontsnapt aan het toezicht door het parket in het kader van de BOM-wet ?
§ 1. Verschillende sprekers hebben gewezen op de problemen met de huidige procedure bij de inzet van mobiele camera's (een voorafgaand positief advies van gemeenteraad en korpschef van de zone). De procedure voorzien in het wetsvoorstel biedt niet aan alle gevallen een adequaat antwoord : Als burgemeester niet snel genoeg bereikt kan worden dreigt er soms veel kostbare tijd verloren te gaan. Indien een ordeverstoring verspreidt is over het grondgebied moeten al deze burgemeesters hun toelating geven.
Daarom stelt de technische werkgroep een andere procedure voor. De beslissing tot de inzet van mobiele bewakingscamera's wordt genomen door de officier van bestuurlijke politie aan wie de operationele verantwoordelijkheid is toevertrouwd in overeenstemming met de artikel 7/1 tot 7/4 van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt. Deze artikelen voorzien een trapsgewijze toebedeling van de operationele leiding.
Wanneer het politieoptreden beperkt is tot een zone dan heeft de korpschef van de zone de operationele leiding. Wanneer politiediensten van verschillende zones moeten optreden dan wordt de operationele leiding waargenomen door de korpschef die is aangewezen in een akkoord tussen de verschillende burgemeesters. Wanneer de inzet van de federale politie wordt gevorderd dan wordt de operationele leiding toevertrouwd aan de DIRCO. Wanneer het gaat om een federale operatie dan wordt de operationele leiding die het gezamenlijk optreden van één of verschillende lokale politiekorpsen en de federale politie vereist, uitgeoefend door het politieniveau dat in de richtlijn is aangewezen.
Het voordeel van deze oplossing is dat zij aansluit bij de reële werking van de politiediensten waarbij op elk moment duidelijk is wie de operationele leiding heeft.
Wel wordt voorgesteld dat degene die de operationele leiding heeft de betrokken burgemeesters op de hoogte brengt.
De beslissing tot het gebruik van mobiele bewakingscamera's wordt wel vrijgesteld van mededeling aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Aan te stippen valt dat het woord « mededeling » moet begrepen worden als « aangifte » in de zin van de privacywet.
§ 2. Deze paragraaf herneemt het 4º van het wetsvoorstel met dien verstande dat het wordt ingevoegd voor het 3º van het wetsvoorstel om de interne logica van de huidige camerawet te blijven volgen. Ook zijn de woorden « of voorafgaan » weggelaten omdat die in geen enkele vergelijkbare bepaling van de camerawet zij opgenomen.
Het tweede lid van § 2 herneemt het 5º van het wetsvoorstel.
§ 3. In dit artikel, dat het 3º herneemt van het wetsvoorstel is de lange zin, die met de vele « of » bijna onleesbaar wordt, opgesplitst in onderdelen om de leesbaarheid te verhogen.
De vraag rijst of een dergelijke indeling dan niet moet worden overgenomen in de andere artikelen van de wet die gelijkaardige bepalingen bevatten.
§ 4. In dit artikel, dat het 6º herneemt van het wetsvoorstel, is het begrip overlast toegevoegd.
Wijzigingsvoorstel nr. 6
Art. 5
A. Het 2º vervangen als volgt :
« in het tweede lid, worden de woorden « overlast of » ingevoegd tussen de woorden « bewijzen te verzamelen van» en het woord « feiten »en worden in de Franse tekst de woorden « de l'ordre » ingevoegd tussen het woord « perturbateur » en de woorden « un témoin »; »
B. Het 3º vervangen als volgt :
« in het derde lid, worden de worden de woorden « van een misdrijf of van schade » vervangen door de woorden « van een misdrijf, van schade of van overlast » en worden in de Franse tekst de woorden « de l'ordre » ingevoegd tussen het woord « perturbateur » en de woorden « un témoin »; »
Verantwoording
Het betreft louter technische wijzigingen, gebaseerd op het advies van de Dienst Wetsevaluatie.
Wijzigingsvoorstel nr. 7
Art. 6
Dit artikel vervangen als volgt :
« In artikel 7,§ 3 van dezelfde wet, worden de woorden « van een misdrijf of van schade » vervangen door de woorden « van een misdrijf, van schade of van overlast » en worden in de Franse tekst de woorden « de l'ordre » ingevoegd tussen het woord « perturbateur » en de woorden « un témoin ». »
Verantwoording
Het betreft louter technische wijzigingen, gebaseerd op het advies van de Dienst Wetsevaluatie.
Wijzigingsvoorstel nr. 8
Art. 7
Dit artikel als volgt vervangen :
« Art. 7. — Artikel 8 van de wet wordt gewijzigd als volgt :
A. « De tweede zin van het tweede lid wordt vervangen door een nieuw derde lid, luidende :
« Geldt als voorafgaande toestemming :
1º het betreden van een plaats waar een pictogram aangeeft dat er camerabewaking plaatsvindt;
2º de aanwezigheid op een niet-besloten plaats waar op zichtbare wijze van mobiele bewakingscamera's wordt gebruikgemaakt in de zin van artikel 7/1. »
B. Een nieuw vierde lid wordt ingevoegd, luidende :
« Mobiele bewakingscamera's gemonteerd op niet-gebanaliseerde voertuigen, vaartuigen of hefschroef-vliegtuigen worden geacht op zichtbare wijze gebruikt te zijn. . »
Verantwoording
De juiste formulering hangt af van de optie die de commissie licht in artikel 4/3.
Op die manier worden de twee afwijkingen van het algemeen principe gegroepeerd.
Het nieuw voorgestelde vierde lid probeert een oplossing te vinden voor het filmen met mobiele camera's vanaf een politievoertuig.
Wijzigingsvoorstel nr. 9
Art. 9
Dit artikel doen vervallen.
Verantwoording
De technische werkgroep was overwegend de mening toegedaan dat dit artikel geen bijkomende waarborgen biedt in vergelijking met het huidige artikel 10. Dit artikel 10 bepaalt nu reeds dat bewakingscamera's geen beelden mogen opleveren die de intimiteit schenden of mogen gericht zijn op het inwinnen van informatie over filosofische, religieuze, politieke of syndicale gezindheid, ethnische of sociale origine, het sexuele leven of de gezondheidstoestand.
Wijzigingsvoorstel nr. 10
Art. 10
Dit artikel vervangen als volgt :
« In artikel 13, tweede lid, van dezelfde wet worden tussen de woorden « de artikelen 5, 6, 7 » en de woorden « en 8 » de cijfers « , 7/1, 7/2 » ingevoegd. »
Verantwoording
Zoals reeds is uiteengezet bij voorstel tot wijziging nr. 1 meent de technische werkgroep dat er geen redenen zijn om een specifieke regeling te ontwerpen voor zogenaamde « smart » of intelligente camera's. Daarentegen is het wel aangewezen om de in artikel 13 van de camerawet voorziene strafbepalingen van toepassing te maken op de inbreuken op de regeling inzake mobiele camera's.