(N.): Vraag gesteld in het Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in het Frans
Vanaf 1 juli 2007 wordt in de ziekteverzekering het WIGW-statuut vervangen door het « statuut OMNIO ». Daardoor wordt niet langer alleen rekening gehouden met het statuut van de verzekerde, maar ook met de inkomenssituatie om te genieten van een verhoogde tegemoetkoming. Op zich is dat een goede zaak.
De mutualiteiten klagen evenwel de administratieve overlast aan. Verzekerden moeten zelf zorgen voor bewijsstukken van hun inkomenssituatie. Mutualiteiten krijgen een rol van belastingscontroleur.
Voor zelfstandigen zou de inkomensgrens verhoogd worden met 25 %.
1. Hoe zal de aanvraagprocedure van het « statuut OMNIO » verlopen ?
2. Hoe zal de geachte minister garanderen dat er geen misbruiken mogelijk zijn wanneer men op erewoord of met bewijsstukken verklaart een laag inkomen te hebben om van het « statuut OMNIO » te kunnen genieten ?
3. Hoe kunnen bedienden van de mutualiteiten deze gegevens controleren ?
4. Kunnen de gevraagde gegevens niet doorgegeven worden door de belastingadministratie, die meedeelt of iemand al dan niet onder de gestelde inkomensgrens valt, zodat enerzijds de privacy beter wordt gerespecteerd en anderzijds de mutualiteiten geen bijkomende controletaak opgelegd krijgen ?
5. Klopt het dat voor zelfstandigen de inkomensgrens zou verhoogd worden met 25 % ?
6. Wat is daarvoor de reden zijn ?
Antwoord : Ik zou eerst graag willen verduidelijken dat het statuut OMNIO als bedoeling heeft het huidige systeem van verhoogde tegemoetkoming uit te breiden en dus niet te vervangen. De twee systemen zullen langs elkaar blijven bestaan gedurende een tijd die nog niet gedetermineerd is.
Ik wil ook graag aanduiden dat, in tegenstelling tot wat sommige denken, de « inkomenscontrole » door de ziekenfondsen niet nieuw is : deze is reeds van toepassing op de meerderheid van diegene die vandaag genieten van een verhoogde tegemoetkoming.
Vanaf 1 april 2007 kan elk gezin, wiens inkomsten minder bedragen dan een door de reglementering vastgesteld bedrag, de verhoogde verzekeringstegemoetkoming vragen, zelfs als geen enkel gezinslid de « WIGW »-hoedanigheid geniet. Dit wordt het « OMNIO »-statuut genoemd. Het recht op de verhoogde tegemoetkoming zal daadwerkelijk worden verleend vanaf 1 juli 2007 aan diegenen die de voorwaarden vervullen en vóór die datum de ertoe noodzakelijke formaliteiten hebben verricht.
1. De procedure om het OMNIO-statuut aan te vragen verloopt als volgt. Een gezinslid (zoals dit blijkt uit de gegevens van het Rijksregister) dient een aanvraag in bij zijn verzekeringsinstelling. Elk gezinslid onderschrijft een verklaring op eer met betrekking tot zijn inkomsten van het vorige jaar, vergezeld van de gevraagde bewijsdocumenten (loonfiche of samenvattende fiche, bewijs door de uitbetalingsinstelling van werkloosheidsuitkeringen, laatste aanslagbiljet).
Zoals dit het geval is bij de verhoogde tegemoetkoming die wordt toegekend op basis van een hoedanigheid (« WIGW »), verifieert de verzekeringsinstelling of de inkomensvoorwaarde wel degelijk vervuld is op basis van de verklaring en de erbij te voegen documenten, alsook op basis van de overige gegevens waarover hij beschikt (zoals de bijdragedocumenten).
Indien de voorwaarden vervuld zijn, wordt het recht op de verhoogde tegemoetkoming toegekend vanaf de eerste dag van het trimester dat volgt op datgene waarin de verklaring op eer werd ingediend.
2. De aandacht van de verzekerden wordt gevestigd op de risico's die zij lopen ingeval van onterechte toekenning van het OMNIO-statuut. Eenmaal de belastinginkohiering heeft plaatsgevonden met betrekking tot de inkomsten die dienen te worden vermeld in de verklaring op eer, start een controleprocedure waarbij de administratie van de Ondernemings- en Inkomensfiscaliteit wordt betrokken. Als hieruit blijkt dat het inkomstenplafond overschreden is, wordt het recht op verhoogde tegemoetkoming met terugwerkende kracht ingetrokken : de verzekerden dienen dus de verstrekkingen terug te storten die zij onterecht hebben genoten (hetzij het bedrag van de verhoogde verzekeringstegemoetkoming). Meer, bij bedrieglijke overmaking van onjuiste gegevens kan hen een administratieve sanctie worden opgelegd. Tot slot kunnen zij geen nieuwe OMNIO-aanvraag indienen gedurende een volledig kalenderjaar.
Het besluit voorziet in de mogelijkheid om de behartigenswaardige gevallen te omschrijven waarvoor het recht niet retroactief zal worden ingetrokken en dit met het oog op de bescherming van gezinnen die te goeder trouw een fout zouden hebben begaan bij het beoordelen van hun inkomsten of wier situatie ondertussen sterk is verslechterd.
3. De mutualiteiten controleren reeds gedurende jaren de inkomens van de rechthebbenden op de verhoogde tegemoetkoming. Deze oefening is niet steeds gemakkelijk. Een omzendbrief van het RIZIV, die binnenkort zal verschijnen, overloopt de diverse inkomsten en de wijze waarop zij in rekening dienen te worden genomen. Bovendien werd in de schoot van dit Instituut een « cel OMNIO » in het leven geroepen waar de administratie en de verzekeringsinstellingen elkaar regelmatig ontmoeten teneinde zo snel mogelijk de moeilijkheden te detecteren op het terrein en voorstellen tot oplossing uit te werken.
4. In dit nieuwe systeem zijn de referentieinkomens diegene van het jaar dat de erewoordverklaring voorafgaat. De fiscale administratie kan op het ogenblik van de aanvraag die inkomsten nog niet verschaffen.
Het besluit voorziet trouwens dat wanneer de gegevens beschikbaar zijn in het netwerk van de Kruispuntbank van de sociale zekerheid, de mutualiteit langs dit netwerk dient te passeren in plaats van een beroep te doen op de verzekerde. Het aantal gevraagde documenten aan de verzekerden zal dus verminderen in de mate waarin het betrokken netwerk wordt verrijkt met nieuwe beschikbare gegevens.
5 en 6. Voor alle verzekerden geldt éénzelfde plafond.
De verhoging met 25 % waaraan het geachte lid refereert, is van toepassing op de beroepsinkomsten van zelfstandigen. Meer algemeen wordt inderdaad rekening gehouden met de bruto-inkomsten. Voor de loontrekkenden betreft het inkomsten vóór aftrek van beroepskosten. Omwille van de bijzondere aard van de inkomsten van zelfstandigen, wordt voor hen rekening gehouden met het verschil tussen de bruto-winsten en baten en de hieraan gekoppelde beroepslasten. De vermenigvuldiging van het verkregen bedrag, dat een nettobedrag is, met 100/80 stemt overeen met een « forfaitaire brutering » van het inkomen. Deze bepaling is reeds jaren van toepassing bij de verhoogde tegemoetkoming.